Organisatie | 1Stroom |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Nota Reserves en Voorzieningen 2021 GR 1Stroom |
Citeertitel | Nota Reserves en Voorzieningen 1Stroom 2021 |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-07-2022 | nieuwe regeling | 06-07-2022 |
Zowel vanuit bestuurlijk als bedrijfseconomisch oogpunt is het belangrijk het beleid ten aanzien van reserves en voorzieningen vast te stellen en periodiek te actualiseren.
Deze nota is de eerste nota reserves en voorzieningen van de GR 1Stroom. Startpunt vormt het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV). Dit zijn de verslaggevingsvoorschriften voor (onder andere) de gemeenschappelijke regelingen. Hierin zijn een aantal wettelijke beleidsbepalingen opgenomen. De beleidsvrijheid betreft vooral de aard en omvang van de reserves.
Volgens artikel 9 van de financiële verordening 1Stroom 2018 stelt het dagelijks bestuur de richtlijnen voor ten aanzien van het vormen van reserves en voorzieningen.
Volgens artikel 24 van de GR behoeven de richtlijnen voorafgaande instemming van de raden van
2. Besluit Begroting en Verantwoording (BBV)
Op 1 februari 2003 is het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) in
werking getreden. Het BBV werd met ingang van het begrotingsjaar 2004 van toepassing verklaard.
In het BBV worden onder meer regels gesteld voor de inrichting van de begroting en de jaarstukken,
die aansluiten op de duale verhoudingen tussen gemeenteraad en college, zoals die gelden sinds de
inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur per 7 maart 2002. Daarnaast is in de
nieuwe voorschriften sprake van een scherpere afbakening tussen enerzijds Boek 2 Burgerlijk
Wetboek (BW) en anderzijds de eigenheid van gemeenten (en provincies).
Het reservebeleid dient gebaseerd te zijn op het BBV. Dit betekent dat er een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen reserves en voorzieningen. Zolang de bestemming veranderd kan worden, is er sprake van een (bestemmings)reserve. Zodra dit niet meer kan, is er sprake van een voorziening. Het onderscheid tussen voorzieningen en reserves is van belang omdat voorzieningen vreemd vermogen zijn en reserves eigen vermogen. Met andere woorden: aan een voorziening kleeft een verplichting.
Dit onderscheid heeft uiteraard ook consequenties voor de definiëring van de reserves en voorzieningen.
In het BBV is eveneens bepaald dat bij de begroting en ook bij de jaarrekening eerst alle baten en
lasten worden geboekt, vervolgens wordt het resultaat voor bestemming bepaald, daarna vinden de
toevoegingen en onttrekkingen aan de reserves pas plaats, zodat tenslotte het resultaat na
bestemming bepaald kan worden.
Andere belangrijke bepalingen uit het BBV zijn:
Reserves zijn vermogensbestanddelen die als eigen vermogen zijn aan te merken. Reserves dienen op grond van het BBV (artikel 43) te worden onderscheiden in de algemene reserve en bestemmingsreserves. Onder een bestemmingsreserve wordt verstaan een reserve, waaraan een bepaalde bestemming is gegeven door het Algemeen Bestuur.
Mutaties in reserves zijn onderdeel van de resultaatbestemming, de bevoegdheid is opgedragen aan het Algemeen Bestuur.
4. Richtlijnen reserves en voorzieningen
4.1 De bevoegdheid tot het instellen, wijzigen van het doel en opheffen van reserves en voorzieningen ligt bij het Algemeen Bestuur;
4.2 Het instellen van een reserve en/of voorziening vindt plaats via een afzonderlijk besluit van het Algemeen Bestuur;
4.3 Het instellen van een reserve dient tevens ter zienswijze aan de raden van de deelnemende gemeenten voorgelegd te worden;
4.4 Het totaal van de voorzieningen en reserveringen bedraagt maximaal 20% van het budget van 1Stroom. Komt het totaal van voorzieningen en reserveringen boven dit bedrag, dan dient hiervoor vooraf goedkeuring gevraagd te worden aan de raden van de deelnemende gemeenten;
4.5 Bij het instellen van een reserve en voorziening wordt minimaal ingegaan op het doel waarvoor de reserve en/of voorziening wordt gevormd, de omvang, de mutaties (stortingen en onttrekkingen), de dekking en de looptijd;
4.6 Alle mutaties, stortingen en onttrekkingen, op reserves vereisen goedkeuring van het Algemeen Bestuur;
4.8 Voorzieningen kunnen, conform de BBV, gevormd worden voor:
kosten die in een volgend begrotingsjaar zullen worden gemaakt, mits het maken van die kosten zijn oorsprong mede vindt in het begrotingsjaar of in een voorafgaand begrotingsjaar en de voorziening strekt tot gelijkmatig verdeling van lasten over een aantal begrotingsjaren d. van derden verkregen middelen die specifiek besteed moeten worden, met uitzondering van de voorschotbedragen, bedoeld in artikel 49 onderdeel b van de BBV.
4.9 Voor mutaties op de voorzieningen gelden de volgende richtlijnen
Een onttrekking aan de voorziening wordt rechtstreeks ten laste van de voorziening geboekt. Een aanwending is dus geen last die via de exploitatie loopt, een begrotingswijziging is om deze reden dan ook niet nodig. d. Indien een voorziening, die gevormd is ter gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal begrotingsjaren (bijv. voorziening voor groot onderhoud) hoger of lager is dan benodigd voor de achterliggende verplichtingen dan dient een vrijval of een storting in de voorziening plaats te vinden. Hiervoor is geen besluit van het Bestuur nodig.
4.10 Voor het wijzigen van het doel van een reserve en voorziening gelden de volgende richtlijnen:
4.11 Voor het opheffen van reserves en voorzieningen gelden de volgende richtlijnen:
Opheffing van een voorziening is mogelijk bij het verstrijken van de looptijd, indien de redenen voor de vorming van de voorziening zijn weggevallen of er geen recent (beheer)plan meer aanwezig is voor de voorziening. De vrijkomende middelen vallen vrij ten gunste van de exploitatie en worden meegenomen in de afrekening bij de jaarrekening
6. Bevoegdheden raden deelnemende gemeenten
Volgens de GR moet het instellen van reserves aan de raden van de deelnemende gemeenten worden aangeboden teneinde deze in de gelegenheid te stellen om hun wensen en bedenkingen weer te geven.
Het vormen, de mutaties en het opheffen van voorzieningen is aan het Algemeen Bestuur voorbehouden, omdat het verplichte uitgaven betreffen. Hiervoor is geen zienswijze van de beide raden benodigd.