Organisatie | Soest |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Landschap- en Natuurontwikkelingsplan |
Citeertitel | Landschap- en Natuurontwikkelingsplan |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
N.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-03-2020 | nieuwe regeling | 19-03-2020 |
In opdracht van de gemeente Soest actualiseert Brons+partners landschapsarchitecten, i.s.m. BügelHajema en Van den Bijtel ecologisch onderzoek het LOP Eemland uit 2005-2015 (brons+partners landschapsarchitecten) voor het buitengebied van de gemeente Soest met de kernen Soest en Soesterberg.
Disclaimer: Onder ‘Soest’ in de tekst wordt de gemeente Soest met de kernen Soest en Soesterberg bedoeld.
In 2016 heeft de gemeenteraad de evaluatie van het Landschapsontwikkelingsplan Eemland 2005-2015 (LOP) vastgesteld. Er zijn aanbevelingen gedaan voor een nieuw op te stellen LOP. Alvorens daadwerkelijk een nieuw Landschap- en natuurontwikkelingsplan (LOP) op te stellen, is eerst gestart met een verkenning. In de Verkenning is een aantal keuzes uitgewerkt en is aan de hand van toekomstscenario’s het ambitieniveau voor het buitengebied van Soest inzichtelijk gemaakt. De gemeenteraad heeft gekozen voor de middenvariant: een mooier en groener Soest. De thema’s herkenbare landschappen en cultuurhistorie, biodiversiteit en belevingsmogelijkheden van het landschap en de natuur voeren hierin de boventoon.
Het nieuwe Landschaps- en natuurontwikkelingsplan Soest, kortweg het LOP, kent een looptijd van vijf jaar en gaat over de periode 2019-2024. Daarnaast speelt de opstart van de omgevingsvisie Soest, waarbij dit LOP als input zal dienen.
1.2 STERKE LANDSCHAPS- EN NATUURVISIE NODIG
Het landschap van de gemeente Soest vraagt om een sterke landschaps- en natuurvisie. Daarmee kan zij haar fenomenale landschapscompositie van agrarische openheid en natuurlijke beslotenheid verder ontwikkelen. En kan Soest haar eigen identiteit vasthouden voor de bevolking van Soest en voor het groeiend aantal bezoekers, die steeds meer afkomstig zijn vanuit stedelijke agglomeraties zoals Amsterdam, Utrecht en Amersfoort.
Een sterke visie is daarom noodzakelijk om ruimtelijke ‘claims’ die voortdurend ontstaan in goede banen te leiden. Dit betekent dat het behoud van de identiteit van Soest èn de inzet van de gemeente en haar partners voor de verdere ontwikkeling van het buitengebied van eminent belang is om daarmee nieuwe ontwikkelingen met ruimtelijke kwaliteit en draagvlak te laten plaatsvinden. Hierbij hoort ook het betrekken van burgers en vrijwilligers met kennis die goed bruikbaar is bij de uitwerking van projecten.
1.3 AANTREKKELIJKE LIGGING EN WERVEND KARAKTER VAN SOEST
De goede bereikbaarheid van Soest, herkenbaar onderdeel van de grotere groene structuur van het nationaal park de Utrechtse Heuvelrug, onderdeel vormend van het Nationaal Natuur Netwerk, betekent voor de stedelijke omliggende bevolking een aantrekkelijk recreatief perspectief. Voor wie zoekt naar ‘echte natuur, afwisselende bossen met reliëf en grootste zandverstuivingen, of juist de openheid wil ervaren van de Eempolder, is in Soest op de juiste plek. Een uitgebreid recreatief wandel- en fiets routenetwerk is daarbij aanwezig.
Daarbij komt ook nog eens de indrukwekkende en aantrekkelijke cultuurhistorische context met haar erfgoed voor extra beleving èn de aanwezigheid van nabije attracties zoals de vliegbasis Soesterberg en het Nationaal militair museum, Paleis Soestdijk en de dierentuin van Amersfoort.
Fragment uit het beleidsplan recreatie en toerisme:
DE GEMEENE SOEST ZET IN OP HETVERSTERKEN VAN DE IDENTITEIT, VITALITEIT EN BIODIVERSITEIT VAN HAARLANDSCHAPPEN. SOEST WERKT AAN HET VERDER ONTWIKKELEN VAN DEBELEVINGSMOGELIJKHEDEN VAN LANDSCHAP EN NATUUR. ZE VRAAGT DAARBIJ MEER AANDACHT VOOR HET CULTUURHISTORISCHE ERFGOED.
De kernkwaliteiten en parels, de waardevolle plekken, geven de identiteit weer van het Soester buitengebied. Ze zijn ontstaan uit het samenspel van landschapsontwikkeling, de aanwezige cultuurhistorische structuren, patronen en objecten en de ontwikkelde natuurwaarden. Het Soester landschap is afwisselend en kent variatie in haar beleving door de overgangen van open polderlandschap, halfopen overgangslandschappen en de besloten boslandschappen. Het geheel vorm hierbij een uniek ensemble door haar samenhang van ruimtelijke beleving, cultuurhistorische verhaallijnen en natuurlijke biotopen.
Kenmerkend is het zeer open karakter van de Eempolder, samen met de strakke slagenverkaveling, grondgebonden rundveehouderij en het watersysteem van smalle (kwel)sloten en brede weteringen. Door de extreme openheid is de lucht zeer zichtbaar aanwezig.
De rivier de Eem is de ruggengraat van het watersysteem in Eemland en aantrekkelijk als recreatieve (water)route. Niet zichtbaar op de kaart, maar wel van grote invloed op de botanische rijkdom van het gebied is enerzijds het voedselarme kwelwater vanaf de Utrechtse Heuvelrug dat hier aan het oppervlak komt en anderzijds de nog altijd aanwezige invloed van de eeuwenlange overstromingen door de zee.
Op de overgang van Heuvelrug naar polder liggen nog talloze cultuurhistorische gebieden, structuren en objecten die het verhaal van het gebied kunnen vertellen, zoals de Zuidelijke Eng, het lint en de haaks daarop staande coulissen van het streekdorp de Birkt, het Soesterveen, de Praamgracht, de Pijnenburgergrift, de Wakkerendijk/Meentweg en de Goyergracht.
De hogere delen bestonden uit heidevelden waar de schapen graasden. Hier en daar lagen hoogvenen die in de loop van de tijd vergraven zijn zoals het Soesterveen.
De Birkt was een buurtschap ten westen van Amersfoort met vrij onregelmatige door houtsingels omgeven kampen (blokvormige akkers), naar het westen overgaand in een enkel boerderijlint langs de Birktstraat, met strookvormige percelen die zich uitstrekken tot de Eem. Het oostelijke deel van de buurtschap is inmiddels geheel bebouwd, de boerderijstrook aan de Birktstraat is nog aanwezig.
Het halfopen semi-agrarische landschap rondom de Birkt met haar lint en singels kent een grote mate van verdichting met bebouwing, waardoor haar ruimtelijke kwaliteit en toegankelijkheid terugloopt. De oorspronkelijke singelstructuur is nog maar ten dele aanwezig.
De recreatiedruk in het gebied neemt door de nabijheid van de kernen Utrecht, Amersfoort en Amsterdam in de vorm van diverse vormen van recreatie en stadsrandactiviteiten toe en vraagt om nieuwe ruimtelijke verbindingen en voorzieningen, zoals een nieuwe recreatieve entree, nabij Soest in de vorm van Bijvoorbeeld een ‘Top’ of een ‘Groene Entree’.
2.2.3 BOS EN LANDGOEDERENLANDSCHAP
De kwaliteit van bos en landgoederenlandschap, waarbij het reliëf van de stuwwallen voor een extra dimensie zorgt, is waardevol vanwege haar aardkundige-, haar cultuurhistorische-, haar landschappelijke- en haar natuurkwaliteiten.
Er is dan ook een waardevol ensemble ontstaan waarbij natuur, erfgoed en recreatie een steeds belangrijkere rol gaat spelen in de recreatie-economie voor Soest. Het ensemble bestaat uit bos, heide, stuifzandcomplexen De lange Duinen en de Korte Duinen, schraal zeer waardevol grasland rondom Soesterberg en enkele landgoedcomplexen binnen de gemeentegrens en aansluitend meerdere daarbuiten in de ‘Vlakte van Peyenburg’. Het gebied kent daarbij een kenmerkend uitgestrekt systeem van lanen en zichtlijnen, ontstaan door ondermeer de jacht en de bebossing voor de diverse landgoederen.
Bij ontwikkelingen in het landschap vragen we aandacht voor het in stand houden van het reliëf en voor het in stand houden van het samenhangend boscomplex.
Opvallend in dit gebied is de succesvolle ontwikkeling van het voormalige vliegveld Soesterberg met haar Nationaal museum en haar bijzondere natuurwaarde.
Er zijn echter ook een aantal ecologische barrières. Deze lopen voornamelijk van oost naar west en doorsnijden een aantal belangrijke van noord naar zuid lopende ecologische structuren. Ecoducten dragen nu bij aan het herstel van deze verbindingen. De diverse stuifzanden en de verschillende stuwwal-opduikingen zijn aardkundig zeer waardevol en recreatief zeer aantrekkelijk.
Binnen de landschapstypen komen bijzondere gebieden en structuren voor die bijdragen aan de karakteristiek van het gebied en haar geheel. Deze bestaan uit:
Het open heidegebied van de vlasakkers
Tussen militair oefenterrein De Vlasakkers, Waterwingebied Soestduinen en Park Vliegbasis Soesterberg wordt in 2018 en 2019 gewerkt aan een grootschalige heidecorridor met 22 hectare struikheide. Deze ecologische verbindingszone van heidegebieden is van grote waarde voor de natuur op de Utrechtse Heuvelrug.
2.4 CULTUURHISTORIE VOL ALLURE EN MILITAIR VERNUFT
UNIEKE GELAAGDHEID VAN CULTUURHISTORIE
Het buitengebied van Soest en Soesterberg kent een rijk pallet aan cultuurhistorisch verleden, dat uit zich ondermeer in:
Als groene achtertuin tussen twee stedelijke gebieden met veel werkgelegenheid profiteert Soesterberg van haar ligging op de Utrechtse Heuvelrug met zijn bossen, duinen en landgoederen en goede bereikbaarheid per auto. In rap tempo worden de komende jaren klein- en grootschalige woningbouwprojecten gerealiseerd in dit groene dorp, met een passend niveau aan winkels en voorzieningen en een actief verenigingsleven.
2.5 PARELS VANUIT CULTUURHISTORIE
* In het noordelijke deel van de Heuvelrug ligt de Laagte van Pijnenburg, een buitenplaatsenzone langs een oude turfvaart (Praamgracht/ Pijnenburgergrift) en de Amsterdamsestraatweg en Hilversumsestraatweg.
Vanaf midden zeventiende eeuw hebben Amsterdammers hier hun buitenplaats gesticht. Lage Vuursche ontstond omstreeks 1640 als kleine nederzetting rond Drakestein. Met de komst van de Oranjes (Paleis Soestdijk) kreeg het gebied vorstelijke allure.
De buitenplaatsen liggen grotendeels op de strookverkavelingen van de oudere hoogveenontginningen, waarvan de richting is bepaald door de stuwwallen. Rechte lanenstelsels met houtwallen, oorspronkelijk georiënteerd op omliggende kerktorens, doorsnijden de bossen.
Kenmerkend voor de Laagte van Pijnenburg zijn de veel voorkomende combinatie van classicistische en landschappelijke aanleg, de compacte en duidelijk van omliggende bossen begrensde parkaanleg, en het zicht op het hoofdhuis vanaf de ontsluiting as.
Het hoofdhuis staat doorgaans aan de voorzijde van het terrein met de middenas haaks op de ontsluitingsweg, waarbij enkel de frontale façade zichtbaar is.
2.5.2 MILITAIR LANDSCHAP EN NATIONAAL MILITAIR MUSEUM
Het eigen karakter van Soesterberg wordt mede bepaald door het bijzondere en groene Park Vliegbasis Soesterberg en het Nationaal Militair Museum. De militaire infrastructuur zoals in het landschap en op en rondom de vliegbasis herkenbaar is weerspiegelt het Koude Oorlog denken. Door het effectieve verschralingsbeheer zijn er unieke natuurwaarden ontstaan op en rondom de vliegbasis. Een goede afstemming tussen recreatief medegebruik en instandhouding van natuurwaarden is aandachtspunt bij de verdere ontwikkeling van dit landschap.
De ligging van het dorp tegen dit gebied, te midden van bijzondere natuur geeft een specifieke spanning en unieke sfeer, die relaties oproept met vrede en veiligheid, maar ook met de spanning en geheimzinnigheid van de Koude Oorlog.
Een karaktervol landschap dat beleefd moeten worden. De combinatie van dit alles maakt Soesterberg tot een uniek dorp waar het goed wonen, recreëren en werken is.
2.5.3 BUITENPLAATS PIJNENBURG EN OMGEVING
Buitenplaatsen Pijnenburg (1647, verbouw 1835), Ewijckshoeve (1694, herbouw huis 1831), Prins hendriksoord (1872) en Vijverhof (1926) zijn gelegen aan de Praamgracht en in hun schegachtige grondvorm bepaald door de grenslijnen van de ontginningsblokken, zoals de ‘nonnengroepen’.
De hoofdhuizen van Ewijckshoeve en Prins Hendriksoord liggen op de hoeken van de parkaanleg en hebben sterke zichtrelaties over de voorliggende graslanden.
Ewijckshoeve heeft achter het huis een groot vroeglandschappelijk park, het ervan afgesplitste Prins hendriksoord een landschapspark uit 1885 met lange slingervijver (vergraven restant van de ‘Engelse Vaart)’ en een verdiepte bloementuin uit 1910 van D. Tersteeg dat sinds 1926 deel uitmaakt van Vijverhof, wederom een afsplitsing.
Van Pijnenburg is alleen het koetshuis uit 1916 zichtbaar. Het hoofdgebouw zelf met de grote zuilenportico uit 1831 is door hoge coniferen onzichtbaar vanaf de weg. Het oorspronkelijk Vingboonshuis had de zichtas over de huidige Biltseweg die sinds 1920 over de oude zichtlaan loopt.
De Amersfoortseweg door Soesterberg is onderdeel van de 11 kilometer lange Wegh der Weegen. Deze weg is in 1647 ontworpen door Jacob van Campen en uitgevoerd in 1653. Vanwege de onvoorstelbare breedte van 60 meter en het kaarsrechte traject kreeg het de naam 'Wegh der Weegen'. Behalve als nieuwe verbinding tussen Utrecht en Amersfoort was de weg ook bedoeld voor de vestiging van buitenplaatsen. Hiervoor zijn langs de weg 24 vakken van elk 100 roede (376 meter) aangelegd, van elkaar gescheiden door dwarspaden, sorties geheten.
De belangrijkste buitenplaatsen zijn Zandbergen en Beukbergen. Zandbergen is de oudste buitenplaats en staat symbool voor de intenties van het zeventiende-eeuwse project.
De Overplaats is een fraai voorbeeld van een landschappelijke aanleg en latere herbestemming tot luxe en ruimtelijk opgezet villapark. Op het achttiende-eeuwse Zandbergen na dateren de (vernieuwde) huizen alle uit de periode 1880-1920.
De galgenberg te Amersfoort is niet alleen de enige zichtbare galgenplaats van de provincie, maar vormt ook het uitzetpunt van de Amersfoortseweg.
2.6 NATUURLIJKE RIJKDOM VERSCHOLEN EN ZICHTBAAR
De natuurlijke rijkdom vormt een belangrijk onderdeel van de kernkwaliteiten van Soest. De unieke natuurwaarden bevatten: graslanden, zandverstuivingen, heide en bossen. Deze paragraaf geeft een actueel overzicht van de belangrijkste biotopen op het grondgebied van de gemeente Soest.
Voor elk biotoop wordt allereerst een globaal beeld geschetst, waarin onder andere wordt aangegeven wat de ecologische betekenis is. Vervolgens worden meer in detail enkele typen van de betreffende biotoop onder de loep genomen en worden, voor zover relevant, enkele gebieden genoemd met uitzonderlijke kwaliteiten.
Voor een goede actuele stand van zaken is een nul-inventarisatie vereist. Deze ontbreekt nu nog.
Ongeveer een derde van de oppervlakte van de gemeente Soest (ca. 4.600 hectare) bestaat uit bos. Het overgrote deel van de bossen ligt op de zandgronden ten zuiden en zuidwesten van de bebouwde kom van het dorp Soest. Het overgrote deel is aangeplant, veelal naaldbossen van grove den, Douglas spar, fijnspar en Japanse lariks en of zwarte den. Loofbossen van zomereik en beuk beslaan een veel kleinere oppervlakte. De productiebossen worden vaak doorsneden door loofhoutlanen van zomereik en beuk. Sommige van deze lanen zijn door hun ouderdom van aanzienlijke waarde, zowel ecologisch als landschappelijk.
Op de veen- en kleigronden ten noordoosten van het dorp Soest komen slechts enkele kleine bosperceeltjes en bosstroken voor kleiner dan 2 ha, deze zijn fragmentarisch ontwikkeld.
De uitgestrekte bossen in het zuidelijke deel van de gemeente Soest herbergen omvangrijke (deel)populaties
van soorten die zijn gebonden aan gemengde bossen, loof-en naaldbossen. Het gaat hierbij zowel om zoogdieren en vogels als om reptielen en insecten. Door de grote oppervlakte die de bossen beslaan, zijn ze van aanzienlijke betekenis als leefgebied voor soorten met grote territoria, zoals das, boommarter, roofvogels, zwarte specht en raaf.
Oude bospercelen en lanen met veel bomen met holten zijn van belang voor in bomen verblijvende vleermuizen.
De bossen van Soest zijn ook van aanzienlijke waarde voor paddenstoelen, in het bijzonder voor soorten die op dood hout leven en soorten die ectomycorrhiza vormen met verschillende boomsoorten. Voor deze laatste groep zijn vooral bosranden en lanen van betekenis.
DROGE BOSSEN OP VOEDSELARME TOT MATIG VOEDSELRIJKE BODEMS
1. Eikenspaartelgen- en eikenstrubbenbossen
Op het grondgebied van de gemeente Soest is in het verleden op verschillende locaties een aanzienlijke oppervlakte eikenhakhout aangeplant. Het beheer van dit hakhout is decennia geleden gestaakt en de hakhoutbossen zijn omgevormd naar of veranderd in opgaand eikenbos (eikenspaartelgenbos, eikenstrubbenbos) of vervangen door naaldbos.
De eikenspaartelgenbossen bestaan uit bomen met één stam (soms twee of drie), vaak met een duidelijke knik. Ze zijn ontstaan doordat van de uitlopers op de oorspronkelijke hakhoutstoof één uitloper (telg) werd gespaard (op enen zetten) die vervolgens uitgroeide tot een opgaande boom.
Bij de eikenstrubbenbossen zijn alle uitlopers op de oorspronkelijke hakhoutstoof uitgegroeid, waardoor er bolvormige bomen met talrijke kronkelige stammen zijn ontstaan. De stoven van sommige van de eikenstrubben hebben een omvang van 15 meter of meer (Wildschut et al. 2004). De leeftijd van deze bomen wordt geschat op 400 jaar of meer.
De voormalige eikenhakhoutbossen zijn van grote betekenis door hun (deels) hoge leeftijd. Oude bossen zijn in Nederland betrekkelijk zeldzaam. Om die reden zijn nagenoeg alle oudere hakhoutbossen en -wallen in de gemeente Soest aangemerkt als waardevolle oude boskern. De voormalige hakhoutbossen zijn tevens van betekenis als groeiplaats van bijzondere planten. In de eerste plaats is dat de wintereik, een soort die in Nederland zeldzaam is.
Bovendien zijn de hakhoutbossen een overblijfsel van een vroegere bosbouwcultuur die grotendeels verloren is gegaan; in die zin zijn ze ook cultuurhistorisch van waarde.
2. Vrij jonge Grove dennenbossen
Verspreid over het bosareaal van de gemeente Soest liggen kleine perceeltjes grove dennenbos die veelal zijn ontstaan uit spontane opslag. Het gaat hierbij om bosperceeltjes van 15 tot 50 jaar oud die vaak maximaal zo’n twee hectare groot zijn. De bosjes kenmerken zich door een dunne (<3 cm) of zelfs nagenoeg ontbrekende strooisellaag; door accumulatie van organisch materiaal hebben oudere grove dennenpercelen vaak een dikkere strooisellaag, waardoor ze als groeiplaats voor bijzondere soorten planten en paddenstoelen minder geschikt of ongeschikt zijn.
De bodem is veelal begroeid met een gesloten moslaag of een open grazige vegetatie met plekjes kaal zand. De meest waardevolle grove dennenperceeltjes liggen op locaties waar zich overgangen in de a-biotische omstandigheden (microgradiënten) in bodemgesteldheid, vochthuishouding en expositie) voordoen.
Qua bos stellen de betreffende perceeltjes niet heel veel voor, maar sommige zijn van aanzienlijke betekenis als groeiplaats voor zeldzame planten als dennenorchis, grote wolfsklauw en klein wintergroen. Andere perceeltjes zijn van belang als groeiplaats van (zeer) zeldzame paddenstoelen. Zo werd in 2017 in een jong grove dennenperceeltje een groeiplaats gevonden van de geschubde stekelzwam, een soort die recent in Nederland nog op drie andere groeiplaatsen is aangetroffen.
VOCHTIGE BOSSEN OP VOEDSELARME TOT VOEDSELRIJKE BODEMS
Goed ontwikkelde vochtige bossen op voedselarme tot -rijke bodems komen in de gemeente Soest niet voor. Opgaande elementen die tot dit soort bossen kunnen worden gerekend beslaan een zeer kleine oppervlakte en zijn op zijn best fragmentarisch ontwikkeld. Door de geringe oppervlakte hebben ze als leefgebied voor kenmerkende en bijzondere soorten slechts een (zeer) geringe betekenis. Wel kunnen lijnvormige elementen, die nagenoeg beperkt zijn tot de Laagte van Pijnenburg, een functie vervullen als verbindende of geleidende elementen, onder andere voor vleermuizen en vogels.
De volgende gebieden kunnen vanwege hun ecologische betekenis worden aangemerkt als toplocatie:
Op de hogere zandgronden in het zuidelijke deel van de gemeente Soest is ongeveer 150 hectare heide aanwezig (figuur 2). Ongeveer de helft van de totale oppervlakte heide (circa 74 hectare) ligt op de militaire oefenterreinen
De Vlasakkers en De Stompert. De andere helft is verdeeld over diverse kleinere terreinen waarvan de meeste nog geen vijf hectare groot zijn. Natte heide komt alleen voor in het Soesterveen langs de Wieksloterweg. Een beperkt aantal van deze soorten, zoals kleine zonnedauw, veenbies, witte snavelbies en enkele soorten veenmossen, hebben zich in het Soesterveen weten te handhaven, maar veel kenmerkende soorten, vooral de meer kritische soorten, zijn verdwenen.
Heideterreinen hebben als gevolg van de kenmerkende flora en fauna een aanzienlijke ecologische betekenis. Heideterreinen zijn van aanzienlijke betekenis voor (korst)mossen. Heidevelden herbergen veel soorten, waarvan een aantal zeldzaam is. De fauna bestaat onder andere uit broedvogels als boomleeuwerik, roodborsttapuit en nachtzwaluw en reptielen als levendbarende hagedis en zandhagedis. Van deze laatste soort komen op
De Vlasakkers en op de Vliegbasis Soesterberg grote populaties voor. Heideterreinen herbergen ook relatief veel insecten. Tot de kenmerkende soorten behoren onder andere heideblauwtje, groentje, heivlinder, heidesabelsprinkhaan, blauwvleugelsprinkhaan, heidezandbij, heizijdebij en heidewespbij.
Om de versnippering van het heideareaal terug te dringen, is begonnen met de realisatie van een heidecorridor die van de Leusderheide via De Vlasakkers en de noordzijde van de vliegbasis naar De Zoom loopt. De ecoducten Leusderheide (A28), Boele Staal (N237) en Op Hees (spoorlijn Utrecht-Amersfoort) zijn onderdeel van deze corridor.
In de huidige situatie loopt de corridor dood bij De Zoom.
Het is wenselijk dat deze uiteindelijk wordt doorgetrokken naar De Stulp en vandaar naar de heidevelden van het Gooi.
De oppervlakte heide in de gemeente Soest is beperkt en sterk versnipperd. Omdat heide een specifieke flora en fauna herbergt zijn ecologisch gezien feitelijk alle terreinen van waarde. Op grond van hun oppervlakte en de aanwezige soorten (omvang populaties) springen de volgende terreinen eruit:
Ongeveer een derde van de oppervlakte van de gemeente Soest (ca. 4.600 hectare) bestaat uit grasland.
Binnen de gemeente Soest kunnen drie typen grasland worden onderscheiden: voedselrijke vochtige graslanden, matig voedselarme tot matig voedselrijke vochtige (tot natte) graslanden en matig voedselarme tot matig voedselrijke droge graslanden. De eerste twee typen die voorkomen in de Eemvallei en in de Laagte van Pijnenburg hebben meest een intensief agrarisch gebruik.
De ecologische betekenis van de droge schraalgraslanden in het zuidelijke deel van de gemeente is uitzonderlijk groot. Dit geldt in het bijzonder voor de graslanden op de vliegbasis. Deze graslanden zijn niet alleen zeer soortenrijk, maar herbergen van een groot aantal soorten zeer grote populaties, die qua omvang tot de grootste van de provincie Utrecht of zelfs van Nederland behoren. Dit geldt onder andere voor veldleeuwerik, kommavlinder en verschillende soorten paddenstoelen van onbemeste graslanden.
2. Voedselrijke, vochtige graslanden
De voedselrijke graslanden in de Eemvallei zijn tegenwoordig vooral van landschappelijke betekenis (openheid). Door het intensieve agrarische gebruik zijn deze graslanden zowel wat betreft de flora als de fauna (zeer) soortenarm. Tot de jaren tachtig van de vorige eeuw broeden er in het gebied tussen de bebouwde kom van Soest en de Eem nog redelijke aantallen weidevogels, maar in recente jaren broeden er alleen nog enkele paren kieviten en scholeksters. Wel hebben deze graslanden een functie als jachtgebied voor onder andere steenuil en kerkuil.
Hoe de flora van de graslanden er in het verleden heeft uitgezien, kan alleen nog worden afgeleid aan de hand van de plantengroei in slootkanten, de bermen van wegen en op een enkele overhoek.
3. Matig voedselarme tot matig voedselrijke droge
Van een afstandje bezien lijken de droge schraalgraslanden van de vliegbasis een uniforme grasvlakte te vormen. Bij nadere beschouwing blijkt echter dat de graslanden bestaan uit een fijnmazig mozaïek van tien verschillende graslandtypen die vegetatiekundig behoren tot het buntgras-verbond, het dwerghaver-verbond, het verbond van gewoon struisgras, het glanshaver-verbond en het verbond der heischrale graslanden. Dit komt niet alleen tot uiting in de soortensamenstelling van de graslanden, maar ook in de structuur: open, ijle vegetaties met veel open zand wisselen af met delen met een dichte gesloten begroeiing; lage begroeiingen van nog geen tien centimeter hoog wisselen af met hogere grazige delen van vijftig centimeter of meer.
De belangrijkste graslanden aangeduid met een ster. Op de topografische kaart is grasland weergegeven met eenlichtgroene kleur
De vliegbasis is (op systeemniveau) van zeer grotebetekenis.
De vliegbasis is uitzonderlijk soortenrijk en misschien wel het rijkste natuurgebied van de provincie Utrecht. Zo zijn er in het gebied 582 vaatplanten, 611 soorten paddenstoelen en 121 soorten wilde bijen vastgesteld.
Van verschillende soorten herbergt de vliegbasis omvangrijke populaties die tot de grootste van de provincie Utrecht of zelfs Nederland behoren. Dit geldt onder andere voor de veldleeuwerik (230 broedparen) en de kommavlinder.
De wegbermen van de Amersfoortseweg en de Van Weerden Poelmanweg zijn ook rijk aan soorten, al ontbreken hier wel de meest kritische soorten onder andere als gevolg van het inspoelen van wegenzout en stikstofdepositie.
Aan de noordoostkant van De Vlasakkers liggen nog twee graslandpercelen met een relatief goed ontwikkelde heischrale graslandvegetatie.
De populaties van een groot aantal soorten op de vliegbasis hebben een dusdanige omvang dat ze de functie hebben van bron- of kernpopulatie. Het surplus aan individuen van de populaties van deze soorten verspreidt zich over de natuurgebieden in de omgeving, waardoor de aldaar aanwezige populaties worden versterkt of nieuwe gebieden worden gekoloniseerd. Door dit proces van dispersie en kolonisatie kan de netwerkpopulatie van verschillende soorten op de Utrechtse Heuvelrug in stand worden gehouden.
2.6.4 KENSCHETS ZANDVERSTUIVINGEN
In de bossen even ten zuiden van de bebouwde kom van Soest liggen de enige twee actieve zandverstuivingen van de provincie Utrecht: de Lange en de Korte Duinen. Tezamen hebben deze gebieden een oppervlakte van ongeveer 75 hectare. Voorts komen op De Zoom nog enkele kleinere stukjes stuifzand voor, maar deze zijn niet meer actief.
Het grootste deel van de stuifzanden is onbegroeid en bestaat uit kaal zand. Onder droge winderige condities komt dit zand in verstuiving. Als de omstandigheden gunstig zijn, kunnen in korte tijd grote hoeveelheden zand worden verplaatst. Eventueel aanwezige begroeiing die binnen het bereik van het stuivende zand ligt, wordt onder het zand bedolven en sterft af. Alleen langs de randen in de luwte van het omringende bos en in de beschutting van vliegdennen kan eventuele begroeiing zich handhaven. Het gaat hierbij om zeer open, ijle grazige pioniersvegetaties met buntgras die vegetatiekundig tot het buntgras-verbond worden gerekend.
De continue aanvoer van kleine hoeveelheden stuivend zand zorgt ervoor dat deze pioniersvegetaties in stand blijven. Op plekken waar het zand langere tijd niet in beweging komt, kan zand begroeid raken met mossen en korstmossen. Zandverstuivingen herbergen verschillende kenmerkende soorten, waaronder twee diersoorten:
duinpieper en kleine heivlinder. Beide soorten zijn in Utrecht al lange tijd verdwenen.
Het verdwijnen van de duinpieper is vermoedelijk een gevolg van verstoring door de hoge recreatiedruk; het verdwijnen van de kleine heivlinder is vermoedelijk veroorzaakt door een afname van de kwaliteit van de zandverstuivingen door stikstofdepositie en mogelijk ook door intensieve betreding.
De zandverstuivingen zijn van betekenis door de soortenrijke korstmosvegetaties die lokaal voorkomen langs de randen en in de nabijheid van vliegdennen. In deze korstmosvegetaties komen ook verschillende zeldzame soorten voor. Voorts groeien er in de nabijheid van vliegdennen diverse kenmerkende en zeldzame paddenstoelen, zoals echte tolzwam en indigoboleet.
De volgende gebieden kunnen vanwege hun ecologische betekenis worden aangemerkt als toplocatie:
De oppervlakte heide in de gemeente Soest is beperkt en sterk versnipperd. Omdat heide een specifieke flora en fauna herbergt zijn ecologisch gezien feitelijk alle terreinen van waarde. Op grond van hun oppervlakte en de aanwezige soorten (omvang populaties) springen de volgende terreinen eruit:
2.8 DORP SOEST EN DE SOESTER ENG
Het voormalige esdorp Soest met haar ‘Eng” maakt deel uit van het overgangslandschap van Heuvelrug naar polder en wordt aan haar noordzijde begrensd door het open vlakke slagenlandschap en aan haar overige zijden door het besloten reliëfrijke bosgebied met haar unieke zandverstuivingen en ensembles van landgoederen, buitenplaatsen. Het vormt dan ook een kernkwaliteit en verbindt het buitengebied met de bebouwde kom van Soest.
Een bijzonder gebied is de Zuidelijke Eng. Dit open bolle akkercomplex, zichtglooiend, restant van het oude brinkdorpenlandschap uit de middeleeuwen, kenmerkt zich nog steeds door haar openheid, het gebruik als akker en heeft een grote cultuurhistorische en aardkundige waarde.
Vanaf hooggelegen punten bestaan er fraaie vergezichten naar de Amersfoortse Berg, de Eempolder en het kerkje van Soest-Zuid.
Het is aangewezen als beschermd stadsgezicht.
De toename van recreatieve dynamiek in het gebied biedt kansen voor het dorp Soest om zich meer als eigentijdse ‘pleisterplaats’ te presenteren voor fourageerplek en overnachting en voor de recreatieve bezoekers van het gebied.
2.9 DORP SOESTERBERG EN HAAR LEVEND MILITAIR VERLEDEN
De aandacht voor het militair verleden van de voormalige vliegbasis Soesterberg en de komst van het Nationaal museum heeft zijn invloed op de identiteit van het dorp Soesterberg en de verbetering van de fysieke verbinding met de vliegbasis. Het dorp Soesterberg zet in op versterking van haar identiteit met een militair verleden en werkt aan verbetering van haar openbare ruimte en werkt aan de versterking van de aantrekkelijkheid van haar buitengebied voor de realisatie van haar woonopgaven. Zo komen er meer dan 1000 woningen bij, wat leidt tot een toename van de bevolking met circa 6000-9000 inwoners.
Momenteel is de verandering al zichtbaar door het plaatsten van ‘kunstobjecten’ zoals een vliegtuig op de rotonde en een helikopter op de overkluizing.
De recreatieve beleving van de landschappen in en rondom Soest is ‘gelaagd’ en bevat landschaps-, natuur- en cultuurhistorische kwaliteiten. Juist de aanwezigheid van deze drie grootheden maakt het gebied interessant voor diverse doelgroepen en creëert verschillende soorten belevingsmogelijkheden.
Essentieel is hierbij een netwerk waarbij een zonering aanwezig is voor de rustgebieden en te betreden gebieden. Door de intensiteit van de paden af te stemmen op de boogde functie van het deelgebied(natuur versus een
bepaalde intensiteit van recreatief medegebruik) kan de mate van beleving en bescherming van het gebied met haar natuurparels verder ontwikkeld worden.
De routekaart all trails laat de wandelverbindingen zien. Aandachtspunten hierbij zijn:
De Werkgroep Natuurpaden van IVN Eemland heeft (i.s.m. de gemeente Soest) een aantal natuurpaden in en rondom de kern van Soest ontwikkeld en beschreven. (De VVV Soest is opgeheven):
De routedichtheid in Soest is dun gezaaid en is afhankelijk van grondeigendommen. Concentratie bevindt zich vooral langs de Stichtse lustwarande. Er is nog geen doorsteek richting Hilversum.
GEOPARK HEUVELRUG IN ONTWIKKELING
Er is (nog) geen Groene Entree nabij Soest.
De visiekaart laat de negen deelgebieden zien, ieder met hun eigen identiteit en toont de grote diversiteit qua landschappelijke opbouw van het Soester buitengebied. Per deelgebied worden de doelstellingen voor instandhouding en ontwikkeling beschreven.
3.1 VISIE OP LANDSCHAP EN HET BUITENGEBIED VAN SOEST
3.1.2 SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN DEELGEBIEDEN
Nieuwe kansen agrarisch landgebruik
2. DE BIRKT DOORZICHT EN VERBINDING
Deze plek weerspiegelt enerzijds haar cultuurhistorisch verleden en maakt anderzijds enthousiasme los over de wijze van samenwerking, de bereikte resultaten op het gebied van aansprekende gewassen en de ontwikkeling van biodiversiteit. Dit wordt dan ook actief uitgedragen.Duurzame instandhouding hoort hierbij en wordt ondersteunt door de gemeente.
7. LEVEND BOS EN STUIVEND ZAND
Er komt een zonering voor het bos, heide en graslanden, e.e.a. in afstemming met het routebureau en RBT marketing, de zonering maakt onderscheid tussen:
8. VLIEGVELD VAN GEZOEM EN GEZANG
De vliegbasis vormt de ultieme beleving van het militair verleden. Het vormt een geschikt startpunt voor diverse typen van bezoek.
Voor het LOP liggen er hier vijf doelstellingen:
De Amersfoortse weg ligt middenin de Utrechtse Heuvelrug en volgt niet het reliëf. De weg is als eerste gebiedsgerichte project ontwikkeld en aangelegd met een vakkenstructuur met vaste maatvoeringen. Hierin zijn verschillende landgoederen en instellingen met verscheidene bebouwingselementen aangelegd. Bij de landgoederen en instellingen zijn zichtlijnen haaks op het wegprofiel zeer kenmerkend.
De ligging van deze cultuurhistorisch belangrijke weg met vakkenstructuur in de beboste rug van de Utrechtse Heuvelrug moet als een zeer herkenbaar element worden versterkt in samenhang met een aantrekkelijk wegprofiel voor recreatief gebruik, waarbij een verbindende route over de landgoederen een wens is.
“Gemeente Soest heeft duidelijke keuzes gemaakt ten aanzien van de samenwerking in de regio. Juist op regionaal niveau wordt ingezet op de natuur en het landschap, en de recreatie in de gebieden waar dat wenselijk is. Soest durft binnen het samenwerkingsverband ‘los’ te laten.
De nadruk binnen dit scenario ligt op het stimuleren van de samenleving om de gewenste resultaten te bereiken.
Daarnaast heeft de gemeente een open blik naar de regio.”
Voor actieve ontwikkeling binnen de gemeente wordt een beroep gedaan op de samenleving. De rol van de gemeente is stimulerend om te gewenste resultaten te behalen. Dit betekent een actieve rol van de gemeente, maar in plaats van investeren in een concreet project, ligt de nadruk meer op investeren in het proces.
Als input voor het LOP heeft de gemeente Soest ‘ontwikkelwensen’ meegegeven. Daarnaast spelen er andere opgaven die van invloed kunnen zijn op het landgebruik en haar kwaliteiten, zoals de energietransitie, de klimaatadaptieve maatregelen en de afname van de biodiversiteit.
Het LOP 2019-2024 zal vervolgens vanuit haar uitvoeringsbudget jaarlijks € 120.000 beschikbaar stellen.
Dit bedrag kan geïnvesteerd worden in concrete projecten, maar wordt vooral ook ingezet op stimuleren van de samenleving/ particulieren door bij te dragen in het proces van de totstandkoming van projecten en in communicatie. Daarnaast kunnen er subsidies verstrekt worden voor initiatieven vanuit de samenleving.
De visie van het LOP en de opgaven vragen om houvast qua richting gevend perspectief voor het landschapsbeeld.
Welke kant gaan we op met het Soester buitengebied? Welk landschap streven we na?
De gebiedsanalyse (hoofdstuk 2) laat zien dat de nadruk ligt op maatwerk en dat deze verschil per landschapstype.
Peijnerburgerlaagte, dit landgoederenlandschap is nog grotendeels herkenbaar en refereert aan rondom 1900. Openstelling van paden kan het recreatief medegebruik verbeteren. Het gedeelte tussen de Koningsweg en de Wieksloot is gedeeltelijk volgebouwd. Belangrijk is het restant aan landschap en haar kwelwater-situatie als veenlandschap in stand te houden.
Deze beleidsanalyse gaat in op het beleid dat van invloed kan zijn op de visie en uitvoeringsmaatregelen van dit LOP. Onderscheid wordt gemaakt tussen nationaal, provinciaal, regionaal- en gemeentelijke beleid.
Op nationaal niveau speelt de invoering van de Omgevingsvisie.
Het Rijk bereidt deze Omgevingswet voor. De Omgevingswet gaat uit van vier verbeterdoelen:
(1) vergroten inzichtelijkheid, voorspelbaarheid en gebruiksgemak van het omgevingsrecht;
(2) bewerkstellingen samenhangende benadering van fysieke leefomgeving in beleid, besluitvorming en regels;
(3) vergroten van de bestuurlijke afwegingsruimte door het mogelijk maken van een actieve en flexibele aanpak;
(4) versnellen en verbeteren van de besluitvorming.
Het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie 2018, wat inspeelt op de klimaatverandering met als doel de klimaatbestendigheid van gebieden en steden te vergroten.
Hieraan verbonden is de transformatie naar een circulaire economie, waarbij hergebruik van grondstoffen wordt voorgestaan. Een belangrijk onderdeel hiervan is de transformatie naar een CO2 vrije samenleving. Deze enorme transformatie laat zich in het landschap zien door de ontwikkeling van geothermie, biomassateelt, grootschalige windmolenparken en zonnevelden. De impact van vooral deze laatste twee energieleveranciers is aandachtspunt wat betreft een goede landschappelijke inpassing in het natuur-en cultuurlandschap.
Momenteel vindt uitvoering van dit beleid plaats in de vorm van de Regionale Energiestrategie, deze RES vindt plaats in de dertig regio’s van Nederland.
Op provinciaal niveau is de Provinciaal Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) 2012-2028 leidend. Voor Soest laat de visiekaart zien dat er sprake is van een aantrekkelijk vestigingsmilieu en dat Soest op het scharnierpunt ligt van het westelijk Veenweidegebied, de Heuvelrug en onderdeel is van de geledingszone rondom Amersfoort.
Het concept van de Provinciale Omgevingsvisie is gereed en geeft een update van de ambities van de Provincie Utrecht, hierin komen 7 samenhangende thema’s aan bod.
Fragment uit Provinciale Omgevingsvisie: “Op de Heuvelrug wordt natuur gecombineerd met een belangrijke recreatieve functie. Het wordt ook steeds drukker, plekken als Lage Vuursche en het Nationaal Militair Museum in Soesterberg zijn echte publiekstrekkers.
De komende jaren willen wij deze toenemende drukte in goede banen leiden, zodat extensieve natuurgebieden in de nabijheid van intensieve recreatiegebieden kunnen bestaan. Het Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug kan hierin een goede rol vervullen. Door de klimaatverandering wordt de Utrechtse Heuvelrug steeds droger.
Maatregelen zijn noodzakelijk om dit tegen te gaan, bijvoorbeeld door infiltratie van regenwater. Aan de flanken van de Utrechtse Heuvelrug zijn maatregelen nodig om wateroverlast tegen te gaan. We werken in een Blauwe Agenda samen met gemeenten, waterschappen, drinkwaterbedrijven en terrein-beherende organisaties aan integrale wateroplossingen”.
Uit deze provinciale kaartenselectie, 2016, blijkt dat de het recreatiepotentieel rondom Soest met bovenlokale dagrecreatie en recreatiezones. In het regionale fietsnetwerk ligt Soest als een spin in het web en verbindt alle windrichtingen met elkaar.
De cultuurhistorie geeft haar diepe gelaagdheid aan rondom Soest met de grote vier:
2 GEBIEDSKATERNEN: EEMLAND EN UTRECHTSE HEUVELRUG.
Het landschap is en haar ontstaansgeschiedenis in het vorige LOP Eemland, onderdeel Soest uitvoerig beschreven. Voor actuele waarderingen van het landschap geldt de kwaliteitsgids van de Provincie Utrecht als referentie, zoals uitgewerkt in de kwaliteitsgids met de 2 gebiedskaternen: Eemland en Utrechtse Heuvelrug.
De ambitiekaart Arkemheem-Eemland
De ambitiekaart Arkemheem-Eemland vraagt t.a.v. Soest aandacht voor de instandhouding van de openheid van de Eempolder en de singelstructuur van de Birkt. Het gebied rondom de spoorbaan, aandacht wordt gevraagd voor het behoud van de openheid en zichtrelatie met de openagrarische ruimte van Eemland.
Voor het landschap Eemland, dit geldt ook voor het Soester grondgebied ten zuiden van de Eem, zet de Provincie in op het volgende:
Bij ontwikkelingen in het landschap van Eemland is van belang dat de open ruimte behouden en versterkt wordt. Dit betekent behoud van een continue open ruimte langs de Eem, van Randmeer tot Amersfoort.
Bij ontwikkelingen kan de openheid versterkt worden door verplaatsing van bebouwing, begroeiing of andere opgaande elementen.
Nieuwe bebouwing vestigt zich bij voorkeur in randzones of in bestaande linten, waarbij deze laatste wel transparant moeten blijven.
Naast dit open landschap wordt het overgangsgebieden aan de zuidoostelijke zijde van Soest, de Birkt, als waardevol onderscheiden.
De ambitiekaart Heuvelrug vraagt vooral aandacht voor het gebied van Soesterberg en de landgoederen langs de Amersfoortse straatweg en benadrukt het reliëf van Soest met haar Eng.
VISIE RECREATIE EN TOERISME 2020, (PROVINCIE UTRECHT 2012)
Bij het opstellen van dit document werkt de provincie Utrecht aan een nieuwe visie op recreatie en toerisme. Deze visie kent vijf strategische opgaven:
TRENDS die hierbij onderscheiden worden zijn:
Groeiende belangstelling voor eigen omgeving (stay). De globalisering heeft een soort tegenbeweging veroorzaakt: veel mensen hebben weer meer belangstelling voor de eigen omgeving en zijn op zoek naar de eigen identiteit. In dit kader worden natuur en landschap en cultuurhistorie weer meer gewaardeerd.
5.3 BELEID REGIONAAL EN GEMEENTE
NATIONAAL PARK HEUVELRUG SAMENWERKINGSAGENDA 2018
Beschermen, versterken en beleefbaar maken van de Heuvelrug
Midden in de Randstad, tussen Amsterdam, Utrecht, Amersfoort en Wageningen ligt een eeuwenoud en kostbaar natuurgebied met een grote diversiteit en rijkdom aan natuur en cultureel erfgoed: de Heuvelrug. Door haar ligging en schoonheid is de Heuvelrug al eeuwenlang een plek waar mensen tot rust komen en nieuwe energie krijgen.
Rijke stedelingen bouwden niet voor niets juist hier hun buitenplaatsen. Op de Heuvelrug sta je in het grootste bos van de Randstad en heb je uitzicht over het rivierlandschap.
Hier is de geschiedenis overal voelbaar. Door de vele landgoederen en kastelen, en ook door de grote militaire betekenis die het gebied heeft gehad. Dit gebied is ook van economische waarde omdat het bijdraagt aan het vestigingsklimaat van onze kennisintensieve bedrijven.
Dit gebied willen wij als gezamenlijke partners (terreineigenaren en -beheerders, ondernemers, overheden) beschermen, versterken en beleefbaar maken.
Wij zorgen er samen voor dat de Heuvelrug er in 2030 nog mooier en beter bij ligt dan nu. Daarmee bedoelen wij dat de natuur rijker en diverser is dan nu, dat het kostbare culturele erfgoed in goede staat is en dat de bezoekers meer dan ooit van dit alles kunnen genieten.
We willen de natuur, het landschap en de cultuurhistorie beheren, behouden en ontwikkelen
Tweede ambitie is het vergroten van de beleving en toegankelijkheid van ons gebied.
De versterking van het merk nationaal park heuvelrug. Onze werkorganisatie heeft hier de komende twee jaar, samen met RBTen IVN een belangrijke rol. We zorgen voor duidelijke informatieborden op plaatsen waar bezoekers ons park binnenkomen. We maken een marketing- en communicatieplan, met als onderdeel een sterk verbeterde website en publiciteit via social media.
GEBIEDSVISIE EN GEBIEDSPROGRAMMA NPUH
In 2009 heeft de gemeente Soest zich samen met de andere gemeenten geconformeerd aan het streefbeeld uit de gebiedsvisie. In 2018 heeft de gemeente Soest het deelnemersoverleg getekend.
Het streefbeeld voor 2025 is gestoeld op drie speerpunten: verbinden, onderscheiden en ontdekken.
In het gebiedsprogramma is de onderliggende visie vertaald naar concrete acties. Op gemeentelijk niveau betekent dit voor Soest: Aansluiten en deelnemen in het plan van aanpak Routestructuren.
Aan de hand van een interprovinciaal plan worden concrete maatregelen in beeld gebracht:
BELEIDSPLAN RECREATIE EN TOERISME 2012-2020 GEMEENTE SOEST
Soest kent drie bebouwingskernen: het dorp Soest zelf, Soesterberg aan de zuidzijde van de gemeente en Soestduinen tussen deze beide kernen in.
Soest ligt in een prachtige groene omgeving en kent een grote verscheidenheid aan natuurschoon;
De mogelijkheden op het gebied van dagrecreatie zijn in Soest vooral kleinschalig van aard;
Er worden in de gemeente Soest jaarlijks relatief weinig evenementen gehouden.
De meeste van deze evenementen richten zich op de lokale bevolking en hebben een beperkte boven- regionale uitstraling.
De restaurantdichtheid is gemiddeld;
De gemeente soest kent een aanzienlijk aanbod van verblijfsrecreatieve voorzieningen;
De gemeente heeft een goede auto-ontsluiting;
Wandelen en fietsen zijn belangrijke recreatievormen in soest;
“We willen een gecontroleerde ontwikkeling van de toeristisch-recreatieve sector, met behoud van de kwaliteit van natuur en landschap. Zonering van het buitengebied is daarbij van belang. Hierdoor kunnen bezoekersstromen gestuurd worden, ontstaat variatie in de gebruiksmogelijkheden van gebieden en kunnen kwetsbare natuurgebieden worden ontzien. Dit combineren we met het streven om onze eigen inwoners en regiobewoners voldoende recreatiemogelijkheden te bieden”.
Speerpunt 1 Natuur en Landschap
Speerpunt 2 Vliegbasis Soesterberg
Verdere ontwikkeling en aansluiting bij gebieds- identiteit Militair Landschap (Heel de Heuvelrug).
BOSNOTA 2013 - 2022 GEMEENTE SOEST
De Bosnota behandelt de bos- en natuurgebieden (575,37 hectare) die eigendom van de gemeente Soest zijn., circa 12,5 % van de totale oppervlakte van Soest, zie kaart.
CONCLUSIES UIT DE INVENTARISATIE
Natuurfunctie: De bossen van de gemeente Soest hebben nu geen bijzonder hoge natuurwaarden*, maar kunnen die wel ontwikkelen.
Productiefunctie: Door de toegenomen dichtheid van het bos is de bijgroei sterk afgenomen. Het grootste deel van het bos (89%) is in een oogstbare fase.:
Recreatiefunctie: Het gehele terrein is opengesteld en de recreatiefunctie is goed ontwikkeld. Het terrein heeft afwisselende, vrij unieke landschappen en heeft voor extensieve vormen van recreatie een ruim voorzieningen-niveau. Voor de natuurfunctie en voor de recreant zelf treden een aantal knelpunten op:
Zo hoog mogelijke natuurwaarden, geschikt voor extensieve vormen van recreatie gericht op het genieten van de natuur, waarbij houtoogst geen doel op zichzelf is, maar wordt gebruikt als sturingsinstrument in de samenstelling van de bos- en natuurterreinen, zie kaart.
*De actuele natuurwaarden, april 2019, zijn onder auspiciën van Van den Bijtel ecologie in het hoofdstuk kernkwaliteiten samengevat en terug te vinden.
In de infographic (Figuur 1) is het programma Energietransitie in een beeld gevat. Samen met onze partners en de samenleving werken we als gemeente Soest toe naar een nagenoeg CO2-neutraal Soest in 2050 en 49% CO2-reductie in 2030. In dit programma leggen we vast wat we tot en met 2025 gaan doen om de transitie mogelijk te maken. Dat doen we met projecten voor de pijlers wonen, werken, mobiliteit en gemeente als voorbeeld. Voor alle pijlers hebben we een heldere doelstelling.
Ook definiëren we projecten die betrekking hebben op de overstap naar duurzame energie (warmte en elektriciteit).
We zetten in op het mogelijk maken van de transitie en het faciliteren en stimuleren van inwoners en ondernemers om zelf stappen te nemen om energie te besparen en duurzaam op te wekken. We kiezen voor een programmatische aanpak: een programma is een tijdelijke sturingsstructuur gericht op het realiseren van strategische doelen. Dat doen we samen met onze externe partners en integraal, samen met de gehele ambtelijke organisatie.
GEBIEDSVISIE LANDELIJK GEBIED SOEST, 2012
De gebiedsvisie is gebruikt voor het bestemmingsplan buitengebied. Bijgevoegd kaartblad geeft samen met de tabel de functioneel ruimtelijke aspecten en de visueel ruimtelijke aspecten weer.
De visie gaat in op: “Hoe zou het landelijk gebied van de Gemeente Soest eruit moeten zien in 2030 en welke ontwikkelingen zijn mogelijk om een duurzame toekomst voor dit gebied te garanderen?”