Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Horst aan de Maas

Groenstructuurvisie 2020

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHorst aan de Maas
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingGroenstructuurvisie 2020
CiteertitelGroenstructuurvisie 2020
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De bekendmaking van deze regeling is niet meer te achterhalen en bij benadering vastgesteld.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-07-2022nieuwe regeling

11-11-2020

gmb-2022-319011

Tekst van de regeling

Intitulé

Groenstructuurvisie 2020

1 Inleiding.

1.1 Inleiding.

De Groenstructuurvisie (GSV) is een vervolgstap op het opgestelde Beleidsplan Openbaar Groen 2020 (BOG-2020). Dit BOG-2020 is voorwaardenscheppend en richtinggevend voor dit Groenstructuurplan 2020. In het BOG worden voorwaarden gesteld waar het groen aan moet voldoen om aan zijn functie te kunnen voldoen. Vanwege het vaststellen van de nota “Kwaliteitsverbetering openbare ruimte” d.d., 19 maart 2019, dient in navolging van Beleidsplan Openbaar Groen, ook de Groenstructuurvisie geactualiseerd te worden.

Een van de richtinggevende voorwaarden is de kwantiteitsnorm en de invloeden die deze norm bepalen. Voor de gemeente Horst aan de Maas is uitgegaan van een norm van 35 m2 per inwoner of 73,5 m2 openbaar groen per woning. Gebleken is dat in de kleinere kernen deze norm niet gehaald wordt. Echter door het feit dat het landschap hier nog goed bereikbaar is en de privé tuinen nog een redelijk oppervlakte omvatten kan de norm voor de kleinere kerkdorpen ook lager zijn. Daarom wordt hier uitgegaan van 25 m2 openbaar groen per inwoner (of 52,5 m2 per woning) voor de nieuwe uitbreidingen. In de Groenstructuurvisie kan gekeken worden waar de hiaten in de groenstructuur zitten en worden voorstellen gedaan om deze aan te vullen. Verder kan er voor de toekomst een gewenste groenstructuur worden opgezet.

 

De in dit plan beschreven structuren en beelden worden beschreven als een na te streven eindbeeld. De realisering is stapsgewijs voorzien in een tijdsbestek van 5 tot 15 jaar. Een belangrijk deel zal worden gecombineerd met andere werken, zoals aanleg, reconstructie en renovatie van infrastructuur en renovatie van groen, een ander deel is afhankelijk van het in de komende jaren beschikbaar stellen van separate budgetten.

 

In hoofdstuk 2 het nut en noodzaak van een Groenstructuurvisie beschreven worden. Hiermee wordt dit plan in haar kaders geplaatst. Hierna wordt het abstractieniveau van de Groenstructuurvisie geformuleerd zodat samen met het eerder beschreven nut, aangegeven wordt op welke wijze de Groenstructuurvisie gebruikt kan worden.

Hoofdstuk 3 geeft de bestaande situatie van de kernen weer. Vanuit de bestaande kenmerken en waarden wordt het streefbeeld voor de groenstructuur aangegeven. Hier worden de verschillende structuren aangegeven om vervolgens nader te worden omschreven. Hier wordt per plek vrij gedetailleerd weergegeven wat de kenschets en aanmerkingen zijn, en welke maatregel voor deze plek nodig is inzake de groenvoorziening. Hierbij zijn de maatregelen beperkt tot de hoofdgroenstructuur, de aangewezen parels en de randen van het dorp.

2 De Groenstructuurvisie.

2.1 Nut en noodzaak groenstructuurvisie.

Groenvoorzieningen vormen een belangrijk deel van de openbare ruimte. Groen vervult vele functies in onze leefomgeving. Wat groen onderscheidt van de andere componenten van de openbare ruimte is dat groen zich ontwikkelt (het groeit) tot een eindsituatie. Alle overige componenten zijn direct na aanleg klaar en volgroeid. De “boomplanter” moet goed voor ogen hebben wat het gewenste beeld over jaren dient te zijn. Hier dient de beheerder duurzaam naar toe te werken.

 

Om richting te geven aan een duurzame invulling van het openbaar groen is een Groenstructuurvisie onontbeerlijk. Er dient namelijk vanuit een hoger perspectief invulling te worden gegeven aan het openbaar groen waardoor blijvend de gewenste identiteit en prettige leefomgeving gewaarborgd wordt. De Groenstructuurvisie geeft in hoofdzaak aan welke verschillende groenstructuren gewenst zijn (deelt in), geeft per structuur de importantie aan (waarde bepalend) en beschrijft de tekortkomingen met daarbij een oplossingsrichting (initiërend). Hierdoor kunnen gefundeerde beslissingen inzake groenplekken genomen worden en wordt groen ontwikkeld op basis van een visie (ontwikkelen met visie).

 

2.2 Schaalniveau van de groenstructuurvisie.

De Groenstructuurvisie wordt opgesteld voor de komende 15 jaar. Dit is een lange periode. Tijdens zo’n tijdvak zullen maatschappelijke ontwikkelingen plaatsvinden waardoor functies en eisen van het openbaar gebied zullen wijzigen. Om hier invulling aan te kunnen geven dient de Groenstructuurvisie voldoende flexibel te zijn waardoor ingespeeld kan worden op de veranderde omstandigheden. De Groenstructuurvisie mag geen rem vormen voor gewenste ontwikkelingen. In de Groenstructuurvisie is met name de samenhang van de verschillende groenvakjes tot een groter geheel van belang. Hierbij kan gesteld worden dat, indien groenvakken samenhangend zijn, de meerwaarde hierdoor verhoogd wordt. Het gaat dus in de Groenstructuurvisie niet om het individuele groenplekje.

De GSV 2020 geeft het ruimtelijke groene kader op het hoogste niveau aan. Het geeft hiermee een nadere ruimtelijke uitwerking aan het Beleidsplan Openbaar Groen 2020 en vormt de uitgangspositie voor nadere uitwerkingsplannen. Hiermee functioneert de GSV (op structuurniveau) samen met het BOG (beleidsuitgangspunten) op hetzelfde niveau als het landschapsontwikkelingsplan (LOP) met dien verstande dat het LOP richtinggevend is voor het buitengebied terwijl de GSV bepalend is voor de groenstructuren binnen de bebouwde kommen. Op de grens van buitengebied en bebouwde kom (de dorpsrand) vindt een interactie tussen de twee genoemde plannen plaats , waarmee deze dorpsrand beïnvloed wordt door beide plannen. Bij met name landelijke dorpen kan deze interactie een groot gebied omvatten.

 

2.3 Interactie dorp met landschap.

Zoals in 2.2. beschreven, behandelt het LOP de (groene) ontwikkelingen in het buitengebied en worden in de GSV de groene structuren binnen de bebouwde kom behandeld. Door deze indeling strikt te volgen wordt tekort gedaan aan de interactie die er bestaat tussen bebouwd en niet bebouwd gebied. Met name in deze dorpsrandzones worden over het algemeen nieuwe woonlocaties gepositioneerd en vindt vaak bedrijvigheid hier zijn plek. Anderzijds bepaalt de randzone voor een groot gedeelte de identiteit van het dorp en is de zone van wezenlijke invloed voor recreatieve uitwisseling tussen dorp en buitengebied.

Daarom wordt binnen de GSV tevens de nodigde aandacht besteed aan deze rand, waarbij aangegeven wordt waar waardevolle ruimtelijke waarden zitten in het landelijke gebied en waar, en op welke wijze dorpsrandaanpassingen mogelijk of noodzakelijk zijn. Hierbij wordt uitdrukkelijk ook ingespeeld op het realiseren van interessante ommetjes voor met name de eigen bewoners en de ruimtelijke beleving hierbij van het landelijke gebied en de veiligstelling van deze waarden

 

2.4 Gebruik van de groenstructuurvisie.

De GSV dient een werkdocument te zijn. Het geeft de ruimtelijke groenstructuur aan, en belangrijker nog, het geeft richting aan deze groenstructuur. Daarom dient de GSV gebruikt te worden in de verschillende fasen van het planproces:

  • -

    Beleid

    De GSV vormt een vertrekpunt voor het formuleren van nieuw beleid. Daarnaast dient nieuw beleid getoetst te worden aan de GSV. Hiermee wordt de GSV richtinggevend voor politieke beslissingen. Het mag echter niet zo zijn dat de GSV 2020 een definitieve en rigide belemmering mag vormen voor toekomstige ontwikkelingen. Daar waar noodzakelijk kan onderbouwd worden afgeweken en dient elders in compensatie voorzien te worden.

  • -

    Groenonderhoud / gebruik

    Groenobjecten hebben een functie. Deze functie is richtinggevend voor de wijze waarop onderhoud ingevuld wordt. Vaak worden budgetten voor onderhoud bepaald op onderhoudsniveau. Hiervoor dient de GSV veel meer als uitgangspunt genomen te worden. Beslissingen die in het onderhoud genomen worden dienen dan ook steeds getoetst te worden aan de GSV. Indien de beslissing niet strookt met deze GSV dient deze beslissing heroverwogen te worden.

  • -

    Monitoren

    Op gezette tijden dient het openbaar groen gemonitord te worden. Voldoet het groen aan haar gestelde functie of zijn andere functies gewenst? Indien wijzigingen gewenst zijn, dan dienen deze wijzigingen vanuit de GSV geïnitieerd te worden.

  • -

    Nieuwe aanleg / renovaties

    Bij nieuwe aanleg is de GSV het vertrekpunt. Tijdens een renovatie kunnen de gewenste veranderrichtingen ingevuld worden die in eerste instantie in de GSV al zijn aangegeven. Daarnaast heeft de GSV aan bij welke groenstructuren de groenvlakken behoren. Dit bepaalt de beslisrichting in hoge mate.

2.5 Groenstructuur.

De groenvoorziening in het openbare gebied wordt ingedeeld in vier categorieën, namelijk:

  • -

    Hoofdgroenstructuur.

    Deze groenvoorziening vormt de groene drager. Deze groenvoorziening zorgt met name voor samenhang en continuïteit en ondersteunt andere structuren (stedenbouw, verkeer, historie, ecologie). Deze groene structuur dient duurzaam en blijvend in stand te worden gehouden. Eigendom en onderhoud liggen bij de gemeente omdat met name de ruimtelijke continuïteit van belang is.

  • -

    Parels.

    Parels zijn speciale plekken waarbij eenduidigheid niet van belang is. Deze parels vormen wel bijzondere dragers voor het openbare gebied en dragen substantieel bij aan de identiteit van het dorp. Parels dienen blijvend en duurzaam in stand gehouden te worden. Eigendom en onderhoud liggen bij de gemeente.

  • -

    Ondersteunende hoofdgroenstructuur.

    Ondersteunende groenstructuur vormt geen onderdeel van de hoofdgroenstructuur. Deze structuur kan de hoofdgroenstructuur wel versterken en ondersteunt secundaire structuren. Over het algemeen dient dit groen in stand gehouden te worden maar hoeft vaak niet exact op de huidige plek gehandhaafd te blijven. Belangrijk is dat de beoogde functie ingevuld blijft. Eigendom dient bij de gemeente te blijven, onderhoud kan onder voorwaarden door burgers uitgevoerd worden.

  • -

    Nevenstructuur.

    Alle overige groenvoorziening behoort tot de nevenstructuur. Deze groenvoorziening draagt wel bij tot de groene uitstraling van een straat, buurt of kern (telt mee in de vierkante meters). Het onderhoud van het openbaar groen dat tot de nevenstructuur wordt gerekend kan onder voorwaarden afgestoten worden (buurtbeheer).

In het BOG 2020 wordt reeds verklaard waarom groen zo belangrijk is. Landelijk is geprobeerd hier een norm aan te hangen. Deze wordt echter sterk beïnvloed door verschillende factoren, te weten:

  • -

    de afstand tot het buitengebied

  • -

    de verbindingsmogelijkheden met het buitengebied

  • -

    de kwaliteit van het buitengebied

  • -

    de kavelgrootte (grootte particuliere tuin)

  • -

    de effectiviteit van het aanwezige groen (een boom heeft een relatief kleine oppervlakte maar kan veel meer invloed op het openbare gebied uitoefenen dan een groot gazon).

Voor de gemeente Horst aan de Maas is voor de kernen Horst, Grubbenvorst en Sevenum uitgegaan van een norm van 35 m2 per inwoner of 73,5 m2 openbaar groen per woning (bij een gemiddeld aantal van 2,1 persoon per woning; bron CBS januari 2018). In de overige kleinere kernen wordt vanwege het feit dat het landschap nog goed bereikbaar is en de privé tuinen nog een redelijk oppervlakte omvatten, een norm gehanteerd van 25 m2 openbaar groen per inwoner of 52,5 m2 per woning.

3 Kenschets van America.

3.1 Historisch perspectief en identiteit.

De geschiedenis van America begint in de 19de eeuw. Daarvoor was het gebied woeste grond (heide/bos) tegen de Peel. Het landbouwsysteem voor 1850 was gebaseerd op de drie-eenheid: woeste gronden, beemden (weidegronden) en akkers. Door overbeweiding had bos plaats gemaakt voor uitgestrekte heidevelden. Kleinschalige individuele ontginningen vormen een voortzetting van de kampontginningen uit de 16de – 18de eeuw. Deze kleinschalige ontginningen lagen soms aan de rand van het oudere cultuurlandschap, soms ook midden in de heide. De Tranchotkaart toont enkele kleine kampjes op de heide tussen Meterik en Hegelsom. Op de Topografische en militaire kaart (1837 – 1844) is het aantal keuterboerderijensterk toegenomen en is het gehucht America ontstaan. In America vinden we vele verspreid liggende groepen van dergelijke kampontginningen met boerderijstichting. De afzonderlijke kavels hadden tamelijk rechte grenzen, maar samen vormen ze een zeer onregelmatig patroon. Omdat zich in 1850 alternatieven aandienden voor de plaggenbemesting neemt de ontginning van heide een grote vlucht. De eerder genoemde boerderijtjes met hun kampen namen een aaneengesloten gebied in, dat Voor-America ging heten. De ontginning werd, via Voor-America, in de richting van de Peel voortgezet.

De naam America was intussen overgegaan naar een nieuwe serie ontginningen in de omgeving van de kruising van de Kabroekse Beek en de in 1866 aangelegde spoorlijn Eindhoven – Venlo, waar in 1885 een derde station voor Horst werd gebouwd. Dit gebouw is in 1970 afgebroken. Parallel aan de beek liepen toen al de Hofweg, Nusseleinstraat en de Zwarte Plakweg en langs het spoor de Hoebertweg. In 1891 kreeg deze nieuwe kern met de bouw van de St. Jozefkerk de status van kerkdorp als eerste afgesplitst van de parochie Horst. De keuterboeren en veenarbeiders, de turfstekers hadden een moeilijk bestaan. Dit heeft het volkskarakter van de Americanen gevormd.

 

3.2 Groen rond 1850.

Nevenstaande kaart geeft de situatie weer rond 1850 (in relatie tot de huidige situatie). Op de huidige locatie van het kerkdorp America was in 1850 weinig ontwikkeling. Hier lag midden in het heidegebied het Rustven (huidige straatnaam) van waaruit de Kabroekse Beek ontspringt als ontwatering voor de Sleng en het achterliggende peelgebied. Ook zien we verschillende landwegen en voetpaden die het heidegebied doorkruisen. Op een latere kaart (1866) zien we een onbestrate landweg met sloten vanuit de kern Horst via America parallel aan de Kabroekse Beek het peelgebied inlopen rond de Gras Keulen (huidige Hofweg en Zwarte Plakweg). Er zijn dan de eerste boerderijen met kleinschalige ontginningen (grasland/bos). Maar de naam America staat dan nog bij de boerderijen ten zuiden van Meterik, het latere Voor-America.

 

3.3 Kengetallen.

 

Hoeveelheid

Eenheid

Oppervlakte (incl. buitengebied)

2.487

Ha.

Inwoners binnen de bebouwde kom

1.133

Personen

Woningen binnen de bebouwde kom

520

Stuks

Aantal bomen binnen de bebouwde kom

544

Stuks

Oppervlakte beplanting binnen de bebouwde kom

8.133

M2

Oppervlakte gras binnen de bebouwde kom

31.068

M2

Knipoppervlakte hagen binnen de bebouwde kom

1.950

M2

Groen per inwoner binnen de bebouwde kom

36

M2

Groen per woning binnen de bebouwde kom

79

M2

 

3.4 Stedenbouwkundige opbouw.

De ruimtelijke structuur wordt gekenmerkt door bebouwingslinten. Markant is de aanwezigheid van de spoorlijn Eindhoven – Venlo te zuiden van America en de doorsnijding van het dorp door de Kabroekse Beek. De oudste kern wordt gevormd door de Pastoor Jeukenstraat en de Nusseleinstraat. De oude ontginningslijnen van de Hofweg en de Zwarte Plakweg met hun oude boerderijen hebben hun landelijke karakter bewaard maar zijn naar de kern toe verdicht. Na de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde het dorp zich verder. Eerst door lintbebouwing langs de Wouterstraat, Gerard Smuldersstraat (verlengde van de Slikweg) en Kabroekstraat. In de jaren 70 van de vorige eeuw door clusterbouw in de gebieden tussen de lintbebouwing ten zuiden van de Kabroekstraat en door lintbebouwing langs de Kerkbosweg en Gerard Smuldersstraat (verlengde van de Kabroekstraat). En begin jaren 80 ten noorden van de Kabroekse Beek. In de jaren 90 ten noorden van de Gerard Smuldersstraat en de laatste uitbreidingen liggen in het uiterste noorden van het dorp met als grens een sloot die in de Kabroekse Beek uitkomt.

 

3.5 Huidige infrastructuur.

Het dorp is ontstaan aan een kruispunt van wegen. Ook nu nog is het kruispunt van de spoorlijn en de daaroverheen kruisende Nusseleinstraat Zwarte Plakweg het punt waar alle wegen vanuit de omliggende kernen naar toe leiden. Binnen de kern hebben buurtontsluitingswegen de verdere ontwikkeling van het dorp mogelijk gemaakt. Dit alles geeft een beeld als bij een spinnenweb. De spoorlijn is wel een duidelijke barrière in de ontwikkeling van het dorp. Ten zuiden van deze lijn zijn er alleen de oude ontginningswegen. De Slikweg was vroeger de ontsluiting van het dorp ten noorden van de Kabroekse Beek. Deze functie is inmiddels door de Gerard Smuldersstraat overgenomen en de Slikweg is nu een belangrijke fietsverbinding geworden.

 

3.6 Huidige groenstructuur.

De huidige hoofdgroenstructuur in het dorp is niet zo zeer gebonden aan de hoofdinfrastructuur maar meer aan de van oudsher aanwezige lijnen vanuit het landschap, te weten de Kabroekse Beek en de oude ontginningslijn van de Slikweg. De hoofdwegen, begeleid door vaak nog jonge bomen, leggen dwarsverbindingen tussen de beide oude hoofdgroenstructuurlijnen. De hoofdgroenstructuur wordt verder sterk ondersteund door de verschillende groene verblijfsruimtes. Als parels zijn aan te merken de Beukenhof, het kerkplein, het Turfstekersplein en de groene ruimte bij de parkeerplaats voor vrachtwagens. Het bosje gelegen achter de woningen aan de Kerkbosweg heeft door de ligging geen invloed op de groenstructuur, wel moet bij verandering van bestemming voldoende groen volgens de normen uit het Beleidsplan Openbaar Groen 2020 (BOG 2020) worden aangebracht.

Het ontstaan van het dorp door bebouwing langs linten heeft ervoor gezorgd dat de oudere woningen in het dorp op vrij grote kavels staan. Bij de clusterbouw die in de jaren 70 en later heeft plaats gevonden is voldoende ruimte voor groen in de openbare ruimte ingebracht. Ook de Kabroekse Beek met haar schouwpaden is een blauw - groene zone die invulling geeft aan de behoefte aan groene ruimte, welke in het BOG 2020 is omschreven. Zodoende benadert het dorp America de gewenste norm uit het BOG 2020. Er moet echter op toegezien worden dat de kwaliteit van het groen voldoen aan het gewenste gebruik. De ontbrekende kwantiteit moet men in de hoofdgroenstructuur invullen.

 

3.7 Overgang van de kern met het buitengebied.

De overgang van de kern met het buitengebied beschrijft het beeld dat gewenst is vanuit de kern richting het buitengebied en omgekeerd. Tevens is er een doorkijk gemaakt naar toekomstige groeimogelijkheden van de kern aansluitend op het landschap, zonder afbreuk te doen aan het omringende landschap. Het landschap dient vanuit de kern te allen tijde bereikbaar en betreedbaar te blijven om het maken van ommetjes mogelijk te maken

 

De spoorlijn Eindhoven – Venlo is een duidelijke barrière in de ontwikkeling van het dorp. Ten zuiden van deze lijn ontwikkeld het dorp zich alleen door verdichting van de lintbebouwing. Deze spoorlijn biedt tevens bescherming voor de rust en openheid van het gebied ’t Saar en een duidelijke grens aan het concentratiegebied glastuinbouw “Reindonk”.

Het dorp heeft zich na de WOII vooral naar het noordoosten uitgebreid. Ook hier was er eerst lintbebouwing langs de bestaande toegangswegen. De oude lanen en strakke rechte ontginningslijnen die in het landschap aanwezig zijn zetten zich in het dorp voort. Zo is de Slikweg als langzame verkeersroute het dorp ingetrokken en heeft de hoofdgroenstructuur binnen de kern zich hier omheen ontwikkeld. Behoud van deze oorspronkelijke lanen die dorp en buitengebied verbinden is zeer gewenst. Ook de Kabroekse Beek zorgt ervoor dat het dorp sterk verbonden wordt met het omringende landschap. De oevers van de Kabroekse Beek hebben een natuurlijke inrichting gekregen (2019). De meer natuurlijke inrichting van het beekdal zal de ecologische en toeristische waarde van het gebied vergroten.

De rand van het dorp aan de oostzijde (Hofweg, Hoebertweg) is aan het vervagen. De vroegere duidelijke scheiding tussen openheid van het landschap en de dichtheid van de kern is aan het verdwijnen. Het gebied tussen de eerste kassen en de bebouwde kom kent nog enige open ruimtes tussen de lintbebouwing. Deze buffer dient als zodanig zeker gesteld te worden. Verdere verdichting is hier niet gewenst. Het achterliggende landschap is aangewezen om te ontwikkelen als concentratiegebied voor de kassenbouw. Het is voor de toerist weinig aantrekkelijk om tussen kilometers kassen door te fietsen. Een combinatie van beide gebruiksvormen is mogelijk door bij de planontwikkeling het landschap (bomenlanen, kleine landschapselementen) leidend te laten zijn.

Aan de westzijde (Wouterstraat, Kerkbosweg) is er nog een geleidelijke overgang tussen dorp en buitengebied. Achter de Kerkbosweg stopt de lintbebouwing en liggen er verspreid in het buitengebied nog enige woningen. De ontwateringssloot die het dorp aan de noordzijde passeert ligt hier nog in het buitengebied.

Ten oosten van de Gerard Smuldersstraat is diezelfde afwateringssloot de strakke grens van de noordelijke dorpsrand. Door dwars op de historische richting van de ontginningslijnen een duidelijke dorpsrand in te richten d.m.v. een van oudsher aanwezig element als de ontwateringssloot en een haag of beplantingsrand wordt een mooie overgang tussen kern en buitengebied gerealiseerd.

 

3.8 Gewenste groenstructuur.

De gewenste groenstructuur is voor een substantieel deel reeds aanwezig. Vanuit deze bestaande groene waarden dient verder gebouwd te worden aan de gewenste groenstructuur.

 

Uitgangspunten voor de gewenste groenstructuur van America:

  • -

    ondersteuning van de gewenste identiteit (ontginningsdorp)

  • -

    aanvullen / versterken van de hoofdgroenstructuur

  • -

    verwevenheid tussen landelijk buitengebied en kern

De (hoofd)groenstructuur van America is op tekening weergegeven. In het BOG 2020 wordt reeds verklaard waarom groen zo belangrijk is. Landelijk is geprobeerd hier een norm aan te hangen. Deze wordt echter sterk beïnvloed door verschillende factoren, te weten:

  • -

    de afstand tot het buitengebied

  • -

    de verbindingsmogelijkheden met het buitengebied

  • -

    de kwaliteit van het buitengebied

  • -

    de kavelgrootte (grootte particuliere tui)

  • -

    de effectiviteit van het aanwezige groen (een boom heeft een relatief kleine oppervlakte maar kan veel meer invloed op het openbare gebied uitoefenen dan een groot gazon).

Het beekdal van de Kabroekse Beek heeft invloed op de groenbeleving van de Americanen. America is een groen dorp met een duidelijke relatie naar het buitengebied. Het areaal is goed verdeeld over kijk- en gebruiksgroen. Enkele puntjes van aandacht hebben betrekking op de kwaliteit van de inrichting en versterking van de huidige hoofdgroenstructuur.

4 Kenschets van Broekhuizen.

4.1 Historisch perspectief en identiteit.

Op plaatsen waar de Maas het makkelijkst te passeren was ontstonden van oudsher de eerste nederzettingen. Er zijn al uit de Romeinse tijd restanten van nederzettingen gevonden. In de middeleeuwen verklaarden edellieden zich onafhankelijk en ontstonden Broekhuizen en Broekhuizenvorst. De ligging aan de Maas zorgde regelmatig voor strijd om de heerschappij van dit gebied om uiteindelijk in 1839 definitief Nederlands te worden.

De plaatselijke kasteelheren hadden hun kasteel tussen Broekhuizen en het gehucht de Stokt gebouwd. Het kasteel van Broekhuizen is in de laatste wereldoorlog totaal verwoest, een ruïne rest. Ook de laatgotische kerk werd verwoest, maar is herbouwd, en van de oude watermolen rest nog een molensteen als monument geplaatst op de grens van Broekhuizen en Broekhuizenvorst, waar de weg wordt gekruist door de Broekhuizer Molenbeek. Als gebied met rijke historie is Broekhuizen onderdeel van het Belvedèregebied langs de Maas. Dit houdt in dat er bijzonder gelet wordt op het behoud van cultuurhistorische elementen.

 

4.2 Groen rond 1850.

Bij Broekhuizen begint een oude Maasarm die eindigt ten noorden van het noordelijk gelegen dorp Wanssum. Deze oude rivierlopen, ook wel Maasmeanders genoemd, vindt men alleen in Midden en Noord-Limburg. Zij zijn ontstaan doordat de Maas vroeger haar loop regelmatig veranderde. Overblijfselen van de oude Maasbedding zijn in het landschap vaak te herkennen als waterplassen, vaak verscholen in wijde boogvormige broekformaties (broek = moeras). Met name het gebied Schuitwater is hier een prachtig voorbeeld van. Het groen in 1850 is niet heel veel anders als het groen in 2020. Het dorp ligt op een verhoging (terp) in een lichtglooiend landschap. De Maas is de natuurlijke grens aan de oostzijde. De uiterwaarden van de Maas werden en worden niet bebouwd vanwege het overstromingsgevaar. Zij zijn in gebruik als weiden en worden tegenwoordig steeds meer extensief beheerd. Verschillende wandel- en fietsroutes passeren hier.

De Broekhuizer Molenbeek is een ander zeer duidelijk in het landschap terugkerend element. Ten noorden van Broekhuizen is de beek rechtgetrokken, maar verder westelijk heeft het haar oorspronkelijke vormgeving nog. De aanwezige bossen in het westen en zuiden staan ook al op de kaart van 1850. De verkaveling en de loop van de paden en de wegen is nu nog bijna hetzelfde als in 1850. Door het verval van het kasteel en de ruilverkaveling zijn enkele wegen omgelegd of vervallen. Zelfs het grondgebruik is praktisch hetzelfde gebleven. Alleen nabij het dorp is van akkerbouw overgegaan naar tuinbouw c.q. kassenbouw. Binnen de bebouwde kom is alleen het beekdal van de Broekhuizer Molenbeek nog als oude groenstructuur herkenbaar.

 

4.3 Kengetallen.

 

Hoeveelheid

Eenheid

Oppervlakte (incl. buitengebied)

590

Ha.

Inwoners binnen de bebouwde kom

646

Personen

Woningen binnen de bebouwde kom

290

Stuks

Aantal bomen binnen de bebouwde kom

101

Stuks

Oppervlakte beplanting binnen de bebouwde kom

3.236

M2

Oppervlakte gras binnen de bebouwde kom

13.924

M2

Knipoppervlakte hagen binnen de bebouwde kom

224

M2

Groen per inwoner binnen de bebouwde kom

28

M2

Groen per woning binnen de bebouwde kom

62

M2

 

4.4 Stedenbouwkundige opbouw.

De oude kern van Broekhuizen ligt aan de huidige Veerweg. Deze kern ligt rondom de kerk tussen de huidige doorgaande weg Lottum – Broekhuizenvorst en de Maas. Het dorp breidde zich eerst uit door lintbebouwing langs de bestaande wegen. Later zijn er projectmatig aan de overzijde van de huidige doorgaande weg uitbreidingen gerealiseerd (Helmissenstraat, Ellenberg en Sef van Megenlaan). In de jaren 1990-2000 zijn er ten noorden en zuiden van de oude kern nog enkele woningen, vaak met schitterend uitzicht op de Maas, ontwikkeld (Molenberg, De Weem). De jongste uitbreiding vindt op dit moment plaats aan de Helmissenstraat nabij de Mr. Bergerstraat. De woningbouw bestaat voornamelijk uit vrijstaande of twee-onder-1-kap woningen. Alleen de laatste uitbreiding bestaan voor een gedeelte uit rijtjeswoningen.

 

4.5 Huidige Infrastructuur.

De oude wegenstructuur is nog goed in het dorp terug te vinden; echter het gebruik is veranderd. Vroeger was de Veerweg tevens de ontsluitingsweg naar het noorden en het zuiden. Thans is het alleen nog de weg naar het veer. De Lottumseweg liep vroeger tot de Slink en de Hoogstraat tot de brug over de Broekhuizer Molenbeek. De Hoogstraat is verlengd en sluit nu naadloos aan op de Lottumseweg. Samen zijn zij nu de hoofdontsluiting van het dorp. Een andere verbindingsweg van belang voor het dorp is de Stokterweg. Deze voert via Melderslo naar Horst en sluit ten zuiden van het dorp aan op de Lottumseweg. Vroeger volgde deze weg het tracé van de Mr. Bergerstraat en kwam bij de uit ca. 1750 stammende oude Mariakapel samen met de weg naar het kasteel. Om dan samen aan te sluiten op de Lottumseweg. Met het verdwijnen van het Kasteel is ook de weg er naar toe verdwenen en is het tracé nu alleen nog waarneembaar als sloot en verhoging in het landschap.

Binnen het dorp is de Genenberg de ontsluitingsweg voor de aanliggende buurten naar de doorgaande weg Lottum – Broekhuizenvorst.

 

4.6 Huidige groenstructuur.

Binnen de dorpskern Broekhuizen zijn weinig oude groenwaarden meer te herkennen. Alleen het beekdal ten noorden van de oude kern is een groenelement dat van oudsher aanwezig is. De huidige groenstructuur heeft allemaal hetzelfde niveau. Er is geen duidelijke hoofd- of nevenstructuur te ontdekken. Het groen bestaat voornamelijk uit kijkgroen / aankledingsgroen. Aan de Ellenberg is een klein terrein gedeeltelijk ingericht als speelterrein en ook ten zuiden van de Sef van Megenlaan ligt een trapveld met enkele speeltoestellen. Langs de hoofdverkeersontsluiting liggen verder nog enkele grotere plantsoenen met een kapelletje, veldkruis en kunstwerk.

 

4.7 Overgang van de kern met het buitengebied.

De overgang van de kern met het buitengebied beschrijft het beeld dat gewenst is vanuit de kern richting het buitengebied en omgekeerd. Tevens is er een doorkijk gemaakt naar toekomstige groeimogelijkheden van de kern aansluitend op het landschap, zonder afbreuk te doen aan het omringende landschap. Het landschap dient vanuit de kern ten allen tijden bereikbaar en betreedbaar te blijven om het maken van een ommetje mogelijk te maken.

 

Broekhuizen is een dorp dat duidelijk afgebakend in het landschap is gelegen. Het ligt op een verhoging in een licht glooiend, open ontginningslandschap. De invalswegen vanuit het landschap worden sporadisch begeleid door een bomenrij. In het landschapsontwikkelingsplan (LOP) is wel de intentie geuit om deze structuren verder aan te brengen.

Het dorp heeft een duidelijke relatie met de Maas. De woningen aan deze zijde van het dorp zijn er ook op gericht om te kunnen genieten van het Maaslandschap. Dit gebied kan meer toeristisch ingericht worden maar moet wel haar groene karakter behouden.

Ook aan de andere zijde van het dorp zou de dorpsrand naar het landschap gericht moeten zijn. Dit is nu niet zo. Maar door uitplaatsen van de aanwezige kassen ontstaat de mogelijkheid om bebouwing te ontwikkelen die naar buiten is gekeerd. Ook het trapveldje aan de Sef van Megenlaan geeft hiertoe nog ruimte. Wel moet erop worden toegezien dat het trapveld elders wordt ingericht.

Aan de zuidkant is er een strakke overgang tussen dorpskern en landschap. De weg naar Melderslo en Horst is hierbij de grens. De toegang tot het dorp wordt geaccentueerd door de aanwezigheid van een kunstwerk / monument (hoek Stokterweg – Lottumseweg). De bomen aan de Stokterweg staan dicht tegen de bebouwing, terwijl verderop in het buitengebied de bomen aan de overzijde zijn aangeplant. Wanneer volgens de intentie van het LOP de bomen aan deze zijde tot de Lottumseweg worden doorgetrokken kunnen de aanwezige bomen voor de woningen wijken.

Het gebied tussen Broekhuizen en Broekhuizenvorst moet open blijven. Beide dorpen zouden een sterke inkom moeten krijgen. Voor Broekhuizen zou dit gerealiseerd kunnen worden door duidelijker aan te geven waar de Broekhuizer Molenbeek de doorgaande weg kruist. Het beekdal van de Broekhuizer Molenbeek ten noorden van het dorp is een duidelijke grens maar zou door renatuering een natuurlijke overgang naar het achterliggende landschap moeten gaan vormen. Dit biedt ook mogelijkheden om de recreatieve routes vanuit het landschap het dorp in te laten komen. Nu volgen deze routes nog de verharde weg.

Er zijn meer mooie aanleidingen om toeristische routes en ommetjes aan het dorp te verbinden. Zo zijn er de ruïne en vroegere toegangsweg van het kasteel, die nauwelijks nog in het landschap terug te vinden zijn en natuurlijk de Maas met de loswal die door een ommetje aan het dorp te binden zijn.

 

4.8 Gewenste groenstructuur.

De gewenste groenstructuur is voor een substantieel deel reeds aanwezig. In het dorp is geen echte hoofd- of nevenstructuur in het groen te herkennen. Het groen is over het gehele dorp verdeeld en merendeel ingericht als kijkgroen. Een parel is het beekdal van de Broekhuizer Molenbeek. Verder liggen er langs de noord-zuidverbinding nog enkele bijzondere plekken met een kapelletje, veldkruis of kunstwerk / monument. Vanuit deze bestaande groene waarden dient verder gebouwd te worden aan de gewenste groenstructuur.

 

Uitgangspunten voor de gewenste groenstructuur van Broekhuizen:

  • -

    Ondersteuning van de gewenste identiteit (landelijke kern aan de Maas)

  • -

    Verbeteren van de eenheid van het dorp, meer binding tussen oostelijke en westelijke dorpshelft

  • -

    Duidelijke toegangspoorten als accent in de relatie tussen buitengebied en dorpskern.

De hoofdgroenstructuur van Broekhuizen is op tekening weergegeven.

Kenmerkend voor het dorp is de ogenschijnlijke afwezigheid van een groenstructuur. De doorgaande infrastructuren worden niet begeleid door laanbomen. Er is meer een groenstructuur in de vorm van groen daar waar ruimte is. Dit dient verder uitgebouwd te worden. Om de beide dorpshelften tot een eenheid te vormen zal de dominante scheidingslijn van de N555 (Hoogstraat / Lottumseweg) niet door een bomenlaan worden geaccentueerd maar juist worden gebroken door het aanbrengen van bomen aan weerszijde van de N555 daar waar zijstraten aansluiten. Er wordt dus niet gestreefd naar lijnvormige elementen, maar elke mogelijkheid dient aangegrepen te worden om groen te realiseren. Hierbij dient ingezet te worden op met name duurzaam groen (grote solitairbomen en blokgroen) langs de invalswegen en in de woonstraten. In het buitengebied, niet ver van het dorp, zijn er verschillende mooie plekken.

5 Kenschets van Broekhuizenvorst.

5.1 Historisch perspectief en identiteit.

Uit archeologische vondsten blijkt dat de Maasoevers al duizenden jaren voor Christus bewoond moeten zijn geweest. Er zijn bewijzen van agrarische bebouwing uit de Bronstijd ( ca. 1500 – 700 v Chr.), de IJzertijd, de Romeinse tijd en de tijd van de volksverhuizingen. Na de Romeinse tijd heersten in dit gebied de Karolingse vorsten. Door slecht beheer kregen de plaatselijke edellieden de kans om zich de macht toe te eigenen en viel het gezag uit elkaar in verschillende heerlijkheden met eigen rechtspraak.

Uit deze tijd is kasteel Ooijen van de familie Van Broekhuysens, die destijds de macht in deze streek in handen hadden en ook vertegenwoordigd waren in het Statenbestuur. Ook het herengoed “de Kolck” is in de 16de eeuw ontstaan uit een neventak van de familie Van Broekhuysens. Oorspronkelijk als kasteel met grachten omgeven in de 18de eeuw en vervangen door een landhuis en tenslotte is in 1904 de huidige boerderij gebouwd.

Het oudste gedeelte van de kerk is uit de 13de eeuw. De eerste vermelding dateert van 1214. In 1944 bliezen Duitse soldaten de kerk op en verdwenen alle historische schilderijen. De oude kerkhofmuren uit de 17de eeuw alsook de kerkschatten bleven bewaard.

Het dorp heeft dus een rijke historische geschiedenis zoals de meeste Maasdorpen.

 

5.2 Groen rond 1850.

In het landschap rondom Broekhuizenvorst is de aanwezigheid van de Maas terug te herkennen. Op de hogere zandafzettingen treffen we, door de mens beïnvloed, grote oppervlakten oud bouwland aan, ontstaan door plaggenbemesting; de zgn. velden, die meteen herkenbaar zijn door de bolle vorm. In de dieper gelegen beekdalen, in gebruik als grasland, ontwateren de beken in de oude maasmeanders die door de slecht water doorlatende bodem (rivierleem) omgevormd zijn naar moerassige gebieden. Op de historische kaart is dit nog duidelijk zichtbaar. Het moerassige, bosrijke gebied ten noorden van de Kasteelweg wordt door twee beken ontwaterd. De Marsbeek, die de Ooijenseweg passeert en dan ten oosten van de Broekstraat richting de Maas stroomt. En een tweede watergang die tussen de Zeelberg en de Beerendonckerweg noordelijk van het dorp stroomt om uiteindelijk samen met de Marsbeek verderop in de Maas te stromen. Het dorp wordt door de Maas gescheiden door een bredere zandrug die alleen door dit beekdal wordt doorsneden. Op de grens tussen grasland en akkers komen wegen met lintbebouwing voor die samenkomen tot een kern rondom de kerk. Het landgoed “de Kolck” ligt duidelijk zichtbaar ten zuiden van Broekhuizenvorst midden tussen de akkers. Opmerkelijk is te zien dat de grachten rondom dit landgoed van water voorzien worden door een sloot (De Kolck) vanuit de Broekhuizer Molenbeek. Iets verder van het dorp in noordelijke richting ligt dan nog kasteel Ooijen. De grachten rondom dit kasteel waren d.m.v. een sloot voorzien van water uit de Marsbeek.

 

5.3 Kengetallen.

 

Hoeveelheid

Eenheid

Oppervlakte (incl. buitengebied)

574

Ha.

Inwoners binnen de bebouwde kom

846

Personen

Woningen binnen de bebouwde kom

378

Stuks

Aantal bomen binnen de bebouwde kom

326

Stuks

Oppervlakte beplanting binnen de bebouwde kom

12.203

M2

Oppervlakte gras binnen de bebouwde kom

10.537

M2

Knipoppervlakte hagen binnen de bebouwde kom

1.690

M2

Groen per inwoner binnen de bebouwde kom

27

M2

Groen per woning binnen de bebouwde kom

61

M2

 

5.4 Stedenbouwkundige opbouw.

Broekhuizenvorst is ontstaan aan de oorspronkelijke noord-zuidverbinding op hoger gelegen gronden aan de westoever van de Maas. Daar waar de weg naar Tienray verder het land invoerde. Op dit kruispunt werd in de 13de eeuw een eerste kerk gebouwd. Hier omheen ontwikkelde zich langzaam een dorpskern. De oudste gebouwen die nu nog in het dorp aanwezig zijn liggen aan het kerkplein en zijn als rijksmonument beschermd. Langs de doorgaande wegen heeft zich de lintbebouwing steeds verder verdicht. Er is uit bijna elke periode wel bebouwing terug te vinden. Het bouwen in clusters is vanaf 1950 gebeurd. Eerst in zuidelijke richting tussen de Broekhuizerweg en Maasstraat. Later in de driehoek tussen de Broekhuizerweg, Swolgenseweg en Heming en de laatste uitbreiding in noordelijke richting tussen Maasstraat en Broekstraat. Het dorp is aan de west-, zuid- en oostzijde strak begrensd door naar buiten gekeerde bebouwing met een duidelijke groene grens. In noordelijke richting is de begrenzing niet duidelijk.

 

5.5 Huidige infrastructuur.

Er is door de eeuwen heen niet veel veranderd aan de ontsluiting van het dorp. De enige duidelijke wijziging is het feit dat al het doorgaande noord-zuidverkeer niet meer door het dorp rijdt maar nu via de Broekstraat het dorp passeert. De Swolgenseweg, Ooijenseweg en de Kerkstraat – Broekhuizerweg zijn ingericht als 50 km. wegen. De overige straten zijn woonstraten met een 30 km. zone. Via de Swolgenseweg is de toegang tot het dorp goed voelbaar. Je rijdt hier duidelijk vanuit het buitengebied het dorp binnen. De beide andere hoofdentrees via de Ooijenseweg en de Broekhuizerweg verlopen veel minder sterk.

 

5.6 Huidige groenstructuur.

Een duidelijke groene hoofdstructuur is in het dorp niet terug te vinden. Verspreid langs de hoofdwegen zijn plantsoenen aangelegd, maar echte ruimte voor een aaneengesloten groenstructuur is hier nauwelijks. Alleen langs de Swolgenseweg is een eenduidige groenstructuur van hagen en bomen, die echter niet geheel tot aan het kerkplein wordt doorgezet. Beeldbepalend in de huidige groenstructuur is de omgeving van de kerk met het kerkplein en de aanwezige kerk. Een echte parel voor het dorp. De oude bomen en keibestratingen op het kerkplein zorgen voor een rustige groene atmosfeer die je terugvoert in de tijd.

Waar mogelijk zijn de straten voorzien van een boomaanplant. In oude wegprofielen werd echter nog geen ruimte voorzien voor openbaar groen. De nevenstructuur van het groen, die gesitueerd is in de woonstraten, is goed verdeeld over het dorp. Er is voldoende kijkgroen. Het aantal plekken waar gebruiksgroen (speelplekken, zitjes) is gesitueerd is beperkt. De behoefte hieraan zal hier ook minder zijn omdat bij de huizen over het algemeen een ruime tuin gelegen is. Bij het in gebruik geven van openbaar groen moet wel gelet worden op de functie die het groen heeft en kan krijgen in de woonomgeving. Kijkgroen wat als zodanig blijft functioneren is geen probleem. Maar grotere plekken die een gebruiksfunctie (kunnen) hebben moeten niet in gebruik worden gegeven.

Achter de brouwerij, centraal in het dorp, is een terrein ingericht voor de oudere jeugd. Hier zijn een trapveld en enkele skatevoorzieningen aanwezig. Aansluitend aan dit terrein ligt tussen de achtertuinen van de Maasstraat en Op de Kamp een groenzone. Zoals uit het steunmuurtje in Op de Kamp en de wilgen langs het pad is af te leiden heeft hier in het verleden een waterloop gestroomd. Op de historische kaart is hier nog het een en ander van terug te vinden.

 

5.7 Overgang van de kern met het buitengebied.

De overgang van de kern met het buitengebied beschrijft het beeld dat gewenst is vanuit de kern richting het buitengebied en omgekeerd. Tevens is er een doorkijk gemaakt naar toekomstige groeimogelijkheden van de kern aansluitend op het landschap, zonder afbreuk te doen aan het omringende landschap. Het landschap dient vanuit de kern ten allen tijde bereikbaar en betreedbaar te blijven om het maken van ommetjes mogelijk te maken.

 

Broekhuizenvorst en Broekhuizen zijn twee dorpen met ieder een eigen geschiedenis welke wel nauw verbonden zijn met elkaar. Om deze historie te respecteren moet voorkomen worden dat de beide kernen naar elkaar zouden toegroeien. Broekhuizenvorst moet dus een duidelijke zuidelijke poort krijgen tussen het buitengebied en de kern. Het tussenliggende buitengebied moet zo natuurlijk mogelijk ingericht worden met zichten vanaf de provinciale weg (N555) het landschap in.

Deze provinciale weg is ook een duidelijke grens aan de oostzijde van het dorp. Slechts een boerderij ligt buiten deze komgrens. Dit komt uiteraard ook door de ligging van de winterbedding van de Maas. Het gebied staat in het Provinciaal Ontwikkelingsplan (POL) aangegeven als zandmaas. Winning van zand om de winterbedding uit te diepen en zo de Maas meer ruimte te geven. Dit biedt ook mogelijkheden om het dorp meer te binden met de Maas. Natuurontwikkeling en ook toeristische exploitatie van het gebied kan de kern ten goede komen. Er ontstaat zelfs de mogelijkheid om sporadisch op enkele terpen in de uiterwaarden te bouwen en de beken te renatureren. Aan de zuidwestzijde van het dorp heeft men een schitterend uitzicht op Broekhuizen en op huize “de Kolck”. Verderop liggen de bos- en heidegebieden. De vrije ligging van het landgoed met zijn schitterende bomenlaan duidt op de rijke geschiedenis van dit gebied. De strakke begrenzing van het dorp met zijn huizen die naar buiten zijn gericht wordt nog eens benadrukt door de aanwezige straatbomen. De aanwezige kas is een minder fraai beeld. Door uitplaatsing zou hier de strakke dorpsrand tot aan de Roathweg kunnen worden doorgetrokken.

Boven de Swolgenseweg is nog geen duidelijke dorpsrand waar te nemen vanuit het landschap. Men kijkt op achtertuinen, de sportvelden, een agrarisch bedrijf met aangrenzend akkers, kassen en loodsen aan de Ooijenseweg. Ontwikkeling van het dorp in noordelijke richting zou rekening moeten houden met de korte afstand tussen oude kern en buitengebied. Dus geen clusterbouw maar een uitvloeien van de bebouwing in het landschap met behoud van de oorspronkelijke lijnen.

Tussen de Ooijenseweg en Broekstraat is een verrommeld gebied met nauwelijks landschappelijke waarde. Hier zijn wel aanwijzingen van een voormalige waterloop / beekdal te herkennen. Met dit voormalige beekdal als basis is het mogelijk bij verdere ontwikkelingen een wisselwerking tussen landschap en kern te verkrijgen.

 

5.8 Gewenste groenstructuur.

De gewenste groenstructuur is voor een substantieel deel reeds aanwezig. Vanuit deze bestaande groene waarden dient verder gebouwd te worden aan de gewenste groenstructuur.

 

Uitgangspunten voor de gewenste groenstructuur van Broekhuizenvorst:

  • -

    ondersteuning van de gewenste identiteit (landelijke kern)

  • -

    opwaarderen van het centrumgebied

  • -

    verbeteren van de oude elementen van de groenstructuur

  • -

    verwevenheid tussen landelijk buitengebied en kern

De gewenste groenstructuur van Broekhuizenvorst bestaat uit:

  • -

    de parel rondom de kerk

  • -

    de parel Huize de Kolck

  • -

    de historische hoofdwegen

  • -

    het terrein achter de huizen van de Maasstraat (waar vroeger een beek liep)

  • -

    de schoolomgeving

  • -

    de entrees van het dorp

Om de hoofdgroenstructuur duidelijker aanwezig te laten zijn zal er een groene verbinding moeten ontstaan tussen de entrees van het dorp en de parel rondom de kerk. De entrees dienen meer open gemaakt te worden en het naar binnen gekeerde karakter dient omgevormd te worden naar een meer toegankelijk, veilig en uitnodigend karakter, onderdeel van de overige openbare ruimte van Broekhuizenvorst.

6 Kenschets van Evertsoord.

6.1 Historisch perspectief en identiteit.

Het dorp Evertsoord vindt zijn oorsprong in een van de twee DUW-kampen (Dienst Uitvoering Werken).

Deze kampen ontstonden eind jaren dertig van de 20ste eeuw daar waar de onderkomens stonden voor de mensen die aan de ontginning van het Sevenumse deel van de Peel te werk werden gesteld. Eind 1939 en begin 1940 verschenen de eerste boerderijen in het gebied. Uiteindelijk veranderde het kamp tot een woonplaats. Evertsoord ontleent haar naam aan de toenmalige burgemeester van Sevenum, de heer Everts, die zich volop inzette voor het in cultuur brengen van deze woeste Peel. De door hem bedachte strakke contouren zijn nog steeds herkenbaar.

 

6.2 Groen rond 1850.

Op de historische kaart van 1850 is Evertsoord uiteraard nog niet te zien. De bewoonde wereld stopt na Kronenberg en gaat over in heidevelden met vennen en moerassen en nog verder het hoogveen van de Peel.

 

6.3 Kengetallen.

 

Hoeveelheid

Eenheid

Oppervlakte (incl. buitengebied)

1.394

Ha.

Inwoners binnen de bebouwde kom

68

Personen

Woningen binnen de bebouwde kom

16

Stuks

Aantal bomen binnen de bebouwde kom

1.615

Stuks

Oppervlakte beplanting binnen de bebouwde kom

1.108

M2

Oppervlakte gras binnen de bebouwde kom

1.140

M2

Knipoppervlakte hagen binnen de bebouwde kom

73

M2

Groen per inwoner binnen de bebouwde kom

144

M2

Groen per woning binnen de bebouwde kom

612

M2

 

6.4 Stedenbouwkundige opbouw.

Evertsoord is een ontginningsdorp. Vanuit de werkverschaffingskampen is vanaf de jaren 30 van de vorige eeuw een woonwijk ontstaan. De eerste boerderijen vestigden zich van 1939 – 1940. De oudste bebouwing (hoofdzakelijk) boerderijen zijn te vinden langs de Patersstraat en de Kerkkuilenweg. Er is geen duidelijke stedenbouwkundige structuur te ontdekken, daarvoor is Evertsoord te kleinschalig.

De in de tweede helft van de jaren 50 van de vorige eeuw gevestigde kleuter en lagere school zijn, vanwege het uitblijven van bevolkingsgroei in Evertsoord weer gesloten (resp. in 1972 en 1976).

 

6.5 Huidige Infrastructuur.

De Patersstraat is de doorgaande weg naar het ten noordoosten gelegen Kronenberg en het ten westen gelegen Helenaveen. Langs de Patersstraat zijn alle (voormalige) voorzieningen gelegen. De Kerkkuilenweg en de Wertemerweg zijn ‘buurt’ontsluitingswegen en van ondergeschikt belang.

 

6.6 Huidige groenstructuur.

Evertsoord is vooral lintbebouwing. En de kerk ligt hier niet in het centrum maar verscholen achter het groen in de buurt van de vrouwengevangenis. De begraafplaats ligt, ten opzichte van de kerk, aan de andere zijde van de Patersstraat, eveneens nauwelijks zichtbaar voor de passant. De groenstructuur in Evertsoord bestaat voornamelijk uit bermen met bomen. Rond het gemeenschapshuis is het openbaar groen heringericht om de fietsers hier een pauzeplek aan te bieden. Er kan hier gebruik gemaakt worden van de voorzieningen van het gemeenschapshuis. Ook aan de kruising Patersstraat – Driekooienweg is een picknickplaats ingericht. Het aanwezige sportveld wordt nog gebruikt door gasten van de groepsaccommodatie De Patrijs (zijn de barakken van het voormalige werkkamp) .

De kerk en begraafplaats liggen aan de rand van het dorp bij de vrouwengevangenis. Zij hebben niet de centrumlocatie zoals dat in de meeste dorpen wel het geval is.

Evertsoord wordt in zijn geheel opgenomen in haar omgeving en is te omschrijven als één grote parel.

 

6.7 Overgang van de kern met het buitengebied.

In Evertsoord is de overgang van kern naar buitengebied zeer groot. Het buitengebied bestaat uit weilanden en lintbebouwing met verre doorzichten over het landschap. Door de hoge struikbeplanting en bomen die de woonkern omgeven is Evertsoord vanuit het buitengebied nauwelijks waar te nemen. Pas bij het werkelijk doorkruisen van Evertsoord ervaart de passant dat hier een woonkern ligt.

De opname in het recreatieve netwerk van het buitengebied biedt kansen om interessante rustpunten te creëren. Vanuit een recreatief-economisch oogpunt kan een ontwikkelingsplan hier antwoord op geven. Uitgangspunt dient te zijn dat de plaatselijke (historische) kernkwaliteiten van het dorp en de aanwezige voorzieningen hierbij vertrekpunt moeten zijn. De aanwezige rustplaatsen uitgerust met een picknickset bieden weinig meer dan wat de naam aangeeft, namelijk rust.

 

6.8 Gewenste groenstructuur.

De gewenste groenstructuur is voor een substantieel deel reeds aanwezig. Vanuit deze bestaande groene waarden dient verder gebouwd te worden aan de gewenste groenstructuur.

 

Uitgangspunten voor de gewenste groenstructuur van Evertsoord zijn:

  • -

    Ondersteuning van de gewenste identiteit (landelijke kern)

  • -

    Aanvullen van de oudere elementen van de hoofdgroenstructuur

  • -

    Verwevenheid tussen landelijk buitengebied en kern.

  • -

    Meer herkenbaarheid / zicht op de kerk en de begraafplaats creëren door het wegnemen van de hoge beplanting om meer binding te verkrijgen met de rest van de kern. Eventueel hiervoor ook hagen aanbrengen tussen fietspad en rijbaan van de Patersstraat. Evertsoord is als kern een grote parel te noemen. Deze waardering komt voort uit de historie / het ontstaan van deze kern. Het openbaar groen van Evertsoord beperkt zich tot bermen met bomen en een enkele rustplaats (picknick).

7 Kenschets van Griendtsveen.

7.1 Historisch perspectief en identiteit.

Griendtsveen is ontstaan als bedrijfsdorp. In eerste instantie werd de Peel door de “Maatschappij tot Ontginning en Vervening van de Peel” met stichter Jan van de Griendt ontgonnen vanuit het dorp Helenaveen. Met de komst van de spoorlijn Eindhoven – Venlo in 1866 werd het interessant om de Helenavaart door te trekken tot aan deze spoorlijn en ook dit gebied te exploiteren. In 1880 werd deze doortrekking met bijbehorende zijkanalen voltooid. Bij dit station werden in eerste instantie turfstrooiselfabrieken met pakhuis, loodsen en werkplaatsen gebouwd. Vanaf 1885 werden er door de Maatschappij Griendtsveen, van de zonen van Jan van de Griendt, woningen gebouwd voor de huisvesting van werknemers in de turfwinning, strooiselfabrieken en landbouw. Ging het aanvankelijk om een kortlopende exploitatie, en dus een tijdelijke nederzetting, met de bouw van een eigen school (1894) en een eigen kerk (1895) veranderde de toekomstvisie. Het dorp concentreert zich aan de Helenavaart.

In 1897 wordt Villa Sphagnum gebouwd. Later zijn er op het terrein van de villa nog andere woningen en een boerderij gebouwd. Rond 1900 werden de meeste fabrieken en huizen van Griendtsveen oostelijk van de villa gebouwd. De ligging en richting van de aangelegde kanalen vormden de structuurdragers voor deze ruimtelijke ontwikkeling. In Griendtsveen was de vreemde situatie ontstaan dat praktisch het gehele dorp eigendom was van een maatschappij: de NV Maatschappij Van de Griendt’s Land Exploitatie.

De eerste helft van de 20ste eeuw kenmerkte zich door de overgang van turfwinning naar de land- en tuinbouw. Het inwonersaantal stagneert en loopt zelfs terug. Het dorp raakt in verval. De gracht achter de fabriek slibt dicht en de ontsluitingsweg wordt afgesloten. Woningen worden gesloopt.

In 1956 wordt door een overeenkomst tussen de maatschappij en de voormalige gemeente Horst het dorp overgedragen aan de gemeente. De leefbaarheid van het dorp is een steeds terugkerende vraag gebleven. Door nieuwbouw in het noordwesten van het dorp te realiseren heeft men dit geprobeerd op te lossen.

Griendtsveen is nu een klein agrarisch dorp op de rand van het natuurgebied De Peel. Het dorp en het omliggende gebied weerspiegelen de ontstaansgeschiedenis van de peelontginningen van eind 19de, begin 20ste eeuw nog goed. Het landschap van sobere bebouwing, rechte wegen, kanalen en beplantte lanen – te midden van de uitgestrekte peelvenen - is een uniek historisch cultuurlandschap voor Nederland. Griendtsveen is daarom in 1996 aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Grootschalige landbouw zoals in de omliggende dorpen is hier nu niet meer mogelijk. Er wordt gekeken naar andere vormen van economische vitaliteit en leefbaarheid terwijl het unieke historische karakter van het dorp en het omliggende agrarische cultuurlandschap behouden blijft.

Griendtsveen is een Limburgs dorp met een zuiver Brabants dialect en een Drentse veenkoloniestructuur.

 

7.2 Groen rond 1850.

Het dorp Griendtsveen bestond nog niet in 1850. Het gebied bestond toen nog uit hoogveen.

 

7.3 Kengetallen.

 

Hoeveelheid

Eenheid

Oppervlakte (incl. buitengebied)

981

Ha.

Inwoners binnen de bebouwde kom

487

Personen

Woningen binnen de bebouwde kom

204

Stuks

Aantal bomen binnen de bebouwde kom

698

Stuks

Oppervlakte beplanting binnen de bebouwde kom

2.545

M2

Oppervlakte gras binnen de bebouwde kom

20.175

M2

Knipoppervlakte hagen binnen de bebouwde kom

352

M2

Groen per inwoner binnen de bebouwde kom

42

M2

Groen per woning binnen de bebouwde kom

99

M2

 

7.4 Stedenbouwkundige opbouw.

De stedenbouwkundige opbouw van Griendtsveen is in drie elementen uit te splitsen. Dit heeft alles te maken met de ontstaansgeschiedenis van het dorp. Het oudste deel van het dorp is gelegen langs de Helenavaart. Hier liggen nu nog de kerk, de school en enkele woningen.

De tweede fase in opbouw van het dorp bestaat uit de Villa Sphagnum, die centraal gelegen aan de overkant van de Helenavaart werd gebouwd. Met vervolgens aan de oostelijke zijde de verdere uitbouw van het veendorp. De rechtlijnige structuur van de veenkanalen vormde de basis voor stedenbouwkundige ontwikkelingen. Later zijn er afwijkend enkele woningen in schuine lijn tussen gezet. Na het einde van de turfwinning raakte het dorp in verval. De verbindingsvaart en –weg tussen “oud” en “nieuw” Griendtsveen verdwenen en er ontstonden twee aparte buurten. Na 1956 toen de gemeente Horst Griendtsveen overnam ontwikkelde men in het noordwesten van het dorp nieuwbouw. Dit werd opgehangen aan het tracé van het oude hulpspoor dat werd omgevormd tot de Pastoor Hendrikstraat en de St. Barbarastraat. De laatste uitbreiding heeft plaats gevonden in de jaren 2010 -2020 in de Sint Barbarastraat.

Eind 20ste eeuw was de historische laanstructuur deels verdwenen en het traditionele drietands – watersysteem (hoofdvaart – hoofdwijken en kruiswijken) verwaarloosd. Door moderne aanpassingen aan gebouwen is het karakter van het gebied veranderd. In het project “Herstel kanalen te Griendtsveen” zijn de kanalen hersteld en is ook de ontbrekende laanstructuur weer aangebracht. Tegelijkertijd heeft Griendtsveen – net als veel andere kleine dorpen – te maken met problemen op het gebied van leefbaarheid : winkels en voorzieningen verdwijnen, de landbouw staat onderdruk en er zijn onvoldoende huizen voor (jonge) woningzoekende uit het eigen dorp. Er is dus sterk behoefte aan uitbreiding van het woningaanbod.

 

7.5 Huidige Infrastructuur.

De hoofdontsluitingsweg van het gebied is de verbinding tussen de Middenpeelweg en Deurne. Deze loopt ongeveer parallel aan de spoorlijn Eindhoven – Venlo. Deze verbinding doet via de Lavendellaan en de Apostelweg de bebouwde kom van Griendtsveen aan maar loopt daarna noordelijk van de bebouwde kom door

De Helenaveenseweg langs de Helenavaart is een ontsluiting naar het achterliggende peelgebied en het dorp Helenaveen. Het stratenpatroon van het dorp is opgehangen aan de veenkanalen en het vroegere hulpspoor (Pastoor Hendrikstraat).

 

7.6 Huidige groenstructuur.

Het groen in het dorp wordt gevormd door de grote bomenlanen die de veenkanalen begeleiden. Eind 20ste eeuw was de historische laanstructuur deels verdwenen en het traditionele drietands-watersysteem verwaarloosd. In het project “Herstel kanalen te Griendtsveen” zijn de kanalen hersteld en is ook de ontbrekende laanstructuur weer aangebracht.

In de nog bestaande boomstructuur zijn nieuwe bomen herplant daar waar oude bomen zijn uitgevallen. De bomen staan in grasbermen. Ook de pleinen zijn ingericht met bomen en gras. Alleen hier komen ook enkele plantvakken voor.

Voor de laanbomen is een vervangingsplan opgesteld dat uitgaat van vervanging van de laanbomen in een tijdsbestek van 30 jaar.

 

7.7 Overgang van de kern met het buitengebied.

De overgang van de kern met het buitengebied beschrijft het beeld dat gewenst is vanuit de kern richting het buitengebied en omgekeerd. Tevens is er een doorkijk gemaakt naar toekomstige groeimogelijkheden van de kern aansluitend op het landschap. Het landschap dient vanuit de kern ten allen tijden bereikbaar en betreedbaar te blijven om het maken van ommetjes mogelijk te maken.

 

Griendtsveen ligt sterk ingekaderd in haar omgeving. De spoorlijn ten noorden en de Peel in de andere windrichtingen geven weinig keuze in overgang tussen kern en buitengebied.

Het open karakter ten zuiden van het Griendsveen Kanaal moet in stand gehouden worden om zo een mooi zicht te behouden op het achterliggende peelgebied en het contrast met dit gebied voelbaar te laten blijven.

De percelen ten oosten van de bebouwde kom tussen het Griendsveen Kanaal en de spoorlijn bestaan voornamelijk uit graslanden met duidelijk herkenbaar de oorspronkelijke ontginningslijnen waarop de wegen met laanbeplanting en de ontwateringssloten gesitueerd zijn. Dit open karakter wordt nog benadrukt door de peelbossen die het gebied omgeven. Het contrast is onderdeel van het karakter van het dorp.

De noordzijde van het dorp is een bijna gesloten wand door de aanwezigheid van bospercelen en aaneengesloten lintbebouwing. De passant heeft hier nog weinig feeling met het karakteristieke van het historisch dorp. Pas bij het passeren van de brug op de Apostelweg ervaart hij de unieke sfeer van Griendtsveen. Daar komt hij plots in het open karakter van het dorp met zijn krachtige ontginningslijnen en karakteristieke bouw.

Ten westen van de Helenavaart ligt een bebouwingsrand met weinig of geen zicht op het achterliggende weidegebied. Het boomrijke, gesloten karakter van deze strook benadrukt de geïsoleerde ligging van het dorp in de Peel. Behoud van deze beslotenheid is van belang om deze indruk te bewaren. Verder naar het zuiden worden de Helenavaart en de Helenaveenseweg ingesloten door de Peel.

 

7.8 Gewenste groenstructuur.

De gewenste structuur is voor een substantieel deel reeds aanwezig. Vanuit deze bestaande groene waarden dient verder gebouwd te worden aan de gewenste groenstructuur.

 

Uitgangspunten voor de gewenste groenstructuur van Griendtsveen:

  • -

    ondersteuning van de gewenste identiteit (veenkolonie)

  • -

    herstellen van de oude groenstructuren

  • -

    behoud contrast tussen landelijk buitengebied en randen van de kern.

Conform het gestelde in het Beleidsplan Openbaar Groen 2020 heeft de kern Griendtsveen voldoende vierkante meters openbaar groen. De hoofdgroenstructuur bestaat uit de bomen langs de veenkanalen en de oorspronkelijke ontginningswegen. Door verwaarlozing in het midden van de vorige eeuw is de structuur in verval geraakt. Inmiddels heeft men door nieuwe aanplant e.e.a. hersteld. Versterking van de hoofdgroenstructuur van Griendtsveen moet gebeuren door op markante punten beplanting aan te brengen.

8 Kenschets van Grubbenvorst.

8.1 Historische perspectief en identiteit.

Uit vondsten in het veld en bij opgravingen is gebleken, dat al duizenden jaren voor Christus de hogere Maasoevers bewoond moeten zijn geweest. Op het Molenveld aan de zuidzijde van Grubbenvorst zijn belangrijke vondsten gedaan, die wijzen op agrarische bebouwing in de Brons- en IJzertijd, de Romeinse tijd, de periode van de volksverhuizing en daarna.

Gedurende de Tachtigjarige Oorlog zijn de Noord-Limburgse Maasdorpen meestal Spaans gebleven. Wel is tussen 1572 en 1646 regelmatig, en soms hevig, in deze streken gevochten. Voor het herstelde slot Gribben kwam in 1568 de genadeslag, toen Spaanse troepen onder Parma het kasteel bestormden en tot een “gebroken slot” verwoesten.

Na de twintigjarige inlijving bij Frankrijk begint in 1815 de Nederlands tijd, weliswaar in 1830 onderbroken door een Belgische periode toen Limburg de Belgische opstand volgde. De vanaf 1708 in de Bisweide wonende zusters van de Associatie van de Bisweide traden in 1860 bij de zusters Ursulinen uit Venray in, die het Maricollenklooster overnamen.

In de tweede helft van de 19de eeuw begint in Grubbenvorst de ontginning van de heidevelden. Deze ontginning komt vooral in 1900 goed op gang als de kunstmest op de markt komt. In de winter, als het werk op het land stil lag, werkten veel mannen en jongens als seizoenswerker bij het ontginningswerk. Hierbij werden heidevelden ontgonnen en werden er dennen- en sparrenbossen aangelegd. Welke nu o.a. in het zuidoosten tegen de kern aanliggen.

In de 20ste eeuw zijn voor Grubbenvorst twee agrarische aspecten van groot belang, namelijk de opkomst van de aspergeteelt en de vestiging van de Coöperatieve Venlose Veiling aan de Horsterweg. Sinds 1940 kent Grubbenvorst aspergeteelt. Kort na de Tweede Wereldoorlog bloeide Grubbenvorst, dankzij alle oorlogsellende, uit tot het centrum van de aspergeteelt in Nederland. De schrale zandgronden garandeerde de arme bevolking een bron van inkomsten, behaalt uit de aspergeteelt. Juist deze zandgronden zijn een perfecte voedingsbodem voor asperges. In de periode 1950-1960 telde Grubbenvorst zo’n 75 aspergetelers. Arbeid was in die tijd goedkoop, aan arbeidskrachten geen gebrek. Een fraai aspergemonument in het park bij het voormalig klooster ‘La Providence’ symboliseert de steunpilaren en de trots van het aspergedorp Grubbenvorst: De Asperge.

Na 1960 ontwikkelt Grubbenvorst zich als een forensendorp. Binnen het aanbod van industrie vormen de toeleverende en verwerkende bedrijven ten behoeve van de agrarische sector een belangrijk aandeel.

 

8.2 Groen rond 1850.

Op de historische kaart is te zien dat Grubbenvorst ligt in een gebied dat gevormd is door de Maas. Het dorp Grubbenvorst heeft zich ontwikkeld op een kruispunt van wegen gelegen tussen hogere zandgronden en aan de oevers van twee oude erosiegeulen (de huidige Saldersbeek en de Broekloop). Hierlangs zijn graslanden ontstaan. Dit is ook de verklaring waarom Grubbenvorst niet echt aan de Maas ligt. De hogere gebieden waren relatief veilig voor de regenrivier de Maas. Ten zuidwesten van Grubbenvorst lagen de velden en nog verder naar het westen bossen. Ook ten zuiden van de velden liggen bossen ter hoogte van het Gebroken Slot en Knibbershof. Vanaf de Biswei, waar sinds de 18de eeuw een klooster is gevestigd, naar het noorden toe liggen percelen grasland en griendhout.

Tegen de kern langs de Venloseweg naar het zuiden toe ligt, tussen de hogere akkergronden, een stuk bos, het Sint Jan Sleutelbergbos, met een heideveld dat later rond 1900 is beplant met sparren. De akkers ten zuiden van de kern zijn afgeplant met houtwallen om zandverstuiving tegen te gaan. Het grondgebruik rond Grubbenvorst is weinig veranderd in de laatste 150 jaar. Alleen de laatste 50 jaar zijn door de uitbreidingen van het dorp de velden bebouwd geraakt.

 

8.3 Kengetallen.

 

Hoeveelheid

Eenheid

Oppervlakte (incl. buitengebied)

1.411

Ha.

Inwoners binnen de bebouwde kom

4.062

Personen

Woningen binnen de bebouwde kom

1.852

Stuks

Aantal bomen binnen de bebouwde kom

1.414

Stuks

Oppervlakte beplanting binnen de bebouwde kom

50.663

M2

Oppervlakte gras binnen de bebouwde kom

91.239

M2

Knipoppervlakte hagen binnen de bebouwde kom

5.751

M2

Groen per inwoner binnen de bebouwde kom

34

M2

Groen per woning binnen de bebouwde kom

74

M2

 

8.4 Stedenbouwkundige opbouw.

De oude kern van Grubbenvorst ligt aan het kruispunt van de noord-zuidverbinding die al uit de Romeinse tijd dateert en de oost-westverbinding van de kerk naar het klooster in de Biswei. De oude kern ontstond aan de Maaskant van de noord-zuidverbinding. Langs de Kloosterweg is uit alle periodes bebouwing terug te vinden.

Van zeer oud, t.w. het klooster en omliggende gebouwen, uit begin 20ste eeuw een school en enkele woningen (Veestraat), woningen uit de jaren 1950-1960 maar ook panden uit begin jaren 80 van de vorige eeuw. Begin 21ste eeuw heeft een uitgebreide reconstructie plaats gevonden van het centrum. Hierbij zijn tevens nieuwe winkels en woningen toegevoegd aan het centrum. Pas na de Tweede Wereldoorlog is Grubbenvorst de velden ten zuiden en noorden van de Kloosterweg gaan bebouwen. Dat deze velden duidelijk hoger liggen is o.a. goed te zien in de Zegerstraat. De omgeving van de Beatrixstraat, Julianastraat tot aan de Irenestraat is ontwikkeld in de jaren 50-60 van de vorige eeuw. Ook langs de Burg. Temeerstraat en Burg. Van Kempenstraat zijn woonbuurten uit deze periode terug te vinden. In de jaren 70-80 is men verder gaan uitbreiden in westelijke richting, ten noorden en later ten zuiden van de Burg. Van Kempenstraat. Ook het gebied ten zuidoosten van de Reuveltweg is in deze periode ontwikkeld.

In de jaren 80-90 is er uitgebreid in de hoek Irenelaan, Lottumseweg en aan de Grubbenhove en Doolingsbemden. Ten slotte zijn de meest recente uitbreidingen rondom het Ericaplein en ten zuiden hiervan ontwikkeld, alsook nog een kleine uitbreiding aan de Soom.

 

8.5 Huidige infrastructuur.

Het dorp kent van oudsher vier uitvalswegen die de kern ontsluiten. De Venloseweg naar het zuiden en de Lottumseweg naar het noorden. De Kloosterstraat met over het spoor de Californischeweg ontsluiten het dorp in westelijke richting naar de A73, Horst-Venlo en verder. De Dorpsstraat ontsluit het dorp over de Maas naar de oostoever.

Door verkeers- en snelheid beperkende inrichtingen worden de oudere ontsluitingswegen door de oude kern een stuk minder belast wat de rust in de oude kern ten goede komt. Zo wordt het gemotoriseerd verkeer naar het veer omgeleid vanaf de Lottumseweg via de Pastoorstraat en Doolingsbemden naar de kerk om daar weer als vanouds via de Dorpsstraat naar het veer te rijden. Gemotoriseerd verkeer uit het westelijk deel van Grubbenvorst neemt vaker de Irenestraat om dan via de eerder beschreven route het veer te bereiken. Het centrum is na de reconstructie, gedeeltelijk éénrichtingsverkeer geworden en de oude ontsluiting via de Venloseweg wordt ontmoedigd door een nieuwe verkeersaansluiting ter hoogte van de St. Jansweg

In de jaren 80 van de vorige eeuw is er een nieuwe ontsluitingsweg aangelegd, de Steegakkerweg. Zo kon de oude kern van het dorp ontlast worden van het vele doorgaande verkeer uit de inmiddels bijgebouwde buurten aan de zuidwestzijde van het dorp. Via de Steegakkerweg loopt de verbinding naar de andere Maasdorpen op de westoever. Tegenwoordig is de Baersdoncklaan en in het verlengde de Burg. Cremersstraat de hoofdontsluiting voor het zuidwesten van Grubbenvorst. Deze wegen zijn breed van opzet met veel openbaar groen, rotondes en gedeeltelijk gescheiden rijbanen.

 

8.6 Huidige groenstructuur.

Van oude hoofdgroenstructuren binnen de kern is nauwelijks meer sprake. Het Pastoor Vullinghsplein is uiteraard een opvallende groene parel. Maar verder is er binnen de bebouwde kom van oude groenstructuren weinig terug te vinden. Dit is begrijpelijk omdat vroeger de behoefte aan groen door de nabijheid van het landschap nauwelijks aanwezig was. De oude laanbeplantingen langs de Venloseweg, de Lottumseweg, de Dorpsstraat en de Californischeweg zijn wel nog oude elementen die vroeger tot in het centrum doorliepen maar in de loop der tijd hieruit verdwenen zijn. Een opvallend element in de huidige hoofdgroenstructuur is de groene omgeving bij de rotonde Kloosterstraat – Steegakkerweg – Baersdoncklaan. Opgehangen aan enkele oude elementen zoals het klooster en een veldweg die vroeger van de Biswei naar het “Gebroken Slot” liep, is hier nu een nieuwe hoofdgroenstructuur ontwikkeld gekoppeld aan de hoofd infrastructuur. De lijn eindigt tegen het Sint Jan Sleutelbergbos.

De aanplant van de bomenlaan langs de Steegakkerweg vult de hoofdgroenstructuur verder aan maar zal pas over enkele jaren, wanneer de bomen meer body hebben, als zodanig worden ervaren. Buiten de hoofdgroenstructuur zijn er in de verschillende buurten ondersteunende groenstructuren en parels aanwezig. Plantsoenen vaak ingericht met speeltoestellen, waar de buurtbewoner een ommetje kan maken of even kan verpozen op een bankje. In bijna iedere straat in Grubbenvorst is een boombeplanting aangebracht, vaak zelfs met een vakbeplanting als het straatprofiel dit toelaat. Grubbenvorst heeft dus een overwegend groene aanblik, zoals ook uit de cijfers naar voren komt.

 

8.7 Overgang van de kern met het buitengebied.

De overgang van de kern met het buitengebied beschrijft het beeld dat gewenst is vanuit de kern richting het buitengebied en omgekeerd. Tevens is er een doorkijk gemaakt naar toekomstige groeimogelijkheden van de kern aansluitend op het landschap, zonder afbreuk te doen aan het omringende landschap. Het landschap dient vanuit de kern ten allen tijde bereikbaar en betreedbaar te blijven om het maken van een ommetje mogelijk te maken.

 

Het gebied te westen van Grubbenvorst is aangewezen als ontwikkelingsruimte voor landbouw en toerisme. Het uitplaatsen van de grote intensieve veehouderijen naar concentratiegebieden en het stimuleren van de ontwikkeling van landgoederen biedt mogelijkheden om dit gebied te ontwikkelen tot een gevarieerd natuurlandschap met kleinschalige akker- en graslanden, bossen en natuurgebieden. De aanleg van een netwerk van fiets- en wandelpaden met de nodige rustplaatsen kan dit gebied zeer aantrekkelijk maken voor de toerist.

Ten zuiden van de kern is nog maar een beperkte ruimte tussen de spoorlijn, de A67 en de Maas. Door deze strook loopt de Venloseweg als een groene laan door het oude akkerland. Op de kaart van 1895 is duidelijk te zien dat deze weg de natuurlijke lijn van de maasterrassen volgt. Op deze kaart is ook duidelijk te zien dat er weinig veranderd is aan de invulling van het gebied. Dichter bij de kern liggen het Sint Jan Sleutelbergbos, nog enig akkerland en een schitterende oude bomenlaan. Het uitzicht op de ZON-veiling is een storende factor in het geheel. Ook vanuit het landschap kijkend naar een dorpsrand is het zicht op achtertuinen een minder gewenste aanblik. De weinig open ruimte, t.w. het akkerland dat hier nog rest, zal dan ook gebruikt moeten worden om een goede overgang tussen Grubbenvorst, het schitterende gebied rond de Everlose Beek en het veilingterrein te ontwikkelen met inpassing van de historische laan en een goede aansluiting op het recreatieve wandel- en fietsnetwerk.

Vanuit de oude kern van Grubbenvorst ontsluiten fiets- en wandelroutes ook de uiterwaarden van de Maas. Met mooie rustplaatsen en zandstrandjes voor waterrecreatie. Een verdere natuurontwikkeling en extensivering van de landbouw zijn in de Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG) de aangewezen ontwikkelingen. Ook hier is het zicht vanuit het landschap op de kern niet altijd even fraai. Door nieuwe natuurontwikkeling in samenhang met recreatief medegebruik kan dit verbeterd worden. Hierbij dient wel in aanmerking te worden genomen dat de relatie met de Maas goed zichtbaar moet blijven (open landschap).

De noordelijke grens van de kern wordt duidelijk gevormd door de Steegakkerweg. De binnen de kern nog beschikbare akkerlanden bieden de mogelijkheid om het tekort aan verblijfsgroen in de aangrenzende buurten te compenseren. Aan de noordzijde van de Steegakkerweg ligt het cultuurhistorische landschap rondom het Ursulinenklooster en De Steeg. Dit cultuurlandschap zou verder aangevuld kunnen worden met kleine landschapselementen maar de openheid van dit gebied moet behouden blijven en de toegankelijkheid vanuit de kern verbeterd.

 

8.8 Gewenste groenstructuur.

De gewenste groenstructuur is voor een substantieel deel reeds aanwezig. Vanuit deze bestaande groene waarden dient verder gebouwd te worden aan de gewenste groenstructuur.

 

De uitgangspunten voor de gewenste groenstructuur van Grubbenvorst:

  • -

    Ondersteuning van de gewenste identiteit (landelijke kern)

  • -

    Aanvullen van de oudere elementen van de hoofdgroenstructuur.

  • -

    Verwevenheid tussen landelijk buitengebied en kern.

Als eerste moet de “oude” hoofdgroenstructuur langs de Kloosterstraat en Venloseweg worden herstelt. De oude laanstructuur is in de loop van de tijd verdrongen naar de randen van het dorp. Aan deze straten liggen nu alleen nog enkele mooie parels. Het herstellen van de oorspronkelijke laanstructuur geeft het dorp zijn rustieke karakter terug.

Het tweede onderdeel is de “nieuwe” hoofdgroenstructuur die de jongste uitbreidingen met de oudere uitbreidingen bindt goed tot ontwikkeling te brengen.

9 Kenschets van Hegelsom.

9.1 Historische perspectief en identiteit.

Hegelsom bestond voor de 20ste eeuw uit een buurtschap van boerderijen tussen Sevenum en Horst, gelegen op de ontginningslijn. Op de hogere dekzandruggen liggen de akkercomplexen en langs de Groote Molenbeek de gras- en hooilanden. Het landbouwsysteem in die tijd was gebaseerd op de drie-eenheid: woeste gronden; beemd (weidegronden) en akker. De onderlinge verhouding in oppervlakte was sterk aan elkaar gerelateerd omdat de heide en de beemden via mest en plaggen de bron waren voor de grondverbetering van de akkers. In de loop van de tijd met gevaar voor overbeweiding (bos had al snel plaats gemaakt voor uitgestrekte heidevelden) perfectioneerde het landbouwsysteem om een steeds groter wordende bevolking te voeden. Omdat zich rond 1850 alternatieven aandienden voor de plaggenbemesting nam de ontginning van de heide een grote vlucht. Eerst vanuit Horst in de richting van het nieuwe America en later werd in het kader van werkverschaffingsprojecten ook rond Hegelsom heide ontgonnen. Dit was het begin van het ontstaan van een jong dorp dat woonruimte verschafte aan mensen werkzaam in haar eigen omgeving. De kerk was de kiemcel waar omheen het dorp zich ontwikkelde. Er waren weinig historische lijnen. Het dorp ontwikkelde zich rond de kerk en door lintbebouwing tussen de aanwezige boerderijen. Na de Tweede Wereldoorlog veranderde het dorp geleidelijk in een forensendorp. De boerderijen in de kern van het dorp verloren hun functie als zodanig en hun gronden werden verkaveld voor woningbouw. Dit gebeurde eerst ten noorden van de Pastoor Debijestraat. De laatste decennia ten zuiden van deze straat.

 

9.2 Groen rond 1850.

Nevenstaande kaart geeft de situatie weer rond 1850 (in relatie tot de huidige situatie). Hegelsom stond nauwelijks op de kaart. Enkele verspreide boerderijen langs de ontginningsweg tussen Horst en Sevenum. Ten westen van deze weg was het nog voornamelijk heidegebied. Aan de oostzijde in de richting van de Groote Molenbeek lagen de akkers en de weiden. Pas begin 20ste eeuw met de komst van de kunstmest heeft het dorp zich ontwikkeld. De komst van de landarbeiders die de heide hielpen ontginnen gaf aanleiding tot de bouw van woningen. Binnen het dorp is er weinig historische vormgeving terug te vinden.

 

 

9.3 Kengetallen.

 

Hoeveelheid

Eenheid

Oppervlakte (incl. buitengebied)

647

Ha.

Inwoners binnen de bebouwde kom

1.214

Personen

Woningen binnen de bebouwde kom

503

Stuks

Aantal bomen binnen de bebouwde kom

396

Stuks

Oppervlakte beplanting binnen de bebouwde kom

6.735

M2

Oppervlakte gras binnen de bebouwde kom

17.987

M2

Knipoppervlakte hagen binnen de bebouwde kom

984

M2

Groen per inwoner binnen de bebouwde kom

22

M2

Groen per woning binnen de bebouwde kom

53

M2

 

9.4 Stedenbouwkundige opbouw.

Begin 1900 was Hegelsom niet meer dan enkele boerderijen op de hogere rand tussen de akkers en de weiden in het beekdal van de Groote Molenbeek en het heidegebied.

Eind 19de eeuw, begin 20ste eeuw werden in het kader van de werkverschaffing de laatste heidevelden ontgonnen. De enige historische lijn in het huidige dorp is de huidige Heijnenweg - Kogelstraat wat vroeger de verbindingsweg was tussen Sevenum en Horst. Met de bouw van de kerk in 1933, de landarbeiderswoningen, de pastorie, de school en enkele grotere woningen ontwikkelde zich een jong dorp. Na de Tweede Wereldoorlog werd door projectmatig bouwen tussen de Langstraat en de Kogelstraat het dorp verder uitgebreid. Openbare ontmoetingsruimte werd alleen ontwikkeld in de vorm van een plein bij de kerk. De huizen hadden zelf een royale achtertuin en er was nog voldoende contact met het landschap. Het straatprofiel uit die jaren werd minder breed opgezet dan tegenwoordig omdat er nog maar weinig gemotoriseerd verkeer was. In de jaren 60 groeide het dorp in noordelijke richting door de verkaveling van de gronden van de oude boerderijen. Ook het straatprofiel werd breder met trottoirs. Vanaf de jaren 70 werden de kavels kleiner en werd er gekeken naar invulling van gemeenschappelijk (openbaar) groen. Zo ontstond er verblijfsgroen (speelplekken) en kijkgroen (plantsoen). Vooral het verblijfsgroen is als parel aan te wijzen. De ontwikkeling ging eerst in noordelijke richting tot aan de Reijsenbeckstraat. Later werden gronden van boerderijen aan de zuidzijde van de Pastoor Debijestraat verkaveld.

De oorspronkelijke kern kwam zodoende uit het midden te liggen.

Door de compacte, meestal naar binnen gerichte bouw is er weinig contact meer met het landschap.

 

9.5 Huidige infrastructuur.

De historisch gevormde wegen (Heijnenstraat, Kogelstraat, Kruisstraat en Pastoor Debijestraat) die nabij de kerk bijeen komen ontsluiten het dorp. De Pastoor Debijestraat ontsluit Hegelsom naar de doorgaande weg tussen Horst en Sevenum, de Stationsstraat. En vormt als zodanig de hoofdinfrastructuur van het dorp. De andere drie ontsluiten Hegelsom naar het landschap toe en behoren tot de neveninfrastructuur. De Reijsenbeckstraat is in de jaren 70 – 80 ook tot deze neveninfrastructuur gaan behoren als ontsluiting voor de achterliggende buurten. Het centrumgebied wordt door materialisering ondersteund (gebakken materiaal). Alle wegen binnen de kern zijn erftoegangswegen en het hele gebied is 30 km. Gebied (functie wonen / verblijven).

 

9.6 Huidige groenstructuur.

De binding met het landschap gebeurd hoofdzakelijk door het voortzetten van de lanen uit het buitengebied binnen de bebouwde kom. Bij een enkele toegang tot het dorp wordt de binding verstrekt door het inrichten van een rustplaats. In de huidige groenstructuur is weinig hiërarchie tussen de verschillende delen te bemerken. Praktisch alle straten zijn voorzien van een boombeplanting. De bebouwing aan de randen van het dorp is vaak naar binnen gekeerd en kent weinig doorzichten naar het achterliggende landschap. In een enkel geval bestaat het uitzicht op het agrarische landschap uit een uitzicht op kassen. Aan de zuidelijke rand zijn er wel nog echte vergezichten over het akkerland maar een echte verweving tussen dorp en landschap is er niet. Het dorp is projectmatig gebouwd. In de eerste jaren werd er langs de bestaande wegen gebouwd. Huizen met grotere tuinen en een smal wegprofiel. Hier is, uitgezonderd de bomen en bermen, weinig openbaar groen aanwezig. In de jaren 60 werden de wegprofielen breder, maar kwam er in verhouding weinig openbaar groen bij. In de jaren 70 kwam er aandacht voor het meer gemeenschappelijk gebruik van (groene) ruimte. Zo ontstonden er grotere groene ruimtes en werd er in de straatprofielen groen opgenomen.

In de nieuwe buurten ten zuiden van de Pastoor Debijestraat is in de planontwikkeling voldoende en goed openbaar groen ingepland. De Langstraat en Kogelstraat kunnen een kwaliteitsverbetering gebruiken.

 

9.7 Overgang van de kern met het buitengebied.

De overgang van de kern met het buitengebied beschrijft het beeld dat gewenst is vanuit de kern richting het buitengebied en omgekeerd. Tevens is er een doorkijk gemaakt naar toekomstige groeimogelijkheden van de kern aansluitend op het landschap, zonder afbreuk te doen aan het omringende landschap. Het landschap dient vanuit de kern te allen tijde bereikbaar en betreedbaar te blijven om het maken van een ommetje mogelijk te maken.

 

Aan de oostzijde wordt Hegelsom door een groene gordel begrensd. In deze zone is de bebouwing rijkelijk omgeven door groen en grote bomen. Ook de sportvelden zijn hier gesitueerd. Het gebied geeft een mooie overgang van het werklandschap langs de Stationsstraat naar de woonkern. Hierdoor behoud Hegelsom haar eigen identiteit. Bij het verder ontwikkelen van dit gebied kan dit groene beeld het visitekaartje zijn voor de kwaliteit die nagestreefd wordt. Ook het ontwikkelen van een duidelijke entree van het dorp Hegelsom vanuit de doorgaande route Horst – Sevenum kan hierin meegenomen worden. De geleidelijke overgang tussen de kern en het bedrijventerrein wordt hierdoor gewaarborgd.

Aan de zuidelijke rand van de kern hebben de afgelopen jaren reeds grootschalige, planmatige uitbreidingen plaats gevonden. De uitbreidingen vormen een hardere rand naar het open landelijk gebied, waardoor deze extra benadrukt wordt. Deze harde rand dient gewaarborgd te blijven waardoor de overgang naar het open landschap versterkt wordt. De dorpsrand dient wel overwegend groen vormgegeven te worden. Ook het behouden of aanleggen van wandel- en fietsroutes door het open landschap is gewenst.

De zuidwestelijke kant van de kern grenst aan het jonge ontginningslandschap met zijn grootschalige rechte belijning. Typisch voor de stedenbouwkundige structuur van Hegelsom is de asymmetrische ligging van het centrum ten opzichte van de woongebieden. Hierdoor is er nog steeds een waardevolle interactie tussen dorpskern en landschap. Deze relatie met het landschap in zuidwestelijke richting dient behouden te blijven. Mogelijke uitbreiding van de bebouwing in het landschap zal op kleine schaal plaats kunnen vinden binnen de bestaande linten in een losse, open structuur. De verwevenheid met het open landschap dient hierbij het uitgangspunt te zijn.

De westelijke zijde van het dorp, de Langstraat, zal de grens met het landschap dienen te blijven. Verdere uitbreiding van bebouwing aan de westelijke zijde van de straat dient voorkomen te worden, zodat doorzichten naar het achterland blijven bestaan en de huidige rand intact blijft. Ook aan de noordzijde van de kern kan verwevenheid tussen de kern en het landschap verder gerealiseerd worden. Hier dient geen echte harde scheidingslijn tussen landschap en dorp te ontstaan. Een gelobte interactie is hier gewenst in de vorm van een meer rafelige bebouwingsrand met doorzichten en laantjes, waarbij inrichting en kwaliteit aanzet tot het maken van ommetjes. Hiermee moet bij de verdere ontwikkeling van het agrarisch landschap en de woningbouw terdege rekening gehouden worden. Men moet zich niet opgesloten gaan voelen in het dorp. En de passerende toerist moet het dorp met een goed gevoel kunnen doorkruisen.

Vanuit het landschap geredeneerd zijn er nog duidelijke mogelijkheden aanwezig voor ruimtelijke invullingen zonder dat het huidige waardevolle omringende landschap van Hegelsom en de kern aangetast worden. De mogelijke ontwikkelingen zouden de samenhang juist verder kunnen versterken en waarborgen.

 

9.8 Gewenste groenstructuur.

De gewenste groenstructuur is voor een substantieel deel reeds aanwezig. Vanuit deze bestaande groene waarden dient verder gebouwd te worden aan de gewenste groenstructuur.

 

De uitgangspunten voor de gewenste groenstructuur van Hegelsom:

  • -

    Ondersteuning van de gewenste identiteit (landelijke kern)

  • -

    Opwaarderen van het centrum

  • -

    Verbeteren van de oudere elementen van de groenstructuur.

  • -

    Verwevenheid tussen landelijk buitengebied en kern.

De (hoofd)groenstructuur van Hegelsom is op tekening weergegeven.

Als eerste kan de hoofdgroenstructuur in de omgeving van de kerk genoemd worden. Continuïteit in beeld is hier gewenst. Deze keuze komt voort uit de cultuurhistorische, verkeersstructuur en stedenbouw.

Het tweede onderdeel is het versterken en aanvullen van de oude reeds bestaande structuur.

 

In de oudste uitbreidingen van het dorp is weinig openbaar groen aanwezig. De privé tuinen zijn hier zo groot en het buitengebied was zo dichtbij dat de behoefte aan meer openbaar groen niet echt aanwezig was. Toch is al waar te nemen dat door verdichting van de dorpsrand langs de Langstraat de behoefte aan speelruimte voor de iets oudere jeugd is toegenomen. Vroeger konden zij op straat en in het vrije veld spelen, nu is er een speelterrein voor hen ingericht. Bij de inrichting van de buurten uit de jaren 70 en 80 is al veel meer rekening gehouden met inrichting van openbaar groen omdat de kavels hier een stuk kleien werden en de afstand naar het buitengebied voor kinderen te groot werd. Bij de nieuwste uitbreidingen is hier nog sterker rekening mee gehouden. Ook de bevolkingssamenstelling van een buurt heeft invloed op de behoefte aan openbaar groen. Dit heeft meer te maken met de mobiliteit van de betreffende bewoners. De behoefte kan dus in de tijd variëren en is ook afhankelijk van de kwaliteit en inrichting. De nabijheid van het landschap is voor Hegelsom dus van grote waarde en zal gecompenseerd moeten worden als hier verandering in komt.

10 Kenschets van Horst.

10.1 Historische perspectief en identiteit.

Vaak is de aanwezigheid van water de reden geweest voor mensen om zich te vestigen. Ook in de omgeving van de huidige kern Horst zijn de eerste vestigingen in de beekdalen van de Kabroekse Beek en Groote Molenbeek terug gevonden. De vroegste tekenen van bewoning in de omgeving van de huidige kern Horst zijn terug te traceren tot de Brons- en IJzertijd. Sporen van bewoning in de Romeinse tijd zijn bij opgravingen op het Hoogveld terug gevonden. Later ontwikkelden zich nederzettingen op de randen tussen de beekdalen en de velden.

De H. Lambertus stichtte in de 11de eeuw in het midden van de omliggende gehuchten een kapel. Hieromheen vormde zich een dorp, Berkel, dat later naar het op een hoogte gebouwde slot “Ter Horst” werd genoemd. Dit slot werd in de 14de eeuw gebouwd in een hoger gelegen bosgebied. De naam “Horst” komt voor waar de oudste nederzettingen van Keltische en later Frankische stammen zich vestigden, en betekent: een met kreupelhout begroeide hoogte. Vanuit het kasteel werd de heerlijkheid bestuurd en werd er recht gesproken.

Rond 1600 ontwikkelde zich de plattelandsnijverheid. Een groeiende bevolking en de beperkte agrarische bestaansmogelijkheden dwongen de mensen tot huisnijverheid gebaseerd op lokale vlas- en wolproductie (weverijen en ververijen).

Aan het eind van de 18de eeuw en eerste helft van de 19de eeuw vonden er grote veranderingen op maatschappelijk niveau plaats. De rechtspraak kwam in handen van de Franse staat en er werd een vredegerecht gevestigd in Horst. De heerlijkheidrechten vervielen en de boeren waren vrij in hun keuze van molen om hun graan te laten malen. Nog groter was de omwenteling met de komst van de kunstmest en de stoommachine (1850). Langzaam kwamen er veranderingen op gang die het hele leefpatroon zouden wijzigen. Woeste gronden konden worden ontgonnen. Fabrieken werden opgericht (Zuid Nederlandse Kantfabriek in 1928). Dit alles vergde veel arbeidskrachten en zo liep het aantal huiswevers dan ook terug.

Horst is altijd een dorp geweest waar de werkgelegenheid gekoppeld was aan de landbouw. Horst heeft internationaal naam gemaakt door de bloeiende champignonteelt. Ook nu vormen binnen het aanbod van industriële bedrijven de toeleverende en de verwerkende bedrijven ten behoeve van de agrarische sector een belangrijk aandeel. Het bedrijventerrein Hoogveld in Horst is aangewezen als bovenregionale vestigingslocatie voor agrotechniek. Ook de kassenteelt eist zijn plaats in het landschap op.

Een andere belangrijke vorm van bedrijvigheid is het toerisme. Er bestaat veel aandacht voor een goede infrastructuur op toeristisch gebied. De verscheidenheid aan landschapstypen in de gemeente Horst aan de Maas zorgt voor een gevarieerd aanbod voor de toerist. Horst als koopcentrum voor het omliggende gebied is volop in ontwikkeling. Horst heeft door zijn dorpse charme een gezellige uitstraling voor de eigen bewoners en zeker voor de toerist.

 

10.2 Groen rond 1850.

Het kerkdorp Horst lag oorspronkelijk tussen de beekdalen van de Kabroekse Beek en de Groote Molenbeek. In de beekdalen lagen de graslanden. Hogerop lagen de akkers. Aan de zuidzijde lag een uitgestrekt veld, dat doorliep tot aan Hegelsom. Ten noorden van de Kabroekse Beek lag een tweede veld, dat aan alle zijden omringd was door bebouwing (Meterik, Middelijk, Veld Oostenrijk en Schadijk).

In het noordoosten waar de Kabroekse Beek in de Groote Molenbeek uitmondt werd in de 14de eeuw aan de overzijde van de Groote Molenbeek Huis Ter Horst gebouwd.

Verder werd Horst omgeven door heide- en bosgebieden. De vennen in de buurt van Horst werden gebruikt voor de huisnijverheid (laken en linnenweverijen).

Na de komst van de kunstmest werd het mogelijk om de heidegebieden te ontginnen en ontstonden de kleinschalige landbouwgebieden tussen Horst en Melderslo en tussen Horst en Meterik - Hegelsom. Bomenlanen werden aangeplant langs de ontginningswegen en houtwallen langs de perceelsgrenzen.

 

10.3 Kengetallen.

 

Hoeveelheid

Eenheid

Oppervlakte (incl. buitengebied)

1.862

Ha.

Inwoners binnen de bebouwde kom

11.906

Personen

Woningen binnen de bebouwde kom

5.617

Stuks

Aantal bomen binnen de bebouwde kom

4.433

Stuks

Oppervlakte beplanting binnen de bebouwde kom

117.212

M2

Oppervlakte gras binnen de bebouwde kom

277.993

M2

Knipoppervlakte hagen binnen de bebouwde kom

14.580

M2

Groen per inwoner binnen de bebouwde kom

32

M2

Groen per woning binnen de bebouwde kom

68

M2

 

10.4 Stedenbouwkundige opbouw.

Horst heeft zich tot aan de Tweede Wereldoorlog ontwikkeld door middel van een open lintbebouwing langs de verschillende invalswegen (Gasthuistraat, Venloseweg, Venrayseweg en Meterikseweg). Komende uit de omliggende gehuchten en dorpen. Rondom de kerk met de Steenstraat en Hoofdstraat was er een verdichting; een centrumgebied dat werd omgeven door open bouwland. Hierin liepen landwegen met sporadisch nog enige bebouwing. Zo zijn de Herstraat met de nu nog aanwezige kapel (hoek St. Jozefstraat) en de Loevestraat al op de kaart uit 1895 als zodanig te herkennen. Tegenwoordig maken ze deel uit van de “binnenring” rondom het centrum. Ook zijn er verschillende secundaire wegen te ontdekken die de basis vormden voor latere uitbreidingen (Doolgaardstraat, Schoolstraat, Gebr. van Doornelaan).

Na de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde Horst zich eerst door verdichting van de aanwezige lintbebouwing. Later in de jaren 50-60 werden de akkers tegen het centrum vol gebouwd. Dit tot aan de Loevestraat en aan de overzijde van de Herstraat, ten zuiden van de Schoolstraat (Mussenbuurt). Ook werden geheel los van de kern Horst de akkers ten noorden van Middelijk bebouwd (Horst noord) met nog herkenbaar als oorspronkelijke lijn de Gebr. van Doornelaan.

Vervolgens zijn er binnen de aanwezige radialen van lintbebouwing en de secundair aanwezige infrastructuur meerdere woonwijken ontwikkeld (Middelijk, In de Riet en Nieuwstraat).

Na de ontwikkeling van de A73 (eind jaren 80 - begin jaren 90) ontstond er een scherpe grens in het landschap aan de oostzijde van Horst. Het uitloopgebied werd sterk beperkt. De relatie met het achterliggende landschap moet men nu echt gaan opzoeken onder de viaducten van de A73 door. Het tussenliggende gebied werd de volgende locatie om uit te breiden. Opgehangen aan de oorspronkelijke lijnen van de Van Douverenstraat en Vondersestraat die de verschillende ontwikkelingen scheiden werd dit gebied van zuid naar noord gebouwd.

Ondertussen werd aan de zuidzijde van Horst het bedrijventerrein Hoogveld ontwikkeld en wordt Horst aan de noordwestzijde begrensd door het kassengebied Oostenrijks veld.

Alleen aan de westzijde van Horst is er vanuit de woongebieden nog zicht op het omliggende landschap. Maar ook hier staat de ontwikkeling van Horst niet stil. Als meest recente uitbreiding is men nu het gebied ten westen van Horst aan het ontwikkelen tot aan de Afhangweg en de Melatenweg. Met de komst van de Westsingel en deze nieuwe uitbreidingen is de directe relatie van de westelijke bestaande wijken met het buitengebied verdwenen.

De transformaties van de afgelopen decennia scheppen door zijn dominantie ten opzichte van het oorspronkelijke dorp een nieuw karakter waarbij een andere kijk en omgang met het groen en de groene structuren gerechtvaardigd is.

 

10.5 Huidige infrastructuur.

De hoofdinfrastructuur van Horst heeft zich op natuurlijke wijze ontwikkeld. De mens zoekt naar de kortste, begaanbare weg tussen twee punten. Zo vormde zich de oude wegenstructuur van Horst. Karrensporen en voetpaden leidden vanuit de omliggende gehuchten naar de kerk in Horst. Veel van de huidige ontsluitingswegen volgen de route van deze oorspronkelijke verbindingen en zijn herkenbaar door de gevarieerde bebouwing uit de verschillende tijdsperiodes. Het oorspronkelijke landelijke karakter is er grotendeels verdwenen. Alleen de Venrayseweg heeft nog een monumentale boombeplanting tot binnen de kern. De Vonderseweg en de Gebr. van Doornelaan kennen een ruimere opzet zodat ook hier nog het oude belang van de verbinding naar het buitengebied te herkennen is. De overige radialen hebben een groot deel van hun binding met het landelijk gebied verloren.

Dichter bij de kern ontstond een fijnmaziger netwerk van paden naar de akkers, weiden en vennen waarin vlas en leer werd bewerkt. Zo is de “binnenring” volledig op de oude kaart terug te vinden en ook het oostelijke deel van de “buitenring” is op de oorspronkelijke basis ontwikkeld. Tegenwoordig is het centrum van Horst winkelgebied en is de “binnenring” hoofdzakelijk ingericht als éénrichtingsverkeersroute met op verschillende plekken parkeerplaatsen. De “buitenring” is niet als zodanig aangelegd maar is ontstaan door de aanleg van wijken aan de buitenzijde van deze oorspronkelijke straten met lintbebouwing. Alleen aan de westzijde is er de Westsingel aangelegd om straks de nieuwste wijken te ontsluiten. Hier was geen oorspronkelijke route aanwezig.

 

10.6 Huidige groenstructuur.

Een duidelijk element voor de hoofdgroenstructuur binnen de kern Horst is het beekdal van de Kabroekse Beek. Echter de inrichting ervan is onvoldoende om ook als zodanig te functioneren. Verder volgt de huidige hoofdgroenstructuur in grote lijnen de infrastructuur van de “buitenring” en de radialen naar het buitengebied (de Venrayseweg, de Vondersestraat, de Deken Creemersstraat, de Noordsingel, de Westsingel en een gedeelte van de Dr. van de Meerendonkstraat). Met hun brede, groene opzet geven zij invulling aan de hoofdgroenstructuur. De groenstrook langs de A73 is gericht op de aanliggende wijken. Wel vormt dit gebeid de basis voor een langzaam verkeersroute vanuit het buitengebied naar de scholen in Horst noord en wordt dit gerekend tot de ondersteunende groenstructuur. Verspreid over Horst komen er verschillende groene parels voor.

Verder is het groen in Horst kenmerkend voor de periode waarin de wijken zijn ontwikkeld.

Horst is in te delen in drie ontwikkelingsgebieden:

  • -

    het centrum en de radialen (tot de jaren 50)

  • -

    de eerste schil en Horst noord (1950 – 1980)

  • -

    de tweede schil (1980 – heden)

Elk van deze gebieden heeft zijn eigentijdse kenmerken met betrekking tot het inrichten van de openbare ruimte en meer specifiek het openbaar groen hierbinnen.

Tot de jaren 50 werd het centrumgebied gekenmerkt door lintbebouwing. Het gemotoriseerde vervoer was nog beperkt. Er was een duidelijk verschil in grootte van de kavel in bezit bij de rijkere of gewone burger. De behoeft aan openbaar groen was beperkt door de nabijheid van het buitengebied. De historische groei met de smalle straten zonder voortuin heeft als gevolg dat er nu weinig mogelijkheden zijn voor het aanbrengen van groene elementen en geeft de “binnenring” een stenig aanblik. De enkele grotere bomen die aanwezig zijn staan vaak in particuliere tuinen. Behoud van deze vaak monumentale bomen is een must. Het Wilhelminaplein en Lambertusplein zijn grotere openbare ruimtes ingericht met bomen, waar verpozen in het centrum mogelijk is door de aanwezigheid van terrassen. Deze groene parels worden verbonden door een winkelpromenade gelegen op de oude wegenstructuur. Ook hier zorgen bomen, waar mogelijk, voor de nodige binding. De overige grotere openbare ruimtes zijn grotendeels ingericht als parkeerplaatsen.

In de jaren 50 – 70 was er een groot woning tekort en bouwde men hele buurten / wijken tegelijk. De opzet van deze wijken en buurten was ruim. De grondgebonden woningen hadden elk een eigen voor- en achtertuin. En bij hoogbouw werden openbare groene ruimtes aangelegd. Ook werden er veel bomen aangeplant. Men hoefde nog niet te woekeren met de ruimte (Horst noord, Mussenbuurt). Het centrumgebied van de Norbertusparochie is een groene parel in deze wijk. Later in deze periode werd de ruimte beperkter. De kavels werden kleiner en het aandeel groen in de openbare ruimte stukken minder (In de Riet, Nieuwstraat). Door de ligging tegen het buitengebied had men daar uitloopgebied voor de nodige ontspanning. Met de verdere uitbreiding van de woonkern Horst het buitengebied in, zal de behoefte aan verblijfsruimte in de openbare ruimte binnen deze bestaande wijken toenemen.

In de jaren 80 tot heden is het belang van het groen in de openbare ruimte weer meer onder de aandacht gekomen. Het is niet meer alleen kijkgroen, maar ook verblijf in een groene openbare ruimte is weer mogelijk (Stuksbeemden, Kapellerhof, De Afhang).

 

10.7 Overgang van de kern met het buitengebied.

De overgang van de kern met het buitengebied beschrijft het beeld dat gewenst is vanuit de kern richting het buitengebied en omgekeerd. Tevens is er een doorkijk gemaakt naar toekomstige groeimogelijkheden van de kern aansluitend op het landschap, zonder afbreuk te doen aan het omringende landschap. Het landschap dient vanuit de kern te allen tijde bereikbaar en betreedbaar te blijven om het maken van een ommetje mogelijk te maken.

 

Zoals al aangegeven in de vorige paragraaf is het contrast tussen woonkern en buitengebied ver te zoeken. Een bindend element is zeker de Kabroekse Beek. Hier wordt echter niet of nauwelijks gebruik van gemaakt. Daar waar de Kabroekse Beek de woonkern van Horst instroomt liggen in het beekdal verschillende overstortbekkens in een groene omgeving. Dit gebied wordt nu gebruikt door de bewoners om de hond uit te laten. Dit beekdal zou een veel grotere waarde voor de hele kern Horst kunnen en moeten krijgen. De kern Horst breidt zich in westelijke richting langs de Kabroekse Beek verder uit. De aanleg van een groene parkzone langs de beek zorgt ervoor dat het landschap de kern binnengeleid wordt en visa versa. Het is een prima basis om een langzaam verkeersroute aan dit gebied te koppelen. Ook aan de andere zijde van Horst waar de beek de kern verlaat is een breder beekdal met de nodige groene verblijfsruimte en een langzaam verkeersroute een vereiste om de binding tussen kern en buitengebied te realiseren.

De overgang tussen kern en buitengebied aan de zijde van de A73 is een ander verhaal. Nu wordt de A73 afgeschermd door een alles afschermende geluidswal begeleid door een langgerekt park met de nodige voorzieningen voor de aangrenzende wijken. Herinrichting van de geluidswal zou een beter contact tussen passerende reizigers en de kern Horst kunnen bevorderen. Ook kan het smalle park visueel breder worden. De viaducten onder de snelweg door zijn de enige mogelijkheid om het buitengebied te bereiken of anderszins om Horst te bezoeken. Door het gebied achter de snelweg meer in te richten voor recreatief gebruik (wandel- en fietspaden, kinderboerderij) en de langzaam verkeersroutes in Horst hierop aan te sluiten wordt het buitengebied aantrekkelijker om op te zoeken.

Om de mooie omgeving van de Reulsberg te bezoeken of via dit gebied Horst aan te doen moet men het industriegebied Hoogveld passeren. Van oudsher aanwezige verbindingsroutes zijn bij de aanleg van dit industrieterrein voor een groot deel onderbroken. Voor de recreatieve gebruiker van deze verbindingen is nu het alternatief via de Hertog Arnoldlaan, Energiestraat, St. Annaweg en Reulsweg of via de Broekweg, Vrouwboomsweg en Haagweg. Open houden en ontwikkelen van deze verbindingen voor de recreant is een vereiste om de kern met dit natuurgebied te blijven verbinden.

Het buitengebied ten noord-noordwesten van Horst wordt door kassenbouw ingenomen. Er ligt zo goed als geen buffer tussen woonkern en kassengebied. Het gebied tussen Veld-Oostenrijk en de A73 zal hier uiteindelijk het enige stukje landschap zijn dat nog tot aan de kern Horst reikt. De aanwezige verbindingen lopen via de Venrayseweg en de Veld-Oostenrijk en worden begeleid door oude bomenlanen. Het landschap kan hier niet meer dienen als uitloopgebied met recreatieve functie. Met de aanleg van de Westsingel is ook aan deze zijde van Horst een barrière naar het achterliggende buitengebied aangelegd. De aanwezige verbindingen zijn beperkt tot enkele kruisingen. Ook de aanleg van een nieuw woongebied, De Afhang, beperkt de relatie met het buitengebied meer en meer. De andere kant op is dit natuurlijk ook zo. Een groot aantal toeristen verblijven in de vakantieparken ten noorden van de kern America. Om deze mensen te verleiden om ook de kern Horst te bezoeken zullen er mooie recreatieve routes door het westelijk buitengebied naar het centrum van de kern Horst aanwezig moeten zijn. De meest directe verbinding is de Americaanseweg / Nieuwe Peeldijk, van oudsher de verbinding tussen de beide kernen. Maar ook parallel hiermee lopen oude ontginningswegen die hiervoor ingericht kunnen worden. Dit gebied is echter aangewezen als concentratiegebied (Reindonk) voor de kassenbouw. Het is voor de toerist weinig aantrekkelijk om tussen kilometers kassen door te fietsen. Een combinatie van beide is mogelijk door bij de ontwikkelingen het landschap als basis te nemen. Verder moet er een kasvrije overgangszone tussen de kern en het kassengebied worden gecreëerd om een uitloopgebied voor de Horstenaar te behouden en zo de leefbaarheid in de kern te garanderen.

Binnen de kern zullen de recreatieve routes een voortzetting moeten vinden tot in het centrumgebied. Maar ook het huidige landschap “Reindonk” met haar bestaande verbindingen zal de leidende ondergrond moeten worden. Kassen zullen ingepast moeten worden in de aanwezige structuren van het landschap. De bestaande laanstructuren en ecologische zones zouden de basis van het inrichtingsplan moeten vormen. Kassen zullen minder dominant in het landschap ingepast moeten worden. Dus ruime groene corridors tussen de kassencomplexen en niet meer bouwen binnen 25 m. van de beek. Een natuurlijke inrichting van de wateropvangbekkens in plaats van de huidige zwart plastieken bekkens is al een mogelijkheid tot integratie tussen kassenbouw en landschap.

De hoeveelheid verblijfsgroen in de wijken die nu verder van het buitengebied komen te liggen zal verhoogd moeten worden om de leefbaarheid op peil te houden.

 

10.8 Gewenste groenstructuur.

De gewenste groenstructuur is voor een substantieel deel reeds aanwezig. Vanuit deze bestaande groene waarden dient verder gebouwd te worden aan de gewenste groenstructuur.

 

De uitgangspunten voor de gewenste groenstructuur van Horst:

  • -

    Meer binding tussen de verschillende wijken en het centrumgebied.

  • -

    Herkenbaarheid binnen de kern

  • -

    Verhogen van de hoeveelheid verblijfsgroen in de huidige wijken aan de westzijde van de kern.

  • -

    Meer binding tussen landelijk gebied en kern.

De hoofdgroenstructuur in de kern Horst wordt voornamelijk ingevuld door een herkenbare bomenstructuur. De hoofdgroenstructuur hangt nauw samen met de hoofdinfrastructuur. Er ontbreken om verschillende redenen nog stukken om een doorlopende hoofdbomenstructuur te verkrijgen. Gestreefd moet worden om deze ontbrekende delen aan te vullen. Daar waar een breder profiel van de openbare ruimte het mogelijk maakt kan de hoofdgroenstructuur worden versterkt met andere vormen van groenaanleg.

Een andere duidelijk herkenbare drager van de hoofdgroenstructuur is de Kabroekse Beek. Meer gebruik maken van de aanwezigheid van deze beek en haar recreatieve en ecologische functie binnen Horst wordt aanbevolen.

Kasteel Ter Horst is een parel voor Horst. De toegankelijkheid en het gebruik vanuit de kern moet sterk verbeterd worden.

De ondersteunende groenstructuur zorgt voor een goede leefbaarheid in de buurten. Het biedt mogelijkheden om in de directe woonomgeving te recreëren en verbetert de sociale cohesie in de buurt. Daarom is behouden en waar mogelijk ontwikkelen van deze groene ruimtes een must.

Andere parels moeten vooral in stand worden gehouden.

11 Kenschets van Kronenberg.

11.1 Historische perspectief en identiteit.

Kronenberg ligt ongeveer 3 km. ten westen van Sevenum. Kronenberg ligt op een veld langs drie zijden begrensd door beekdalen. De westzijde grenst aan een stuifzandgebied. Kronenberg als kerkdorp dateert officieel uit 1932. Het is ontstaan uit en aantal buurtschappen. Het buurtschap Achterse Hees is gevormd in de 18de en 19de eeuw langs een van de vele wegen die vanuit Sevenum naar de Peel liepen; de Hees. Ook Kronenbergerhoek is zo’n buurtschap. Het komt al voor op een kaart uit 1745 en lag aan de rand van de Peel; thans begrenst door de Kronenbergerweg en de Simonsstraat. Langs deze wegen treft men enkele oude boerenplaatsen aan. Kenmerkend voor deze boerderijen is dat deze niet direct aan de weg liggen maar op enige afstand. Deze manier van ontginning zien we ook in Meterik terug. Waarschijnlijk is de naam van het kerkdorp afgeleid van de naam van dit buurtschap.

Waar de naam Kronenberg precies vandaan komt is niet bekend. Er is een theorie die veronderstelt dat deze naam komt van een familie met die naam, die zich hier vestigde. De archieven hebben dit echter nog niet aangetoond. Een andere theorie is dat de verklaring gezocht moet worden in het landschap. We kennen in Sevenum de Schatberg, de Heesberg, de Steegberg en de Bergerhoek. De Kronenberg past goed in dit rijtje.

De stuifzandheuvels, die zijn gevormd na de IJzertijd (800 – 12 v. Chr.) als gevolg van het steken van plaggen, zouden op deze bergen kunnen duiden. Waarom de toevoeging “Kronen” is niet bekend. Dit geheim ligt waarschijnlijk onder de stuifzandheuvels.

 

11.2 Groen rond 1850.

Langs de wegen van Sevenum naar de Peel is de ontwikkeling van kleinere percelen te zien met bebouwing. Verder naar de Peel volgen deze ontginningen de loop van de beken afkomstig uit twee vennen gelegen in het heidegebied tussen de Peel en het reeds ontgonnen gebied. Kronenberg is het eindpunt van de bewoonde wereld in die tijd.

 

11.3 Kengetallen.

 

Hoeveelheid

Eenheid

Oppervlakte (incl. buitengebied)

786

Ha.

Inwoners binnen de bebouwde kom

685

Personen

Woningen binnen de bebouwde kom

299

Stuks

Aantal bomen binnen de bebouwde kom

213

Stuks

Oppervlakte beplanting binnen de bebouwde kom

2.633

M2

Oppervlakte gras binnen de bebouwde kom

12.172

M2

Knipoppervlakte hagen binnen de bebouwde kom

1.104

M2

Groen per inwoner binnen de bebouwde kom

19

M2

Groen per woning binnen de bebouwde kom

44

M2

 

11.4 Stedenbouwkundige opbouw.

Een echte stedenbouwkundige opbouw heeft Kronenberg niet. Het dorp is ontstaan door de samenvoeging van enkele buurtschappen. Deze buurtschappen bestonden uit enkele boerderijen die relatief dicht bij elkaar lagen. Deze boerderijen behoren, zover ze nog bestaan, tot de oudste gebouwen van Kronenberg. De parochiekerk dateert van 1932.

De oudste bebouwing in het dorp is terug te vinden rondom de kerk. Hieromheen zijn de laatste decennia kleine woonwijken gerealiseerd. De nieuwste uitbreiding is Steijvershorst.

 

11.5 Huidige infrastructuur.

De Hees / Peelstraat is de doorgaande weg. De Hees voert naar het dorp Sevenum. De Peelstraat gaat richting Evertsoord en de Peel. Een duidelijke doorgaande weg in noord-zuid richting is niet aanwezig. Deze ontsluiting wordt gevormd door de wegen: Meerweg, Simonsstraat, Americaanseweg en Heuvelsestraat (de zgn. plaatselijke ontsluitingswegen).

 

11.6 Huidige groenstructuur.

De hoofdgroenstructuur is in Kronenberg duidelijk verbonden aan de hoofdinfrastructuur. Door de brede opzet van de straten is er ook ruimte voor groen. Dit is ingevuld door plantvakken met bomen of door grasbermen met bomen. De aanwezigheid van de voortuinen maakt het niet noodzakelijk om openbaar groen in de hele straat aan te brengen. Hier en daar een plantsoen zoals in de Kempkesstraat voldoet ook prima.

Het openbaar groen is in Kronenberg voldoende aanwezig. Ook de kwaliteit is over het algemeen goed te noemen. De omgeving van de kerk vormt het centrum van het dorp. Openbaar groen als verkeersgeleider heeft geen meerwaarde voor de groenstructuur.

De bomen vragen in deze kern wel de aandacht. Niet iedere boom zal volledig uit kunnen uitgroeien tot volwassenheid zonder hierdoor in conflict te komen met zijn omgeving.

De loop van de Blakterbeek is ter hoogte van Den Stipheuvel opgenomen in de inrichting van de openbare ruimte. Ook wordt de beekloop gebruikt als basis voor een ommetje in het buitengebied.

 

11.7 Overgang van de kern met het buitengebied.

Kronenberg ligt in een vrij open landelijk gebied. Aan de westzijde wordt het dorp aan het zicht onttrokken door enkele bomenrijen langs de weilanden. Bomenlanen en lintbebouwing geven een landelijke overgang vanuit het buitengebied de kern in. Aan de zuidzijde van het dorp passeert de Blakterbeek het dorp. Het initiatief “de 8 van Kronenberg” zorgt voor de mogelijkheid om vanuit de kern makkelijk gebruik te maken van de wandelmogelijkheden in het buitengebied. De opname in het recreatieve netwerk van het buitengebied biedt kansen om interessante rustpunten te creëren. Vanuit een recreatief-economisch oogpunt kan een ontwikkelingsplan hier concreet antwoord op geven. Uitgangspunt dient te zijn dat de plaatselijke (historische) kernkwaliteiten van het dorp en de aanwezige voorzieningen hierbij vertrekpunt moeten zijn.

 

11.8 Gewenste groenstructuur.

De gewenste groenstructuur is voor een substantieel deel reeds aanwezig. Vanuit deze bestaande groene waarden dient verder gebouwd te worden aan de gewenste groenstructuur.

De uitgangspunten voor de gewenste groenstructuur van Kronenberg:

  • -

    Ondersteuning van de gewenste identiteit (landelijke kern)

  • -

    Verwevenheid tussen landelijk buitengebied en kern.

De groenstructuur van Kronenberg zit goed in elkaar. Echter voor de toekomst wordt toch een enkel verbeterpunt aangedragen, te weten:

  • -

    de straatbomen in Kronenberg voldoen op dit moment goed, echter op sommige plaatsen kan er in de toekomst een conflictsituatie ontstaan. Tijdig monitoren is gewenst.

12 Kenschets van Lottum.

12.1 Historisch perspectief en identiteit.

De bewoning van Lottum gaat temminste terug tot de Romeinse tijd. Dit blijkt onder meer uit een gevonden urnenveld bij de Stationsweg en een bij het veer aangetroffen Romeinse altaarsteen. Zoals veel woonkernen op de hogere zandgronden zijn de huidige bebouwingspatronen ontstaan in de Middeleeuwen. Op een kruising van wegen ontstond een verzameling van boerderijen, vaak rondom een driehoekig plein. Langs de Maas waren deze dorpen vaak langgerekt en gepositioneerd op de overgang van het Maasdal naar de hogere gronden. De boerenbedrijven waren van het gemengde type. Op de beste gronden, dicht bij het dorp, werd akkerbouw bedreven. Deze essen werden in de loop van honderden jaren bemest met potstal (mest van schapen gemengd met stro, heideplaggen en zand). Hierdoor zijn deze gronden opgehoogd en zijn de bolle akkers ontstaan. Deze gronden, die op antropogene wijze ontstaan zijn worden de hoge enkeerdgronden genoemd. In het nattere Maasdal lagen de groenlanden die gebruikt werden om het vee te laten grazen. Ook de verder weggelegen woeste gronden werden gebruikt om vee te laten grazen. Door roofbouw zijn hier vervolgens heidevelden ontstaan. In die tijd, voor de uitvinding van kunstmest, was deze woonvorm een uitgebalanceerd evenwicht tussen een aantal families, de grootte van de kampen (essen), de hoeveelheid vee en de bijbehorende groenlanden. De bebouwing was altijd geconcentreerd. Daarom kwam verspreid staande bebouwing in het landschap niet voor.

Tijdens de late Middeleeuwen raakten de esdorpen overbevolkt door een sterke bevolkingsgroei. Hierdoor waren families genoodzaakt elders hun bestaan op te bouwen. Zo ontstonden, meer richting de woeste gronden en verder weg van de Maas, kleinere nieuwe nederzettingen. Dit wordt het oud-hoevenlandschap genoemd.

 

Lange tijd bleef dit evenwicht in Lottum voortbestaan. In 1800, op het moment dat de Fransen de dorpen Lottum en Grubbenvorst samenvoegden, bestond Lottum uit ongeveer 500 zielen.

 

Agrarisch had Lottum duidelijk een voorsprong op zijn omgeving. Al in de 18de eeuw had Lottum boomgaarden en kweekte men er haagplanten, maar vooral in de 19de eeuw nam de boomkwekerij hier een grote vlucht. Rond 1890 ontstond in Lottum de rozencultuur. In de 20ste eeuw zou deze, zich steeds meer uitbreidende, cultuur aan Lottum de naam Rozendorp geven.

 

De huidige uitstraling van Lottum is nog steeds die van een plattelandskern. De kerk (na de oorlog herbouwd), de school en het net buiten het dorp gelegen landgoed De Borggraaf vormen het directe centrum. Langs de oude wegen liggen de oudere huizen, in de kern in een hoge dichtheid, meer naar buiten toe in een kleinere dichtheid. Nog steeds is er sprake van een sterke verwevenheid van het buitengebied met het dorp. Dit wordt versterkt door een rafelige dorpsrand en vrij veel agrarische bebouwing (boerderijen en kwekers) in en nabij de kern. Op dit moment geniet Lottum bekendheid als Rozendorp. In het openbare gebied wordt dit ondersteund door rozenbeplanting en rozenbogen. De naoorlogse uitbreidingen zijn steeds kleinschalig en ingetogen geweest en overwegend niet gelegen aan de historische hoofdwegen. Hierdoor heeft Lottum zijn karakter vast kunnen houden.

 

12.2 Groen rond 1850.

Nevenstaande kaart geeft de situatie weer rond 1850 (in relatie tot de huidige situatie). Veel oude structuren bestaan nog steeds. Opmerkelijk is dat binnen het dorp weinig openbaar groen voorkomt (uitgezonderd nabij Past. Kerboschweg - Broekhuizerweg). De belangrijkste groenstructuren bevinden zich rond De Borggraaf en de Siebersbeek. In het eerste geval betreft het voornamelijk laanstructuren en een boomgaard, in het geval van de beek gaat het voornamelijk om houtwallen rond de kleine graslandjes. Langs de hoofd(infra)structuren komt weinig beplanting voor.

 

12.3 Kengetallen.

 

Hoeveelheid

Eenheid

Oppervlakte (incl. buitengebied)

1.645

Ha.

Inwoners binnen de bebouwde kom

1.144

Personen

Woningen binnen de bebouwde kom

551

Stuks

Aantal bomen binnen de bebouwde kom

446

Stuks

Oppervlakte beplanting binnen de bebouwde kom

8.670

M2

Oppervlakte gras binnen de bebouwde kom

16.920

M2

Knipoppervlakte hagen binnen de bebouwde kom

4.098

M2

Groen per inwoner binnen de bebouwde kom

24

M2

Groen per woning binnen de bebouwde kom

49

M2

 

12.4 Stedenbouwkundige opbouw.

De hoofdstructuur wordt bepaald door afwisselende bebouwing langs de historische doorgaande wegen die samenkomen bij de kerk. Hier worden oudere bouweenheden (ook vaak boerderijen) afgewisseld door, met name direct na de oorlog, tussengevoegde woningen en open plekken, waardoor het achterliggende landschap direct beleefbaar was en er zo een sterke relatie bestond met het buitengebied. In de oksels van de historische bebouwingen zijn in clusters, na de oorlog wijkjes van beperkte omvang toegevoegd. De wooneenheden per tijdsbeeld zijn over het algemeen monotoon van architectuur. Doordat ze overwegend van de hoofdinfrastructuur afgekeerd zijn vormen zij nauwelijks toevoeging aan de identiteit van Lottum als dorp.

Strakkere en dichtere randen van de uitbreidingen zorgen voor een minder sterke relatie tussen platteland en dorp. Dit geldt ook voor de natuurlijke dooradering van de Siebersbeek, welke op verschillende plaatsen weggemoffeld is tussen de woningen en privé percelen.

 

12.5 Huidige infrastructuur.

De historisch gevormde wegen die nabij de kerk bijeenkomen en de weg richting het veer, vormen de hoofdinfrastructuur. Alle andere wegen zijn hieraan ondergeschikt gemaakt. De hoofdstructuur wordt door materialisatie ondersteund (trottoirs van gebakken materiaal) en fietssuggestiestroken. Overigens is het hele gebied aangegeven als 30 km. zone (functie wonen / verblijven). De aan de hoofdinfrastructuur gelegen komgrenzen zijn opvallend vormgegeven (rozenbogen).

 

12.6 Huidige groenstructuur.

De huidige groene waarden worden op dit moment met name gevormd door een aantal parels, de komgrenzen en de Horsterweg, welke door hagen wordt begeleid. Voor het overige bestaat het groen van de kern Lottum uit fragmenten die kwalitatief goed zijn maar over het algemeen weinig samenhang hebben. Het groene, dorpse karakter wordt met name ondersteund door over het algemeen grote tuinen langs de invalswegen.

 

Naast de doorgaande structuren zijn een aantal parels benoemd. De parels zijn:

  • -

    Landgoed De Borggraaf

  • Dit gebied is in het groene landschap gesitueerd en wordt in haar omgeving verankerd middels lanen. Gezien de ligging dicht bij het dorp heeft deze plek een duidelijke meerwaarde voor de kern. Daarom wordt dit gebied als parel aangegeven, ook al heeft die plek formeel niets te maken met het openbare groen.

  • -

    Gebied rondom de kerk

  • De uitstraling wordt met name bereikt door het ensemble van kerk, begroeide muur, begraafplaats en de zichtrelatie met de Borggraaf.

  • -

    Groenplek aan Broekhuizerweg – Past. Kerboschlaan.

  • Deze parel is een groenplek aan een hoofdstructuur waarbij de groenplek de stedelijke context versterkt en de aandacht vestigt op het aangrenzende landschap. De plek bestaat uit een min of meer formeel gedeelte met hagen en een meer losse beplantingsstructuur, bestaande uit meerdere beplantingstype.

  • -

    Markt

  • Ook de Markt is gepositioneerd langs een hoofdstructuur (Hoofdstraat en Veerweg). Ook al grenst de kerk niet direct aan dit plein, toch speelt deze kerk mee met dit plein doordat de toren een ruimtelijke context met dit plein vormt. Het plein wordt ruimtelijk omvat door karakteristieke bebouwing en bomen. Tevens zijn aan de Markt een aantal oude bomen gepositioneerd. Met name deze oude vormbomen ondersteunen de uitstraling van deze plek. Voor het overige is het plein een multifunctionele plek waarbij de historische uitstraling gewaarborgd moet blijven.

  • -

    Schoolomgeving

  • Het karakteristieke schoolgebouw ligt mooi in het groen en ondersteunt door haar architectuur en ligging het dorpse karakter van Lottum. Bij deze school hoort heel duidelijk haar directe omgeving van gras met bomen en voorliggende plein.

  • -

    Groen langs de Siebersbeek

  • Rijdend door het woongebied vormt de ruimte rondom de beek ineens een ruimtelijke waarde. Het geeft rust en geeft tevens een natuurlijk karakter aan haar omgeving.

  • -

    Rozenkenniscentrum Rozenhof Lottum en rosarium

  • Tussen De Borggraaf en het centrum liggen het rosarium en het Rozenkenniscentrum Rozenhof Lottum. Gezien het thema rozen voor Lottum zijn dit twee belangrijke objecten in deze groenstructuurvisie, ook al maken ze geen onderdeel uit van het openbare gebied. Samen met de andere in het centrum gelegen parels wordt een gerelateerde eenheid gevormd.

 

12.7 Overgang van de kern met het buitengebied.

Vanuit het landschap haken bomenlanen aan op de kern. Deze worden niet overal doorgezet. Soms omdat dan zichten op bijvoorbeeld de kerk gehinderd zouden worden. Op andere plaatsen kunnen ze bij een volgende reconstructie wel aangebracht worden.

Op de invalswegen is aan de randen van de kern een poort aangebracht aangeplant met rozen, het symbool van Lottum.

Ook het beekdal van de Siebersbeek is een bindend element tussen het landschap en de kern. Binnen de kern is dit beekdal niet overal meer herkenbaar.

De rafelige dorpsrand en de agrarische bebouwing in en nabij de kern geven een sterke verwevenheid tussen dorp en het buitengebied. Bij de latere clusterbouw is deze relatie veel minder. De bebouwing is naar binnen gericht en het zicht vanuit het landschap op deze achterkanten is niet altijd even fraai. Ook is niet altijd duidelijk dat een pad toegang geeft tot het buitengebied.

De verschillende uitzichten moeten bewaard blijven en de directie relatie met het landschap gestimuleerd door het aanleggen van duidelijke langzaam verkeersverbindingen naar het buitengebied. Het is voor de bewoners van Lottum goed mogelijk om een ommetje te maken over de vele landelijke wegen in het buitengebied.

 

12.8 Gewenste groenstructuur.

De gewenste groenstructuur is voor een substantieel deel reeds aanwezig. Vanuit deze bestaande groene waarden dient verder gebouwd te worden aan de gewenste groenstructuur.

 

Uitgangspunten voor de gewenste groenstructuur van Lottum zijn:

  • -

    Ondersteuning van de gewenste identiteit (landelijke kern met relatie met de Maas)

  • -

    Het thema Lottum Rozendorp dient speciale aandacht te krijgen.

  • -

    Verwevenheid tussen landelijke buitengebied en kern.

De (hoofd)groenstructuur van Lottum is op tekening weergegeven. Als eerste kan de hoofdstructuur langs de vier invalswegen naar het centrum genoemd worden. Continuïteit in beeld is hier gewenst. Deze keuze komt voort uit de cultuurhistorie, verkeersstructuur en stedenbouwkundige opbouw. Het tweede onderdeel van de hoofdgroenstructuur wordt gevormd door de begeleiding van de beek. Gestreefd wordt naar een continue waterlijn, geflankeerd door groene en natuurlijke zones. Hierdoor wordt water tastbaar en wordt het landschap dwars door de kern getrokken.

Deze structuur ondersteunt tevens de ecologie.

 

Rozen is een speciaal thema voor de kern van Lottum en dient omwille van promotie een speciale plek te krijgen. Omwille van effectiviteit worden de rozen toegepast in de hoofdgroenstructuur en de parels. Wel dient rekening gehouden te worden met de groeiomstandigheden van de rozen.

 

Conform het gestelde in het BOG dient de kern Lottum iets meer vierkante meters groen te krijgen. Deze dienen in eerste instantie gezocht te worden in de hoofdgroenstructuur. Bij herinrichtingen kan hier mogelijk aan voldaan worden.

 

13 Kenschets van Meerlo.

13.1 Historische perspectief en identiteit.

Op de grens van het hoogteterras ligt Meerlo grotendeels op de westoever van de Groote Molenbeek. Het oudste teken van leven dat is teruggevonden in Meerlo is een grafheuvel van omstreeks 700 v. Chr. (late Bronstijd)). In oude vermeldingen wordt Meerlo vernoemd als Mirlare (1134). De Groote Molenbeek is een jonge naam voor de beek. Oorspronkelijk heette de beek gewoon Molenbeek en nog verder terug misschien de Mier (Mirlare). In de 19de eeuw werd de beek gekanaliseerd maar door recente herinrichting heeft de beek haar meanderende loop teruggekregen. Door de ligging aan de Maas met de rijkere gronden heeft de adel zich hier in de middeleeuwen gevestigd. Uit deze tijd resteren nog enkele historische panden waaronder de voormalige kasteelboerderij van het kasteel van Meerlo en de voormalige burgemeesterswoning: Huize Meerlo, door de plaatselijke bevolking ook wel Huize Nab genoemd, naar de laatste bewoner voordat het pand door de gemeente werd aangekocht.

Meerlo is gelegen aan een bosrand op ongeveer 2 km. vanaf de Maas in een landschap vol afwisseling. Door de aantrekkelijke omgeving en de goede wandel- en fietsmogelijkheden is Meerlo zeer in trek bij toeristen. Het bekende Pieterpad (langeafstandsroute Pieterburen – St. Pietersberg Maastricht) passeert het Maasdorp.

 

13.2 Groen rond 1850.

Op de historische kaart is te zien dat Meerlo zich heeft ontwikkeld langs de loop van de Groote Molenbeek, de Boddenbroek en een oude Maasarm. De boerderijen liggen aan de doorgaande weg vanuit Horst via Tienray, Meerlo en Wanssum naar de Maas. Duidelijk zijn de graslanden langs de beken en in het gebied van oude Maasarm te herkennen. Ten zuiden liggen de hogere zandgronden. Nog verder naar het noorden en westen liggen uitgestrekte heidegebieden. Deze zijn eind 19de eeuw geleidelijk aangeplant met bos.

 

13.3 Kengetallen.

 

Hoeveelheid

Eenheid

Oppervlakte (incl. buitengebied)

797

Ha.

Inwoners binnen de bebouwde kom

1.596

Personen

Woningen binnen de bebouwde kom

685

Stuks

Aantal bomen binnen de bebouwde kom

447

Stuks

Oppervlakte beplanting binnen de bebouwde kom

8.660

M2

Oppervlakte gras binnen de bebouwde kom

20.837

M2

Knipoppervlakte hagen binnen de bebouwde kom

2.208

M2

Groen per inwoner binnen de bebouwde kom

18

M2

Groen per woning binnen de bebouwde kom

41

M2

 

13.4 Stedenbouwkundige opbouw.

De oudste bebouwing in Meerlo is terug te vinden langs beide oevers van de Groote Molenbeek tussen de Hoofdstraat en de Dorpbroekstraat. Nieuwere wijken zijn ten westen van de Hoofdstraat gerealiseerd. De kerk ligt daardoor a-symetrisch in het dorp. Ten opzichte van de Hoofdstraat, die de loop van de Groote Molenbeek volgt, vertonen de nieuwbouwwijken een redelijk strak en recht stratenpatroon.

 

13.5 Huidige infrastructuur.

De Hoofdstraat is de doorgaande weg. Deze weg volgt min of meer de loop van de Groote Molenbeek. Hoewel de Groote Molenbeek langs het dorp loopt heeft het geen betekenis als infrastructuur (wordt niet bevaren).

De Monseigneur Jenneskensstraat en de Hogenbos zijn de plaatselijke ontsluitingswegen richting het zuidoosten gelegen Swolgen. De Cocq van Haeftenstraat gaat richting het oosten naar de buurtschappen Oirlo, Zandhoek en Molenhoek.

Het stratenpatroon in de woonwijken die na 1960 zijn gerealiseerd hebben een strakke en rechtlijnig patroon.

 

13.6 Huidige groenstructuur.

De hoofdgroenstructuur is meestal verbonden aan de hoofdverkeersontsluiting. De Hoofdstraat kent op sommige stukken een grote laanbeplanting. Op andere delen is met aanplant van iepen getracht dit beeld in de toekomst voor de gehele straat te verkrijgen. Tussen de kerk en de Mgr. Jenneskensstraat is echter onvoldoende ruimte voor een bomenstructuur. Hier heeft men gekozen voor de kwaliteit en het groen in een andere vorm doorgezet of zelfs geheel achterwege gelaten.

De overige groenstructuur van Meerlo hangt nauw samen met de stedenbouwkundige opzet van het dorp. Het openbaar groen wordt gekenmerkt door een grote hoeveelheid straatbomen, vaak in de voortuinen, en door grotere plantsoenen in de oude buurten. Deze zijn ingericht als grasveld of heestervak met bomen. De Cocq van Haeftenstraat is redelijk centraal gelegen en is voldoende ruim opgezet om een bredere functie te vervullen. Hier is openbaar groen ingericht als verblijfsgroen (speelterrein) en wordt gerekend tot de ondersteunende groenstructuur.

De nabijheid van het buitengebied en het hebben van de eigen tuinen zorgt ervoor dat er minder behoefte is aan openbaar groen. Het openbaar groen vervult in deze kern vooral de functie van aankledingsgroen.

De sterke groenstructuur in Meerlo is eigenlijk verbonden aan de Groote Molenbeek. Deze is echter nauwelijks te bereiken.

 

13.7 Overgang van de kern met het buitengebied.

Meerlo is vanuit het buitengebied zo ingekleed in het groen dat het nauwelijks merkbaar is dat er zich hier een woonkern bevindt. Alleen via de hoofdontsluiting van het dorp is duidelijk dat je een kern nadert. De Groote Molenbeek ten zuiden en oosten van het dorp is nu nog een duidelijke grens. Dit ondanks dat de bebouwing de beek al is overgestoken. Ook vanuit het noorden is de grens buitengebied / bebouwde kom duidelijk. Dit wordt nog benadrukt door de aanwezige laanstructuur van iepen en de begeleidende hagen binnen de bebouwde kom. Een van de uitgangspunten bij de inrichting van de randen met het buitengebied is dat het landschap vanuit de kern te allen tijde bereikbaar en betreedbaar dient te blijven om het lopen van een ommetje mogelijk te maken. Gebruik maken van de beekloop is hier een goede optie. Een ander uitgangspunt is dat de randen zo ingekleed worden dat ze in het groen verdwijnen of dat de kern zich naar buiten richt door de woningen over het landschap te laten uitkijken.

De opname in het recreatieve netwerk van het buitengebied biedt kansen om interessante rustpunten te creëren. Vanuit een recreatief – economisch oogpunt kan een ontwikkelingsplan hier concreet antwoord op geven. Uitgangspunt dient te zijn dat de plaatselijke (historische) kernkwaliteiten van het dorp en de aanwezige voorzieningen hierbij vertrekpunt moeten zijn.

 

13.8 Gewenste groenstructuur.

De gewenste groenstructuur is voor een substantieel deel reeds aanwezig. Vanuit deze bestaande groene waarden dient verder gebouwd te worden aan de gewenste groenstructuur.

 

Uitgangspunten voor de gewenste groenstructuur van Meerlo zijn:

  • -

    Ondersteuning van de gewenste identiteit (landelijke kern).

  • -

    Aanvullen van de oudere elementen van de hoofdgroenstructuur.

  • -

    Verwevenheid tussen landelijk buitengebied en kern.

De groenstructuur van Meerlo zit goed in elkaar. Echter voor de toekomst worden toch enkele verbeterpunten aangedragen, te weten:

  • -

    De moeraseiken (Quercus palustris) aan de Hoofdstraat nemen een enorme omvang aan. De vraag is of zij hier te handhaven zijn. Als de moeraseiken verwijderd dienen te worden dan dient herplant plaats te vinden om de hoofdgroenstructuur duidelijk weer te geven.

  • -

    De bomen in de voortuinen zullen t.z.t. ondergronds en bovengronds zoveel ruimte opeisen dat bewoners problemen krijgen met de overige beplanting in hun voortuin. Niet iedere woonstraat hoeft voorzien te zijn van straatbomen. Door de voortuinen, waar bewoners soms zelf al een boom in planten, is het straatbeeld groen genoeg. Op karakteristieke plaatsen aanplanten van een boom heeft meer kwaliteit.

  • -

    Tijdig renoveren en kiezen voor de juiste onderbegroeiing en wel of niet handhaven van bestaande bomen moeten de kwaliteit van het openbaar groen op peil houden of verbeteren.

 

14 Kenschets van Melderslo.

14.1 Historische perspectief en identiteit.

Duizenden jaren geleden moeten er al mensen gewoond en geleefd hebben in Melderslo. De geschiedenis van het dorp is vooral bepaald door de landbouw. De natuurlijke omstandigheden voor de landbouw waren ongunstig. Arme zandgronden overheersten. Grote heidevelden bepaalden het aanzien. De eerste bewoners vestigden zich aan de rand van hoger gelegen grond.

Het veld was wel geschikt voor akkerbouw. Zo ontstonden geleidelijk de gehuchten Eikelenbos, De Locht en Melderslo. Eeuwenlang bestonden deze gehuchten uit enkele boerderijen; een boshoevennederzetting. Belangrijk voor de ontwikkeling van Melderslo was dat de boeren rond 1900 over kunstmest konden beschikken. Vanaf dat moment kon men de heidevelden ontginnen. Ze werden omgezet in akkerland. Het aantal inwoners van Melderslo begon toen te groeien. De krans van boerderijen werd gesloten. Deze ontginningslijn is de huidige Blaktweg, overlopend in de Vlasvenstraat. Vervolgens is Melderslo verder ontwikkeld in noordwestelijke richting. De gemeenteraad van Horst besloot in 1916 een school te bouwen in Melderslo. Dit was het eerste gemeenschappelijke gebouw in het dorp. Maar wat is en dorp zonder kerk? De inwoners van Melderslo en Eikelenbos gingen in Horst naar de kerk. Na het op allerlei manieren inzamelen van geld, kon de bouw van een kerk beginnen. In december 1921 werd de kerk geopend. Melderslo was een echt dorp geworden waar het verenigingsleven opbloeide. Ook Melderslo kreeg van 1940 tot 1945 te maken met de Tweede Wereldoorlog. De verwoestingen waren minder groot dan op andere plaatsen. Alleen de kerk liep onherstelbare schade op. Pas in 1953 werd een nieuw kerkgebouw in gebruik genomen, 150 meter van de plaats waar de oude kerk stond. In de jaren daarna werden veel nieuwe woningen gebouwd. Ook kwamen er steeds meer mensen wonen die niet in het dorp waren geboren. Niet alleen het aantal inwoners, maar ook de welvaart groeide. De bedrijven in de landbouw en veeteelt werden steeds groter. Tuinbouw, asperges- en champignonteelt werden in Melderslo heel belangrijk. De laatste jaren komt de blauwe bessencultuur sterk op. Maar de inwoners werken niet alleen in de landbouw. Veel mensen vinden werk buiten Melderslo. Ze werken vooral in de industrie en dienstverlening. Het toerisme is met Melderslo verbonden door het museum “De Locht” en de fiets- en wandelroutes die het dorp aandoen.

 

14.2 Groen rond 1850.

Melderslo bestond vroeger uit drie gehuchten gelegen op de hogere zandgronden. Boshoevenederzettingen vormden zich langs de grens tussen akkers en heidevelden. Zandwegen en paden verbonden de gehuchten met elkaar en met de kern Horst. Toen het kunstmest werd geïntroduceerd werd het mogelijk ook de heidevelden te ontginnen. De bevolking groeide en de krans van boerderijen werd gesloten. Lanen werden aangeplant langs de belangrijkste verbindingswegen. Restanten hiervan zijn nu nog terug te vinden langs de Eikelenbosserdijk, Rector Mulderstraat en langs de Broekhuizerdijk. Het Vlasven is ook een van de oorspronkelijke groene elementen die nog in het dorp bewaard gebleven zijn.

 

14.3 Kengetallen.

 

Hoeveelheid

Eenheid

Oppervlakte (incl. buitengebied)

891

Ha.

Inwoners binnen de bebouwde kom

1.343

Personen

Woningen binnen de bebouwde kom

538

Stuks

Aantal bomen binnen de bebouwde kom

461

Stuks

Oppervlakte beplanting binnen de bebouwde kom

9.964

M2

Oppervlakte gras binnen de bebouwde kom

28.331

M2

Knipoppervlakte hagen binnen de bebouwde kom

1.474

M2

Groen per inwoner binnen de bebouwde kom

26

M2

Groen per woning binnen de bebouwde kom

66

M2

 

14.4 Stedenbouwkundige opbouw.

Melderslo ontwikkelde zich in eerste instantie langs de oorspronkelijke wegen (lintbebouwing) en na de bouw van de school en de kerk begin 1920 rond deze nieuwe kern. Het dorp breidde zich langzaam uit, voortbouwend op de aanwezige structuur en agrarische functie van het dorp. Na de Tweede Wereldoorlog en de bouw van de nieuwe kerk aan de overzijde van de Rector Mulderstraat veranderde de bevolking van het dorp en werd Melderslo tevens een forensendorp, met wonen als hoofdfunctie. De uitbreiding van de bebouwing vond plaats op de aanwezige akkers tussen de bestaande wegen eerst ten noorden van de Lochtstraat (jaren 60 – 80) later ten zuiden hiervan (jaren 80 -2000). Zo werd het oorspronkelijke veld geheel bebouwd met uitzondering van de groene ruimte rond het centrumgebied en deze bij het Vlasven en de ruïne. Ook langs de hoofdinfrastructuur werd de lintbebouwing steeds dichter. Er ontstond hier een afwisselende bebouwing met nog maar weinig doorzichten naar het omliggende landschap. Hiervoor moet men echt naar de randen van het dorp gaan. De laatste nieuwbouw wordt nu gerealiseerd ten westen van de Rector Smulderstraat achter het kerkhof. In het LOP wordt aangegeven dat het gebied tussen Horst en Melderslo steeds verder zal verstedelijken met hiertussen een groene zone voor de natuur rondom de Groote Molenbeek. Vanuit de kern Melderslo is een geleidelijke verweving van het landschap en de bebouwing gewenst. Ten noordoosten het gebied deels aangewezen als concentratiegebied glastuinbouw met als opmerking dat de beeldkwaliteit van het landschap hier goed gestuurd moet worden. Ten zuidoosten is het open landschap een waarde die zeker bewaard moet blijven en waar een strakke dorpsrand met uitzicht op dit landschap gewenst is.

 

14.5 Huidige infrastructuur.

De historische verbindingswegen tussen de eerste nederzettingen Eikelenbos, De Locht en Melderslo vormen nog steeds de hoofdontsluiting van het dorp. Deze wegen zijn ook voorzien van oude laanbomen (Eikelenbosserdijk, Rector Mulderstraat en Broekhuizerdijk). Maar ook de onderliggende wegenstructuur is nog veelal gebaseerd op de oude padenstructuur. In de inrichting van de wegen binnen de bebouwde kom is geen duidelijke hiërarchie te ontdekken. Het gehele gebied is aangewezen als 30 km. gebied (functie wonen / verblijven). Bij de woningbouw ten noorden van de Lochtstraat is de rechtlijnige structuur toegepast voortvloeiend uit de gedachte van die tijd. Ten zuidoosten van het Vlasven is een losse vormgeving toegepast binnen het kader van de oude wegen. Bij latere uitbreidingen zal ook de hoogspanningslijn ten zuidwesten van het dorp van invloed zijn omdat hieronder niet gebouwd mag worden.

 

14.6 Huidige groenstructuur.

De huidige groenstructuur van het dorp wordt vooral bepaald door de groene ruimte rond de kerk en school en het gebied rond de ruïne en het Vlasven. Deze ruimte heeft echter meer mogelijkheden dan er nu aanwezig zijn. Verder zijn de boombeplantingen bepalend. De zware bomen, kenmerk van het oude landschap, geven binnen de kern de nodige problemen (Rector Mulderstraat en hoek Lochtstraat / Koppertstraat). Ook langs de andere oorspronkelijke wegen zijn bomen geplant. Soms is er in het verleden een keus gemaakt t.a.v. soort en standplaats die niet meer past in de huidige functie van de straat. In de bomennota wordt hier aandacht aan besteed. Het aanwezige groen is veelal kijkgroen. Er is relatief weinig gebruiksgroen (trapveld of speelplaats). De behoefte hieraan wordt opgevangen door de grote privétuinen. Bij nieuwe uitbreidingen met kleinere kavels zal met meer gebruiksgroen rekening gehouden moeten worden. Daar ook de uitloop naar het landschap steeds verder weg komt te liggen.

 

14.7 Overgang van de kern met het buitengebied.

De overgang van de kern met het buitengebied beschrijft het beeld dat gewenst is vanuit de kern richting het buitengebied en omgekeerd. Tevens is er een doorkijk gemaakt naar toekomstige groeimogelijkheden van de kern aansluitend op het landschap, zonder afbreuk te doen aan het omringende landschap. Het landschap dient vanuit de kern ten alle tijde bereikbaar en betreedbaar te blijven om het maken van een ommetje mogelijk te maken.

 

Melderslo wordt in het noordoosten duidelijk begrenst door de Broekhuizerdijk met zijn monumentale bomenlaan. Dichte bebouwing aan de dorpszijde en het coulisselandschap met hier en daar nog een woning aan de buitenkant. Ook ten zuidoosten aan de Blaktweg is, ondanks de enkele woningen aan de buitenkant, een duidelijke harde dorpsrand waarneembaar. Op de plek waar de Blaktweg en de Lochtstraat samenkomen is nog een open ruimte die de mogelijkheid biedt om een goede overgang tussen kern en buitengebied te realiseren met een duidelijke poort.

Melderslo loopt in het zuiden uit in een lintbebouwing langs de Vlasvenstraat met doorzichten naar de openheid van de oude es, het Melderlosche veld. Het karakter van deze straat met zijn doorzichten moet behouden blijven. De bebouwing mag hier niet meer verder verdichten om het contact met het achterliggende zeer waardevolle landschap te behouden. Het inrichten van mogelijkheden om het open landschap als zodanig te ervaren d.m.v. picknickplaats of wandel- / fietszone is aan te bevelen.

De dorpsrand aan de westelijke zijde van de kern is nog niet duidelijk aan te wijzen. Langs de, van oudsher aanwezige, wegenstructuur heeft lintbebouwing plaats gevonden. De ontwikkelingen met de Steegstraat hebben een naar binnen gerichte dorpsrand gecreëerd. Aansluitend aan de achtertuinen van deze straat ligt een trapveld. Het verlengde van de Steegstraat, de Beemdweg, heeft een veel landschappelijker karakter. Het gebied ten noorden van de Beemdweg wordt verder begrensd door achtertuinen van de St. Odastraat en deze van de Danielweg. Dit gebied wordt inmiddels al gedeeltelijk bebouwd. Het dient aanbeveling om aan de Beemdweg een duidelijke dorpsrand te ontwikkelen en het overige gebied in de richting van de A73 te behouden als buitengebied met het karakter van een kleinschalig coulisselandschap wat het van oudsher is geweest. De aanwezigheid van de hoogspanningsleiding geeft kansen om bij de Beemdweg een parkachtige overgangszone naar het buitengebied te creëren met hierin het multifunctioneel centrum, speelterreinen voor de oudere jeugd, fietsroutes, wandelpaden, wateropvang en zitgelegenheden.

Vanuit de kern is het alleen via de oorspronkelijke ontsluitingswegen mogelijk om een ommetje te maken in het buitengebied. Het aanleggen van wandelpaden in de randen van het dorp dient aanbeveling om het landschap voor de bewoners open te stellen.

 

14.8 Gewenste groenstructuur.

De gewenste groenstructuur is voor een substantieel deel reeds aanwezig. Vanuit deze bestaande groene waarden dient verder gebouwd te worden aan de gewenste groenstructuur.

 

Uitgangspunten voor de gewenste groenstructuur van Melderslo zijn:

  • -

    Ondersteuning van de gewenste identiteit (landelijke kern)

  • -

    Voldoende groene ruimte / structuur in de groeiende kern

  • -

    Verwevenheid tussen landelijk buitengebied en kern

De (hoofd)groenstructuur van Melderslo is op tekening weergegeven. Als eerste kan de hoofdgroenstructuur langs de invalsweg door het centrum genoemd worden. Ook de Lochtstraat en St. Odaweg hebben een ontsluitende functie voor de achterliggende woongebieden. Continuïteit in beeld is hier gewenst. Deze keuze komt voort uit de cultuurhistorische, verkeersstructuur en stedenbouwkundige opbouw.

 

15 Kenschets van Meterik.

15.1 Historische perspectief en identiteit.

De oude bouwlanden liggen op de plekken met de hoogste natuurlijke vruchtbaarheid en, belangrijker, de gunstige grondwaterstand. Ten noorden van de Kabroekse Beek lag een veld dat aan alle zijden omringd was door bebouwing. Rondom deze oude es, het Meterikse veld, ontstonden de eerste buurtschappen Schadijk, Meterik, een van de langst bewoonde gebieden van de gemeente Horst aan de Maas, De Afhang en Middelijk. De laatste twee zijn inmiddels onderdeel geworden van de kern Horst. Meterik ontwikkelde zich daar waar droog (oude es) en nat (Kabroekse Beek) op korte afstand van elkaar voorkwamen.

De bevolking van het buurtschap Meterik bestond rond 1900 voornamelijk uit boeren en landarbeiders. Zij moesten voor kerkdiensten naar de kerk in Horst. Ook voor het malen van de granen moesten zij met hun karren grote afstanden afleggen. Kort voor de eeuwwisseling voerden zij actie voor een eigen kerkgebouw en een geestelijke. In 1898 werd aangevangen met de bouw van een kerk en een molen. Met de opbrengst van de molen werd het ook mogelijk om een woning voor de rector te bekostigen. Met de komst van een kerk en school groeide het buurtschap uit tot een kerkdorp. Bestond het buurtschap uit een lint van enkele herbergen en woningen, met de bouw van de kerk op de nog open brink (kruispunt Schadijkerweg / weg Horst – America) ontwikkelde zich het dorp. In 1925 kwam hier nog een markant gebouw bij, te weten; het klooster “Theresia”. Het kerkdorp heeft een rijk verenigingsleven en een goed eigen voorzieningenniveau. Meterik heeft een eigen identiteit en wil deze ook graag behouden.

 

15.2 Groen rond 1850.

Op de historische kaart uit 1840 staat de naam Meterik een stuk verder westelijk ingetekend dan de plaats waar het huidige Meterik zich heeft ontwikkeld. Er wordt verondersteld dat Meterik een secundaire oorsprong kent ten opzichte van een oorspronkelijke kern. Het oorspronkelijke Meterik is een boerenhoevennederzetting, wat wijst op een planmatige oorsprong. Het was een langgerekt lint aan de zuidkant van het Meterikse veld. Vanuit de reeks boerderijen strekten grote langwerpige kavels naar het noorden, over de rug heen tot aan de boerderijen aan de noordzijde van het Meterikse veld (Schadijk). In het oostelijk uiteinde van de nederzetting was een plaatse (plein) te herkennen; vroeger lag hier een drinkpoel. In het westelijk deel van dit oorspronkelijke Meterik zijn de boerderijen met elkaar verbonden door een pad, Meteriks kerkpad. De weg, Crommentuijnstraat, die verder zuidelijk loopt is een latere toevoeging. Door een ruilverkaveling is echter niets van het oude kavelpatroon bewaard gebleven. Ten zuiden van het buurtschap ligt het beekdal van de Kabroekse Beek met de weilanden en de sloten op de nattere gronden. Verder in westelijke richting lagen de Peel en stuifzandgebieden. Met de komst van de kunstmest konden de woeste gronden in de richting van de Peel verder worden ontgonnen.

Om de zandduinen tegen te houden was het eeuwenlang het gebruik om houtwallen, met onder andere eiken, aan te leggen. Dit was ook het geval bij het Meterikse veld. Pas met de komst van de molen en de kerk (1898) ontwikkelde het huidige kerkdorp zich. Het huidige stratenpatroon is nog wel duidelijk op de historische kaart terug te vinden.

 

15.3 Kengetallen.

 

Hoeveelheid

Eenheid

Oppervlakte (incl. buitengebied)

1.162

Ha.

Inwoners binnen de bebouwde kom

714

Personen

Woningen binnen de bebouwde kom

290

Stuks

Aantal bomen binnen de bebouwde kom

224

Stuks

Oppervlakte beplanting binnen de bebouwde kom

6.282

M2

Oppervlakte gras binnen de bebouwde kom

11.492

M2

Knipoppervlakte hagen binnen de bebouwde kom

1.146

M2

Groen per inwoner binnen de bebouwde kom

24

M2

Groen per woning binnen de bebouwde kom

59

M2

 

15.4 Stedenbouwkundige opbouw.

De huidige kern van het dorp heeft zich ontwikkeld op de samenkomst van de wegen uit de verschillende gehuchten in de richting van Horst. Hier is eind 19de eeuw de kerk gebouwd. Toen is het buurtschap Meterik zich gaan ontwikkelen tot een kerkdorp. Eerst werd de bestaande lintbebouwing langs de verschillende wegen rond de kerk verder verdicht. Hier is dan ook een mix van woningen uit alle periodes terug te vinden. Na de Tweede Wereldoorlog zijn enkele kleinschalige uitbreidingen aan de kern toegevoegd. Eerst aan de zuidzijde tussen het lint en de Kabroekse Beek. Later in het noordwestelijke kwadrant van het dorp. Het oude dorpshart met monumentale panden is aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Een andere markante plek in het dorp is de omgeving van het in 1924 gebouwde kloostergebouw. De relatie tussen dorp en landschap is beperkt tot een uitzicht aan de Theresiastraat en de zichten vanaf de uitvalswegen. De bebouwing met de tuinen naar het landschap gericht sluiten het dorp eigenlijk af van het landschap.

 

15.5 Huidige infrastructuur.

De huidige hoofdinfrastructuur is op historische kaarten al duidelijk te ontdekken. Het zijn de wegen die van oudsher door de velden de verschillende buurtschappen verbinden. De Crommentuijnstraat en de St. Jansstraat zijn hiervan het sterkst ontwikkeld en vormen samen de hoofdontsluiting van het dorp. Loodrecht hierop ligt de Schadijkerweg. Ook belangrijk voor de ontsluiting van de noordwestelijk gelegen buurten van Meterik en uitvalsweg richting Schadijk. Verder zijn er nog de Speulhofsbaan, Jan Drabbelstraat en Donkstraat als uitvalswegen naar het buitengebied ten zuiden van Meterik. De overige wegen zijn hieraan ondergeschikt. De gehele kern is als 30 km. gebied aangemerkt en er is geen onderscheid gemaakt in materialisering. Er zijn geen aparte fietsvoorzieningen getroffen.

 

15.6 Huidige groenstructuur.

Binnen de kern wordt de hoofdgroenstructuur in hoofdzaak gevormd door de boombeplantingen langs de verschillende ontsluitingswegen. De kern heeft twee markante plekken binnen de bebouwde kom. Het gebied rond de kerk en het gebied rondom het voormalige klooster. Begin jaren 90 is de brink met de kerk heringericht. Tegen de kerk is enige beplanting aangebracht en tegen de wanden van het plein zijn bomen geplant. De brink is ingericht als parkeerplaats. Begin 2021 zal dit gebied opnieuw heringericht gaan worden. Hierbij zal wel sprake zijn van materialisatie om het centrumgebied te accentueren.

Het oude kloostergebouw is in gebruik genomen door de peuterspeelzaal en basisschool. Het groen in de omgeving van het klooster heeft weinig samenhang en is functioneel ingericht. Een betere samenhang van de verschillende groene elementen zou de kwaliteit van het totaalbeeld ten goede komen.

Het overige groen in het dorp bestaat in de oudere delen van het dorp vooral uit boombeplantingen en speelplekken. In de jonge buurten is er een ruimer straatprofiel voorzien waarin groenstroken zijn aangebracht.

De Kabroekse Beek ligt aan de rand van het dorp maar is een belangrijk element in de groenstructuur bij de verdere ontwikkeling van het dorp.

 

15.7 Overgang van de kern met het buitengebied.

De overgang van de kern met het buitengebied beschrijft het beeld dat gewenst is vanuit de kern richting het buitengebied en omgekeerd. Tevens is er een doorkijk gemaakt naar toekomstige groeimogelijkheden van de kern aansluitend op het landschap, zonder afbreuk te doen aan het omringende landschap. Het landschap dient vanuit de kern te allen tijde bereikbaar en betreedbaar te blijven om het maken van een ommetje mogelijk te maken.

 

Het noordelijk deel van het dorp ligt aan het open veld met de molen. De mogelijkheden om het buitengebied aan deze kant van het dorp te beleven zijn beperkt. De woningen liggen met de voorzijde naar binnen gericht en er zijn geen paden die het buitengebied ontsluiten. Er moet naar gestreefd worden om het overgebleven vrije veld te behouden.

Mede door het bewaren van de open ruimte langs beide zijden van de St. Jansstraat blijft Meterik als eigen identiteit bewaard. Het is van groot belang dat er buitengebied blijft bestaan tussen de bebouwing van Horst en Meterik. Een duidelijke groene buffer tussen de beide kernen geeft de bewoners langs beide zijden de mogelijkheid om te recreëren in dit overgebleven stuk buitengebied met zijn meanderende beek.

Langs de zuidelijke rand van het dorp stroom de Kabroekse Beek. Helaas is de beek tegen het dorp ingesloten door kassen en loodsen. Verplaatsen van de kassen en loodsen naar daarvoor gereserveerde ruimtes zou de mogelijkheid geven om de beek te renatureren.

Een betere overgang van het dorp naar het buitengebied voor het maken van een ommetje of het genieten van het uitzicht zal de leefbaarheid binnen het dorp bevorderen.

 

15.8 Gewenste groenstructuur.

De gewenste groenstructuur is voor een substantieel deel reeds aanwezig. Vanuit deze bestaande groene waarden dient verder gebouwd te worden aan de gewenste groenstructuur.

 

Uitgangspunten voor de gewenste groenstructuur van Meterik zijn:

  • -

    Ondersteuning van de gewenste identiteit (landelijke kern).

  • -

    Verbeteren van de oude elementen van de groenstructuur.

  • -

    Verwevenheid tussen landelijk buitengebied en kern.

De kern Meterik heeft kwantitatief voldoende groen maar het niveau van het groen is overal hetzelfde. Er is geen duidelijk herkenbare hoofdgroenstructuur aanwezig. Deze zal langs de oorspronkelijke wegen moeten worden gecreëerd. De beide parels van het dorp, de kerk en het voormalig klooster, zouden ook een duidelijk hogere kwaliteit moeten krijgen.

De verdeling van kijk- en verblijfsgroen is goed te noemen en ligt ook goed verdeeld over het dorp. Met de veroudering van de bevolking zal de inrichting van de verblijfsruimten moeten worden aangepast.

16 Kenschets van Sevenum.

16.1 Historische perspectief en identiteit.

De naam Sevenum is te herleiden tot zeven en heym of heem (= hoeve of kasteel). Dit kan erop wijzen dat er al in de 5de eeuw na Christus mensen in Sevenum woonden. Hoewel er veel bodemvondsten zijn geweest, die wijzen op menselijk leven van 6.000 jaar voor Chr. is de zeer oude geschiedenis vaag. Het dorp Sevenum, een dichtbebouwd kerkdorp met een centraal dorpsplein, ligt op de noordoostelijke rand van het veld. Het plein in Sevenum heeft een mooie driehoekige vorm maar is misschien oorspronkelijk meer vierkant geweest. Van oudsher is Sevenum een agrarisch dorp. Ruim 80% van het Sevenumse grondgebied was bij opheffen van de gemeente nog landbouwgrond. Al in het Bronzen en IJzeren tijdperk was er sprake van enige bewoning, dat blijkt uit een aantal vondsten uit die periode. Het oudste document waarin Sevenum wordt genoemd is een aflaatbrief uit 1317 die ook de patroonheiligen van de kerk vermeldt. Eind 16de begin 17de eeuw is de plattelandsnijverheid opvallend. De groeiende bevolking en de beperkte agrarische bestaansmogelijkheden zorgden voor een reservoir aan goedkope arbeidskrachten. Die gingen zich vooral met huisnijverheid bezig houden, gebaseerd op de lokale wol (heidevelden). In Sevenum verdubbelde het aantal schapen tussen 1595 en 1680. De dorpspoel bestond in de begin 18de eeuw nog, maar was een eeuw later verdwenen. Waarschijnlijk had het zijn waarde als drinkplaats voor de schapen verloren met het verdwijnen van de wolnijverheid.

Vanaf 1745 werd (in beginsel nog op kleine schaal) begonnen met de ontginning van de woeste gronden. Rond 1900 kocht de Maatschappij Griendtsveen honderden hectaren veen, o.a. ook in Sevenum.

 

16.2 Groen rond 1850.

Op de historische kaart zien we dat Sevenum zich ontwikkelde rondom de plek waar de weg vanuit Grubbenvorst zich splitste in wegen die via de Hees en Steeg naar de verderop gelegen Peel voerden. Dit was iets van de Groote Molenbeek verwijdert op de hogere enkeerdgronden. In de richting van de beek en langs de eerder genoemde wegen zien we de kleine kavels grasland. Daarachter ligt dan het open veld met landweggetjes.

 

16.3 Kengetallen.

 

Hoeveelheid

Eenheid

Oppervlakte (incl. buitengebied)

2.684

Ha.

Inwoners binnen de bebouwde kom

5.062

Personen

Woningen binnen de bebouwde kom

2.249

Stuks

Aantal bomen binnen de bebouwde kom

1.869

Stuks

Oppervlakte beplanting binnen de bebouwde kom

30.223

M2

Oppervlakte gras binnen de bebouwde kom

85.561

M2

Knipoppervlakte hagen binnen de bebouwde kom

7.770

M2

Groen per inwoner binnen de bebouwde kom

27

M2

Groen per woning binnen de bebouwde kom

62

M2

 

16.4 Stedenbouwkundige opbouw.

Van oudsher is Sevenum een agrarisch dorp (esdorp). Al in het Bronzen en IJzeren tijdperk was er sprake van enige bewoning, wat blijkt uit een aantal vondsten uit die periode. Gebouwen uit deze periode zijn niet meer aanwezig.

De oudste bebouwing van Sevenum is terug te vinden rondom de kerk en de (oude) wegen die naar de kerk toe leiden. Dit zijn voornamelijk de Maasbreeseweg, Den Eigen, Peperstraat / De Hees, Donckstraat en Steinhagenstraat.

In eerste instantie vond uitgebreide woningbouw plaats (periode van 1960 tot 1990) in het noorden (noordoosten) en in het zuiden van het dorp. Vanaf 1990 vindt de uitbreiding van Sevenum voornamelijk plaats in de zuidoost richting.

 

16.5 Huidige infrastructuur.

Kenmerkend voor Sevenum is dat er meerdere wegen uit bijna alle windrichtingen naar de kerk toe lopen. Alleen een duidelijke verbindingsweg naar het westen ontbreekt. Hieruit blijkt dat de kerk van oudsher een belangrijke ontmoetingsplaats was. De mensen kwamen van omliggende dorpen en gehuchten naar de kerk van Sevenum. Het betreft de navolgende min of meer doorgaande wegen: Maasbreeseweg, Den Eigen, Peperstraat / De Hees, Donckstraat en Steinhagenstraat.

Ten noorden van Sevenum ligt de Venloseweg of de N566. Deze weg gaat niet door Sevenum heen, maar is wel een belangrijke weg voor het (vracht)verkeer vanaf de A67 richting (de bedrijventerreinen van) Sevenum (Berghem) en, in mindere mate, Horst (Hoogveld).

In Sevenum zijn nog een aantal plaatselijke ontsluitingswegen die tezamen een rondweg vormen. Hieronder vallen de staten: Dorperweide, Van Vlattenstraat, Schoutstraat, Beatrixstraat en de Molenstraat.

De overige straten zijn ondergeschikt en worden als woonstraat geclassificeerd.

Ten noorden van Sevenum, tussen de bebouwing en de Venloseweg / N566, ligt de Blakterebeek. Dit is een smalle meanderende beek die niet geschikt is voor goederenvervoer.

 

16.6 Huidige groenstructuur.

De hoofdgroenstructuur van Sevenum is niet direct verbonden met de hoofdinfrastructuur. De hoofdontsluitingswegen Peperstraat, Den Eigen, Donckstraat en Steinhagenstraat hebben weinig groenelementen. De oude straatprofielen laten dat niet toe. Alleen op kruisingen of bij een historisch monument zoals het kapelletje aan Den Eigen, is groen aanwezig. Dit in tegenstelling tot de Maasbreeseweg waar het buitengebied het dorp wordt ingetrokken door de grote bomen in de grasbermen. Ook de Grubbenvorsterweg heeft een groene hoofdstructuur van bomen en grotere plantsoenen. Dit wordt echter niet voortgezet in de richting van het centrum. De groenstructuur in Sevenum is afhankelijk van de tijdsgeest waarin de buurt of wijk is ontworpen. De verdeling van het groen over de wijken is goed te noemen. Het is meer de kwaliteit van de inrichting en het onderhoud dat soms aan verbetering toe is. Het centrum van Sevenum, de omgeving van de kerk, komt zeer druk over. De vele bomen, bloembakken en afzetpaaltjes geven een onrustig beeld.

In 2008 deed Sevenum mee aan de Entente Florale. Het richtte destijds vele plantsoenen in met vaste planten. Het is moeilijk om de inrichting met vaste planten de gewenste kwaliteit te laten houden.

Sevenum heeft een redelijke groene uitstraling. Dit komt niet zo zeer door het openbaar groen als wel door de vele voortuinen en de vele volwassen bomen. De bomen in Sevenum hebben een grote invloed op het groene beeld van Sevenum. Sevenum bezit redelijk veel bomen die voldoende ruimte hebben gekregen om uit te groeien tot volwassen bomen. De bomen geven herkenbaarheid aan hun omgeving. De grote diversiteit aan bomen op een zelfde plek geeft soms een wat rommelig beeld. Verder liggen er in alle wijken wel grotere plantsoenen, echter deze hebben vaak een decoratieve functie. Soms zijn er stukjes openbaar groen ingericht als speelterrein voor de jongste.

Een grote groene parel voor Sevenum is het Blakterbeekpark. De beekdalen van de Blakterbeek en de Groote Molenbeek vormen een groene overgang naar het industrieterrein Berghem en de woonwijk aan de Grubbenvorsterweg.

 

16.7 Overgang van de kern met het buitengebied.

De bebouwde kom van de kern Sevenum wordt aan de noord- en oostzijde doorsneden door de Venloseweg en de beekdalen van de Blakterbeek en de Groote Molenbeek. Aan de overzijde van deze provinciale weg liggen nog een bungalowwijkje en industrieterrein Berghem voor het bebouwde kombord de grens aangeeft. Gevoelsmatig wordt de rand van het dorp aan de noordzijde echter gevormd door een mooi stukje natuur langs de gerenatureerde Blakterbeek. Dit beekdal is een prima uitloopgebied voor de oudere woonwijken in het noorden van Sevenum.

Ten zuidoosten liggen enkele grotere kassencomplexen. De dorpsrand wordt hier gevormd door een van de meest recentere woninguitbreidingen van Sevenum: De Krouwel.

De woningen aan de Scheperstraat vormen de rand van het dorp aan de zuidwestzijde. Zij staan met het front naar het buitengebied gericht. Dit geeft een duidelijke rand van het dorp met een open blik op het landschap. Ook aan de westzijde liggen enkele kassencomplexen. De woningen in de Staarterstraat kijken op de kassen.

De opname in het recreatieve netwerk van het buitengebied biedt kansen om interessante rustplaatsen te creëren. Vanuit een recreatief – economisch oogpunt kan een ontwikkelingsplan hier concreet antwoord op geven. Uitgangspunt dient te zijn dat de plaatselijke (historische) kernkwaliteiten van het dorp en de aanwezige voorzieningen hierbij vertrekpunt moeten zijn.

 

16.8 Gewenste groenstructuur.

De gewenste groenstructuur is voor een substantieel deel reeds aanwezig. Vanuit deze bestaande groene waarden dient verder gebouwd te worden aan de gewenste groenstructuur.

 

Uitgangspunten voor de gewenste groenstructuur van Meerlo zijn:

  • -

    Ondersteuning van de gewenste identiteit (landelijke kern)

  • -

    Aanvullen van de oudere elementen van de hoofdgroenstructuur

  • -

    Verwevenheid tussen landelijk buitengebied en kern.

De groenstructuur van Sevenum zit goed in elkaar. Echter voor de toekomst worden toch enkele verbeterpunten aangedragen, te weten:

  • -

    De grote ontsluitingswegen hebben een weinig groene uitstraling. Het verder ontwikkelen van een groene hoofdstructuur is hier gewenst.

  • -

    De omgeving van de kerk en van het gezondheidscentrum / gemeenschapshuis de Wingerd opwaarderen / kwalitatief verbeteren tot een groene parel.

  • -

    De kwaliteit van het groen is voor een groot stuk bepalend voor de invloed die het groen heeft. Zowel het onderhoud als de inrichting bepalen de kwaliteit.

  • -

    Het contact met het buitengebied via ommetjes / veldwegen moet bij de uitbreiding van de kern ook goed in de gaten gehouden worden.

17 Kenschets van Swolgen.

17.1 Historische perspectief en identiteit.

Swolgen behoort tot de oudere dorpen van het gebied en wordt in 1100 al vermeld. Het ligt tegen het dekzandgebied aan; aan een laagte die ooit werd ontwaterd door een wetering, De Leigraaf. Onder Swolgen hoorde een aantal gehuchten, waarvan Gun het belangrijkste was. De Sint Lambertuskerk dateert blijkens funderingen uit het begin van de 13de eeuw.

Het dorp ligt langs de weg van Broekhuizenvorst naar Tienray. Het dorp kenmerkt zich door agrarische bedrijvigheid (aspergevelden, champignonkwekerijen en plantenkwekerijen), rust en ruimte. Er zijn prachtige natuurgebieden als de Tienrayse- en Swolgenderheide en natuurreservaat het Schuitwater. Swolgen ligt aan het Pieterpad (langeafstandswandelpad Pieterburen – St. Pietersberg Maastricht).

 

17.2 Groen rond 1850.

Op de historische kaart is te zien dat Swolgen ligt tussen de hogere enkeerdgronden ten noorden van het dorp en de Swolgenderheide ten zuiden van het dorp. Ook de Leigraaf is op de kaart terug te vinden. Deze wetering ontwaterde de gronden van het dorp in de richting van de Maas bij Broekhuizenvorst.

 

17.3 Kengetallen.

 

Hoeveelheid

Eenheid

Oppervlakte (incl. buitengebied)

946

Ha.

Inwoners binnen de bebouwde kom

868

Personen

Woningen binnen de bebouwde kom

357

Stuks

Aantal bomen binnen de bebouwde kom

306

Stuks

Oppervlakte beplanting binnen de bebouwde kom

6.320

M2

Oppervlakte gras binnen de bebouwde kom

4.836

M2

Knipoppervlakte hagen binnen de bebouwde kom

790

M2

Groen per inwoner binnen de bebouwde kom

13

M2

Groen per woning binnen de bebouwde kom

32

M2

 

7.4 Stedenbouwkundige opbouw.

Hoewel de kerk na de Tweede Wereldoorlog is herbouwd, dateren de fundamenten uit de 15de eeuw. De oudste bebouwing in Swolgen is dan ook gesitueerd rondom de kerk. De oorspronkelijke lintbebouwing is terug te vinden langs de Molenstraat en de Monseigneur Aertsstraat. Door inbreiding van woningbouw is de lintbebouwing grotendeels verloren gegaan.

Tot de laatste eeuwwisseling is het dorp naar het zuidosten uitgebreid met kleinschalige woonwijken. Vanaf begin deze eeuw vindt woningbouw met name plaats aan de westzijde van het dorp.

 

17.5 Huidige infrastructuur.

Door de jaren heen is de Molenweg – Monseigneur Aertsstraat verworden tot de hoofdontsluitingsweg van Swolgen. Het verbind Swolgen met de dorpen Tienray (in het westen) en Broekhuizenvorst (in het oosten). Anders dan de naam vermoed leidt de Broekhuizerweg niet direct naar het dorp Broekhuizen. Het heeft zich derhalve niet ontwikkeld als een hoofdontsluitingsweg. Een duidelijke noord – zuid hoofdontsluitingsweg is niet aanwezig.

Er zijn relatief veel plaatselijke ontsluitingswegen: Bosweg, Broekhuizerweg, Schoolstraat, Generaal Dempseyweg en Molenzijweg.

 

17.6 Huidige groenstructuur.

De hoofdgroenstructuur is meestal verbonden aan de hoofdverkeersontsluiting. Ook in Swolgen is middels de aanplant van bomen en hagen gestreefd naar een duidelijke groene hoofdstructuur. Ook de toegang tot het dorp via de hoofdontsluiting is geaccentueerd met groen. Echter dit is nog niet langs de gehele hoofdontsluiting tot stand gekomen. Het openbaar groen van Swolgen bestaat voornamelijk uit de bomen en pleksgewijs plantsoenen als groene accenten. Er zijn op verschillende plaatsen beeldbepalende oude bomen te vinden. Ook zijn er bomen die kunnen uitgroeien tot zo’n beeldbepalende element. Echter staan er ook bomen op plaatsen waar het de vraag is of ze te handhaven zijn. Verder wordt het groen van het dorp bepaald door de privétuinen. Achter de kerk en de oude pastorie ligt nog een oorspronkelijk stukje groen. De oudere boombeplanting bepaalt hier het beeld; restanten van vroegere bosschages.

 

17.7 Overgang van de kern met het buitengebied.

Swolgen heeft een duidelijke noordkant met agrarisch achterland. Via de velden is de kerk in de verte zichtbaar. Maar ook vanuit het zuidoosten komen de weilanden tot in het dorp via de lintbebouwing. De gronden lenen zich goed voor het kweken van bomen en struiken. Verschillende kwekerijen hebben zich dan ook in Swolgen gevestigd.

Aan de zuidwestkant van het dorp komen de oudere bomenlanen en bossen tot tegen de kern. De vele fiets- en wandelroutes door deze groene omgeving passeren ook de kern. De enkele picknickset zal de toerist echter niet verleiden om te pauzeren in het dorp.

De opname in het recreatieve netwerk van het buitengebied biedt kansen om interessante rustplaatsen te creëren. Vanuit een recreatief – economisch oogpunt kan een ontwikkelingsplan hier concreet antwoord op geven. Uitgangspunt dient te zijn dat de plaatselijke (historische) kernkwaliteiten van het dorp en de aanwezige voorzieningen hierbij vertrekpunt moeten zijn.

 

17.8 Gewenste groenstructuur.

De gewenste groenstructuur is voor een substantieel deel reeds aanwezig. Vanuit deze bestaande groene waarden dient verder gebouwd te worden aan de gewenste groenstructuur.

 

Uitgangspunten voor de gewenste groenstructuur van Swolgen zijn:

  • -

    Ondersteuning van de gewenste identiteit (landelijke kern).

  • -

    Verwevenheid tussen landelijk buitengebied en kern.

  • -

    De kwaliteit van de groene ruimte de lage kwantiteit doen vergeten.

In het dorp Swolgen is weinig structuur / samenhang in het groen terug te vinden. De enige hoofdverkeersontsluiting van het dorp, die vaak de basis is voor de hoofdgroenstructuur, is in Swolgen nauwelijks groen aangekleed. In het centrum (Bosweg tot Van Weedtstraat) is in 2009 – 2010 het groen gerenoveerd, het heeft moeite om zich te ontwikkelen. Voor de toekomst worden enkele verbeterpunten aangedragen, te weten:

  • -

    De plaatsing van de jongere bomen in Swolgen roept op sommige plaatsen vragen op. Hoe ontwikkelen deze bomen zich? Ontstaan hier in de toekomst geen conflicten? Niet iedere woonstraat hoeft voorzien te zijn van straatbomen. Door de voortuinen, waar de bewoners soms zelf al een boom planten, is het straatbeeld groen genoeg. Op karakteristieke plaatsen aanplanten c.q. behouden van een boom heeft meer kwaliteit. Dit is op andere plekken in het dorp ook zo gebeurd.

  • -

    Bij de nieuwe uitbreidingsplannen van het dorp verdient het aanbeveling om naast de in het BOG 2020 voorgeschreven minimale 25 m2 per inwoner aan groen ook dit groen in grotere plekken te situeren waar dan tevens een recreatieve functie aan gegeven kan worden.

18 Kenschets van Tienray.

18.1 Historische perspectief en identiteit.

Tienray is gelegen in het beekdal van de Groote Molenbeek aan de rand van het dekzandgebied en op een kruising van wegen tussen Meerlo, Horst en Swolgen. Het ligt op de enkeerdgronden aan de oostzijde van de Groote Molenbeek. Het dorp kenmerkt zich door agrarische bedrijvigheid, maar er is ook industrie. Het brede scala aan bedrijven in Tienray ligt gegroepeerd aan de zuidkant van het dorp tussen de kern en de bossen, ontsloten door de Nehobolaan. Maar Tienray heeft meer te bieden. Het dorp herbergt prachtige natuur en is een veel bezocht bedevaartsoord van Maria. Daarom wordt Tienray ook wel “Klein Lourdes” genoemd. In de kerk bevindt zich een getrouwe kopie van de Lourdesgrot alsmede kunst van Charles Eyck. In de omgeving van de kerk staan de gerestaureerde kruiswegstaties.

 

18.2 Groen rond 1850.

Op de historische kaart is te zien dat Tienray zich heeft ontwikkeld langs de loop van de Groote Molenbeek aan de doorgaande weg tussen Horst en Meerlo. Verschillende wegen vanuit het oosten (Swolgen, Broekhuizen, maar ook de oude postweg naar Venlo) komen in Tienray samen en passeren hier de Groote Molenbeek richting Castenray. De bebouwing heeft zich rond dit kruispunt van wegen geconcentreerd. Het dorp heeft een compacte opbouw, geen echte lintbebouwing meer. Ten zuiden van Tienray ligt eerst het veld (bouwland) en verderop de heidevelden. Ten noorden de enkeerdgronden. Ten westen het beekdal met de graslanden. Daarachter bouwland op de hogere zandgronden en tenslotte heidevelden. Eind van de 19de eeuw werden de heidevelden geleidelijk omgevormd naar bos.

18.3 Kengetallen.

 

Hoeveelheid

Eenheid

Oppervlakte (incl. buitengebied)

335

Ha.

Inwoners binnen de bebouwde kom

1.085

Personen

Woningen binnen de bebouwde kom

462

Stuks

Aantal bomen binnen de bebouwde kom

454

Stuks

Oppervlakte beplanting binnen de bebouwde kom

6.667

M2

Oppervlakte gras binnen de bebouwde kom

18.806

M2

Knipoppervlakte hagen binnen de bebouwde kom

1.121

M2

Groen per inwoner binnen de bebouwde kom

22

M2

Groen per woning binnen de bebouwde kom

52

M2

 

18.4 Stedenbouwkundige opbouw.

De kerk is niet centraal gelegen in het dorp. De kerk staat ten noordwesten van de overige bebouwing van het dorp. De oudste bebouwing vormde een lintbebouwing en is terug te vinden langs de Spoorstraat en de Swolgenseweg. Door inbreiding van woningen is van de oorspronkelijke lintbebouwing niet veel meer terug te vinden.

Tot de jaren 70 van de vorige eeuw vond woningbouw voornamelijk plaats in het noordoosten van het dorp. Kenmerkend in deze woonbuurt zijn de twee ronde wooncomplexen: De Zonnehof. Vanaf 1970 is vooral ten zuiden van het dorp gebouwd.

 

18.5 Huidige infrastructuur.

Kenmerkend voor Tienray is de, zogenaamde, vijfsprong van wegen nabij de kerk. De Spoorstraat en de Kloosterstraat vormen de hoofdontsluiting in de noord – zuid richting. Het vormt de verbinding met de dorpen Meerlo (in het noorden) en in het zuidwesten met Horst en Meterik. Een andere hoofdontsluiting is vanaf de vijfsprong naar Swolgen, de Swolgenseweg. Vanaf de vijfsprong zijn ook twee plaatselijke ontsluitingswegen waar te nemen: de Burgemeester van de Berghlaan en de Bernadettelaan. Andere plaatselijke ontsluitingswegen zijn: Nieuwe Baan en de Zwanenweg.

Ten zuidwesten van de kern loopt de spoorlijn Nijmegen – Venlo. Van 1883 tot 1938 had Tienray een eigen station aan dit spoor. Het stationgebouw is er nog wel maar is nu bestemd voor wonen.

 

18.6 Huidige groenstructuur.

Tienray is een kruispunt van wegen die bij elkaar komen nabij de kerk (de vijfsprong). De hoofdontsluiting loopt in de noord-zuidrichting door het dorp (Kloosterstraat – Spoorstraat). Een andere doorgaande weg is de Swolgenseweg. Deze wegen worden door hagen begeleid. Op enkele plaatsen waar dit mogelijk is staan bomen. Door de groene voortuinen worden deze wegen niet als een stenige massa ervaren ondanks dat hier niet veel openbaar groen aanwezig is. Leibomen, hagen en fleurige perken accentueren het ‘centrum’ van het dorp met de kerk als middelpunt. De kerk wordt geflankeerd door grote bomen. De leibomen aan de voorzijde ontnemen het zicht op de kerk niet.

Door de nabijheid van het buitengebied en de grote kavels zijn er weinig grotere plantsoenen in Tienray. Op de hoek van de Johan Hofmanstraat en de Pastoor Dinckelsstraat ligt een verouderd plantsoen. De Burgemeester van den Berghlaan is de verbinding van de kerk naar het kruiswegpark en de Groote Molenbeek. Hierlangs vindt men de kruiswegstaties. De Nieuwe Baan is een van de weinige straten met grote laanbomen. Een groene long in het dorp is de kloostertuin. Dit is een grote massa groen die aangewezen is om bebouwd te gaan worden.

 

18.7 Overgang van de kern met het buitengebied.

De Stationslaan is een groene laan langs het spoor. Te samen geven zij een duidelijke zuidgrens aan het dorp Tienray. Aan de oostzijde (Donkerhofsteeg) liggen kassen die het dorp vanaf deze zijde aan het zicht ontnemen. Tienray is een dorp in de weilanden en de akkers. Door al het groen valt het dorp alleen op door de torenspits van de kerk. De Groote Molenbeek begrenst het dorp aan de westzijde en wordt in het dorp nauwelijks ervaren. De processieganger ervaart de beek wel omdat er enkele kruiswegstaties in de buurt van de beek zijn gesitueerd en men de beek passeert op weg naar het kruiswegparkje “Over de beek”. De beek zou een prima basis vormen om een ommetje te ontwikkelen. Het dorp wordt aan de noordzijde begrenst door een boerderij waarvan het perceel door een lage haag wordt omgeven. Aan de andere zijde van de hoofdweg ligt het voormalige klooster met kloostertuin. Hier is sprake van het ontwikkelen van woningbouw.

De opname in het recreatieve netwerk van het buitengebied biedt kansen om interessante rustplaatsen te creëren. Vanuit een recreatief – economisch oogpunt kan een ontwikkelingsplan hier concreet antwoord op geven. Uitgangspunt dient te zijn dat de plaatselijke (historische) kernkwaliteiten van het dorp en de aanwezige voorzieningen hierbij vertrekpunt moeten zijn.

 

18.8 Gewenste groenstructuur.

De gewenste groenstructuur is voor een substantieel deel reeds aanwezig. Vanuit deze bestaande groene waarden dient verder gebouwd te worden aan de gewenste groenstructuur.

 

Uitgangspunten voor de gewenste groenstructuur van Swolgen zijn:

  • -

    Ondersteuning van de gewenste identiteit (landelijke kern)

  • -

    Creëren van ontmoetings / rustpunten voor bewoners en toeristen.

  • -

    Een plek voor grotere dorpsfestiviteiten / evenemententerrein.

De hoofdgroenstructuur van Tienray is enkele jaren geleden samen met de overige infra heringericht. Het dorp heeft haar centrum weer teruggekregen. Echter voor de toekomst worden toch enkele verbeterpunten aangedragen, te weten:

  • -

    Het plantsoen aan de Pastoor Dinckelsstraat en ook het Hanna van de Voortplein hebben een verouderde inrichting en hebben niet meer de kwaliteit die je aan zo’n centraal gelegen plek zou kunnen / moeten geven. In combinatie met andere gemeenschapsfuncties (school, gemeenschapshuis) ligt hier de mogelijkheid om aan de vraag van de huidige dorpsbewoners een evenemententerrein / ontmoetingsplek te ontwikkelen tegemoet te komen en zo een groene parel te ontwikkelen.

  • -

    De kloostertuin is een groene long in het dorp. Bij het ontwikkelen van de bouwplannen op deze locatie moet gestreefd worden om de monumentale bomen op het terrein te sparen. Verder vraagt de overgang naar het buitengebied de nodige aandacht. Woningen naar buiten richten of goed inkleden.

  • -

    De bereikbaarheid van het buitengebied via wandelpaden en onverharde wegen stimuleren.