Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Maassluis

Beleidsregels Wet Bibob Gemeente Maassluis

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMaassluis
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Wet Bibob Gemeente Maassluis
CiteertitelBeleidsregels Wet Bibob Gemeente Maassluis 2019
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Beleidsregels Wet Bibob gemeente Maassluis 2017.

Deze regeling is tevens vastgesteld door de burgemeester.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-07-2022nieuwe regeling

16-07-2022

gmb-2022-322044

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Wet Bibob Gemeente Maassluis

Wat is Bibob?

De Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, oftewel Wet Bibob, geeft bestuursorganen (gemeenten, provincies, rijk en waterschappen) extra mogelijkheden om zich weerbaarder op te stellen tegen malafide ondernemers, organisaties en burgers. De Wet Bibob is een (preventief) bestuursrechtelijk instrument, dat ingezet wordt om de achtergrond van een ondernemer of zijn bedrijf te onderzoeken. Met deze wet kan de gemeente de integriteit van een aanvrager toetsen, is er bijvoorbeeld sprake van een crimineel verleden, en een vergunning of subsidie weigeren als er ernstig gevaar bestaat dat die voor criminele activiteiten gebruikt gaat worden.

 

In deze inleiding op de beleidslijn worden de doelstellingen en de uitgangspunten van de Wet Bibob beschreven. Vervolgens wordt ingegaan op de vertaling hiervan in een beleidslijn. Dit is noodzakelijk omdat de gemeente een grote mate van beleidsvrijheid heeft bij de toepassing van de Wet Bibob. De beleidslijn biedt een kader waarbinnen de Wet wordt toegepast door de gemeente Maassluis.

 

Wet Bibob in praktijk

Het toepassen van Wet Bibob houdt in dat steeds als een vergunning wordt aangevraagd of een vastgoedtransactie wordt aangegaan, de burgemeester cq het college onderzoekt of er mogelijk gevaar bestaat dat met de vergunning criminele activiteiten worden uitgevoerd. Bij een aanvraag voor een vergunning, wordt in veel gevallen verzocht om ook vragenformulieren in te vullen in het kader van de wet. Indien de vragenformulieren niet (volledig) worden ingevuld, kan het college of de burgemeester besluiten de vergunningaanvraag niet in behandeling te nemen. Onder meer om reden van deregulering wordt niet meer informatie opgevraagd dan noodzakelijk is voor de Bibobtoets. Daarom ook wordt voor aanvragers van de in de beleidsregels aangeduide omgevingsvergunningen voor bouw- en milieuactiviteiten in eerste instantie gebruik gemaakt van een verkorte vragenlijst. Als de gemeente de Wet Bibob toepast op een vergunningaanvraag, betekent dit dat de aanvrager inzicht moet geven in zijn financiële administratie, de eigendomsverhoudingen in zijn bedrijf en de herkomst van zijn vermogen. Na beoordeling van de vragenlijst en verkregen informatie van Politie en Justitie zal zo nodig verder onderzoek plaatsvinden en de kwestie worden voorgelegd bij het Landelijk Bureau Bibob. In die situatie zal aan de aanvragers om aanvullende informatie worden gevraagd. Hiermee wordt recht gedaan aan deregulering waar dat mogelijk is. Anderzijds wordt de aanvraag uitgediept indien daartoe aanleiding is.

 

Ook particulieren en ondernemers aan wie reeds vergunning is verstrekt kunnen, als daartoe aanleiding is, voorwerp van onderzoek zijn. Dit kan ertoe leiden dat hun vergunning alsnog wordt ingetrokken, of dat er nadere voorschriften aan de vergunning worden verbonden.

 

Wijziging van de wet

De verruiming van de Wet Bibob in 2013 heeft betrekking op de volgende sectoren:

  • -

    Vastgoed- en grondtransacties waarbij de overheid is betrokken als civiele partij; dit is de belangrijkste uitbreiding in de nieuwe Wet Bibob. Het gaat om transacties zoals koop/verkoop, huur/verhuur, gronduitgifte en zakelijke rechten.

  • -

    Bepaalde vergunningen op grond van de Huisvestingswet, onder andere voor splitsing of woningonttrekking, in het kader van de aanpak huisjesmelkers.

  • -

    Iedere gemeentelijke vergunning of ontheffing, mits dit bij verordening is geregeld en de vergunning betrekking heeft op de exploitatie en/of bedrijfsvoering van een bedrijf of inrichting. Voor de wijziging van de Wet Bibob werden in het Besluit Bibob specifiek activiteiten benoemd waarop de Wet Bibob van toepassing was.

  • -

    Alle subsidies aan een rechtspersoon of een natuurlijk persoon. In de gewijzigde Wet Bibob is de verplichting losgelaten dat het toepassen van de Wet Bibob in de specifieke subsidieregeling- of verordening vastgelegd moet worden.

Bibob-onderzoek

Bij toetsing op basis van de Wet Bibob kunnen twee fasen worden onderscheiden. De eerste fase van toetsing bestaat uit een onderzoek dat door de gemeente zelf wordt uitgevoerd. Dit gebeurt aan de hand van openbare bronnen en informatie die wordt verkregen uit het (landelijk vastgestelde) bibob vragenformulier. Dit formulier moet worden ingevuld door de partij die wordt getoetst. Daarnaast is met de uitbreiding van de Wet Bibob de informatiepositie van de bestuursorganen verbeterd en kan de gemeente zelf gegevens opvragen bij de politie, OM en de Belastingdienst.

Het eigen onderzoek door de gemeente wordt gedaan door de betrokken teams/clusters omdat daar ook de eerste en directe contacten met de aanvragers plaatsvindt.

 

In de tweede fase kan de gemeente advies vragen aan het Landelijk Bureau Bibob, (het Bureau) dat onderdeel uitmaakt van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Dit gebeurt als er na het eigen onderzoek nog vragen zijn, bijvoorbeeld over de financiering. Indien de gemeente een advies aanvraagt bij het Bureau, wordt de betrokkene hier schriftelijk over geïnformeerd. Het Bureau heeft toegang tot andere instanties dan de gemeente, waardoor een bredere screening en diepgaander onderzoek mogelijk is. Het advies van het Bureau kan drie conclusies hebben: er is een ernstig gevaar, er is een mindere mate van gevaar of er is geen (gebleken) gevaar.

De mate van gevaar wordt vastgesteld op basis van antecedenten van de betrokkene en van bepaalde in de wet aangewezen derden (bijvoorbeeld financierder en bestuurders). Als er een relatie wordt vastgesteld tussen de betrokkene en de derde worden de antecedenten van die derde meegewogen bij het bepalen van het gevaar. Het doel hiervan is om stromanconstructies te voorkomen.

 

Een advies van het Bureau is niet bindend. Het is aan de gemeente om de afweging te maken of een door het Bureau vastgesteld gevaar zo zwaarwegend is dat bijvoorbeeld een verleende vergunning moet worden ingetrokken of een vastgoedtransactie niet moet worden aangegaan. Het is ook mogelijk om voorschriften te verbinden aan een beschikking of om extra voorwaarden op te nemen in een overeenkomst.

 

De gemeente kan ook op basis van eigen onderzoek en zonder een advies van het Bureau besluiten over te gaan tot weigering of intrekking op grond van de Wet Bibob of het niet aangaan of ontbinding van een overeenkomst.

 

Bibob toets

Als het eigen onderzoek van de gemeente vragen oproept, over bijvoorbeeld de financiering, dan kan de burgemeester cq het college besluiten een diepgaande toets uit te voeren. Tijdens een diepgaande toets, dit is de tweede fase zoals hierboven beschreven, kan deze een advies aanvragen bij het Landelijk Bureau Bibob van het Ministerie van Justitie. Eventueel kan het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum Rotterdam, het RIEC, hier een adviserende rol in hebben.

 

Het MaassluiseBibob Beleid

Bij de invoering van de Wet Bibob heeft de gemeente in 2005 beleidsregels vastgesteld, op grond waarvan de Wet Bibob van toepassing is voor horecavergunningen, coffeeshopvergunningen en seksinrichtingvergunningen.

 

Naar aanleiding van de wetswijziging Wet Bibob in 2013 hebben de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders – afhankelijk van de aanvraag- besloten om met ingang van 1 mei 2017 de huidige toepassing van de wet te verbreden en toe te passen. Dit is gedaan in de in 2017 vastgestelde Beleidsregels Wet Bibob gemeente Maassluis 2017.

 

In deze beleidslijn wordt onderscheid gemaakt tussen beschikkingen (vergunningen en subsidies) en privaatrechtelijke transacties (vastgoedtransacties).

 

Besloten is om de Wet Bibob in Maassluis op de volgende aanvragen toe te passen:

  • -

    Vergunning voor de exploitatie van een horecabedrijf (APV)*

  • -

    Vergunning voor de exploitatie van een coffeeshop (APV)*

  • -

    Vergunning voor de exploitatie van een seksinrichting (APV)*

  • -

    Evenementenvergunningen (in ieder geval bij vechtsportgala, APV)

  • -

    Vergunning voor de verkoop van vuurwerk (APV)

  • -

    Vergunningen op grond van de Wet op de Kansspelen

  • -

    Omgevingsvergunning bouwen met een bouwsom van € 750.000 en hoger, en de in de beleidsregel aangegeven risico categorieën indien de bouwsom meer bedraagt dan € 50.000

  • -

    Omgevingsvergunning activiteit milieu, indien het de risicocategorieën afval, vuurwerk, transportsector en automobielbranche betreft

  • -

    Omgevingsvergunning beperkte milieutoets

  • -

    Vastgoedtransacties en zakelijke rechten

  • -

    Subsidie aanvragen op grond van de Algemene Subsidie Verordening Maassluis

*) Zoals eerder is beschreven, is in 2005 al een beleidslijn Wet Bibob in Maassluis vastgesteld, op grond waarvan de eerst genoemde drie vergunningen al onder de toepassing van de Wet Bibob vielen.

 

De toepassing van de Wet Bibob op omgevingsvergunningen en vastgoedtransacties is in 2017 vastgesteld. Daarnaast heeft het college van burgemeester en wethouders in 2019 besloten om de Wet Bibob ook toe te passen op aanvragen voor subsidies en enkele aanpassingen in de Beleidsregels op te nemen aan de hand van de ervaringen.

 

Per type beschikking en transactie wordt aangegeven hoe het Bibob instrumentarium wordt toegepast. De toepassing is standaard of signaal gestuurd van aard. Onder standaard wordt verstaan dat in alle gevallen, bijvoorbeeld iedere aanvraag van een vergunning in een bepaalde branche of een bepaald gebied, een Bibob toets wordt gedaan. Indien de in de beleidslijn benoemde risico gebieden of branches moeten worden aangepast, bijvoorbeeld naar aanleiding van een gebiedsscan van politie of een criminalteitsbeeldanalyse van het RIEC wordt hierover een besluit genomen door de burgemeester of het college. Signaal gestuurd houdt in dat bij signalen van bijvoorbeeld het OM, politie of de belastingdienst of naar aanleiding van ambtelijke informatie een Bibob-toets wordt uitgevoerd. Hieronder volgt een nadere toelichting per toepassingsgebied.

 

  • 1.

    Vergunningen voor openbare inrichtingen

    ten aanzien van de openbare inrichtingen, te weten horeca-inrichtingen, seksinrichtingen en coffeeshops, wordt het beleid van de afgelopen jaren voortgezet. Bij de vergunningverlening van openbare inrichtingen wordt de Wet Bibob standaard ingezet. Het Bibob-instrumentarium is in de afgelopen jaren in Maassluis in deze branches ingezet.

  • 2.

    Overige vergunningen

    onder overige vergunningen worden in deze beleidslijn vergunningen verstaan voor evenementen (in elk geval voor vechtsportgala’s), vergunningen voor de verkoop van vuurwerk en vergunningen die verleend worden op grond van de Wet op de Kansspelen. Dit zijn nieuwe toepassingsgebieden voor de gemeente Maassluis. De Wet Bibob zal in elk geval standaard worden ingezet bij de aanvraag van een vuurwerkverkoopvergunning, van een aanwezigheidsvergunning van een kansspelautomaat en bij een evenementenvergunning indien de aanvraag betrekking heeft op een vechtsportgala.

  • 3.

    Omgevingsvergunningen bouw

    voor de omgevingsvergunningen werd de Wet Bibob nog niet regulier toegepast. Voor deze aanvragen geldt dat de toepassing alleen beperkt is bij aanvragen met een bouwsom van € 750.000 of hoger. Hierop is de uitzondering opgenomen voor een aanvraag van een bouwbedrijf of woningcorporatie voor een bouwproject dat uit meerdere woningen bestaat waarbij de bouwsom hoger is dan 750.000 euro en de individuele bouwsom per woning onder dat bedrag ligt.

  • 4.

    Vastgoedtransacties

    Waar bij vergunningen geldt dat deze in beginsel verleend moet worden, tenzij er sprake is van een weigeringsgrond in een wettelijke regeling, staat bij vastgoedtransacties het uitgangspunt van contractsvrijheid voorop. Dat brengt met zich mee dat partijen vrij zijn om met elkaar in onderhandeling te treden en ook om die onderhandelingen weer af te breken. Die vrijheid is echter niet onbeperkt. Het afbreken van onderhandelingen kan bijvoorbeeld als onaanvaardbaar worden beschouwd indien de wederpartij het gerechtigde vertrouwen mocht hebben dat de overeenkomst tot stand zou komen. Bovendien moet een gemeente bij onderhandelingen over een overeenkomst de algemene beginselen van behoorde bestuur in acht nemen. In hoeverre onderhandelingen als gevolg van een Bibob-procedure kunnen worden afgebroken, hangt af van de concrete omstandigheden waarbij onder meer van belang is of de wederpartij ervan op de hoogte is gesteld dat de Wet Bibob zou worden toegepast. Gelet hierop dient uitdrukkelijk een voorbehoud gemaakt te worden door de gemeente indien er een intentie is om voorafgaand aan het sluiten van een overeenkomst een Bibob-toets uit te voeren.

     

    De contractsvrijheid brengt anderzijds met zich mee dat onderhandelingen ook kunnen worden afgebroken indien geen sprake is van een ernstig gevaar maar er naar het oordeel van de gemeente wel sprake is van een integriteitrisico.

     

    Het is mogelijk om nadat een vastgoedtransactie is aangegaan een advies aan te vragen bij het Bureau indien een clausule is opgenomen in de overeenkomst die bepaalt in welke gevallen deze kan worden ontbonden.

     

    Anders dan het weigeren of intrekken van een vergunning, is het niet aangaan of beëindigen van een vastgoedtransactie geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De betrokkene kan daardoor geen bezwaar of beroep instellen maar zal zich tot de civiele rechter moeten wenden.

    In de beleidslijn wordt een onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten vastgoedtransacties. Deze worden hieronder nader toegelicht:

    • Verhuur van onroerend goed en het verlenen van een gebruiksrecht. Bij dit type vastgoedtransacties kan worden overgegaan tot een Bibob-toets indien sprake is van verhuur met betrekking tot de risicobranches en gebieden die benoemd zijn bij de omgevingsvergunning bouw. Daarnaast kan in huur- en verhuurcontracten een beëindigingclausule worden opgenomen waardoor tijdens een lopend contract ook de mogelijkheid bestaat om een Bibob-toets uit te voeren indien daar aanleiding toe is.

    • Verkoop van onroerend goed Indien sprake is van verkoop van onroerend goed is een aantal indicatoren benoemd waarbij eerder wordt overgegaan tot een Bibob-toets. Een voorbeeld hiervan is dat de hoogte van de aankoopsom of bieding ongebruikelijk is vergeleken met de waardering van het vastgoedobject. Verder wordt de Wet Bibob signaal gestuurd toegepast.

    • Gronduitgifte Bij gronduitgifte is eveneens een aantal indicatoren benoemd waarbij eerder wordt overgegaan tot een Bibob-toets. Daarnaast is een aantal omstandigheden benoemd waarbij doorgaans niet wordt overgegaan tot een Bibob-Toets. Dit betreft onder andere de uitgifte van grond aan particulieren ten behoeve van tuinuitbreidingen. Bovendien is een koppeling gemaakt met het artikel over omgevingsvergunning bouw aangezien de uitgifte van grond veelal wordt gevolgd door een omgevingsvergunning bouw.

    • Zakelijke rechten Bij het verlenen van deze rechten welke niet tot de eerste en derde bullet behoren kan worden overgegaan tot een Bibob-toets indien sprake is van de verlening van het recht aan risicobranches en gebieden die benoemd zijn bij de omgevingsvergunning bouw. Eventueel wordt een beëindigingclausule opgenomen waardoor tijdens een lopend contract de mogelijkheid bestaat om een Bibob-toets uit te voeren indien daar aanleiding toe is. Het blijft mogelijk een aantal omstandigheden te benoemen waarbij doorgaans niet wordt overgegaan tot een Bibob-Toets. Tevens is het mogelijk een koppeling te maken met het artikel over omgevingsvergunning bouw aangezien de verlening van een zakelijk rechtmogelijk wordt gevolgd door een omgevingsvergunning bouw. Verder wordt de Wet Bibob signaal gestuurd toegepast.

  • 5.

    Subsidies

    Aanvragen van subsidies op grond van de Algemene Subsidie Verordening Maassluis (ASM) vallen vanaf de wijziging van deze Beleidsregels onder toepassing van de Wet Bibob. In hoofdstuk vier wordt toegelicht hoe de toepassing van de Wet Bibob op subsidie aanvragen plaatsvindt.

Indeling beleidsregels

 

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1.1. Begripsomschrijvingen

  • 1.

    De definities in artikel 1, eerste lid van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregels;

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      rechtspersoon met een overheidstaak: de gemeente Maassluis;

    • b.

      bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders alsmede degenen aan wie zij een mandaat hebben verleend tot besluitvorming bij beschikkingen;

    • c.

      APV: Algemene Plaatselijke Verordening Gemeente Maassluis

    • d.

      AMvb: Algemene Maatregel van Bestuur

    • e.

      Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

    • f.

      RIEC: Regionaal Informatie en Expertise Centrum

    • g.

      Het Bureau: Het landelijk bureau Bibob

    • h.

      Bibob-toets: het onderzoek en de beoordeling door het bestuursorgaan en/of het Bureau of, en zo ja in hoeverre sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 3, artikel 4 en artikel 9 van de Wet Bibob;

    • i.

      vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

      • 1.

        het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of erfpacht; erfpacht is een zakelijk recht waarop de Wet Bibob van toepassing zou kunnen zijn en allen andere zakelijke rechten worden eigenlijk alleen maar gesloten met ondergrondse infra beheerders;

      • 2.

        huur of verhuur;

      • 3.

        het verlenen van een gebruiksrecht of

      • 4.

        de deelname aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of die onroerende zaak huurt of verhuurt;

    • j.

      betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een beschikking, de exploitant, de verhuurder, de subsidieontvanger, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan of zal worden aangegaan, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer;

    • k.

      eigen onderzoek: het onderzoek door het bestuursorgaan of, en zo ja, in hoeverre sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 3, artikel 4 en artikel 9 van de wet Bibob en de beoordeling of in de resultaten van dit onderzoek grond is gelegen voor de betrokkene een negatieve beslissing te nemen dan we een advies bij het Bureau aan te vragen;

    • l.

      handelaren (als bedoeld in artikel 437, eerste lid Wetboek van Strafrecht): opkopers en handelaren in gebruikte of ongeregelde goederen, platina, goud, zilver, edelstenen, uurwerken, kunstvoorwerpen, auto’s, motorfietsen, fietsen, foto-, film-, radio-, audio- en videoapparatuur en apparatuur van automatische registratie.

    • m.

      Wet: Wet Bibob

    • n.

      snippergroen: kleine stukken (<150m2) openbaar groen die geen duidelijke openbare functie (meer) hebben en te koop worden aangeboden aan de eigenaar van de aangrenzende woning.

Artikel 1.2 Toepassingsbereik

Onderhavige beleidsregels zijn uitsluitend van toepassing op de toepassing van de Wet door de rechtspersoon met een overheidstaak en het bestuursorgaan. De beleidsregels laten dus onverlet dat binnen de grenzen van andere regelgeving op andere wijze een integriteitstoets wordt uitgevoerd en dat de uitkomsten daarvan bij verdere besluitvorming worden betrokken.

Artikel 1.3 Toepassing beleidsregels

  • 1.

    De Bibob-toets zal niet worden toegepast bij beschikkingen voor, overeenkomsten met:

    • -

      overheidsinstanties;

    • -

      semi-overheidsinstanties;

    • -

      toegelaten woning(bouw)corporaties; (toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting conform Woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning);

    • -

      door het bestuursorgaan bij (specifiek) besluit aangewezen beschikkingen dan wel privaatrechtelijke transacties.

  • 2.

    Het bestuursorgaan dan wel de rechtspersoon met een overheidstaak handelt overeenkomstig de beleidsregels, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.

Artikel 1.4 Uitvoering Bibob-toets in afwijking van beleidslijn

De beleidslijn laat onverlet dat al dan niet in afwijking van de hierna volgende bepalingen tot uitvoering van een Bibob-toets kan worden besloten indien de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven.

Hoofdstuk 2 Beschikkingen

Artikel 2.1. aanvragen van exploitatievergunningen

Ingeval van een aanvraag voor een beschikking als bedoeld in artikel 2:28 van de APV (exploitatievergunning horecabedrijf), en artikel 3:4 van de APV (vergunning seksinrichting) zal het bestuursorgaan uitvoering geven aan een Bibob-toets indien:

  • a.

    sprake is van een nieuwe vestiging van een inrichting of bedrijf;

  • b.

    sprake is van een overname of wijziging van een exploitant van een coffeeshop, horecabedrijf of seksinrichting;

  • c.

    sprake is van een overname van overige als de in onder b vermelde inrichtingen gedurende en/of na een bestuurlijke maatregel dan wel ten tijde van een verzoek of aankondiging van een toezichthouder om een bestuurlijke maatregel te treffen;

  • d.

    een voorafgaande aanvraag door de vorige aanvrager is ingetrokken na aankondiging of uitvoering van een Bibob-toets;

  • e.

    een voorafgaande aanvraag na aankondiging of uitvoering van een Bibob-toets is geweigerd of buitenbehandeling is gesteld; of

  • f.

    op grond van:

    • -

      eigen ambtelijke informatie en/of

    • -

      informatie verkregen van het Bureau en/of

    • -

      informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of

    • -

      vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM tip)

      vragen ontstaan of bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of met hem in verband te brengen personen zoals onder meer de personen die direct of indirect leiding geven en/of direct of indirect zeggenschap uitoefenen en/of direct of indirect vermogen verschaffen aan de betreffende activiteit en/of onderneming of dat in het verleden hebben gedaan en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering. Het bestuursorgaan kan in dit verband in ieder geval actief navraag doen binnen haar organisatie of bij de in deze bepaling genoemde partners.

Artikel 2.2. aanvragen van overige vergunningen

  • 1.

    Het bestuursorgaan zal de Bibob-toets toepassen met betrekking tot elke aanvraag om een beschikking zoals vermeld in:

    • a.

      Artikel 3 van de Drank- en horecawet voor de uitoefening van het horecabedrijf

    • b.

      Artikel 30a van de Drank – en horecawet (melding wijziging leidinggevende op het aanhangsel bij de vergunning)

    • c.

      Artikel 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening (evenementenvergunning voor vechtsportgala’s)

    • d.

      Artikel 2:72 van Algemene Plaatselijke Verordening (vergunning voor de verkoop van consumentenvuurwerk)

    • e.

      Wijziging van regelgeving op het gebied van toezicht speelgelegenheden, teneinde om een speelautomatenhal mogelijk te maken;

    • f.

      Artikel 30b van de Wet op de Kansspelen (speelautomaten)

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het vorige lid zal het bestuursorgaan ten aanzien van paracommerciële instellingen als bedoeld in artikel 4 van Drank- en Horecawet (zoals een kantine van een sportvereniging of een buurthuis) uitsluitend uitvoering geven aan een Bibob-toets indien sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid sub f van deze beleidsregel.

Artikel 2.3 aanvragen van omgevingsvergunningen bouwen en milieu

  • 1.

    Uitvoering van de Bibob-toets vindt bij onderstaande aanvragen voor een beschikking plaats als zij vallen onder de daartoe aangewezen branche en/ of gebied dan wel genoemde risico-/drempelindicatoren: De aanvraag voor een beschikking als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wabo. Het betreft hier het bouwen van een bouwwerk. De toepassing blijft beperkt tot de aanvragen met een bouwsom gelijk of hoger dan € 750.000,=.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 vindt geen uitvoering van een Bibob-toets plaats ingeval een bouwbedrijf of een woningcorporatie een aanvraag indient voor een bouwproject dat uit meerdere woningen bestaat, waarbij de bouwsom hoger dan 750.000 euro komt en de individuele bouwsom per woning onder dat bedrag ligt.

  • 3.

    De aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid aanhef en onder e van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van die wet, (omgevingsvergunning inrichtingen Wet Milieubeheer) voor zover de inrichtingen behoren tot de branches:

    • -

      woonfunctie (kamerverhuur, hotels , logies en campings);

    • -

      horeca;

    • -

      sportschool;

    • -

      belwinkel;

    • -

      vuurwerk verkoop;

    • -

      occasion- en autobedrijf;

    • -

      autosloperij;

    • -

      vastgoedbedrijf;

    • -

      tattooshop;

    • -

      massage salons, beauty, wellness en saunabedrijf

    • -

      (bedrijfs)verzamelgebouw

    • -

      inrichtingen die actief zijn in de bewerking, verwerking en/of opslag van afvalstoffen.

  • 4.

    De aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 Wet Bibob kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte milieutoets).

Artikel 2.4 reeds verleende beschikkingen

Het bestuursorgaan dan wel de rechtspersoon met een overheidstaak kan de Wet toepassen met betrekking tot reeds verleende beschikkingen, gegunde opdrachten en gesloten overeenkomsten indien:

  • a.

    deze betrekking heeft op een locatie, die gelegen is in een concreet bepaald gebied, dat op basis van een daartoe genomen besluit van het bestuursorgaan na de verstrekking van de beschikking/gunning van de opdracht/sluiting van de overeenkomst, is aangewezen als risicogebied;

  • b.

    deze onderdeel uitmaakt van een branche of onderdeel in deze branche, die op basis vaneen door het bestuursorgaan genomen besluit na de verstrekking van de beschikking/gunning van de opdracht/sluiting van de overeenkomst, is aangewezen voor een generieke Bibob-toets;

  • c.

    vanuit eigen informatie dan wel vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC, er aanwijzingen zijn dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet;

  • d.

    informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet verkregen, vanuit het OM, direct of als reactie op een door haar ontvangen signaal van het Bureau, die duidt op een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet;

  • e.

    bekend wordt, dat tegen betrokkenen in een andere gemeente bij een Bibob-toets een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en:

    • -

      aan betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is verstrekt; en/of

    • -

      met betrokkene alhier een soortgelijke overeenkomst is gesloten; en/of

    • -

      en aan betrokkene een soortgelijke opdracht is gegund.

  • of

  • f.

    Indien in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder:

    • -

      aan betrokkene al een soortgelijke beschikking is verleend; en/of

    • -

      met betrokkene al een soortgelijke overeenkomst is gesloten; en/of

    • -

      aan betrokkene al een soortgelijke opdracht is gegund, zal het bestuur dan wel de rechtspersoon met een overheidstaak het RIEC om coördinatie in de Bibob-toets verzoeken.

Hoofdstuk 3: Privaatrechtelijke transacties

 

Vastgoedtransacties

  • 1.

    De Wet Bibob kan van toepassing zijn:

    • a.

      met betrekking tot vastgoedtransacties als bedoeld in artikel 1 onder i, niet zijnde snippergroen en met een oppervlakte van meer dan 1500 m2, waarbij de gemeente partij is; en/of

    • b.

      als de vastgoedtransactie bestaat uit verhuur of huur van gebouwen, wordt de wet alleen toegepast, als er sprake is van een huurovereenkomst van één jaar of langer.

  • 2.

    Bij de start van onderhandelingen, stelt de gemeente de wederpartij ervan in kennis dat een eigen onderzoek deel kan uitmaken van de procedure; aan de wederpartij wordt daartoe een vragenlijst voorgelegd.

  • 3.

    Als de informatie verkregen uit de vragenlijst daartoe aanleiding geeft en in de gevallen, die een of meerdere van onderstaande kenmerken hebben vindt een eigen onderzoek plaats:

    • a.

      hoge mate van financiële complexiteit;

    • b.

      hoge mate van complexiteit met betrekking tot de bedrijfsstructuur;

    • c.

      substantieel financieel risico voor de gemeente vindt een eigen onderzoek plaats.

  • 4.

    Het besluit tot uitvoering van een eigen onderzoek kan daarnaast ook gebaseerd zijn op:

    • a.

      eigen ambtelijke informatie en/of

    • b.

      informatie verkregen van het Bureau en/of

    • c.

      informatie verkregen vanuit het OM conform artikel 26 van de wet(OM-tip) en/of

    • d.

      informatie verkregen van een of meerdere partners binnen het samenwerkings- verband RIEC.

  • 5.

    In de overeenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst als er ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet wordt geconstateerd.

  • 6.

    Indien de Bibob-procedure niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst, wordt hieromtrent een ontbindende voorwaarde opgenomen.

Hoofdstuk 4 Subsidies

 

Het bestuursorgaan zal uitvoering geven aan een Bibob-toets indien:

De subsidieaanvraag een aanvraag in de categorie 2 en 3 in de zin van de Algemene Subsidieverordening Maassluis (ASM) betreft vanaf € 5.000 of meer op jaarbasis, en indien er sprake is van een of meer van onderstaande situaties:

  • -

    de aanvrager van de subsidie is bij de risicoclassificatie die wordt uitgevoerd bij iedere subsidieaanvraag, een zogeheten hoog risicoprofiel toegekend;

  • -

    er is sprake van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in de artikelen 11a en 26 juncto 11 van de Wet Bibob, die een aanleiding vormen tot een vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob;

  • -

    er is aanleiding om actief navraag te doen bij het Landelijk Bureau Bibob en daaruit blijkt, dat tegen de betrokkene, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Landelijk Bureau Bibob.

Hoofdstuk 5 Uitvoering

Artikel 5.1 Onderzoek

Een toetsing aan de Wet geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Hierbij moet het bestuursorgaan / de rechtspersoon met een overheidstaak de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen. Deze eisen brengen mee dat het bevoegd gezag eerst gebruik moet maken van de eigen instrumenten.

Indien op grond van deze beleidslijn een Bibob-toets wordt uitgevoerd, zal betrokkene de Bibob-vragenformulieren dienen in te vullen en in te leveren bij het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak. Deze formulieren zijn op grond van artikel 30, lid 5 bij ministeriele regeling vastgesteld. Daarbij dienen ook de documenten te worden gevoegd, die in de vragenformulieren zijn vermeld en/of bij de uitreiking van de formulieren door of namens het bestuursorgaan/rechtspersoon met een overheidstaak zijn genoemd.

 

Het onderzoek naar het zich voordoen van een situatie als bedoeld in artikel 3 van de Wet bestaat uit twee fases:

  • 1.

    Het eigen onderzoek

  • Het onderzoek behelst in ieder geval de controle van:

    • -

      De door de aanvrager/houder van de vergunning aangereikte informatie/documenten bij het Bibob-vragenformulier(en) (inclusief bijlagen) en de door hem/haar daarbij aangeleverde documenten;

    • -

      Eventuele extra, op verzoek van het bevoegde gezag, door aanvrager/houder overlegde documenten ter informatie;

    • -

      Open en gesloten bronnen onderzoek (zoals Kamer van Koophandel, Kadaster, Justitiële en strafvorderlijke gegevens, politiegegevens ed)

Het eigen onderzoek wordt uitgevoerd door de teams en clusters waar de aanvrager/houder de betreffende aanvraag indient.

  • 2.

    Een adviesaanvraag bij het Bureau

  • Aanvullend op de controle en analyse van de (extra) verstrekte informatie als hiervoor genoemd, kan een advies bij het Bureau worden aangevraagd indien:

    • a.

      Na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager, gegadigde of wederpartij en/of daarmee in verband te brengen derden als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet;

    • b.

      Na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur van de aan de betreffende beschikking, overheidsopdracht of vastgoedtransactie te verbinden ondernemingen;

    • c.

      Na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van de aan de betreffende beschikking, overheidsopdracht of vastgoedtransactie te verbinden activiteiten;

    • d.

      De officier van justitie het bestuursorgaan/de rechtspersoon met een overheidstaak, de tip geeft of heeft gegeven om in een bepaalde zaak een Bibob-advies aan te vragen; of

    • e.

      Het Bureau het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak desgevraagd bericht als bedoeld in artikel 11a van de Wet.

Artikel 5.2 Niet (volledig) invullen Bibob-vragenformulier

Het bestuursorgaan kan een aanvraag buiten behandeling stellen ingeval van het niet dan wel niet volledig invullen van het Bibob-vragenformulier mits de aanvrager in de gelegenheid is gesteld het Bibob-vragenformulier alsnog (volledig) in te vullen (art. 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht). Ook ingeval van een (voorgenomen) privaatrechtelijke transactie kan het bestuursorgaan onderhandelingen afbreken ingeval van het niet dan wel niet volledig invullen van het Bibob-vragenformulier mits de (beoogde) contractpartij de gelegenheid heeft gehad het Bibob-vragenformulier alsnog (volledig) in te vullen.

Artikel 5.3 Informatieplicht

  • 1.

    Het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 31 van de Wet. Een afschrift van deze brief wordt gevoegd bij het adviesverzoek aan het Bureau.

  • 2.

    Ingeval een van het Bureau ontvangen advies leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren dan wel een eerder verleende beschikking in te trekken, een aanbesteding niet te gunnen dan wel de overeenkomst te ontbinden of geen vastgoedtransactie aan te gaan dan wel deze te beëindigen, wordt aan betrokkene een kopie van het adviesrapport verstrekt. Betrokkene wordt daarbij door het bestuursorgaan of rechtspersoon met een overheidstaak gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de Wet.

Artikel 5.4 Adviestermijn bij een beschikking

  • 1.

    Indien de gemeente een advies aanvraagt bij het Bureau, wordt op grond van artikel 31 van de Wet, de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dien te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het Bureau in behandeling wordt genomen en eindigt met de dag waarop het advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15 lid 1 van de Wet.

  • 2.

    Indien het Bureau het advies niet binnen de in lid 1 gestelde termijn kan geven, heeft het de mogelijkheid om op grond van artikel 15, derde lid van de Wet, de termijn te verlengen. Deze verlening bedraagt niet meer dan de termijn, genoemd in artikel 15 derde lid van de Wet.

  • 3.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene onverwijld over een verlenging als bedoeld in het vorige lid.

  • 4.

    De verlenging van de adviestermijn van het Bureau, alsmede eventuele tijdelijke opschorting van de adviestermijn van het Bureau in gevallen als bedoeld in artikel 15, tweede lid van de Wet, kan leiden tot een verdere opschorting van de wettelijke beslistermijn op de beschikking.

Artikel 5.5 Besluitvorming

  • 1.

    Het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak gaat over tot een negatief besluit op de aanvraag van een beschikking of de intrekking van een beschikking, dan wel het niet aangaan van een vastgoedtransactie of het beëindigen van een overeenkomst indien uit het eigen onderzoek en/of een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt, dat er sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet. Daarbij kan in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, het geconstateerde ernstig gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitinggronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2013.

  • 2.

    Indien het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak voornemens is negatief te beschikken op de aanvraag op de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht of het aangaan van een vastgoedtransactie wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen zienswijze in te brengen. Het voorgaande is ook van toepassing indien het bestuursorgaan of de rechtspersoon voornemens is de beschikking in te trekken dan wel de overeenkomst te beëindigen.

  • 3.

    Het bestuursorgaan kan bij een mindere mate van gevaar aan een beschikking voorschriften verbinden. Deze voorschriften zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar. De rechtspersoon met een overheidstaak kan bij een mindere mate van gevaar extra voorwaarden opnemen in de overeenkomst die zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar. (art. 3, lid 7 Wet Bibob)

  • 4.

    Het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak, die een advies van het Bureau ontvangt, kan dit advies conform artikel 29 van de Wet gedurende twee jaren gebruiken in verband met een ander besluit.

Artikel 5.6 Procesbeschrijving

Zie bijlagen

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

 

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking ervan.

  • 2.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels Wet Bibob gemeente Maassluis 2019.

  • 3.

    De Beleidsregels Wet Bibob gemeente Maassluis 2017 wordt ingetrokken met de inwerkingtreding van de Beleidsregels Wet Bibob gemeente Maassluis 2019.

Aldus vastgesteld door het college van de gemeente Maassluis in zijn vergadering van 16 juli 2019

De secretaris,

A.L. Duijmaer van Twist

De burgemeester,

dr. T.J. Haan

Aldus vastgesteld door de burgemeester van Maassluis op 16 juli 2019

De burgemeester,

Dr. T.J. Haan