Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Soest

Beeldkwaliteitplan buitengebied Soest

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSoest
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeeldkwaliteitplan buitengebied Soest
CiteertitelBeeldkwaliteitplan buitengebied Soest
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-09-2004nieuwe regeling

16-09-2004

gmb-2022-321929

Tekst van de regeling

Intitulé

Beeldkwaliteitplan buitengebied Soest

[Deze bekendmaking is slechts een tekstplaatsing. De oorspronkelijke publicatie is op 22 september 2004 bekendgemaakt in de Soester Courant.]

Kaart Plangebied

1 Inleiding

 

Aanleiding en Doelstelling

Op rijksniveau is per 1 januari 2003 de nieuwe Woningwet in werking getreden. In de wet is vastgelegd welke bouwwerken bouwvergunningvrij zijn, een lichte bouwvergunningsprocedure doorlopen of waarvoor een reguliere bouwvergunning moet worden aangevraagd. Deze wet leidt tot de noodzaak om een gemeentelijk welstandsbeleid te formuleren voor 1 juli 2004.

 

Het buitengebied is 1 van de 18 deelgebieden uit de welstandsnota 2004. Vijftien van de beschreven deelgebieden zijn rechtstreeks in de welstandsnota verwerkt. Voor 3 deelgebieden zijn c.q. worden beeldkwaliteitplannen uitgewerkt omdat ze vanuit welstand gezien bijzondere aandacht verdienen. Het gaat hierbij om de gebieden waar extra aandacht voor de ruimtelijke kwaliteit wenselijk wordt geacht en de gemeente ook aanvullende beleidsinstrumenten inzet. Het welstandstoezicht in deze bijzondere welstandsgebieden is gericht op het voorkomen van aantasting van de ruimtelijke karakteristieken en het versterken van de bestaande en/of ge wenste kwaliteit. In nieuw te ontwikkelen gebieden is het welstandstoezicht gericht op het realiseren van de stedenbouwkundige kwaliteitsdoelstellingen. Omdat het beeldkwaliteitplan een instrument voor de welstandscommissie is bij het toetsen van bouwplannen zijn er gebiedsgerichte criteria opgesteld.

 

Het benoemen van de beeldkwaliteiten draagt bij aan de bewustwording van waardevolle kenmerken en kwaliteiten van het buitengebied.

Het plan levert praktisch hanteerbare richtlijnen op hoe deze beeldkwaliteiten in stand gehouden en verbeterd kunnen worden bij veranderingen in het landschap.

 

Beeldkwaliteit zegt iets over de oorspronkelijkheid van het landschap en over de wijze waarop veranderingen in het landschap plaats kunnen vinden. Het geeft aan welke kwaliteiten bepalend zijn voor de identiteit van een gebiedsdeel, verhaalt over bouwstijlen en lokale gebruiken van bijvoorbeeld kleur, maatvoering en materiaalgebruik. De beeldkwaliteit vormt als het ware het geheugen van het landschap .

 

Toetsingskader vooraf

Een beeldkwaliteitplan geeft vooraf een inzichtelijk kader voor veranderingen in het buitengebied. Hierbij gaat het zowel om de bebouwing zelf als de relatie tussen de bebouwing en haar omgeving en de bijbehorende ‘erfinrichting’. Door deze eisen in een beeldkwaliteitplan vast te leggen ontstaat er bij particulieren vooraf inzicht in de gewenste ruimtelijke kaders bij veranderingen. Binnen deze randvoorwaarden is er ruimte voor individuele verschillen.

 

Plangebied

Het plangebied bestaat uit het buitengebied van de gemeente Soest. De bebouwde kommen van Soest en Soesterberg zijn uitgesloten van het plan, hiervoor is reeds een beeldkwaliteitskaart opgesteld. Gezien de onzekerheid over de toekomstige invulling van het terrein wordt vliegveld Soesterberg buiten het plangebied gehouden. Ook de legerbasis aan de oostzijde van Soesterberg is buiten beschouwing gebleven, evenals de woonkern Soestduinen.

 

Voor de indeling en typering van de landschapstypen is aansluiting gezocht bij het bestaande landschapsbeleidsplan uit 1995.

 

Relatie met gemeentelijk beleid

Beeldkwaliteit staat niet op zich. De richtlijnen zoals opgenomen in een beeldkwaliteitplan dienen in relatie met andere gemeentelijke beleidsplannen te worden bezien. Functieveranderingen en bouwaanvragen in het buitengebied zullen in de toekomst getoetst worden aan het bestemmingsplan buitengebied en de welstandsnota.

 

Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan regelt de functie en het gebruik van de gronden en de situering en maatvoering van de daar op te richten bouwwerken. Deze bouwwerken kunnen gebouwen zijn, maar ook hekwerken, lichtmasten, bruggen en duikers.

Beeldkwaliteits- en bestemmingsplan moeten zorgvuldig op elkaar afgestemd zijn. Het beeldkwaliteitplan beweegt zich binnen de kaders die het bestemmingsplan biedt. Zo heeft het geen zin om in een beeldkwaliteitplan te pleiten voor ranke vormen als het bestemmingsplan robuuste massa’s toelaat.

 

Welstandsnota

Dit beeldkwaliteitplan zal vooraf criteria aangeven waaraan bouwwerken, waarvoor een vergunning wordt aangevraagd moeten voldoen. Op grond van deze criteria toetst de welstandcommissie of het bouwwerk voldoet aan redelijke eisen van welstand zoals bedoeld in de Woningwet. Ook de welstandsnota beweegt zich binnen de kaders van het bestemmingsplan. Als het bestemmingsplan een bouwhoogte van 10 meter toestaat, kan de commissie geen negatief oordeel geven als zij vindt dat de gegeven maat te hoog zou zijn. Het beeldkwaliteitplan buitengebied zal het toetsingskader zijn van plannen gelegen in dit gebied.

In de welstandsnota en het beeldkwaliteitplan zijn per deelgebied welstandscriteria aangegeven.

Wanneer voldaan wordt aan de omschreven criteria mag een aanvrager er vanuit gaan dat bouwplannen voldoen aan de gestelde eisen van welstand.

De welstandsnota gaat uit van 3 toetsingsniveau’s, te weten:

 

Het hoge kwaliteitsniveau 1

Dit wordt door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg gehanteerd voor Rijksmonumenten en objecten gelegen binnen het rijksbeschermde stads- en dorpsgezicht.

 

Niveau’s in beeldkwaliteit

Landschap Stedenbouwkundige structuur Erf en bebouwing

 

Het bijzondere kwaliteitsniveau 2

Het bijzondere welstandstoezicht is gericht op het voorkomen van aantasting van de ruimtelijke karakteristieken en het versterken van de bestaande en/of gewenste kwaliteit. Voor nagenoeg het gehele beeldkwaliteitplan "Buitengebied" geldt het bijzondere kwaliteitsniveau 2. In nieuw te ontwikkelen gebieden is het welstandstoezicht gericht op het realiseren van de stedenbouwkundige kwaliteitsdoelstellingen.

 

Het gewone, reguliere kwaliteitsniveau 3

Voor de militaire terreinen geldt het kwaliteitsniveau 3, het reguliere toezicht. Voor die gebieden waarvoor regulier welstandstoezicht wordt uitgeoefend geldt dat afwijkingen van de bestaande ruimtelijke structuur en ingrepen in de architectuur van de gebouwen zonder al te veel problemen kunnen worden gerealiseerd. De gemeente stelt in deze gebieden geen bijzondere eisen aan de ruimtelijke kwaliteit. Het welstandstoezicht is gericht op het handhaven van de basiskwaliteit van de gebieden.

Voor een uitgebreidere omschrijving van het welstandsregiem (welstandsniveau) wordt verwezen naar de welstandsnota.

 

Monumentenbeleid

In het buitengebied liggen diverse gebouwen, die de status hebben van een rijks- of gemeentelijk monument. Wijzigingen aan deze monumenten worden getoetst aan het betreffende monumentenbeleid. Vanuit het beeldkwaliteitplan kunnen aanvullend criteria gelden voor het erf, de beplanting en de relatie met het landschap.

 

Verordeningen

Elke gemeente kent een stelsel van verordeningen die van invloed zijn op de ruimtelijke kwaliteit. De bouwverordening, kapverordening en de reclameverordening zijn hiervan voorbeelden. Ze hebben een zelfstandige werking en zijn complementair aan ander instrumentarium. Zo regelt een bouwverordening wat een bestemmingsR uimtelijk ontwerp

 

Een ruimtelijk ontwerp wordt opgesteld bij herinrichting van de openbare ruimte. Een ruimtelijk ontwerp kan betrekking hebben op verschillende schaalniveaus. Voor onder meer deze herinrichtingsplannen kan het beeldkwaliteitplan uitgangspunten bevatten.

 

Beeldkwaliteitplan

Het beeldkwaliteitplan zal ingaan op de bestaande en gewenste kwaliteit van de bebouwing, het erf en de omgeving. Richtlijnen voor beeldkwaliteit worden gegeven op diverse niveau’s en ten aanzien van diverse aspecten;

  • X

    algemene kenmerken plangebied

  • X

    landschappelijke kwaliteiten per deelgebied,

  • X

    de stedenbouwkundige structuur van een weg met aanliggende bebouwing,

  • X

    de erfindeling en kavelinrichting per perceel,

  • X

    de vormgeving en kenmerken van de bebouwing,

  • X

    de detaillering van de bebouwing en inrichtingselementen zoals kleur en materiaalgebruik,

  • X

    de vormgeving en kenmerken van de beplanting.

  • X

    De gebiedsgerichte criteria voor bebouwing zullen in de welstandsnota worden overgenomen en eventueel verder worden uitgewerkt.

 

Integrale planvorming

Hoewel de genoemde planinstrumenten elk hun eigen werking hebben, komen ze het best uit de verf als ze onderling op elkaar afgestemd zijn. In die zin zijn ze te beschouwen als een kralensnoer dat als geheel fraai is, maar zo sterk als de zwakste schakel. Het is dus van belang het beleid permanent te toetsen op onderlinge consistentie.

Tegenstrijdige uitspraken in de verschillende plannen dienen met kracht bestreden te worden omdat ze het gemeentelijke beleid ondermijnen.

 

Opbouw rapport

Hoofdstuk 1 geeft de aanleiding en doelstelling van het beeldkwaliteitplan weer en de relatie met ander ruimtelijk beleid. Hoofdstuk 2 geeft in beknopte vorm inzicht in de historische ontwikkeling van het buitengebied van Soest. Hoofdstuk 3 legt de relatie naar de onderscheiden landschapstypen en de hierin voorkomende bebouwing. Hoofdstuk 4 geeft vervolgens de visie op de beeldkwaliteit. In hoofd-

stuk 5 richt de visie zich in algemene zin op de bebouwing, Hoofdstuk 6 gaat in algemene zin in op de erfinrichting en beplanting. In de navolgende hoofdstukken worden per deelgebied de beeldkwaliteiten toegelicht en wordt de visie uitgewerkt in hanteerbare criteria. Het betreft de deelgebieden:

  • X

    Eemdalgebied

  • X

    De Birkt

  • X

    Praamgrachtzone

  • X

    Soesterveen

  • X

    Landgoed Pijnenburg

  • X

    Duin-, heide- en boslandschap

  • X

    Amersfoortsestraat

  • X

    Militaire terreinen.

 

Bodemkaart

Historische kaart rond 1900

2 Historische ontwikkeling landschap

 

Inleiding

Zowel in het bestemmingsplan buitengebied van 1994 en het landschapsbeleidsplan van 1995 zijn de ontstaansgeschiedenis van het plangebied en de historische ontwikkeling van Soest beschreven. In het beeldkwaliteitplan is daarom volstaan met een samenvattend overzicht, waardoor inzicht ontstaat in de geschiedenis van het landschap, de daarin voorkomende structuren en gebouwen en de daaraan gerelateerde beeldkwaliteit.

 

Ontstaansgeschiedenis

Het plangebied vindt haar oorsprong in zowel het Pleistoceen, een tijd met afwisselend ijstijden en warmere periodes, als in het Holoceen, welke de laatste 10.000 jaar beslaat. In het Pleistoceen zijn in de diverse ijstijden de stuwwallen gevormd. De stuwwal van Soest is in ØØn van de oudere ijstijden ontstaan, de grote stuwwal van de Utrechtse Heuvelrug is in de voorlaatste ijstijd gevormd. In de navolgende warmere periode werd door het afsmelten van landijs aan de noordzijde van de heuvelrug de Eemvallei gevormd en de glooiende smeltwaterafzetting aan de zuidwestzijde van de heuvelrug. In de laatste ijstijd ontstonden de glooiende helling van de Soestereng naar het Soesterveen, erosiegeulen

die nog in het reliºf herkenbaar zijn en de dekzandruggen. In het Holoceen vond vervolgens veenvorming plaats in de lagere delen, werd zeeklei afgezet in de Eemvallei en werden stuifzanden gevormd in het dekzandgebied.

 

Het grote aantal gradiºnten van de Utrechtse Heuvelrug naar de Eemvallei en de geïsoleerde ligging van de stuwwal van Soest geven het plangebied een bijzondere gevarieerde geomorfologische uitgangspositie. Bijgaande bodemkaart laat de bodemtypen zien, die als gevolg van de ondergrond en het grondgebruik zijn grondgebruik zijn ontstaan. In de Eemvallei bestaan de bodemtypen uit veen-, eerd- en zeekleigronden. Op de Utrechtse Heuvelrug bestaan deze uit dikke eerdgronden, humuspodzolgronden, duinvaaggronden, moerige eerdgronden en ook enkele veengronden. Als gevolg van de geomorfologie variºren de hoogtes van circa 0m + NAP langs de Eem tot circa 53m + NAP op de Vlasakkers.

 

Ontwikkeling landschap

Grafheuvels ten oosten van Soestduinen tonen aan dat de hogere gronden al in de prehistorie bewoond werden. De oudste beschrijvingen van Soest dateren van 1012. In de Middeleeuwen ontwikkelde Soest zich tot een kransesdorp. Rondom de hoge Eng lag een lint van boerderijen, welke gebruik maakten van de potstal. De Eng was gemeenschappelijk bezit. Een verdeling vond plaats via de “Marke”. De bouwlanden op de Eng werden bemest met mest van schapen, welke zich ophoopte in de potstal. De schapen graasden overdag op de heidevelden. Het moerasgebied van de Eemvallei werd ontgonnen tot weide en hooiland voor het trekvee. Hierbij ontstond de kenmerkende slagenverkaveling. In het Soesterveen werd turf gewonnen voor de brandstofvoorziening. De Praamgracht werd gegraven voor de ontwatering van het Soesterveen en de afvoer van turf. Op de Eng ontstonden turfwegen, hooiwegen en holle wegen. Ook ontstonden er enkele buurtschappen; het Hart, de Bunt, Soestdijk, de Birkt en Soesterberg.

Vanaf het eind van de 18 e eeuw werden er buitenplaatsen en landgoederen gesticht op de Utrechtse Heuvelrug, zoals de waardevolle buitenplaats de Paltz, uit circa 1860. In de 19e eeuw werden de rijksstraatweg van Naarden naar Amersfoort en de spoorlijnen aangelegd .

 

Veranderingen 20e eeuw

Na de uitvinding van de kunstmest in de 19e eeuw verloren de heidevelden hun betekenis in het potstalsysteem en werden de heidevelden voor het merendeel bebost. In de 20e eeuw werden veel terreinen op de heuvelrug in gebruik genomen als militair oefenterrein, - opslagplaats, - basis of vliegveld. Deze terreinen werden hierdoor ontoegankelijk voor publiek. Soest begon na 1920 sterk te groeien. Na WOII werd ov er de Eng gebouwd en kreeg Soest een ringvormige structuur. De Amersfoortsestraat vormde de ontginningsas voor het heidegebied en binnen een sterke blokvormige verkaveling kwam herbebossing en bebouwing tot stand. Het dorp Soesterberg is na de WOII sterk gegroeid evenals de omliggende militaire functies.

 

Cultuurhistorie en beeldkwaliteit

De occupatiegeschiedenis uit zich ruimtelijk in diverse landschappelijke en stedenbouwkundige structuren en patronen, welke een sterke relatie hebben met de beleving en beeldkwaliteit van een gebied. Historische bebouwing en historische groenelementen dragen in relatie tot hun gaafheid en onderlinge samenhang bij aan de herkenbaarheid en beeldkwaliteit van een plek.

 

Visueel ruimtelijke structuur

3 Landschapstypering en bestaand beleid

 

Functionele structuur

In het huidige landschap van de gemeente Soest is een duidelijke tweedeling te onderscheiden;

Ten eerste het ØØnduidig in gebruik zijnde, relatief rustige agrarische gebied in het Eemdal.

Ten tweede het heuvelachtige en meervoudig, soms intensief in gebruik zijnde bosgebied ten zuiden van Soest.

In het Eemdal is de hoofdfunctie agrarisch en vooral gericht op weidebouw. De bebouwing bestaat uit boerderijen. Veel voormalige boerderijen zijn in gebruik als burgerwoningen. Naar het zuiden toe, in de Birkt wordt het grondgebruik meervoudig en is een afwisseling te zien van akkers, weilanden en recreatie. De Birkstraat vormt de centrale as voor bebouwing met diverse functies. Het westelijk gelegen Pijnenburg kent de afwisseling in grondgebruik van weilanden en bossen, welke kenmerkend is voor een landgoed. Bebouwing concentreert zich hier voornamelijk aan de noordzijde in het gehucht Pijnenburg.

 

Het noordelijk deel van het bosgebied kent veel recreatief gebruik in de vorm van diverse kleinschalige activiteiten. Ook liggen in het noordelijk deel de meeste fiets- en ruiterpaden. Bebouwing concentreert zich in de woonkern Soestduinen en langs de Soesterbergseweg. Plaatselijk liggen verblijfsrecreatieterreinen. In het zuidelijk deel van het bosgebied liggen terreinen met een militaire functie. Ze zijn groot van schaal, hebben veel verspreide bebouwing en zijn beperkt (Vlasakkers en Stompert) of niet opengesteld (Soesterberg).

 

De verbindingen bestaan uit drie spoorlijnen en verkeerswegen. Naast de snelweg de A28 zijn de Birkstraat, de Biltseweg, de Soesterbergsestraat en de Amersfoortsestraat de hoofdroutes. Ze hebben een breed profiel en vrijliggende fiets- en voetpaden. De andere wegen hebben meer een verblijfskarakter en dienen ter ontsluiting van de aanliggende gebieden. De meeste wegen zijn bedoeld voor gemengd gebruik. In de bosgebieden komen veel (onverharde) voet-, fiets- en ruiterpaden voor. De spoorlijnen en de A28 vormen visuele en functionele barriŁres in het landschap, maar fungeren ook als oriºntatielijnen. Water is in de gemeente weinig aanwezig. De Eem vormt de noordelijke gemeentegrens, maar is slechts op enkele plekken bereikbaar

en van dichtbij zichtbaar. Het systeem Praamgracht / Pijnenburgergrift / Wieksloot verbindt het westelijk deel van Soest met de Eem, maar verschuilt zich voor een groot deel in de bossen.

 

Visueel ruimtelijke structuur

Ook in de visueel ruimtelijke structuur is het ruimtelijke contrast tussen een laag gelegen open vallei en een hoger gelegen verdichte heuvelrug belangrijk en waardevol, evenals de overgangen tussen beiden.

De Eemvallei ligt min of meer ingeklemd tussen de bebouwing van Soest, Baarn en Amersfoort, waardoor zij met haar openheid een sterk contrast vormt met de stedelijke randen. In het Eemgebied is de slagenverkaveling karakteristiek, welke zich uit in

het slotenpatroon. In ruimtelijk opzicht wordt de ruimte ten zuiden van de spoorlijn onderverdeeld in

compartimenten door de verhoogde spoordijk en diverse beplantingselementen. De bebouwing ligt ten noorden van de spoorlijn als eilanden in het open landschap. Ten zuiden van de spoorlijn ligt ze veelal als een open lintbebouwing op enige afstand van de weg.

De Birkt en de noordzijde van Pijnenburg vormen half open coulissenlandschappen, waar de ruimte wordt gesegmenteerd door beplanting met daartussen langgerekte weilanden (en akkers). De Birkt kent een slagenverkaveling. Pijnenburg kent een gerende slagen- en blokverkaveling. Ook hier is sprake van gebouwenconcentraties, langs de Birkstraat en in het gehucht Pijnenburg. In de Praamgrachtzone liggen de landgoederen aan de Biltseweg. De dichte lintbebouwing langs de Stadhouderslaan vormt een opvallende reeks villa’s langs de oude route van Soest naar Baarn. Het Soesterveen heeft zich ontwikkeld als dorpsrandzone. De oorspronkelijke lintbebouwing aan de Wieksloterweg is sterk verdicht, de achtererven zijn veelal bebouwd en van de gebiedseigen openheid is weinig meer over.

Het bosgebied vormt onderdeel van de langgerekte Utrechtse Heuvelrug. Het bosgebied heeft een dicht karakter en een onregelmatige verkaveling. In het bos ligt een reeks van grote open plekken zoals de Lange Duinen, Korte Duinen en de Vlasakkers en kleinere open plekken zoals de Zoom en de Paltz. Bebouwing is schaars aanwezig in diverse stijlen en gekoppeld aan de hoofdroute of verblijfsrecreatie met het bos als decor. In het zuiden is de blokverkaveling langs de Amersfoortsestraat bijzonder. Er is een landgoedkarakter ontstaan door de afwisseling van diverse soorten bebouwing, omgeven door een groene omlijsting van royale tuinen en bossen. De invulling van de oorspronkelijke blokken varieert daarbij sterk.

 

Ecologische structuur

Ook de ecologische structuur kent een tweedeling in droge en natte biotopen, waarbij tevens de gradiºnten tussen beiden waardevol zijn. Het Eemgebied is nat en voedselrijk. Natuurwaarden bestaan hier uit de weidevogels en kwelgebonden vegetaties. De Eem zelf is een belangrijke ecologische verbindingszone. De spoordijk en Praamgrachtzone vormen belangrijke biotopen voor amfibieºn en reptielen. In de Birkt zijn de beplantingselementen ecologisch waardevol en de gradiºntsituatie op zich. In de Praamgrachtzone stroomt relatief schoon kwelwater vanuit Pijnenburg en het Soesterveen naar het Eemgebied.

 

Open, agrarische Eemvallei Solitaire agrarische bebouwing

Gradiºntzone – coulissenlandschap Woonbebouwing in klassieke stijl

Multifunctioneel bosgebied Recreatieve bebouwing

 

De bossen zijn droog en voedselarm. Het meeste bos bestaat uit naaldbos met daarbinnen zes natuurkernen; de Zoom, Lange Duinen, Korte Duinen op de stuifduinen, de Stompert en de Vlasakkers op de stuwwal en bosgebied Pijnenburg in de dekzandzone. Binnen de natuurkernen wordt ontwikkeling van heischrale levensgemeenschappen nagestreefd.

 

Bestaand beleid

Structuurvisie Soest, 1992

In de structuurvisie zijn voor de omgeving van de bebouwde kom van Soest vier sferen aangegeven, die richtinggevend zijn bij zowel stedelijke als landschappelijke ontwikkelingen. Deze sferen zijn;

  • X

    een open poldersfeer in het Eemdalgebied,

  • X

    een kleinschalige veensfeer aan de westzijde; een halfopen gebied met dorpsrandactiviteiten,

  • X

    een afwisselende landgoedsfeer aan de noordzijde in Pijnenburg en in het Praamgrachtgebied,

  • X

    een besloten bossfeer aan de zuid- en zuidwestzijde van Soest.

 

Op het kaartbeeld van de Structuurvisie Soest 2010 zijn nieuwe woongebieden, te realiseren tussen 1995 en 2010 te zien, waarmee in de toekomst rekening dient te worden gehouden. Deze liggen zowel in de landgoedsfeer van de Praamgrachtzone als in de veensfeer van het Soesterveen.

Landschapsbeleidsplan Soest, 1992

Doelstellingen van het landschapsbeleid zijn in het landschapsbeleidsplan als volgt geformuleerd.

  • X

    behoud en ontwikkeling van landschappelijke kwaliteiten en diversiteit,

  • X

    de structuur en herkenbaarheid van het landschap geldt als basis voor verdere ontwikkeling,

  • X

    behoud van actuele natuurwaarden,

  • X

    natuurontwikkeling heeft prioriteit in het ecologisch kansrijke gebied tussen Soest en Amersfoort, zodat een gradiº ntrijke zone ontstaat vanaf de Eem tot diep in het bosgebied.

  • X

    Accent op kerngebieden van de ecologische infrastructuur .

 

Afhankelijk van de mate van herkenbaarheid van een deelgebied wordt een meer of minder ingrijpende verandering voorgesteld.

 

In het Soesterveen en aan weerszijden van de Stadhouderslaan wordt door herschikking van functies een nieuwe ordening voorgesteld. De Praamgracht met aansluitend het Soesterveen en Pijnenburg worden als een ruimtelijke eenheid vormgegeven. De open groene ruimtes dienen behouden en

ingericht te worden. Randactiviteiten van het stedelijk gebied dienen te worden geconcentreerd.

 

In Middelwijk (de oostelijke dorpsrand van Soest) en de Birkt vindt verandering van het landschapsbeeld plaats op basis van het oude landschapspatroon . Aan de noord- en oostzijde dient er een heldere begrenzing van het stedelijke gebied te zijn.

In de overige gebieden is het landschapsbeeld sterk, zodat gestreefd wordt naar consolidatie van dit beeld met inpassing van nieuwe functies.

 

Harde stedelijke rand Soesterveen vraagt om landschappelijke inpassing

Zachte stedelijke rand vormt een geleidelijke overgang naar het buiten gebied

Functieveranderingen richting wonen vragen om nieuwe richtlijnen

Schaalvergroting in de landbouw vraagt om landschappelijke inpassing

Botsing van moderne en historische inrichtingselementen

Bedrijvigheid langs de Amersfoortsestraat mist het omringende groene kader

 

4 Visie beeldkwaliteit

 

Waardering buitengebied

Het landschap van de gemeente Soest heeft overwegend een sterke en hoge beeldkwaliteit. In het grootste deel van het buitengebied is in de beeldkwaliteit van het landschap en de daarin gelegen bebouwing nog een sterke relatie aanwezig met de ondergrond en de ontstaansgeschiedenis. Daarbij is de afwisseling en relatieve gaafheid van de verschillende deelgebieden bijzonder. Het Eemdalgebied is nog zeer open en heeft overwegend een agrarische functie. Het bosgebied is daarentegen besloten en heeft een belangrijke functie voor de natuur en de recreatie. Het bosgebied is op zichzelf afwisselend door de verschillende open plekken in het bos met elk een eigen karakter (heide, stuifzanden en beperkte bebouwing). Ook de overgangen tussen het open en het dichte landschap in de Birkt en de noordzijde van landgoed Pijnenburg vormen waardevolle half open landschappen.

 

De bebouwing sluit in haar ligging en typen nog sterk aan bij het oorspronkelijke gebruik van de gebieden. Vele fraaie traditionele en enkele moderne boerderijen overheersen in het agrarische gebied. Woonbebouwing en recreatieve bebouwing komen in bescheiden omvang voor in het bosgebied.

In het Soesterveen heeft de verstedelijking het laatste decennium een hoge vlucht genomen, waardoor de karakteristieken van dit veengebied voor een deel verloren zijn gegaan. De Praamgrachtzone heeft de fraaie beeldkwaliteiten van een landgoederenzone, maar dreigt door ontwikkelingen aan de noordrand van Soest te worden gecomprimeerd tot doorgangscorridor.

 

Ontwikkelingen

Dorpsranden Soest

Het stedelijk gebied van Soest heeft zich in de afgelopen 50 jaar sterk uitgebreid. De ruimtelijke inpassing van de stedelijke randen in de diverse landschapstypen vraagt om heldere uitgangspunten. Zo wordt een scherpe overgang van dichte woonbebouwing naar het Soesterveen als erg ‘hard’ ervaren. Een situatie, waarbij achterkanten van woningen worden afgewisseld met beplanting, zoals aan de oostkant van Soest wordt als een ‘zachte’ rand ervaren. Zicht op grootschalige bedrijven of een rommelig beeld door diverse stadsrandactiviteiten (manege, tuincentrum, volkstuinen, parkeren, hekwerken) worden in het algemeen als negatief ervaren.

 

Verstedelijking Amersfoortsestraat

In het zuidelijk deel van de gemeente heeft Soesterberg zich sterk uitgebreid, evenals de bebouwing langs de Amersfoortsestraat en de Richelleweg richting A28. De verstedelijking langs de Amersfoortsestraat dreigt het landschappelijke kader en de lokale schaal en maat verhoudingen te overstemmen.

 

Functieveranderingen buitengebied

In het agrarische gebied neemt het aantal agrarische bedrijven af en speelt de functieverandering van bestaande boerderijen naar woonhuizen of andere functies. Hierbij is er behoefte aan nieuwe richtlijnen voor de beeldkwaliteit van de bebouwing en het erf in relatie tot he t landschap. Op de agrarische bedrijven die wel in functie blijven of nieuw worden gebouwd neemt de schaal en maat van de bebouwing en het erf toe. Hierdoor ontstaat er behoefte aan een goede inpassing in het landschap.

Ook nemen niet-agrarische bedrijven in het buitengebied toe, waarbij richtlijnen voor een samenhangende beeldkwaliteit noodzakelijk zijn.

 

Nieuwe landgoederen

Gezien de ontwikkelingen ten aanzien van functieverandering in het buitengebied zijn in dit beeldkwaliteitplan de mogelijkheden voor nieuwe landgoederen onderzocht. Nieuwe landgoederen kunnen een bijdrage leveren aan landschaps- en natuurontwikkeling in het buitengebied in ruil voor nieuwe bebouwing. Met nieuwe landgoederen kan ook de landschapsstructuur en de toegankelijkheid van een bepaald gebied worden versterkt.

 

Samenhang bossen

In de bosgebieden op de Utrechtse Heuvelrug is een proces van versnippering gaande door de infrastructuur, de (afgesloten) militaire terreinen, de recreatieterreinen en particuliere terreinen met daarop bebouwing. Het bos vormt het omvattende decor en een waardevol natuurgebied voor de diverse activiteiten. Er dient voor gewaakt te worden de omringende samenhang van het bos te verliezen. Wellicht doen zich op termijn ook kansen voor om (militaire of anderszins) in gebruik zijnde terreinen terug te geven aan de natuur.

 

 

Doelstellingen beeldkwaliteit

Vanuit de analyse van het gebied, het bestaande beleid en de geconstateerde ontwikkelingen zijn voor het gebied de volgende doelstellingen geformuleerd:

  • X

    Ontwikkelen van een herkenbaar en duurzaam landschap,

  • X

    gebaseerd op de verschillende ruimtelijke kwaliteiten van de deelgebieden,

  • X

    met een realistische strategie naar de toekomst toe,

  • X

    met contrasten tussen de beeldtaal van het stedelijk en het landelijk gebied.

Uitgangspunt hierbij is het handhaven en versterken van karakteristieke historische kwaliteiten van bebouwing en landschapselementen.

 

In de volgende hoofdstukken zijn per deelgebied de karakteristieke beeldkwaliteiten en de ontwikkelingen hierin toegelicht en wordt een visie gegeven op deze beeldkwaliteit, welke afsluit met de bijbehorende toetsingscriteria.

 

Functieverandering boerderij en schapenstal vragen om zorgvuldige detailleringen

Traditionele boerderij; ensemble van bebouwing en beplanting in samenhangende stijl

Bijgebouwen bij traditionele boerderij; materiaal-en kleurgebruik in samenhang met de boerderij

5 Algemene visie bebouwing

 

Traditionele boerderijen in het agrarische gebied

De traditionele boerderijen bestaan uit een verzameling van op een erf gegroepeerde gebouwen van verschillende grootte en vorm. In die verzameling is de boerderij, die oorspronkelijk zowel dienst doet als woonhuis als deel zonder meer als het voornaamste gebouw te herkennen door zijn oriºntatie op de weg, de gebruikte materialen (bakstenen gevels en met pannen of riet gedekte daken, zonder dakkapellen en -ramen), gevelopeningen die veelal verticaal geplaatst zijn en de toepassing van versieringen als geveltekens ed. Soms onderscheidt het woongedeelte zich van de andere gebouwen door gepleisterde en in lichte kleuren geschilderde gevels.

 

Bijgebouwen zoals schuren op het erf zijn duidelijk ondergeschikt aan het hoofdgebouw. Ze zijn kleiner, de goot- en nokhoogten zijn lager, de gevels zijn meer gesloten en de gebruikte materialen zijn naast baksteen ook hout. Ze liggen vaak minder prominent op de kavel dan het hoofdgebouw. Alle bebouwing op de erven bestaat uit ØØn laag met een kap.

 

Functieverandering boerderij

Een groot aantal agrarische bedrijven heeft haar agrarische functie verloren en is getransformeerd tot woning. Ze hebben dezelfde kenmerken als de boerderijen. De bijgebouwen zijn echter in gebruik als berging, hobbyruimte of als bedrijfsruimte.

 

Visie en toetsingscriteria boerderijen

 

De traditionele boerderijen zijn beeldbepalend in het buitengebied en dienen te worden behouden. De visie is gericht op het handhaven en versterken van de beschreven kwalificaties.

  • X

    Behouden ensemble van hoofd- en bijgebouwen op een compact erf.

  • X

    Hoofdgebouw is een langgeveltype. Bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw. Gebouwen ØØn bouwlaag met kap.

  • X

    Verschil aanhouden tussen representatieve voorzijde en meer informele achterzijde.

  • X

    Per erf samenhang in materiaal- en kleurgebruik.

  • X

    Aansluiten bij traditioneel kleur- en materiaalgebruik, zoals gemetselde muren in aardetinten, een rood of grijs pannen dak of rieten dak, en wit en groen houtwerk.

  • X

    Schuren in bijvoorbeeld donkergeverfde gepotdekselde delen uitvoeren.

 

Visie en toetsingscriteria functieverandering

 

De beeldvisie is gericht op het handhaven en versterken van de oorspronkelijke samenhang en ordening in de gebouwen en in het erf met een landelijk karakter.

  • X

    Nieuwe functies dienen binnen het erf ingepast te worden, qua plaats, vormgeving en materiaal- en kleurgebruik.

  • X

    Op subtiele wijze kan de functieverandering op het erf duidelijk worden gemaakt door passende eigentijdse toevoegingen, die ondergeschikt zijn aan de hoofdvormen.

  • X

    De intrede van te veel stedelijke elementen zoals verharding, verlichting, reclameuitingen, opvallend kleurgebruik, hekwerken, etc. dient te worden vermeden.

 

Moderne bedrijfsgebouwen hebben grot ere afmetingen en vragen om geleding en landschappelijke inpassing

 

Moderne boerderijen

Moderne boerderijen bestaan uit een modern woonhuis met diverse losse bedrijfsgebouwen. De bedrijfsgebouwen zijn soms groter of even groot als de woonbebouwing. Enkele moderne boerderijen zijn in het kader van de ruilverkaveling opgericht. Ze liggen ten noorden van het spoor in de Eemvallei solitair in het open landschap. Naar verwachting worden er geen boerderijen meer bijgebouwd.

 

Visie en toetsingscriteria nieuwe boerderijen

 

Nieuwe boerderijen vormen opvallende elementen in het open landschap. Zij dienen daarom aan enkele voorwaarden te voldoen.

  • X

    De bedrijfsgebouwen ondergeschikt aan het woonhuis of de boerderij op de kavel situeren.

  • X

    Neutrale kleuren gebruiken als aarde tinten, grijs, groen of bruin voor de wanden en het dak.

  • X

    Minimale dakhelling van 25°.

  • X

    Grote gebouwen geleden of inpassen met erfbeplanting.

 

Materiaalgebruik en hoofdvorm van de nieuwe woonboerderij sluiten aan bij landelijk gebied, wederzijdse dakkapellen erg opvallend, mist enige landschappelijke erfbeplanting

 

Voorbeelden van eigentijdse oplossingen voor licht inval, bijgebouwen, detailleringen, etc. Bron ; Bouwen aan boerderijen

 

Nieuwe woning in agrarisch gebied

Een trend bij de bouw van nieuwe woningen in het buitengebied is dat het type boerderij nagebootst wordt, zonder dat er sprake is van de ensemblewerking van de hoofd- en bijgebouwen. In de kappen worden te veel toevoegingen gebruikt in de vorm van dakkapellen en insnijdingen.

 

Visie en toetsingscriteria

De beeldvisie is gericht op het introduceren van een nieuwe landschappelijke woonvorm die zijn inspiratie vindt in het archetype van de langgevelboerderij. De criteria waaraan zo’n woning moet voldoen zijn:

  • X

    Uitgaan van de ensemblewerking van hoofd- en bijgebouwen. De woning is met de voorzijde gericht naar de openbare ruimte.

  • X

    De woning bestaat uit ØØn laag, met of zonder kap en heeft niet meer dan een be perkt aantal dakkapellen.

  • X

    De woning is voornamelijk gebouwd in baksteen. Eigentijdse materialen en oplossingen voor lichtinval e.d. zijn mogelijk.

  • X

    Er wordt aangesloten bij de kleuren die in het landelijk gebied voorkomen; aarde tinten voor de gevels, grijze of rode pannen daken of rieten daken en houtwerk hoofdzakelijk in zwart, bruin, wit en groen.

  • X

    Het gebruik van overbodige ornamenten wordt vermeden. Zo mogelijk een beeldtaal ontwikkelen die past bij de soberheid van het landelijk gebied.

 

Restaurant langs Soesterbergsestraat; omvang past bij andere bebouwing, door geleding in horizontale zin

Ook de kleinste bouwwerken verdienen een goede beeldkwaliteit

Fraai vorm gegeven voormalig waterwinningsgebouw, kenmerkend voor haar eigen tijd

 

Utilitaire bebouwing

De utilitaire bebouwing is onder te verdelen in grote complexen en kleinschalige gebouwen. Bij de grootschalige complexen gaat het om de waterwingebouwen aan de Soesterbergsestraat en de rioolwaterzuivering in het Eemgebied. De kleinschalige bebouwing omvat kleine gemalen en transformatorhuisjes.

Kenmerk van alle utilitaire gebouwen is dat de functie en de bouwperiode er duidelijk aan afleesbaar zijn. Ook tankstations horen tot deze groep van bebouwing. Deze hebben bijvoorbeeld langs de Biltseweg een eigentijds en transparant karakter, waardoor zij het landgoed Pijnenburg respecteren.

 

Sportgebouwen

Het buitengebied van Soest herbergt een drietal sportcomplexen. Ze liggen alle aan de westelijke zijde van de bebouwde kom. De sportgebouwen zijn bescheiden van omvang en hebben een sterke functionele relatie met de omringende sportvelden.

 

Recreatieve bebouwing

De recreatieve bebouwing omvat bungalowpark Het Eekhoornnest en de facilitaire bebouwing van de campings het Monnikkenbosch en ’t Nest.

Het Eekhoornnest bestaat uit twee delen met elk specifieke eigenschappen. In het oude ‘bosdeel’ staan recreatiebungalows in ØØn laan met een flauwe kap in een sterk gesloten bosomgeving. Vanaf de aangrenzende ruimte zijn ze niet zichtbaar. Het nieuwe ‘velddeel’ daarentegen bevat appartementen. Daarnaast komen in het buitengebied diverse horecafaciliteiten voor (restaurants, kiosken, hotels).

 

Visie en toetsingscriteria utilitaire bebouwing

De beeldvisie voor de bestaande accommodatie is gericht op het handhaven en versterken van de bestaande kwaliteiten.

  • X

    Voor de nieuwe voorzieningen is het van belang dat rekening gehouden wordt met kenmerken van de omgeving.

  • X

    De functie van het gebouw is afleesbaar.

  • X

    Er kunnen eigentijdse materialen toegepast worden.

 

De beeldvisie van de erfinrichting van de utilitaire gebouwen is gericht op het zichtbaar maken van de bouwhistorie van het object.

  • X

    Bijvoorbeeld met strakke beplanting de strakke bouwstijl ondersteunen of juist een contrast hiermee zoeken.

 

Visie en toetsingscriteria sportgebouwen

 

De beeldvisie is gericht op het handhaven van de beperkte omvang.

  • X

    Concentreren van de bebouwing op ØØn plaats.

 

De beeldvisie van de erfinrichting van de sportvoorziening is gericht op het versterken van de ruimtelijke samenhang van het complex.

  • X

    Zorgvuldig toepassen van groene elementen, die thuis horen in het betreffende landschapstype. Dat kan in de vorm van een groene afscherming, maar ook door enkele grote bomen.

  • X

    Het parkeerterrein als onderdeel van het groene erf inrichten.

 

Visie en toetsingscriteria recreatieve bebouwing

 

De beeldvisie voor de recreatieve bebouwing t.b.v. verblijfsrecreatie is gericht op het respecteren van de natuurlijke (vaak bosachtige) omgeving.

  • X

    Bij nieuwe voorzieningen wordt rekening gehouden met de kenmerken van de omgeving;

  • X

    De groene omgeving is dominant ten opzichte van de bebouwing.

 

Horecafaciliteiten liggen soms op een markante plek (knooppunten van infrastructuur, hoogste punt). De architectuur mag het karakter van zo’n bijzondere plek onderstrepen. De omvang en massa van de bebouwing dienen wel aan te sluiten bij de kenmerken van de bebouwing in de omgeving.

 

De beeldvisie van de erfinrichting van de recreatieve bebouwing is gericht op een zo natuurlijk mogelijke overgang naar het omringende landschap.

  • X

    Opvallende hekken en schuttingen worden vermeden.

  • X

    Toepassen van gebiedseigen beplanting.

  • X

    Erfverharding beperkt toepassen

 

Een traditioneel erf met de boerderij en een aantal bijgebouwen

Bron: Boerenerven in de provincie Utrecht, Eemland en Gelderse Vallei, Boerderijenstichting Landschapsbeheer Utrecht

Een landschappelijk ingericht erf met fruitbomen, gras en enkele hagen

Erfbeplanting moet niet te stedelijk en kleinschalig worden

6 Algemene visie erfinrichting agrarisch gebied

 

Erfinrichting

De inrichting van de erven draagt in hoge mate bij aan de beleving van het agrarische buitengebied. EØn of enkele grote bom en brengen grote gebouwen terug tot een overzichtelijke schaal. De afwisseling van gebouwen en groen verzacht contrasten en geeft steeds wisselende beelden. In de regel bestaat een traditioneel erf uit een sobere inrichting met aan de voorzijde enkele fraaie solitaire bomen en strakke bloemperken. Op het zuiden werden leilindes gebruikt. Deze voorzijde wordt met het middengedeelte verbonden door bijvoorbeeld hagen. In het middengedeelte liggen vaak een moestuin, een boomgaard en een dierenweide en naar achter toe wordt de beplanting vaak losser en informeler en strekt zich uit langs bijvoorbeeld de kavelgrenzen van de agrarische percelen als veeen windkering. De verharding was spaarzaam en bestond bijvoorbeeld uit grind. De oorspronkelijke erven waren met name ingetogen en rustig van karakter. Door de ontwikkeling van de woonfunctie op het platteland en de behoefte aan individuele expressie van de bewoner is er een tendens te zien naar een intensievere inrichting van de erven, waarbij de heldere inrichtingsprincipes van het boerenerf verlaten worden. Er worden beplanting en inrichtingselementen gebruikt die niet horen in het buitengebied, zoals coniferen, sierheesters, oneigenlijke verlichting, verharding, etc.

 

Soorten voor erfbeplanting

In de tabel zijn inheemse soorten beplanting opgenomen, die geschikt zijn voor aanleg binnen erfbeplantingen en landschappelijke beplantingen in het plangebied. Er is onderscheid gemaakt naar de verschillende landschapstypen, omdat zij een andere bodemopbouw en waterhuishouding kennen. Zo zijn de specifieke soorten onderscheiden voor de droge zandgronden op de hogere delen van de Heuvelrug en voor de natte zandgronden in de randen van de Eemvallei, de randen van Soesterveen en de noordzijde van landgoed Pijnenburg. Voor de laagveengronden in de Eemvallei en in Soesterveen, en voor de zeekleigronden langs de Eem zijn tevens beplantingssoorten aangegeven.

 

In onderstaande tekst zijn aanvullend op inheemse soorten, enkele gekweekte soorten genoemd, die in landschappelijke erven veel voorkomen. Het boekje ‘Boerenerven in de provincie Utrecht, Eemland en Gelderse Vallei’ geeft meer informatie op perceelsniveau voor de inrichting van een erf.

 

Bomen

Aanvullend kunnen voor solitaire bomen de volgende gekweekte soorten worden gebruikt:

linde

Tilia x vulgaris cv.

leilinde

Tilia x vulgaris cv.

paardekastanje

Aesculus hippocastanum

esdoorn

Acer pseudoplatanus

walnoot

Juglans regia

Bruine beuk

Fagus sylvatica

‘Atropunicea’

 

Struiken

Aanvullend kunnen voor struiken naast de inheemse soorten een keuze worden gemaakt uit gekweekte soorten:

sering

Syringa vulgaris

boerenjasmijn

Philadelphus-hybriden

hortensia

Hydrangea macrophylla cv.

pluimhortensia

Hydrangea paniculata

theeboompje

Spiraea x billardii

sneeuwbal

Viburnum opulus ‘Roseum’

ranonkelstruik

Kerria japonica

chinees klokje

Forsythia x intermedia

gouden regen

Laburnum anagyroides of Laburnum x watereri

ribes

Ribes sanguineum

oude rozen

bv. gallica- en alba-rozen; perkrozen

taxus

Taxus baccata

buxus

Buxus sempervirens half

fuchsia

winterhard; Fuchsia magellanica ‘Riccartonii’

 

Hagen

Voor hagen kunnen de volgende soorten worden gebruikt:

beuk

 

haagbeuk

Fagus sylvatica

spaanse aak

Carpinus betulus veldesdoorn; Acer

meidoorn

campestre

iep

Crataegus monogyna

hulst

Ulmus x hollandica cv.

taxus

Ilex aquifolium

buxus

Taxus baccata

liguster

Buxus sempervirens Ligustrum ovalifolium

 

 

Visie en toetsingscriteria erfbeplanting

 

De erfinrichting van boerderijen en woonhuizen in het agrarisch buitengebied is belangrijk als schakel tussen de bebouwing en het open landschap.

  • X

    De erfinrichting dient aan te sluiten bij de oorspronkelijke sobere inrichting met verschil tussen een representatieve voorzijde (hagen, bloemperken) en een landschappelijke achterzijde (bosje, kavelgrensbeplantingen).

  • X

    Matig en passend gebruik van inrichtingselementen en verharding in het buitengebied.

  • X

    Hoofdzakelijk inheemse streekeigen beplanting toepassen, dus geen coniferen.

 

7 Eemdalgebied

 

Ontstaan

In de op ØØn na laatste warmere periode in het Pleistoceen is door het smelten van het landijs de Eemvallei ontstaan. Het moerasgebied van de Eemvallei werd in eerste instantie ontgonnen tot gemeenschappelijk weidegebied voor het trekvee. In de loop van de tijd is bij de ontginning van het veen de strokenverkaveling ontstaan met de tussenliggende sloten.

 

Landschap en bebouwing

Kenmerkend voor het landschap is de openheid en de strakke slagenverkaveling. De slagenverkaveling welke tot uiting komt in het waterlopenpatroon heeft een hoge cultuurhistorische waarde. Het gebied ademt rust uit en wordt door de openheid als eenheid ervaren. Hierin onderscheiden zich een zeer open landschap ten noorden van het spoor en een onderverdeelde open ruimte ten zuiden van het spoor. De Eem heeft een meanderend verloop en valt nauwelijks op. Ten zuiden van het spoor kunnen ruimtelijke compartimenten worden onderscheiden omdat de verhoogde spoordijk, lijnvormige (weg) beplantingen en het sportterrein aan de Eemweg het zicht visueel begrenzen. Oude Elzen getuigen hier van de vroegere kavelgrensbeplantingen van els. Vanuit het open gebied is er zicht op de kerktorens van de omliggende dorpen en steden.

 

Openbare ruimte

De voornaamste wegen waren de basis voor de ontginning, de kavelrichting ligt hier dan ook haaks op. Op enkele plaatsen worden deze wegen verbonden door dwarswegen.

 

Het onbeplante karakter van de A.P.Hilhorstweg draagt bij aan de grote openheid van het Eemdal ten noorden van het spoor.

 

Dat geldt niet voor de wegen ten zuiden van het spoor. Langs de Peter van den Breemerweg ligt een onregelmatige wegbeplanting. Deze weg vormt de as van de oude ontginning.

 

De dwarswegen zoals Hooiweg, Eemweg, Grote Melm en de Weideweg liggen parallel op de ontginningsbasis, parallel aan de lange kijkrichting in het open gebied en hebben wel begeleidende beplanting (al dan niet met onderbegroeiing).

 

Bijzondere plaatsen , bijvoorbeeld de kruising van een weg en de spoorlijn worden gemarkeerd door een groepje bomen. Hierdoor ontstaan enkele oriºntatiepunten en soms ook recreatieve rustpunten in het landschap.

 

De beleving van de Eem is slechts van dichtbij mogelijk en vanaf de recreatieve veerdienst Amersfoort - Spakenburg. De op stapplaats is bereikbaar vanaf de Hilhorstweg

 

De boerderijen liggen als eilanden in het open landschap met vaak een grote hoeveelheid erfbeplanting. Onder de boerderijen komen zowel authentieke boerderijen voor met de oude potstal, als vernieuwde en moderne boerderijen met een groot aantal bedrijfsgebouwen en schuren. In het kader van de landinrichting heeft nieuwe boerderijbouw plaats gevonden. Enkele boerderijen langs de Eem (Grote Melm) en langs de Peter van den Breemerweg zijn historisch waardevol (provincie Utrecht). Het gehucht De Melm met haar grote boerderijen is een beschermd dorpsgezicht.

 

Niet agrarische functies als de sportvoorzieningen, de zuiveringsinstallatie en de gemalen langs de Eem hebben een eigen dynamiek en beeldvorming.

 

Het recreatieve medegebruik is gebonden aan een beperkt aantal openbare wegen en de Eem. Het wegenpatroon is grofmazig en leent zich onder andere voor fietsen, hardlopen en skeeleren. Op de Eem is bijvoorbeeld kanoen mogelijk.

 

In het kader van het Landschapsbeleidsplan vindt natuurontwikkeling en beheer plaats langs de Eem, de kreken en de spoordijk en in het weidegebied voor weidevogels.

 

Ontwikkelingen in beeldkwaliteit

In dit open Eemdalgebied zijn aandachtspunten m.b.t. beeldkwaliteit;

  • X

    stadsrandverschijnselen grenzend aan de bebouwde kom van Soest,

  • X

    een grote diversiteit en kwaliteit van boerderijen en bebouwing en een toenemend recreatief medegebruik,

  • X

    functieveranderingen van agrarische bedrijven naar niet agrarische functies met als gevolg veranderingen aan de bebouwing en in het grondgebruik.

 

 

Visie beeldkwaliteiten Eemdal

 

Landschap

 

Behouden van het zeer open landschap ten noorden van het spoor met karakteristiek slotenpatroon.

Behouden van het open landschap met diverse compartimenten ten zuiden van het spoor.

 

  • X

    Versterken kavelgrensbeplantingen van eizen.

 

Openbare ruimte

 

Handhaven verschil in wegbeplantingen oostwestwegen en noord-zuidwegen.

Accentueren belangrijke kruisingen. Vergroten recreatieve aantrekkelijkheid.

 

  • X

    Onbeplant laten van de Hilhorstweg.

  • X

    De beplanting langs de Peter van den Breemerweg dient deze as te versterken. Al te grote onderbrekingen aanvullen.

  • X

    Handhaven en aanvullen van de beplanting langs de dwarswegen Hooiweg, Eemweg, Grote Melm en Weideweg. Deze benadrukt de verkaveling van het gebied.

  • X

    Bijzondere plaatsen markeren met incidentele beplanting, afgestemd op de aard en de functie van de plek, bijvoorbeeld kruisingen van diverse infrastructuur, bijvoorbeeld van een weg en de spoorlijn, van twee wegen, daar waar een weg uitkomt bij de Eem en daar waar recreatief medegebruik erom vraagt.

  • X

    Het op bescheiden wijze ‚zichtbaar™ maken van de functies van het buitengebied draagt bij aan de recreatieve beleving van het gebied. Bijvoorbeeld informatie geven met infopanelen bij het zuiveringsveld bij de Peter van den Breemerweg.

 

Zachte dorpsrand; afwisseling ‘rood en groen’, boerderij mist hier erfbeplanting

 

 

Dorpsrand

 

Bij de vormgeving van de dorpsrand van Soest dient gezocht te worden naar een zachte overgang van de bebouwde omgeving naar het landelijk gebied.

 

  • X

    Achterkanten van bebouwing dienen begeleid te worden door beplanting, zonder dat hierbij grote stenige massa’s een dominante uitstraling hebben op het open buitengebied.

  • X

    Beperkt toepassen van inrichtingselementen die horen bij het buitengebied. Liever geen stalen, maar houten hekwerken.

 

 

Bebouwing Eemdal, visie en toetsingscriteria

 

Boerderijen

 

De traditionele boerderijen zijn beeldbepalend in het buitengebied en dienen te worden behouden. De visie is gericht op het handhaven en versterken van de beeldkenmerken.

Welstandsregime: bijzonder welstandsniveau (2)

 

Plaatsing:

  • X

    Handhaven van de solitaire ligging van boerderijen ten noorden van het spoor, zodat de openheid van het landschap niet wordt aangetast.

  • X

    Boerderijen langs de Peter van den Breemerweg dienen los van elkaar en minimaal 100m uit elkaar te liggen.

Behouden ensemble van hoofd- en bijgebouwen op een compact erf.

Verschil aanhouden tussen representatieve voorzijde en meer informele achterzijde.

Vorm/maatvoering:

Hoofdgebouw is een langgeveltype. Bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

Gebouwen ØØn bouwlaag met kap. Detaillering:

Afgestemd op de oorspronkelijke detaillering. Materiaal/kleur

  • X

    Per erf samenhang in materiaal- en kleurgebruik.

  • X

    Aansluiten bij traditioneel kleur- en materiaalgebruik , zoals gemetselde muren in aardetinten, een rood of grijs pannen dak of rieten dak, en wit en groen houtwerk.

  • X

    Schuren in bijvoorbeeld donkergeverfde gepotdekselde delen uitvoeren.

 

Functieverandering boerderijen

 

De beeldvisie is gericht op het handhaven en versterken van de oorspronkelijke samenhang en ordening in de gebouwen en in het erf met een landelijk karakter.

  • X

    Nieuwe functies dienen binnen het erf ingepast te worden, qua plaats, vormgeving en materiaal- en kleurgebruik.

  • X

    Op subtiele wijze kan de functieverandering op het erf duidelijk worden gemaakt door passende eigentijdse toevoegingen, die ondergeschikt zijn aan de hoofdvormen.

 

De intrede van te veel stedelijke elementen zoals verharding, verlichting, reclame-uitingen, opvallend kleurgebruik, hekwerken, etc. dient te worden vermeden.

 

Nieuwe boerderijen

 

Nieuwe boerderijen vormen opvallende elementen in het open landschap. De visie is gericht op het beperken van de beeldwerking van grootschalige gebouwen.

Welstandsregime: bijzonder welstandsniveau (2)

 

Plaatsing:

  • X

    De bedrijfsgebouwen ondergeschikt aan het woonhuis of de boerderij op de kavel situeren.

Vorm/maatvoering:

  • X

    Minimale dakhelling van 25°.

  • X

    Grote gebouwen geleden of inpassen met erfbeplanting.

Detaillering:

  • X

    Het gebruik van overbodige ornamenten wordt vermeden

Materiaal/kleur:

  • X

    Neutrale kleuren gebruiken als aardetinten, grijs, groen of bruin voor de wanden en het dak.

 

(Nieuwe) woningen

 

De beeldvisie is gericht op een landschappelijke woonvorm die zijn inspiratie vindt in het archetype van de langgevelboerderij. Een nieuwe woning mag zich passend binnen dit archetype wel onderscheiden als woning.

Welstandsregime: bijzonder welstandsniveau (2)

 

Plaatsing:

Uitgaan van de ensemblewerking van hoofd- en bijgebouwen.

De woning is met de voorzijde gericht naar de openbare ruimte.

Vorm/maatvoering:

De woning bestaat uit ØØn laag, met of zonder kap en heeft niet meer dan een beperkt aantal dakkapellen.

Detaillering:

Het gebruik van overbodige ornamenten wordt vermeden. Zo mogelijk een beeldtaal ontwikkelen die past bij de soberheid van het landelijk gebied.

Materiaal/kleur:

  • X

    De woning is voornamelijk gebouwd in baksteen. Eigentijdse materialen en oplossingen voor lichtinval e.d. zijn mogelijk.

  • X

    Er wordt aangesloten bij de kleuren die in het landelijk gebied voorkomen; aarde tinten voor de gevels, grijze of rode pannen daken of rieten daken en houtwerk hoofdzakelijk in zwart, bruin, wit en groen.

 

 

Utilitaire bebouwing

 

De beeldvisie is gericht op het zorgvuldig inpassen van de bebouwing in zijn groene omgeving. Het gaat hier om het sportcomplex en waterstaatkundige bouwwerken

Welstandsregime: bijzonder welstandsniveau (2)

Plaatsing:

  • X

    De bebouwing richt zich op de weg;

  • X

    Van het sportcomplex is de kantine herkenbaar als het belangrijkste gebouw.

Vorm/maatvoering:

  • X

    De bebouwing heeft een eenvoudige hoofdvorm;

  • X

    De sportkantine heeft ØØn laag en een open gevelstructuur. De kleedkamers hebben eveneens ØØn laag, maar in de gesloten gevels wordt uitgedrukt dat ze ondergeschikt zijn aan de kantine.

  • X

    Waterbouwkundige bouwwerken laten zien welke functie ze vertegenwoordigen. Sobere eigentijdse architectuur, passend in het landschap is hier op zijn plaats.

Detaillering:

  • X

    Het gebruik van overbodige ornamenten wordt vermeden.

Materiaal/kleur:

  • X

    Er wordt aangesloten bij de kleuren die in de omgeving voorkomen; aardtinten voor de gevels, grijze of rode pannendaken en houtwerk hoofdzakelijk in zwart, bruin, wit en groen.

 

Erfbeplanting

 

De erfinrichting van boerderijen en woonhuizen in het agrarisch buitengebied is belangrijk als schakel tussen de bebouwing en het open landschap.

 

  • X

    Vanwege de solitaire ligging van de erven in het open gebied is het van belang grootschalige bebouwing te begeleiden met een goede landschappelijke inpassing, waarbij in ruimtelijke zin bebouwing en beplanting elkaar aanvullen.

  • X

    De beplante oprijlanen vanaf de Peter van den Breemerweg naar de boerderijen zijn markant en dienen gehandhaafd te blijven.

  • X

    De erfinrichting dient aan te sluiten bij de oorspronkelijke sobere inrichting met verschil tussen een representatieve voorzijde (hagen, bloemperken) en een landschappelijke achterzijde (bosje, kavelgrensbeplantingen).

  • X

    Matig en passend gebruik van inrichtingselementen en verharding in het buitengebied.

  • X

    Hoofdzakelijk inheemse streekeigen beplanting toepassen, dus geen coniferen.

 

8 De Birkt

 

Ontstaan

Op de overgang van de heuvelrug naar de Eemvallei is het gehucht de Birkt ontstaan langs de Birktstraat. De oude boerderijen liggen aan de noordzijde van de weg, zodat het vee geweid kon worden in de

lagere natte gronden van de Eemvallei. De akkers lagen tussen de boerderijen en op de overgang naar de heuvelrug.

 

Landschap en bebouwing

De Birkstraat vormt de ontginningsas van dit coulissenlandschap. De weg wordt ruimtelijk begeleid door een fraaie eikenlaan.

 

De oude boerderijen met hun oprijlanen en de haaks op de weg gesitueerde beplantingen geleden de ruimte. De boerderijstrook langs de Birktstraat heeft een hoge cultuurhistorische waarde (provincie) en is aan de noordzijde en het westelijk deel van de zuidzijde beschermd dorpsgezicht. In deze zone liggen meerdere gemeentelijke monumenten. De bebouwing binnen het beschermde dorpsgezicht bestaat voor een groot deel uit historische boerderijen. De boerderijen omvatten zowel langgevelboerderijen als T-boerderijen met het woongedeelte dwars op de deel. De boerderijen vormen met hun bijgebouwen een compact cluster vlak aan of iets verder af van de weg. Het kleurgebruik is traditioneel. Het gehele gebied ademt een sterke historische sfeer uit.

 

In dit gebied vormen de erfbeplantingen en de beplante opritten een samenhangende groenstructuur met de laanbeplanting langs de Birkstraat.

 

In en langs de bosrand liggen diverse recreatieve voorzieningen; bungalowpark Eekhoornnest, King’s Home caravanpark en een manege.

 

Het landschapsbeleidsplan legt het accent op de vormgeving van de overgangszone van bos- naar cultuurlandschap, en natuurontwikkeling en -beheer in de vorm van dichte loofhoutbeplantingen, akkerranden en zoom- en mantelvegetaties. De recreatie dient goed gezoneerd te worden.

Ontwikkelingen in beeldkwaliteit

  • X

    stedelijke ontwikkelingen vanuit Soest en Amersfoort met een stedelijke uitstraling,

  • X

    groei niet agrarische functies en recreatieve voorzieningen,

  • X

    achteruitgang kwaliteit beplantingen,

  • X

    achteruitgang beeldkwaliteit bebouwing.

 

Fraaie uitzichten in het coulissenlandschap

Bebouwingsclusters met wisselende afstand van de Birkstraat en tussenliggende open ruimten

Laanbeplanting Birkstraat vormt belangrijke as

 

Visie beeldkwaliteiten de Birkt

 

Openbare ruimte

 

Dichtslibbing van de open gebieden tussen de bebouwing en beplanting dient te worden vermeden, zodat uitzichten op het achterliggende open gebied en de bosrand blijven bestaan. De haaks op de Birkstraat lopende onverharde verbindingen en beplantingsstroken zijn landschappelijk en recreatief waardevol.

 

  • X

    Handhaven en versterken van de Birkstraat als groene ruggengraat, waarbij essentieel is dat de bestaande eikenlaan gaaf blijft.

  • X

    Grotere beplantingselementen met de kavel richting mee laten lopen.

  • X

    Indien de mogelijkheid zich voordoet versterken van de recreatieve dwarsverbindingen tussen de Peter van de Breemerweg, de Birkstraat en het bos.

 

Landschap

 

Behouden en ontwikkelen van het fraaie halfopen coulissenlandschap. Handhaven van de scherpe grens met het aangrenzende boslandschap. Aangezien de oude landschapspatronen nog fraai in tact zijn, maar het gebied wel onder grote stedelijke en recreatieve druk staat is het belangrijk om veranderingen in dit gebied te toetsten aan de bestaande beeldkwaliteiten en de mogelijke inpassing hierin.

 

Nieuwe landgoederen

 

Gezien de grote dynamiek van het gebied en de wens om de bestaande kwaliteiten van het half open coulissenlandschap te behouden en te versterken worden nieuwe landgoederen als mogelijke nieuwe functie gezien in dit gebied. Deze nieuwe landgoederen kunnen tevens inhoud geven aan de natuurlijke gradiënt van droge naar natte omstandigheden.

Ook in recreatief opzicht kunnen via nieuwe landgoederen nieuwe verbindingen ontstaan dwars op de Birkstraat.

 

  • X

    Bebouwing dient aan te sluiten bij het ritme van bebouwing langs de Birkstraat.

  • X

    Beplanting in de vorm van bos dient haaks op de Birkstraat te liggen en bij te dragen aan de afwisseling tussen open en besloten ruimten.

 

Dorpsrand

 

Bij de vormgeving van de dorpsrand van Soest dient gezocht te worden naar een sterke groene begrenzing van het stedelijk gebied om stadsrandverschijnselen in te dammen.

 

  • X

    Achterkanten van bebouwing dienen begeleid te worden door beplanting, zonder dat hierbij grote stenige massa’s een dominante uitstraling hebben op het half open buitengebied.

 

 

Bebouwing de Birkt, visie en toetsingscriteria

 

Boerderijen

 

De bebouwing concentreert zich in de zone langs de Birkstraat en ligt als lintbebouwing aan de weg of met een oprijlaan op enige afstand van de weg. Bij toekomstige ontwikkelingen dienen de bestaande historische patronen en kwaliteiten als uitgangspunt.

Het is belangrijk dat tussen de bebouwing doorzichten blijven bestaan op het buitengebied. De traditionele boerderijen zijn beeldbepalend in het buitengebied en dienen te worden behouden. De visie is gericht op het handhaven en versterken van de beeldkenmerken.

 

Welstandsregime: bijzonder welstandsniveau (2). Plaatsing:

  • X

    Handhaven van de solitaire ligging van boerderijen met doorzichten tussendoor.

  • X

    De beplante oprijlanen vanaf de Birkstraat zijn markant en dienen gehandhaafd te blijven.

  • X

    Bebouwing verder van de weg en recreatieve bebouwing dient landschappelijk zeer goed in gepast te worden.

  • X

    Behouden ensemble van hoofd- en bijgebouwen op een compact erf.

  • X

    Verschil aanhouden tussen representatieve voorzijde en meer informele achterzijde.

Vorm / maatvoering:

  • X

    Hoofdgebouw is een langgeveltype. Bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

  • X

    Gebouwen één bouwlaag met kap.

Detaillering:

  • X

    Afgestemd op de oorspronkelijke detaillering.

Materiaal/kleur:

  • X

    Per erf samenhang in materiaal- en kleurgebruik.

  • X

    Aansluiten bij traditioneel kleur- en materiaalgebruik , zoals gemetselde muren in aardetinten, een rood of grijs pannen dak of rieten dak, en wit en groen houtwerk.

  • X

    Schuren in bijvoorbeeld donkergeverfde gepotdekselde delen uitvoeren..

 

Functieverandering boerderijen

 

De beeldvisie is gericht op het handhaven en versterken van de oorspronkelijke samenhang en ordening in de gebouwen en in het erf met een landelijk karakter.

 

  • X

    Nieuwe functies dienen binnen het erf ingepast te worden, qua plaats, vormgeving en materiaal- en kleurgebruik.

  • X

    Op subtiele wijze kan de functieverandering op het erf duidelijk worden gemaakt door passende eigentijdse toevoegingen, die ondergeschikt zijn aan de hoofdvormen.

  • X

    De intrede van te veel stedelijke elementen zoals verharding, verlichting, reclame-uitingen, opvallend kleurgebruik, hekwerken, etc. dient te worden vermeden.

 

Nieuwe bedrijvigheid

 

Nieuwe bedrijvigheid valt op in het half-open landschap. De visie is gericht op het beperken van de beeldwerking van grootschalige gebouwen.

Welstandsregime: bijzonder welstandsniveau (2)

 

Plaatsing:

  • X

    De bedrijfsgebouwen ondergeschikt aan het woonhuis of de boerderij op de kavel situeren.

Vorm / maatvoering:

  • X

    Minimale dakhelling van 25°.

  • X

    Grote gebouwen geleden of inpassen met erfbeplanting.

Detaillering:

  • X

    Het gebruik van overbodige ornamenten wordt vermeden

Materiaal/kleur:

  • X

    Neutrale kleuren gebruiken als aardetinten, grijs, groen of bruin voor de wanden en het dak.

 

Nieuwe woningen

 

De beeldvisie is gericht op het introduceren van een nieuwe landschappelijke woonvorm die zijn inspiratie vindt in het archetype van de langgevel boerderijboerderij.

Welstandsregime: bijzonder welstandsniveau (2).

Plaatsing:

  • X

    Uitgaan van de ensemblewerking van hoofd en bijgebouwen.

  • X

    De woning is met de voorzijde gericht naar de openbare ruimte.

Vorm / maatvoering:

  • X

    De woning bestaat uit één laag, met of zonder kap en heeft niet meer dan een beperkt aantal dakkapellen.

Detaillering:

  • X

    Het gebruik van overbodige ornamenten wordt vermeden. Zo mogelijk een beeldtaal ontwikkelen die past bij de soberheid van het landelijk gebied

Materiaal/kleur:

  • X

    De woning is voornamelijk gebouwd in baksteen. Eigentijdse materialen en oplossingen voor lichtinval e.d. zijn mogelijk.

  • X

    Er wordt aangesloten bij de kleuren die in het landelijk gebied voorkomen; aarde tinten voor de gevels, grijze of rode pannen daken of rieten daken en houtwerk hoofdzakelijk in zwart, bruin, wit en groen.

 

 

Recreatieve bebouwing

 

De beeldvisie voor de recreatieve bebouwing is gericht op het respecteren van de natuurlijke omgeving.

 

Welstandsregime: bijzonder welstandsniveau (2)

Plaatsing:

  • X

    De bebouwing staat los van elkaar, met relatief grote onderlinge tussenafstanden.

Vorm / maatvoering:

  • X

    De bebouwing heeft een eenvoudige hoofdvorm.

  • X

    In geval van een complex van gebouwen behoren ze allen tot één type.

Detaillering:

  • X

    Het gebruik van overbodige ornamenten wordt vermeden. Zo mogelijk een beeldtaal ontwikkelen die past bij het karakter van de omgeving.

Materiaal / kleur:

  • X

    Er wordt gebouwd in materialen passend in een natuurlijke omgeving.

  • X

    Het kleurgebruik is terughoudend ten opzichte van de omgeving.

 

De beeldvisie van de erfinrichting van de recreatieve bebouwing is gericht op een zo natuurlijk mogelijke overgangen naar het omringende landschap.

  • X

    Opvallende hekken en schuttingen worden vermeden.

  • X

    Gebiedseigen beplanting toepassen.

  • X

    Erfverharding beperken.

 

Erfbeplanting De Birkt

 

In dit gebied vormen de erfbeplantingen en de beplante opritten een samenhangende groenstructuur met de laanbeplanting langs de Birkstraat. Het is belangrijk dat de erfbeplanting een groen en bindend kader vormt voor de diverse soorten bebouwing. De erfinrichting van boerderijen en woonhuizen in het agrarische buitengebied is belangrijk als schakel tussen de bebouwing en het open landschap.

 

  • X

    Vanwege de solitaire ligging van de erven in het half open gebied is het van belang grootschalige bebouwing te begeleiden met een goede landschappelijke inpassing, waarbij in ruimtelijke zin bebouwing en beplanting elkaar aanvullen.

  • X

    De beplante oprijlanen vanaf de Birkstraat naar de boerderijen zijn markant en dienen gehandhaafd te blijven.

  • X

    De erfinrichting dient aan te sluiten bij de oorspronkelijke sobere inrichting met verschil tussen een representatieve voorzijde (hagen, bloemperken) en een landschappelijke achterzijde (bosje, kavelgrensbeplantingen).

  • X

    Matig en passend gebruik van inrichtings-elementen en verharding in het buitengebied.

  • X

    Hoofdzakelijk inheemse streekeigen beplanting toepassen, dus geen coniferen.

 

9 Praamgrachtzone

 

Ontstaan

De Praamgracht werd gegraven voor de ontwatering van het Soesterveen en de afvoer van turf naar de Eem. Tot aan 1900 liep door dit gebied één weg, die in het midden bij het Hart in zuidelijke richting versprong.

 

Landschap en bebouwing

De zone langs de Praamgracht heeft het karakter van een landgoederenzone met fraaie lanen en landhuizen. De smalle zone wordt aan de noordrand begrensd door de bossen en het park van paleis Soestdijk, aan de zuidzijde door de dorpsrand van Soest. Langs de Biltseweg en Jachthuislaan ligt een prachtige forse beukenlaan met aangrenzend een afwisseling van kleinere open ruimten en bossen.

 

De landhuizen zijn solitair gelegen en vaak ruim omgeven door beplanting, waardoor alleen de toegangspoort en de oprijlaan verraadt dat zij daar liggen. In het gebied liggen enkele boerderijen.

Het gebied wordt door drie dwarswegen doorsneden. Op deze plaatsen bevinden zich verdichtingen van bebouwing, oude landhuizen en oude parken.

 

Aan weerszijden van de Amsterdamsestraatweg liggen oude buitenplaatsen. Aan de oostzijde ligt wandelpark Colenso, van zeer hoge waarde. Aan de westzijde ligt park Vredenhof, van hoge waarde (provincie).

 

Het gedeelte ten zuidwesten van de Jachthuislaan en de Hessenweg is beschermd dorpsgezicht. In dit gebied ligt ook een grote manege. Langs de Jachthuislaan en de Biltseweg liggen meerdere gemeentelijke monumenten.

 

Langs de Stadhouderslaan ligt een voor het buitengebied opvallend dichte lintbebouwing van verschillende villa’s. De villa’s langs de Stadhouderslaan zijn ieder afzonderlijk gebouwd op een min of meer gelijke kavel. De villa’s zijn onder andere opgetrokken in een jaren ’30 stijl, met overeenkomstige volumes, maar ieder een eigen ontwerp en kleurgebruik.

 

Geheel aan de oostzijde ligt in het open Eemdalgebied de rioolwaterzuivering, omgeven door beplanting.

 

Langs de Praamgracht wordt natuurontwikkeling nagestreefd langs de oevers en verbetering van de waterkwaliteit.

 

Ontwikkelingen beeldkwaliteit

  • X

    Verlies van het formele landgoedkarakter door dorpsrandactiviteiten (volkstuinen, bebouwing die in het zicht komt door het ontbreken van samenhangende erfbeplanting) of grootschalige bedrijvigheid,

  • X

    opdeling van de zone door verdichting langs de dwarswegen,

  • X

    ten zuiden van de Jachthuislaan zal in het kader van de structuurvisie tussen het woonwagenkamp en de Regentesselaan een beperkte uitbreiding van de bebouwing plaats vinden,

  • X

    de Praamgracht is niet als verbindende schakel herkenbaar,

  • X

    ontbreken van de Jachthuislaan tot aan Wieksloterweg,

  • X

    naast het grofmazige en druk bereden openbare wegenpatroon ontbreekt op diverse plekken een aantrekkelijke wandelpadenstructuur.

 

 

Visie beeldkwaliteitenPraamgrachtzone

 

Landschap

 

De landgoederensfeer is een samenhangende beeldkwaliteit in de Praamgrachtzone. Deze sfeer met bijbehorende kenmerken van beplanting en bebouwing dient uitgangspunt te zijn bij eventuele veranderingen.

 

  • X

    Gezien de smalle zone is het belangrijk de samenhang van het gebied te behouden met een monumentaal karakter.

  • X

    De open ruimten met groene randen begrenzen.

  • X

    Diverse dorpsrandactiviteiten landschappelijk goed inpassen met groen.

 

Openbare ruimte

 

In de openbare ruimten, grenzend aan de dorpsrand dient het landgoedkarakter uitgangspunt te zijn bij de inrichting. De dorpsrand dient op enige afstand te blijven en duidelijk begrensd te zijn in haar ligging, maar wel geleed te worden door een afwisseling van rood en groen.

 

  • X

    In het westelijk deel de aaneenschakeling en de zichtrelaties met landgoed Pijnenburg handhaven.

  • X

    Naar het Soesterveen een goede overgang vormgeven, aansluitend bij het landgoedkarakter. De grootschalige bebouwing dringt zich nu erg op.

  • X

    Handhaven van de fraaie beukenlanen langs de Biltseweg en Jachthuislaan.

  • X

    De Praamgracht in de toekomst meer als structurerend element betrekken bij de inrichting van deze zone.

  • X

    De recreatieve waarde van deze zone kan worden vergroot door uitbreiding van de wandelpadenstructuur, bijvoorbeeld langs lineaire groenelementen.

  • X

    Voor afscheidingen van kavels zoveel mogelijk natuurlijke materialen gebruiken in onopvallende kleuren.

 

 

Bebouwing Praamgrachtzone, visie en toetsingscriteria

 

De bestaande bebouwing bestaat uit landhuizen en villa’s met een klassieke vormgeving en traditioneel kleurgebruik en enkele traditionele boerderijen.

 

Dorpsrand

 

Bij de vormgeving van de dorpsrand van Soest dient gezocht te worden naar een sterke groene begeleiding van de bebouwing langs wegen of op kavelgrenzen.

 

  • X

    Bebouwing dient begeleid te worden door beplanting, zodat de groenstructuur de bebouwing begeleidt.

 

Boerderijen

 

De traditionele boerderijen zijn beeldbepalend in het buitengebied en dienen te worden behouden.

De visie is gericht op het handhaven en versterken van de beeldkenmerken. Bij toekomstige ontwikkelingen dient de beeldkwaliteit van de bestaande traditionele agrarische bedrijven als uitgangspunt.

 

Welstandsregime: bijzonder welstandsniveau (2).

 

Plaatsing:

  • X

    Gezien de toename van bebouwing op de erven staat de erfbeplanting onder druk. Deze is echter van groot belang voor de landschappelijke inpassing van de agrarische erven.

  • X

    Behouden ensemble van hoofd- en bijgebouwen op een compact erf.

  • X

    Verschil aanhouden tussen representatieve voorzijde en meer informele achterzijde.

Vorm/maatvoering:

  • X

    Hoofdgebouw is een langgeveltype. Bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

  • X

    Gebouwen één bouwlaag met kap.

Detaillering:

  • X

    Afgestemd op de oorspronkelijke detaillering.

Materiaal/kleur:

  • X

    Per erf samenhang in materiaal- en kleurgebruik.

    Aansluiten bij traditioneel kleur- en materiaalgebruik , zoals gemetselde muren in aardetinten, een rood of grijs pannen dak of rieten dak, en wit en groen houtwerk.

  • X

    Schuren in bijvoorbeeld donkergeverfde gepotdekselde delen uitvoeren.

 

Functieverandering boerderijen

 

De beeldvisie is gericht op het handhaven en versterken van de oorspronkelijke samenhang en ordening in de gebouwen en in het erf met een landelijk karakter.

 

  • X

    Nieuwe functies dienen binnen het erf ingepast te worden, qua plaats, vormgeving en materiaal- en kleurgebruik.

  • X

    Op subtiele wijze kan de functieverandering op het erf duidelijk worden gemaakt door bij de functie passende toevoegingen, die ondergeschikt zijn aan de hoofdvormen.

  • X

    De intrede van te veel stedelijke elementen zoals verharding, verlichting, reclame-uitingen, opvallend kleurgebruik, hekwerken, etc. dient te worden vermeden.

 

Landhuizen en woningen

 

De beeldvisie is gericht op het handhaven van het landgoedkarakter van het gebied.

Welstandsregime: bijzonder welstandsniveau (2).

 

Plaatsing:

  • X

    Het hoofdgebouw ligt centraal op het perceel

  • X

    Vorm/maatvoering:

  • X

    Bij veranderingen aan de villa’s langs de Stadhouderslaan dient het ritme en de overeenkomst in bouwvolumes als uitgangspunt.

Detaillering:

  • X

    Per landhuis kunnen de stijlkenmerken van bebouwing en tuininrichting sterk verschillen.

Materiaal/kleur:

  • X

    Bij de landhuizen uitgaan van samenhang in het ontwerp en materiaalgebruik tussen hoofdgebouw, bijgebouwen en inrichtingselementen zoals poorten en muurtjes

Voor de erfinrichting geldt:

  • X

    Beplanting laten aansluiten bij het fraaie landgoedkarakter, bijvoorbeeld door een beplante oprijlaan, hagen, enkele grote bomen, handhaven van bestaande bossen,etc.

  • X

    Inkadering van de bebouwing met een stevige erfbeplanting.

 

 

Erfbeplanting Praamgrachtzone

 

De erfinrichting van agrarische bedrijven en andere activiteiten zoals bijvoorbeeld de manege, het volkstuincomplexen of het woonwagenkamp vormt in deze landgoederenzone een belangrijke schakel tussen de bebouwing en het half open landschap.

De erfbeplantingen van de landhuizen onderstreept het landgoedkarakter. In de tuininrichting wordt bijvoorbeeld gewerkt met oprijlanen, zichtlijnen op het huis en van het huis op de omgeving, water, bospartijen, lanen, etc.

 

  • X

    De monumentale en parkachtige beeldkwaliteiten rond de landhuizen dienen behouden te blijven en zo mogelijk in de particuliere ruimten en de openbare ruimten te worden versterkt.

  • X

    De erfbeplantingen van bovengenoemde activiteiten aanvullen, zodat zij de diverse bebouwing, opslag en bijvoorbeeld silo’s op het erf goed landschappelijk inpassen.

  • X

    Erfinrichting aan laten sluiten bij de oorspronkelijke sobere inrichting met verschil tussen een representatieve voorzijde (hagen, bloemperken) en een landschappelijke achterzijde (bosje, kavelgrensbeplantingen).

  • X

    Matig en passend gebruik van inrichtingselementen en verharding in het buitengebied.

  • X

    Hoofdzakelijk inheemse streekeigen beplanting toepassen, dus geen coniferen.

 

10 Soesterveen

 

 

Ontstaan

In de laatste ijstijd ontstond de glooiende helling van de Soestereng naar het Soesterveen. In het Holoceen vond vervolgens veenvorming plaats. Van oorsprong vormde het veen het ‘arme gebied’ van Soest. De strokenverkaveling is vanaf de Middeleeuwen ontstaan. De Wieksloot vormde de grens en de ontginningsbasis van de veenontginning. Hierlangs liggen oude boerderijen. Tot rond 1900 lagen in het veen nog natte heidevelden. Het veengebied is voor een groot deel ingenomen door de meest recente uitbreidingswijken van Soest. Het zuidelijk gedeelte Hees is een droog zandgebied, waar van oorsprong een blokvormige verkaveling voorkwam met diverse lijnvormige beplantingen loodrecht op elkaar en verspreide boerderijen.

 

Landschap en bebouwing

De beeldkwaliteit van het Soesterveen is sterk bepaald door de verstedelijking van Soest. Het woongebied De Boerenstreek vormt een van de laatste uitbreidingen. De wijk heeft aan de zuidwestzijde een harde stedelijke rand.

 

De oorspronkelijke bebouwing bestond uit boerderijen op enige afstand van elkaar langs de Wieksloterweg. Deze boerderijen waren bescheiden van omvang en kenden de vorm van een langgevel boerderij met een traditioneel materiaal- en kleurgebruik.

 

De bebouwing is aangevuld met woonbebouwing in diverse richtingen, stijlen en volumes. De afwisseling en diversiteit kan als een kwaliteit worden beschouwd. Ook ligt er met name woonbebouwing aan de dwarsweg, de Dorresteinweg. Deze bebouwing heeft een andere hoofdrichting. In het zuidelijk gelegen Hees ligt de bebouwing in diverse groene kamers in meerdere richtingen. De totale structuur van het gebied is hierdoor onoverzichtelijk.

 

Het natuurreservaat van het Soesterveen vormt een duidelijke groene geleding tussen Soest en landgoed Pijnenburg. Daarnaast komen meerdere lijnvormige beplantingselementen voor. Voor zover de strokenverkaveling nog aanwezig is heeft deze een cultuurhistorische waarde. Dit geldt eveneens voor de Wieksloot. De Wieksloterweg vormt met haar naast liggende bomenlaan een belangrijke harde grens tussen het verstedelijkte Soesterveen en het landgoed Pijnenburg.

 

Ontwikkelingen beeldkwaliteit

  • X

    De lange maat, slagenverkaveling en turfgaten van het oorspronkelijke veenweidelandschap zijn nagenoeg verdwenen,

  • X

    beplantingen en het natuurreservaat staan onder stedelijke druk,

  • X

    stedelijke functies en bebouwing breiden uit zonder inkadering in een samenhangende structuur.

 

 

Visie beeldkwaliteiten Soesterveen

 

Landschapsvisie

 

In het Soesterveen is door de grote dynamiek die heeft plaats gevonden in het afgelopen decennium niet meer sprake van een samenhangende beeldkwaliteit.

 

De drie in het gebied voorkomende functies, landbouw, wonen en natuur missen een gemeenschappelijke ruimtelijke structuur. Wel vormt de afwisseling en diversiteit van het gebied een belangrijke beeldkwaliteit. Het hele Soesterveen vormt (potentieel) een belangrijk recreatief uitloopgebied voor de woonwijken van Soest en een groene schakel naar o.a. het landgoed Pijnenburg.

 

Voorstel is voor het Soesterveen een structuur te ontwerpen, waarbij de nog aanwezige kenmerken van het landschap gebruikt worden.

 

  • X

    In deze visie is er aan de noordzijde ter begrenzing van de landgoederenzone langs de Praamgracht ruimte voor een nieuwe vorm van landgoedwonen. Deze combinatie van wonen en een groene inrichting biedt tevens een sterke afscherming van het grootschalige bedrijven langs de Koningsweg en kan bijdragen aan het vergroten van de recreatieve mogelijkheden van het Soesterveen.

 

  • X

    Ter plaatse van het Soesterveen streven naar een groot groengebied ‘het Veenpark’, waarin de kenmerken van het veen tot uiting komen in de landschappelijke inrichting, water en het voorkomen van typische veenplanten.

 

  • X

    In het zuidelijk gedeelte Hees zijn de groene kamers een sterke kwaliteit, welke deels kunnen worden aangevuld. Binnen deze groene kamers kunnen eventueel stedelijke ontwikkelingen plaats vinden.

 

Openbare ruimte

 

De inrichting van openbare ruimte (wegen, groenzones, park, e.d.) dient bij te dragen aan de te ontwerpen overkoepelende groenstructuur van de wijk. Hierbij kan ook het waterlopenpatroon en het oorspronkelijke langgerekte verkavelingspatroon als thema gebruikt worden.

 

  • X

    De dwarswegen die de kavelrichting volgen sterk beplanten, zodat zij ruimtelijk de verbinding onderstrepen tussen het stedelijk en buitengebied.

  • X

    Voor afscheidingen van kavels zoveel mogelijk natuurlijke materialen gebruiken in onopvallende kleuren.

 

 

Bebouwing Soesterveen, visie en toetsingscriteria

 

De bebouwing bestaat uit voormalige boerderijen en woonhuizen in uiteenlopende stijlen.

 

Dorpsrand

 

Bij de vormgeving van de dorpsrand van Soest dient gezocht te worden naar een sterke groene begeleiding van de harde bebouwingsrand van de woonwijken.

 

  • X

    Rand van de bebouwing begeleiden door ofwel een inkadering tussen groene coulissen ofwel beplanting langs de buitenrand.

 

Boerderijen

 

De traditionele boerderijen dragen bij aan de beleving van de Wieksloot als oude ontginningsas en dragen bij aan de afwisselende beeldkwaliteit van het Soesterveen. De visie is gericht op het handhaven en versterken van de beeldkenmerken van de boerderijen.

 

Welstandsregime: bijzonder welstandsniveau (2).

 

Plaatsing:

  • X

    Behouden ensemble van hoofd- en bijgebouwen op een compact erf.

  • X

    Verschil aanhouden tussen representatieve voorzijde en meer informele achterzijde.

Vorm / maatvoering:

  • X

    Hoofdgebouw is een langgeveltype. Bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

  • X

    Gebouwen één bouwlaag met kap.

Detaillering:

  • X

    Afgestemd op de oorspronkelijke detaillering.

Materiaal/kleur

  • X

    Per erf samenhang in materiaal- en kleurgebruik.

  • X

    Aansluiten bij traditioneel kleur- en materiaalgebruik , zoals gemetselde muren in aardetinten, een rood of grijs pannen dak of rieten dak, en wit en groen houtwerk.

  • X

    Schuren in bijvoorbeeld donkergeverfde gepotdekselde delen uitvoeren.

 

Functieverandering boerderijen visie en toetsingscriteria

 

De beeldvisie is gericht op het handhaven en versterken van de oorspronkelijke samenhang en ordening in de gebouwen en in het erf met een landelijk karakter.

 

  • X

    Nieuwe functies dienen binnen het erf ingepast te worden, qua plaats, vormgeving en materiaal- en kleurgebruik.

  • X

    Op diverse wijzen kan de functieverandering op het erf duidelijk worden gemaakt door bij de functie passende toevoegingen, die ondergeschikt zijn aan de hoofdvormen.

  • X

    De intrede van te veel stedelijke elementen zoals verharding, verlichting, reclame uitingen, opvallend kleurgebruik, hekwerken, etc. dient te worden vermeden.

 

Woningen

 

De beeldvisie is gericht op het handhaven van een bepaalde mate van afwisseling in de bebouwing, die aansluit bij het kenmerk van het gebied als overgang tussen stedelijk en landelijk gebied.

 

Welstandsregime: bijzonder welstandsniveau (2)

 

Plaatsing:

  • X

    Langs de Wieksloterweg is het hoofdgebouw naar de weg gericht, met de langste gevel in de richting van de verkaveling. Indien er toch sprake is van een dwarshuis dan maximaal 10m breed.

Vorm / maatvoering:

  • X

    Nieuwe bebouwing dient zich in schaal en maat te verhouden tot de oorspronkelijke bebouwing

  • X

    Bebouwing in één bouwlaag met kap.

  • X

    Bijgebouwen zijn ondergeschikt aan hethoofdgebouw.

Detaillering:

  • X

    Per woning kunnen de stijlkenmerken van bebouwing en tuininrichting sterk verschillen. Ook eigentijdse vormgeving is mogelijk.

Materiaal/kleur:

  • X

    Uitgaan van samenhang in het ontwerp en materiaalgebruik tussen hoofdgebouw, bijgebouwen en inrichtingselementen zoals poorten en muurtjes.

 

 

Erfbeplanting Soesterveen

 

De erfinrichting van agrarische bedrijven en andere activiteiten zoals bijvoorbeeld een tuincentrum vormt in deze half verstedelijkte zone een belangrijke schakel tussen de bebouwing en haar omgeving.

 

De erfbeplantingen tussen de woningen geven met elkaar structuur aan het gebied en zorgen voor een inpassing van de verschillende bouwstijlen.

 

  • X

    De erfinrichting van de individuele huizen dient bestaande landschappelijke beplanting te integreren in de erfinrichting en aan te sluiten bij de kenmerken van het gebied. Aan de buitenkant van de wijk is een meer landschappelijke inrichting op zijn plaats. Aansluitend bij de bebouwde kom van Soest is een meer stedelijke inrichting op zijn plaats.

  • X

    Bebouwing die minder dan 50m van elkaar af ligt voorzien van een kavelgrensbeplanting aan beide zijden van de kavel.

  • X

    Bij nieuwe landhuizen onderstreept het groen het landgoedkarakter. In de tuininrichting wordt bijvoorbeeld gewerkt met oprijlanen, zichtlijnen op het huis en van het huis op de omgeving, water, bospartijen, lanen, etc.

  • X

    De erfbeplantingen van diverse activiteiten aanvullen, zodat zij de diverse bebouwing, opslag en activiteiten op het erf goed landschappelijk inpassen.

  • X

    Agrarische erfinrichting aan laten sluiten bij de oorspronkelijke sobere inrichting met verschil tussen een representatieve voorzijde (hagen, bomen) en een landschappelijke achterzijde (bosje, kavelgrensbeplantingen).

  • X

    Matig, passend en niet te opvallend gebruik van inrichtingselementen en verharding.

  • X

    Hoofdzakelijk inheemse streekeigen beplanting toepassen, dus geen coniferen.

11 Landgoed Pijnenburg

 

Ontstaan

Vanaf het eind van de 18e eeuw werden er buiten plaatsen en landgoederen gesticht op de Utrechtse heuvelrug. Landgoed Pijnenburg is hier een voorbeeld van met een grote omvang. Het hele landgoed Pijnenburg vormt een beschermd dorpsgezicht.

 

Landschap en bebouwing

Het landgoed Pijnenburg bestaat in het noordelijk deel uit diverse bebouwing met aansluitend agrarische percelen en meer naar het zuiden toe uit gemengd loofbos. Het landgoed kent een klassieke opbouw met lanen als verbindende structuren tussen afwisselende ruimten. De vierrijige beukenlaan langs de Wieksloterweg vormt een opvallende begrenzing. De bossen zijn openbaar toegankelijk en hebben een belangrijke recreatieve functie voor Soest.

Ontwikkelingen beeldkwaliteit

  • X

    Recreatieve druk op beplantingen.

  • X

    Beheer bos en laanbeplantingen

 

 

Visie beeldkwaliteiten Pijnenburg

 

Landschap

 

De beeldkwaliteit van het landgoed Pijnenburg is hoog. Hier is voelbaar dat de bebouwing en beplanting in samenhang met elkaar en de omgeving ontworpen en beheerd zijn. In de toekomst dient deze fraaie en gave beeldkwaliteit als een sterke eenheid gehandhaafd te worden.

  • X

    Behouden landschappelijke opzet van het landgoed met een duidelijke voorzijde met diverse bebouwing, landerijen en lanen en verder afgelegen bos.

 

Openbare ruimte

 

De afwisseling tussen open en besloten ruimten is typerend voor het landgoed. De onverharde wegen en de lanen passen bij het landschappelijke karakter en dienen dit karakter te behouden.

 

 

Bebouwing Pijnenburg, visie en toetsingscriteria

 

In de bebouwing van het landgoed is een duidelijke hiërarchie aanwezig. Ten noordenvan de Biltseweg ligt in het zicht het in klassieke stijl opgetrokken landhuis Pijnenburg. Ten zuiden van de weg liggen diverse boerderijen en bijgebouwen, die van belang zijn voor de agrarische bedrijfsvoering of in recreatief gebruik zijn. Zij zijn allen in traditionele stijl en bijbehorend kleurgebruik gebouwd.

Het hoofdgebouw van het landgoed ligt buiten de gemeente Soest. Binnen de gemeente liggen enkele woonhuizen en boerderijen met deels een agrarische of recreatieve functie.

 

Boerderijen

 

De traditionele boerderijen dragen bij aan de beleving van het landgoed en de historie van deze omgeving. De bebouwing vertoont een sterke samenhang in haar beeldkwaliteit. De visie is gericht op het handhaven en versterken van deze beeldkenmerken.

 

Welstandsregime: hoge welstandsniveau (3)

 

Plaatsing:

  • X

    Behouden ensemble van hoofd- en bijgebouwen op een compact erf.

  • X

    Verschil aanhouden tussen representatieve voorzijde en meer informele achterzijde.

Vorm / maatvoering:

  • X

    Hoofdgebouw is een langgeveltype.

  • X

    Bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

  • X

    Gebouwen één bouwlaag met kap.

Detaillering:

  • X

    Afgestemd op de oorspronkelijke detaillering.

Materiaal / kleur:

  • X

    Per erf samenhang in materiaal- en kleurgebruik.

  • X

    Aansluiten bij traditioneel kleur- en materiaalgebruik , zoals gemetselde muren in aardetinten, een rood of grijs pannen dak of rieten dak, en wit en groen houtwerk.

  • X

    Schuren in bijvoorbeeld donkergeverfde gepotdekselde delen uitvoeren

 

Functieverandering boerderijen

 

De beeldvisie is gericht op het handhaven en versterken van de oorspronkelijke samenhang en ordening in de gebouwen en in het erf met een landelijk karakter.

 

  • X

    Nieuwe functies dienen binnen het erf ingepast te worden, qua plaats, vormgeving en materiaal- en kleurgebruik.

  • X

    Op bescheiden wijze kan de functieverandering op het erf duidelijk worden gemaakt door bij de functie passende toevoegingen, die ondergeschikt zijn aan de hoofdvormen.

  • X

    De intrede van te stedelijke elementen zoals verharding, verlichting, reclame-uitingen, opvallend kleurgebruik, hekwerken, etc. dient te worden vermeden.

 

Woningen

 

De beeldvisie is gericht op het handhaven van een hoge beeldkwaliteit aansluitend bij het land goedkarakter van het gebied.

Welstandsregime: hoge welstandsniveau (3)

 

Plaatsing:

  • X

    De woning is met de voorzijde gericht naar de openbare ruimte.

Vorm/maatvoering:

  • X

    De bebouwing bestaat uit één laag met kap

  • X

    Bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw

Detaillering:

  • X

    Het gebruik van overbodige ornamenten wordt vermeden. Zo mogelijk een beeldtaal ontwikkelen die past bij de soberheid van het landelijk gebied.

Materiaal/kleur:

  • X

    De woning is voornamelijk gebouwd in baksteen. Eigentijdse materialen en oplossingen voor lichtinval e.d. zijn mogelijk.

  • X

    Er wordt aangesloten bij de kleuren die in het gebied voorkomen; aarde tinten voor de gevels, grijze of rode pannen daken of rieten daken en houtwerk hoofdzakelijk in zwart, bruin, wit en groen.

 

 

Erfbeplanting Pijnenburg

 

De erfinrichting van de al dan niet agrarische boerderijen vormt in het landgoed een belangrijke schakel tussen de bebouwing en haar omgeving. De erfinrichting bouwt voort op de op de traditionele erfinrichting door gebruik van grind, hagen, fruitbomen, etc

 

  • X

    De parkinrichting rondom het landhuis heeft een historische waarde en onderstreept het landgoedkarakter. In de tuininrichting wordt in de landschapsstijl gewerkt met oprijlanen, zichtlijnen op het huis en van het huis op de omgeving, water, bospartijen, lanen, etc.

  • X

    De erfbeplantingen rondom bebouwing hand haven, zodat zij de diverse bebouwing, opslag en activiteiten op het erf goed landschappelijk inpassen.

  • X

    Agrarische erfinrichting aan laten sluiten bij de oorspronkelijke sobere inrichting met verschil tussen een representatieve voorzijde (hagen, bomen) en een landschappelijke achterzijde (bosje, kavelgrensbeplantingen).

  • X

    Matig, passend en niet te opvallend gebruik van inrichtingselementen en verharding.

  • X

    Hoofdzakelijk inheemse streekeigen beplanting toepassen.

 

12 Duin-, heide- en boslandschap

 

Ontstaan

De Utrechtse Heuvelrugdankt haar reliëf aan de stuwwal die in het Pleistoceen ontstaan is. Het hoogteverschil loopt op tot ruim 50m +NAP ten zuiden van de vlasakkers. In de middeleeuwen lagen op de stuwwal heidevelden, waar de schapen graasden. In de 19e eeuw zijn de heidevelden beplant met naaldbomen voor de productie van mijnhout. Geleidelijk vindt een omvorming plaats naar loofhout. In de 20e eeuw zijn in het gebied veel militaire terreinen ontstaan, heeft de recreatie zich in het gebied ontwikkeld en is de bebouwing toegenomen langs de Soesterbergsestraat.

 

Landschap en bebouwing

Het landschap wordt gekenmerkt door een afwisseling van actieve stuifzanden (Lange en Korte duinen), heideveldjes en min of meer natuurlijke bossen. De bossen hebben een hoge cultuurhistorische waarde (prov). Het bosgebied tussen Soest en de spoorlijn met de Lange en Korte Duinen is archeologisch van zeer hoge waarde, hier komen sporen voor uit de steen- en bronstijd. Landgoed de Paltz en de omgeving van het pompstation hebben een zeer hoge cultuurhistorische waarde en zijn beschermd dorpsgezicht.

 

De bebouwing ligt met tussenruimten langs de Soesterbergsestraat. Hierdoor blijft het bos een verbindende factor vormen. De bebouwing varieert in functie van enkele villa’s, een oud en nieuw gebouw van de waterleidingmaatschappij, een groot hotelcomplex en een restaurant en kiosk. Elk gebouw kent een eigen bouwstijl, waarbij de villa’s en landhuizen zich manifesteren als eigen ontwerpen.

In het bos liggen diverse recreatieve voorzieningen zoals een dagrecreatieterrein, picknickplaatsen, wandel- en fietspaden, een restaurant en verblijfsrecreatie terreinen.

 

Midden in het bosgebied ligt de kleine kern Soestduinen. Langs de Soesterbergsestraat ligt uiteenlopende bebouwing.

 

De militaire terreinen kenmerken zich door de afsluiting met hekken en de Vlasakkers door een groot intern circuit van verharde wegen. Deze lenen zich voor bijzondere vormen van recreatie, zoals fietsen en skeeleren. Zij zijn beperkt opengesteld. Het militaire vliegveld zal in de toekomst een andere bestemming krijgen en is daarom uitgesloten van het beeldkwaliteitplan.

 

De zandgroeve ten noorden van het vliegveld getuigt van de delfstofwinning in dit gebied.

 

Het gebied wordt doorsneden door de Soesterbergsestraat en twee spoorlijnen, welke zowel een barrière als een oriëntatielijn in het gebied vormen.

 

Ontwikkelingen beeldkwaliteit

Bij te grootschalige uitbreiding van bebouwing wordt de samenhangende bosstructuur aangetast,

De recreatieve druk op het bosgebied is groot en beïnvloedt de kwaliteit van parkeerplaatsen, wandelpaden, recreatieruimten en de beplanting zelf in het bos onder druk.

 

 

Visie beeldkwaliteiten Bos-, duin-,en heidegebied

Landschap

 

Het bos-, duin- en heidelandschap heeft een sterke en aantrekkelijke beeldkwaliteit, die voortkomt uit de landschappelijke ligging en natuurlijke ontwikkeling van dit gebied. Dit bosgebied vormt een sterk contrast met het stedelijk gebied en het open Eemgebied en is daarom zeer waardevol en kenmerkend.

 

  • X

    Er dient voor gewaakt te worden dat de samenhangende structuur die het bos vormt, niet verloren gaat door andere ontwikkelingen.

  • X

    Wellicht ontstaan er op termijn kansen de militaire terreinen open te stellen en te ontdoen van afschermende hekwerken.

 

Openbare ruimte

 

De Soesterbergsestraat en in het verlengde daarvan de Van Weerden Poelmanweg vormt een belangrijke hoofdroute door het bosgebied en deelt daardoor het bos tevens op in delen. Langs deze weg ontmoeten cultuurlijke ingrepen de natuurlijke omgeving. Daar waar de bosrand van de weg wijkt wordt de weg geaccentueerd met boombeplanting en hagen. De weg heeft een fraai bochtig verloop en overwint een behoorlijk hoogteverschil. De beleving van de weg zelf is daardoor bijzonder.

 

  • X

    Voorkomen van te veel stedelijke ontwikkelingen langs deze weg, waardoor de weg met haar bebouwing niet meer als onderdeel van het boslandschap zal worden gezien.

 

In het bos ligt een stelsel van (half)verharde fietspaden en onverharde wandelpaden. Deze paden worden nabij de stedelijke randen intensief gebruikt door recreanten.

 

  • X

    Het padenstelsel van tijd tot tijd (bijvoorbeeld na het gereedkomen van een nieuwe woonwijk in de omgeving of het openstellen van een nieuw stuk natuurterrein) beschouwen op haar kwaliteit.

  • X

    Ook van tijd tot tijd bezien of het stelsel voorziet in de gewenste behoefte aan recreatieve uitloopmogelijkheden en verbindingen in combinatie met de natuurdoelstellingen.

 

In het bos zijn meerdere plekken ingericht ten behoeve van dagrecreatie. Voorzieningen bestaan bijvoorbeeld uit informatiepanelen, paaltjes, banken, picknicktafels en parkeerplaatsen.

 

  • X

    Trachten de natuurlijke omstandigheden in het bos op zo min mogelijk plaatsen te verstoren met inrichtingsmaatregelen.

  • X

    Per plek kiezen voor een eigen stijl van inrichtingselementen die zich voegen in de natuurlijke omgeving, bij voorkeur van natuurlijke materialen. In de materiaalkeuze zullen echter ook de duurzaamheid en het beheer een rol spelen.

 

 

Bebouwing Bos-, duin- en heidegebied, visie en toetsingscriteria

 

De bebouwing is zeer divers van aard en ligt met tussenruimten langs de Soesterbergsestraat en de Van Weerden Poelmanweg. Het bos is de verbindende factor, die de gebouwen van een eenduidig decor voorziet. De bebouwing varieert in functie van enkele villa’s, een oud en nieuw gebouw van de waterleidingmaatschappij, een grootschalig hotelcomplex en een restaurant en kiosk

 

Bebouwing

De beeldvisie is gericht op het handhaven van het bos als decor van de bebouwing.

Welstandsregime: bijzonder welstandsniveau (2)

 

Plaatsing:

  • X

    De bebouwing is gericht op de weg.

Vorm/maatvoering:

  • X

    Nieuwe bebouwing dient zich in schaal en maat te verhouden tot de oorspronkelijke bebouwing.

  • X

    Bebouwing in één of twee bouwlagen met kap.

  • X

    Bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

Detaillering:

  • X

    Kwaliteit van het gebied is dat elk gebouw een eigen bouwstijl kent, waarbij de villa’s en landhuizen zich manifesteren als eigen ontwerpen.

  • X

    Eigentijdse architectuur is gezien de solitaire ligging ook een mogelijkheid.

  • X

    Per woning kunnen de stijlkenmerken van bebouwing en tuininrichting sterk verschillen. Ook eigentijdse vormgeving is mogelijk.

Materiaal/kleur

  • X

    Uitgaan van samenhang in het ontwerp en materiaalgebruik tussen hoofdgebouw, bijgebouwen en inrichtingselementen zoals poorten en muurtjes.

 

Recreatieve bebouwing

 

In het bosgebied liggen verspreid enkele terreinen voor de verblijfsrecreatie. Zij worden gekarakteriseerd door een compacte groepering van recreatie woningen of caravans. Zij zijn vaak in het bos geïntegreerd en soms omsloten door een beplanting. De visuele uitstraling van deze terreinen op de omgeving dient beperkt te blijven.

 

De beeldvisie voor de recreatieve bebouwing is gericht op het respecteren van de natuurlijke omgeving.

Welstandsregime: bijzonder welstandsniveau (2)

 

Plaatsing:

  • X

    De bebouwing staat los van elkaar, met relatief grote onderlinge tussenafstanden.

Vorm / maatvoering:

  • X

    De bebouwing heeft een eenvoudige hoofdvorm

  • X

    In geval van een complex behoren alle gebouwen tot hetzelfde type.

Detaillering:

  • X

    Het gebruik van overbodige ornamenten wordt vermeden. Zo mogelijk een beeldtaal ontwikkelen die past bij het karakter van de omgeving.

Materiaal / kleur:

  • X

    Er wordt gebouwd in overeenstemming met een natuurlijke omgeving.

  • X

    Het kleurgebruik is terughoudend ten opzichte van de omgeving.

 

De beeldvisie van de erfinrichting van de recreatieve bebouwing is gericht op een zo natuurlijk mogelijke overgangen naar het omringende landschap.

  • X

    Opvallende hekken en schuttingen worden vermeden.

  • X

    Gebiedseigen beplanting toepassen.

  • X

    Erfverharding wordt beperkt.

  • X

    Indien gewenst een afschermende beplanting aanbrengen van beplanting of materiaal met een natuurlijke uitstraling.

 

 

Erfbeplanting Bosgebied

 

De erfinrichting van de bebouwing langs de Soesterbergsestraat heeft in het algemeen een rustig en landschappelijk karakter.

 

  • X

    De erven dienen als onderdeel van het bosgebied te worden beschouwd. Dus geen overdaad aan verlichting, hekwerken, borden, masten, verharding, etc.

  • X

    Bestaand bos behouden en beplanting laten aansluiten op de zandige ondergrond en het bos en schaduw karakter.

  • X

    Een samenhang tussen de stijl van de bebouwing en de stijl van de inrichtingselementen op het erf vergroot de beeldkwaliteit.

  • X

    Matig, passend en niet te opvallend gebruik van inrichtingselementen en verharding.

  • X

    Hoofdzakelijk inheemse streekeigen beplanting toepassen.

 

13 Amersfoortsestraat

 

Ontstaan

De Amersfoortsestraat is in vlakken uitgegeven van 100 bij 50 roeden. De eigenaar was verantwoordelijk voor de inrichting van het vak en de aanleg van de weg. Hierdoor is een opvallende verkaveling ontstaan. De oorspronkelijke blokverkaveling is van hoge cultuurhistorische waarde (prov).

 

Landschap en bebouwing

De blokverkaveling is in de huidige situatie voor de kenner te herkennen in het ritme waarin de bebouwing zich afwisselt in het bos. De Amersfoortsestraat vormt een belangrijke verbinding tussen Amersfoort, Soesterberg en Utrecht en heeft vooral een doorgangskarakter. De weg ontsluit een aaneenschakeling van particuliere terreinen. Andere wegen zijn er eigenlijk niet. De weg wordt begeleid door oude en jonge eikenbomen en heeft vrijliggende fietspaden.

 

Langs de Amersfoortsestraat lagen in beginsel grote villa’s en landhuizen op een ruime kavel in het bos. De bebouwing heeft zich uitgebreid tot een divers scala aan maatschappelijke instellingen, bedrijven, horecavoorzieningen en kantoren.

 

 

Visie beeldkwaliteiten Amersfoortsestraat

Landschapsvisie

 

Door de fraaie eikenbeplanting, de voorname landhuizen en de omgeving van het bos heeft het gebied van de Amersfoortsestraat een uitstraling die doet denken aan de vroegere grandeur van een dergelijk gebied. De vele verschillende stedelijke invloeden verstoren echter ook dit beeld en maken de zone moeilijk afleesbaar. Daarbij komt dat het gebied voor de passant of het publiek slechts vanuit de voorzijde, de Amersfoortsestraat ééndimensionaal beleefd wordt. Het gebied is verder niet toegankelijk.

 

  • X

    Alhoewel de blokverkaveling niet precies herkenbaar is kan het ritme van bebouwing en bebossing wat hierdoor is ontstaan in de toekomst wel als leidraad worden gehanteerd.

  • X

    De samenhangende structuur die het bos vormt behouden. Een sterk ruimtelijk ordeningsbeleid is hiervoor noodzakelijk.

  • X

    Wellicht ontstaan er op termijn kansen de militaire terreinen open te stellen en het gebied meer te verbinden met haar omgeving.

 

Openbare ruimte

Het profiel van de Amersfoortsestraat vormt met haar bermen en boombeplanting een krachtige lijn, die de vele aanliggende functies ontsluit en visueel verbindt.

 

  • X

    Het is belangrijk dat in de boombeplanting geen grote onderbrekingen vallen.

 

De randen van de blokverkaveling zijn nog vaak als terug te vinden in een laan of pad. Gezien de aaneenschakeling van particuliere eigendommen is het niet eenvoudig deze randen als gehele structuur herkenbaar te maken.

 

  • X

    Wellicht is het wel mogelijk enkele randen als een duidelijke open ruimte, pad of laan vorm te geven. Hiervoor is een meer gedetailleerde studie en inzicht in eigendomsverhoudingen noodzakelijk.

  • X

    Aantakkend hierop zou ook onderzocht kunnen worden of een openbaar padenstelsel, welke in verbinding staat met het bosgebied in deze zone haalbaar is.

 

 

Bebouwing Amersfoortsestraat, visie en toetsingscriteria

 

De bebouwing bestaat uit woonhuizen in uiteenlopende stijlen, bedrijven, een kazernecomplex, restaurants, een sauna en recreatieve bebouwing.

De gebouwen zijn overwegend in klassieke bouwstijlen gebouwd en onderscheiden zich van elkaar door een eigen ontwerp en detaillering. Zij dragen daardoor bij aan een bijzondere beeldkwaliteit van deze zone.

 

Bebouwing

 

Alle bebouwing ligt in de context van de oorspronkelijke orthogonale terreinindeling met de Amersfoortseweg als bindend element en het bos als kader. Dat is aanleiding om voor alle bebouwing eensluidende criteria te formuleren.

 

Welstandsregime: bijzonder welstandsniveau (2)

 

Plaatsing:

  • X

    Alle gebouwen bewaren een ruime afstand tot de weg en de perceelsgrenzen. Als minimale breedte van het bos ter plekke van de oude blokgrens wordt 10 m aangehouden.

  • X

    De hoofdgebouwen zijn met hun voorkant naar de weg gericht.

  • X

    Verder van de weg af kan ook voor een interne groepering rond een eigen erf of plein gekozen worden.

Vorm / maatvoering:

  • X

    Nieuwe bebouwing dient zich in schaal en maat te verhouden tot de oorspronkelijke bebouwing.

  • X

    Bebouwing in één of twee bouwlagen met kap.

  • X

    Bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

  • X

    In geval van een recreatief complex hebben alle gebouwen dezelfde hoofdvorm.

Detaillering:

  • X

    Eigentijdse ontwerpen kunnen in de reeks van bebouwing aan de Amersfoortsestraat een aanvulling vormen.

  • X

    Het gebruik van overbodige ornamenten wordt vermeden. Zo mogelijk een beeldtaal ontwikkelen die past bij het karakter van de omgeving.

  • X

    De samenhang in de bouwstijl per perceel is ook doorgezet in de schuur, de oprit, de poort en de verlichting en dient voor de toekomst als uitgangspunt bij veranderingen.

Materiaal/kleur:

  • X

    Er wordt gebouwd in natuurlijke materialen;

  • X

    Het kleurgebruik is terughoudend ten opzichte van de omgeving.

 

 

Erfbeplanting en -inrichting Amersfoortsestraat

De erven zijn vaak royaal van opzet en hebben overwegend een rustige inrichting die zich voegt in het boslandschap en past op de zandgrond. Ook dit principe is voor de toekomst uitgangspunt.

De bedrijven manifesteren zich langs de weg met diverse reclame-uitingen in de vorm van borden, hekwerken, hun producten (stenen, auto’s, etc.), vlaggen, onderscheidende kleuren, etc.

 

Gezien de belangrijke doorgangsfunctie van de weg en de zich minder manifesterende verblijfsfunctie kunnen de inrichtingselementen als onderdeel van de weg worden beschouwd. Indien een toename van de verblijfsfunctie wenselijk is dienen voor de diverse reclame-uitingen nadere richtlijnen te worden geformuleerd. Ze hebben uitsluitend betrekking op de activiteit die op het betreffende perceel uitgeoefend wordt.

 

Plaatsing:

  • X

    reclame-uitingen vormen een intergraal onderdeel van de entreepartij van het perceel.

  • X

    de reclame-uiting wordt geplaatst binnen een afstand van 5m van de toegang tot het perceel.

Vorm / maatvoering:

  • X

    reclame-uitingen zijn beperkt van afmetingen: niet langer dan 2m en niet hoger dan 0,4m.

Detaillering:

  • X

    het gebruik van overbodige ornamenten wordt vermeden.

Materiaal / kleur:

  • X

    schreeuwerige kleuren, lichtbakken, neon- en spotverlichting zijn niet toegestaan.

  • X

    Bestaand bos behouden en nieuwe beplanting laten aansluiten op de zandige ondergrond en het bos en schaduw karakter.

  • X

    Matig, passend en niet te opvallend gebruik van inrichtingselementen en verharding.

  • X

    Hoofdzakelijk inheemse streekeigen beplanting toepassen, dus geen coniferen.

 

14 Militaire terreinen

 

De militaire terreinen vallen feitelijk niet onder het plangebied, maar nemen wel een groot deel in van het buitengebied van Soest. Ze bezitten een bijzondere afwisseling in besloten en open ruimten, en zijn geheel of gedeeltelijk afgesloten voor publiek. De oefenterreinen hebben vaak bijzondere natuurwaarden. Het vliegveld kenmerkt zich door de grote open ruimten en de lange zichtlijnen. Op de kazernes komt diverse bebouwing voor.

 

Toetsing

 

De militaire terreinen vallen onder het reguliere welstandsniveau (3). De gemeente stelt in deze gebieden geen bijzondere eisen aan de ruimtelijke kwaliteit. Het welstandstoezicht is gericht op het handhaven van de basiskwaliteit van deze gebieden. Er heeft daarom geen gebiedsgerichte uitwerking van de criteria plaats gevonden.

 

Functieverandering

 

Bij eventuele functieveranderingen van de militaire terreinen in de toekomst bieden deze terreinen meerdere potenties.

De oefenterreinen de Vlasakkers en de Stompert zouden bij een verdere openstelling interessante schakels kunnen vormen in de recreatieve ontsluiting van de Utrechtse Heuvelrug en de koppeling van meerdere gebieden met elkaar (bijvoorbeeld in de vorm van een regionaal landschapspark). Ook kunnen zij een belangrijke schakel vormen in de ecologische verbindingen op de Heuvelrug.

Het vliegveld Soesterberg heeft een heel eigen beeldkwaliteit welke bij functieverandering nader onderzocht zou moeten worden op de gewenste interne kwaliteiten en relaties met de omgeving.