Organisatie | Fryslân |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Beheerbeleid voor provinciale vaarwegen 2003 |
Citeertitel | Beheerbeleid voor provinciale vaarwegen 2003 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-05-2003 | nieuwe regeling | 22-04-2003 prb-2003-24 | 472564 |
Deze nota ‘Beheerbeleid voor Vaarwegen’ geeft inhoud aan de uitwerking van beleidsregels die toegepast worden bij de beoordeling van ontheffingsaanvragen op grond van de Vaarwegenverordening Friesland. Daarnaast kunnen er beheerafspraken opgenomen zijn, die op de eigen organisatie van toepassing zijn.
De nota ‘Beheerbeleid voor vaarwegen’ bestaat uit twee delen. Deel I behandelt de meer algemene onderwerpen, zoals wetgeving en relevante beleidskaders. Dit deel is vooral informatief voor degene die geen ervaring heeft met vaarwegenbeheer, maar daar wel werkzaamheden voor moet verrichten. Deel II bevat de uitwerking van concrete beheeronderwerpen in de vorm van uitgangspunten, beleidsregels en beheerafspraken.
De provincie Fryslân heeft in totaal 647 kilometer vaarweg in beheer. Hiervan wordt 103 kilometer tot het grootscheepsvaarwater (GSVW) gerekend. Het betreft het Prinses Margrietkanaal en het Van Harinxmakanaal. Beide vaarwegen zijn in eigendom (behalve met name de gedeelten in de meren), beheer en onderhoud bij de provincie Fryslân. De provincie ontvangt voor deze vaarwegen een vergoeding uit rijksmiddelen voor onderhoud en exploitatie. Andere voor de beroepsvaart van belang zijnde vaarwegen zijn de zijtakken van het Prinses Margrietkanaal naar Sneek, Heerenveen en Drachten (klasse IV) en de zijtakken van het Van Harinxmakanaal naar Leeuwarden (klasse III en IV).
De overige provinciale vaarwegen zijn voor de beroepsvaart van minder belang maar vervullen meestal wel een belangrijke functie voor de grotere recreatievaart.
Vaarwegbeheer en nautisch beheer.
Het beheer van scheepvaartwegen is onder te verdelen in vaarwegbeheer en nautisch beheer.
Vaarwegbeheer betreft de aanleg en het instandhouden van de infrastructurele voorzieningen, die nodig zijn voor gebruik van het water door de scheepvaart. Deze activiteiten kunnen zijn gericht op: voldoende vaardiepte en vaarbreedte, een onbelemmerde doorvaart, het aanbrengen en instandhouden van vaarwegmeubilair, etc.
Nautisch beheer betreft het reguleren van het scheepvaartverkeer op basis van de Scheepvaartverkeerswet. Dit omvat al datgene wat het bevoegde gezag op basis van deze wet mag of gehouden is te doen (o.m. het treffen van verkeersmaatregelen of het verlenen van vrijstelling of ontheffing daarvan).
Op de staten A en B, behorende bij de Vaarwegenverordening Friesland, staan alle vaarwegen genoemd waar de provincie beide vormen van beheer toepast. Gedeputeerde Staten voeren daarnaast het nautisch beheer op de grotere meren uit (met uitzondering van het Lauwersmeer). Op deze meren heeft de provincie alleen een taak als vaarwegbeheerder, voor zover de door de meren heen lopende vaargeulen onderdeel zijn van een provinciale vaarweg.
Deze nota is van toepassing op de bij de provincie Fryslân in beheer en onderhoud zijnde vaarwegen. In artikel 1 van de Vaarwegenverordening is de reikwijdte juridisch vertaald. Door het provinciebrede belang is artikel 16 van de Vaarwegenverordening Friesland bovendien van toepassing op de niet bij de provincie in beheer zijnde vaarwegen. Dit artikel heeft betrekking op het instellen van vaarverboden bij de aanwezigheid van ijs. Ook artikel 17 heeft een ruimere reikwijdte, maar deze is van rechtswege vervallen doordat maximumvaar-snelheden in het Binnenvaartpolitiereglement zijn opgenomen.
Voor de uitvoering van het nautisch beheer en vaarwegbeheer geeft deze nota de randvoorwaarden. Behalve voor de organisatieonderdelen die zich direct met vaarwegen bezig houden, is deze nota ook van waarde voor andere beleidsvelden van de provincie. Hierbij valt te denken aan afstemming en planontwikkeling met raakvlakken met het vaarwegenbeheer. Vooral de ruimtelijke plannen spelen hierin een rol, gezien de invloed die ruimtelijke ontwikkelingen kunnen hebben op het vaarwegbeheer.
Extern beïnvloedt de inhoud van deze nota relaties met bedrijven, andere overheden en particulieren. De invloed bestaat hieruit dat de geformuleerde beleidsregels aangeven hoe en op welke wijze ontheffingaanvragen in het kader van de Vaarwegenverordening Friesland worden behandeld.
4 Provinciaal beleid en juridisch instrumentarium
Het nautisch beheer en het vaarwegbeheer staan niet op zichzelf. De hierna genoemde provinciale verordeningen, wetten, beleidsnota’s en plannen, bevat-ten "doelstellingen" die relevant zijn voor beheerbeleid voor vaarwegen.
Vaarwegenverordening Friesland (VVF)
In 1990 is de provinciale VVF vastgesteld (opvolger van het Waterenreglement Friesland), met als doel de bescherming, instandhouding en bruikbaarheid van de bij de provincie in beheer zijnde vaarwegen, waterstaatswerken en oevers. Deze verordening bevat zowel verbod- als beheerbepalingen. De VVF is het juridisch instrument van de provincie Fryslân in de rol van vaarwegbeheerder. De VVF kent twee leggers, genaamd de Staten A en B:
Staat A omvat de belangrijkste vaarwegen, zijnde de beroepsvaarwegen CEMT klasse I t/m V en de grotere recreatievaarwegen. De provincie voert hier een actief beheer. Deze staat bevat gegevens m.b.t.:
Staat B bevat de minder belangrijke vaarwegen. Dit betreffen vaak doodlopende, afgesneden vaarweggedeelten die vroeger deel uitmaakten van de doorgaande vaarverbindingen. Indien mogelijk wordt het beheer van deze vaarwegen vanwege de louter locale functie afgestoten naar gemeenten. In deze nota blijven deze vaarwegen verder buiten beschouwing omdat de provincie hier geen actief beheer uitoefent.
Het Provinciaal Verkeer en Vervoerplan (PVVP)
Het PVVP is een provinciaal beleidsplan dat zich richt op de huidige en toekomstige ontwikkelingen op het gebied van verkeer en vervoer. Als belangrijkste doel van het verkeer- en het vervoerbeleid noemt dit rapport het waarborgen en verbeteren van de bereikbaarheid van de economische en recreatieve centra in de provincie Fryslân.
In het PVVP wordt gestreefd naar toename van vervoer van goederen over het water, met behoud van het huidige veiligheidsniveau. Ingezet wordt op het scheppen van de juiste randvoorwaarden voor het realiseren van deze ontwikkeling, door stimuleren aanleg natte bedrijfsterreinen, havenvoorzieningen en het bevorderen van een zoveel mogelijk ongestoorde doorvaart. Hiervoor zullen beroepsvaarwegen uitgebouwd worden tot hogere vaarwegcategorieën, met daarbij horende voorzieningen zoals aquaducten, brugverhogingen etc.
Voor de recreatievaart streeft de provincie naar een duurzame, kwalitatief hoogwaardige uitbouw die een verdere groei mogelijk maakt. Het PVVP conformeert zich voor de pleziervaart merendeels aan de Beleidsvisie Recreatietoervaart in Nederland.
Daarnaast vormt ‘Het Friese Merenproject’ een belangrijk plan om tot een kwalitatieve verbetering te komen voor de recreatievaart (tot 2010). Het plan van aanpak gaat uit van onder meer:
Een aantal van de in het PVVP genoemde doelstellingen werkt door in het beheerbeleid voor vaarwegen. Dit geldt onder meer voor de toelaatbaarheid van voorzieningen langs het Prinses Margrietkanaal, Van Harinxmakanaal en het gewenste voorzieningenpakket voor recreatieve vaarwegen met een verbindings- of een ontsluitingsfunctie.
Een punt van aandacht is dat de huidige vaarweginrichting in een aantal gevallen afwijkt van de in het PVVP toegekende categorie. De aanvragen om ontheffing worden dan getoetst aan de eisen die voor die PVVP-categorie gelden. Per geval moet worden beoordeeld of dit een realistische optie is. Dit geldt met name voor vaarwegen waarbij sprake is van een uitbouw naar een hogere categorie. Algemene uitgangspunten zijn:
Het tijdstip waarop een vaarweg daadwerkelijk wordt heringericht, kan mee van invloed zijn op het al dan niet toestaan van activiteiten.
Plan Kleine Waterrecreatie (2002 - 2010)
Dit plan is gericht op de kleine waterrecreatie en vormt daarmee een aanvulling op de PVVP-netwerken voor de recreatievaart. In het plan wordt aandacht besteed aan kanovaren, roeien, het varen met kleinere zeil- en motorboten en het schaatsen. Het plan heeft als doel het optimaliseren van netwerken en inrichting van vaarwegen en meren voor de kleine waterrecreatie. Volledigheidshalve zij vermeld dat de vaarwegen die deel uitmaken van het netwerk van het Plan Kleine Waterrecreatie over het algemeen niet in beheer zijn bij de provincie Fryslân. Hier rest een taak voor de desbetreffende gemeente.
Het Waterhuishoudingsplan richt zich op de zorg voor het grond- en oppervlaktewater en de daarbij horende belangen. Er wordt gestreefd naar een integraal waterbeheer, waarbij afwegingen moeten worden gemaakt tussen die diverse belangen. Het beleid richt zich zowel op de kwaliteit als op de kwantiteit van het waterbeheer. Voor het vaarwegbeheer is het peilbeheer en de afstroming van belang.
Het vaarwegbeheer kan de waterkwaliteit beïnvloeden. Zo zorgen bijvoorbeeld bij de provincie in beheer zijnde natuurvriendelijke oevers voor een kwalitatief goed watersysteem. De in dit kader relevante baggerproblematiek en het aanpakken van verontreinigde waterbodems, wordt meegenomen bij de formulering van de beleidskaders onderhoud vaarwegen.
Integraal Waterbeheerplan Friese Waterschappen (IWBF)
Dit plan geeft invulling aan de beheertaken van het waterschap die zich richten op: waterkeringzorg (veiligheid, bescherming); waterkwantiteit en waterkwaliteit.
Het huidige vaarwegbeheer is gebaseerd op een vast peil van de boezem (zomerpeil + 0,14m.). In het kader van het IWBF wordt de mogelijkheid van invoering van een variërend boezempeil nader onderzocht. Dit onderzoek wordt voor 2004 afgerond. De uitkomst zal van grote invloed zijn op het vaarwegbeheer door de provincie en heeft bovendien grote financiële consequenties.
Het rijk onderscheidt vaarwegen voor goederenvervoer in hoofdtransportassen, hoofdvaarwegen en overige vaarwegen. Voor de recreatievaart is het recreatie-toervaartnet van belang. Beleid is neergelegd in het Structuurschema Verkeer en Vervoer II en in de Beleidsvisie Recreatietoervaart in Nederland. Op het hoofdvaarwegennet zijn Europese verdragen en regelingen van toepassing. In het algemeen kan worden gesteld dat het rijk streeft naar een groei van het goederentransport over het water. De hoofdvaarwegen dienen hierop toegerust te worden.
Daarnaast streeft het rijk, evenals overigens de provincie, naar scheiding van recreatie- en beroepsvaart. In dit verband wordt gewerkt aan de realisering van alternatieve (staande mast-)routes voor de recreatievaart.
Het rijk stelt middelen beschikbaar voor onderhoud en exploitatie van het Prinses Margrietkanaal en het Van Harinxmakanaal. In de overeenkomst met het rijk zijn de uitgangspunten geformuleerd waarop de bestedingen betrekking moeten hebben (kwaliteitsniveau, achterstallig onderhoud). Daarnaast worden middelen beschikbaar gesteld voor verruiming en/of optimalisering van in eerste instantie het Prinses Margrietkanaal tot CEMT-klasse Va. De wederzijdse rechten en plichten zijn vastgelegd in een overeenkomst voor Grootscheepsvaarwaters.
In het Meerjarenplan Infrastructuur en Transport heeft het rijk gelden gereserveerd voor het oplossen van knelpunten in de doorstroming van vaarwegen.
Met dit vaarplan, dat in het voorjaar van 2001 is vastgesteld, biedt het rijk een kader voor een veilige en vlotte scheepvaart op de binnenwateren. Men acht daarbij de volgende elementen en de interactie op de omgeving van belang: schip; lading; mens; infrastructuur.
Het streefbeeld is gericht op het handhaven van het huidige veiligheidsniveau, ook bij toenemende intensiteiten. Daarnaast is het streven gericht op het handhaven van de huidige standaardwaarden voor wachttijden voor hoofdvaarwegen. Deze is gesteld op maximaal 30 minuten gemiddelde passeertijd van een sluis/brug en maximaal 15 minuten nivelleertijd, tijdens de drukste periode.
Beleidsvisie Recreatietoervaart in Nederland (BRTN)
Deze beleidsvisie heeft als hoofddoel het behouden en ontwikkelen van een aantrekkelijk en gedifferentieerd samenhangend recreatietoervaartnet. Een belangrijk onderwerp in deze visie is de brug- en sluisbedieningproblematiek.
De Stichting Recreatietoervaart Nederland (SRN) verstrekt op basis van deze beleidsvisie cofinanciering voor projecten als deze voldoen aan de criteria en als het project is opgenomen in het Meerjaren Uitvoerings Programma (MUP).
Randvoorwaarden voor het vaarwegenbeheer worden gegeven in wetgeving. Op de meest relevante wetgeving wordt hierna ingegaan.
Europese verdragen en regelgeving
Voor het hoofdvaarwegennet zijn technische en operationele zaken vastgelegd in verschillende verdragen. Eén van de belangrijkste is het European agreement on main inland waterways in international importance (AGN). Verder is van groot belang het door de Conférence Européenne des Ministres des Transports (CEMT) ontworpen classificatiesysteem voor beroepsvaartwegen.
De Scheepvaartverkeerswet geeft algemene regels inzake het scheepvaartverkeer op de binnenwateren en de buitendijkse territoriale wateren. De Svw bepaalt daarnaast dat Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB’s) moeten worden opgesteld inzake het deelnemen aan scheepvaartverkeer op vaarwegen en voor verkeerstekens en verkeersaanwijzingen. Aan de orde is het nautisch beheer.
Voor de toepassing van deze wet zijn Gedeputeerde Staten van Fryslân het bevoegde gezag voor de bij de provincie in beheer zijnde vaarwegen. Al eerder is in deze nota gemeld dat Gedeputeerde Staten tevens bevoegd gezag zijn als bedoeld in de Svw op de Friese meren, met uitzondering van het Lauwersmeer.
Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer (BABS)
Een van de AMvB’s op grond van de Svw is het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer, gemakshalve BABS genoemd. Hierin zijn regels opgenomen inzake de totstandkoming van verkeersbesluiten (en vrijstellingen daarvan). Tevens is in het BABS geregeld dat het bevoegd gezag in bepaalde omstandigheden zonder verkeersbesluit een verkeersteken kan plaatsen dat een ge- of verbod of een opheffing daarvan inhoudt. Het gaat hierbij om situaties waarbij sprake is van uitvoering van werken, dreigend gevaar of andere tijdelijke dringende omstandigheden.
Binnenvaartpolitiereglement (BPR)
Het BPR is eveneens een AMvB gebaseerd op de Svw. Het BPR geeft algemene bepalingen die aanvaringen of aandrijvingen op de vaarwegen dienen te voorkomen. De regels gesteld in het BPR hebben betrekking op schepen, hun uitrusting, de opvarenden en het gebruik van de vaarweg door schepen. Enkele algemeen geldende bepalingen:
inzake bijzondere transporten: een schip, duwstel of samenstel, dat niet voldoet aan de afmetingen als hiervoor bedoeld, mag zich slechts met toestemming van de bevoegde autoriteit laten slepen of assisteren. Een drijvende inrichting of voorwerp mag zich slechts met toestemming van de bevoegde autoriteit doen voortbewegen, tenzij er geen sprake is van gevaar of hinder voor de scheepvaart of kans op schade aan kunstwerken;
Het BPR bevat bovendien regels voor de plaatsing van verbodsborden, bewegwijzering en markering van vaarwegen.
Deze wet regelt het boezembeheer, waarbij oppervlakte- en grondwater een samenhangend geheel vormen: water, bodems, oevers en technische infrastructuur. De kwantitatieve waterbeheerder is hiervoor primair verantwoordelijk. Voor dit kwantitatief beheer wordt een bepaald waterpeil nagestreefd. Het waterschap Fryslân heeft hierin een belangrijke taak (zie ook onder 4, provinciaal beleid).
Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen
Op grond van deze raamwet zijn regelingen opgesteld voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Voor de externe veiligheid geldt de “Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen”. Op grond hiervan worden risicocontouren bepaald die langs vaarwegen van toepassing kunnen zijn.
Voor een deel ontbreekt echter adequate regelgeving voor vervoer van gevaarlijke stoffen over water. Zo is bijvoorbeeld voor concrete gevallen, zoals het bepalen van bebouwingsvrije afstanden ten opzichte van wachtplaatsen van schepen die gevaarlijke stoffen vervoeren, niets geregeld.
Landinrichtingswet en Wet op de Ruimtelijke Ordening
De Landinrichtingswet regelt de toewijzing van de eigendom, het beheer en onderhoud van wegen, waterlopen en de hierbij horende kunstwerken.
Voor de toekenning van functies in plannen op grond van de ruimtelijke ordening geldt dat bijvoorbeeld het toestaan van insteekhavens, bebouwing langs vaarwegen etc., ingrijpende gevolgen kan hebben voor het functioneren en het veilig gebruik van een vaarweg. Het toetsen van deze ontwerpplannen aan de belangen van het nautisch en vaarwegbeheer, is dan ook van groot belang.
Er wordt daarom bij de beoordeling van ruimtelijke plannen nadrukkelijk aandacht gevraagd voor:
Richtlijnen Vaarwegen, van de Commissie Vaarwegbeheerders (CVB)
De richtlijnen hebben betrekking op de vormgeving van vaarwegen en de bediening van kunstwerken. Ze geven inzicht in hydraulische voorwaarden, zichtlijnen en uitzichthoeken, bochtstralen, oeverinrichting, eisen te stellen aan laad- en loswallen etc. Deze richtlijnen zijn dan ook relevant bij verzoeken om ontheffing op grond van de Vaarwegenverordening Friesland.
De richtlijnen conformeren zich onder meer aan de CEMT-classificatie (richtlijnen op grond waarvan vaarwegen zijn ingedeeld met een daarbij horende inrichting/afmeting). De CEMT-classificatie heeft betrekking op de beroepsvaart.
Voor de recreatievaart is eveneens een indeling gemaakt van vaarwegen en de daaraan te stellen eisen. Deze is verwoord in de BRTN en het PVVP.
Het privaatrecht en de risico-aansprakelijkheid
In enkele gevallen is de provincie als vaarwegbeheerder eveneens eigenaar van de betrokken vaarweg. De eigendomsrechten uit het Burgerlijk Wetboek (BW) zijn daar op van toepassing. Dit recht wordt beperkt door onder meer de belangen van anderen. In het algemeen geldt dat een bestuursorgaan van het eigendomsrecht geen misbruik maakt en de redelijkheid en billijkheid in acht neemt. Binnen bepaalde grenzen is het toegestaan om eigendommen te exploiteren.
Risicoaansprakelijkheid: boek 6 van het BW regelt de aansprakelijkheid voor opstallen, waaronder ook vaarwegen behoren, alsmede de vaarweguitrusting.
7 Beleidsherziening en afwijking van beleid
Het beleid wordt herzien of aangevuld als hiervoor overwegende redenen zijn. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij gewijzigde wetgeving of bij het opnemen van nieuwe onderwerpen.
Bij voorstellen om in afwijking van het in deze nota neergelegde beleid te handelen, wordt per geval beoordeeld of volstaan kan worden met terugkoppeling naar het portefeuille-overleg met de vakgedeputeerde, of dat het onderwerp moet worden voorgelegd aan het college van Gedeputeerde Staten.
Lijst met gebruikte afkortingen
BABS Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer
BPR Binnenvaartpolitiereglement
BRTN Beleidsvisie Recreatietoervaart in Nederland
CEMT Conférence Européenne des Ministres des Transports
CVB Commissie Vaarwegbeheerders
IWBF Integraal waterbeheerplan Friese Waterschappen
PVVP Provinciaal Verkeer en Vervoerplan
Deel II: concrete ontheffingen en beheerzaken
Voor activiteiten die onder de reikwijdte van de Vaarwegenverordening Friesland (VVF) vallen, geeft Deel II de hierop van toepassing zijnde uitgangspunten en beleidsregels. Een aantal onderwerpen is specifiek uitgewerkt, zoals kabels en leidingen, evenementen, beplantingen etc. Voor niet specifiek benoemde onderwerpen en aanvullend, zijn de algemene uitgangspunten en het onderdeel “Werken en werkzaamheden langs, in, op, over of onder de vaarweg” van toepassing.
Voor de beoordeling van vaarwegbelangen bij het toetsen van planontwikkeling op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Landinrichtingswet, of bij individuele verzoeken van derden, hebben de adviezen die hierover uitgaan, Deel II eveneens als basis.
Algemeen toe te passen uitgangspunten
Het vaarwegbeheer wordt getoetst aan de volgende algemene uitgangspunten. Daarnaast zijn uitgangspunten verwoord bij de specifieke onderwerpen. In het algemeen is het volgende van toepassing:
Opmerking: uit oogpunt van effectiviteit kunnen bij gezamenlijke activiteiten van provincie en derden afspraken worden gemaakt (b.v. bij werk met werksituaties). De financiële gevolgen hiervan worden tijdens de projectvoorbereiding in de bestuurlijke besluitvorming meegenomen.
1 Werken en werkzaamheden langs, in, op, over of onder een vaarweg
Er worden veel ontheffingsaanvragen van de verbodsbepalingen van de Vaar-wegenverordening Friesland ingediend voor het aanbrengen/oprichten van werken of het verrichten van werkzaamheden op of in de oever en de vaarweg. Geregeld betreft het ook de inrichting van zowel bedrijfshavens als particuliere (insteek)havens. Een enkele keer wordt een ontheffing gevraagd voor de aansluiting van een zijtak op een vaarweg. In het algemeen gelden bij al deze werken de volgende uitgangspunten:
Opmerking: de vaarweggedeelten in beheer bij de provincie, die niet voorkomen op het recreatieve vaarwegennet van het PVVP, maar wel op de kaart van dit plan voor de kleine watersport, betreffen de volgende vaarwegen:
Voor het verlenen van een ontheffing op grond van de Vaarwegenverordening Friesland voor werken en werkzaamheden langs, op, in, over of onder de vaarweg, zijn de volgende beleidsregels van toepassing:
Opmerking: indien er sprake is van belemmering of hinder dient dit afgewogen te worden ten opzichte van de overlast die ontstaat voor het scheepvaartverkeer. Hoe hoger de vaarweg is geclassificeerd, hoe minder acceptabel deze overlast is dan wel mag zijn.
nieuwe vaarwegaansluitingen en/of havens langs grootscheepsvaarwaters worden in principe niet toegestaan. Aanvragen worden getoetst aan het vigerende provinciaal beleid, neergelegd in het Streekplan Friesland, PVVP en andere provinciale plannen alsmede aan vigerende bestemmingsplannen en de richtlijnen Vaarwegen van de CVB. Onder meer zal worden gekeken naar:
van het verbod op bebouwing binnen de aangegeven bebouwingsvrije zone kan slechts in bijzondere situaties worden afgeweken op grond van zwaarwegende argumenten, zoals stedenbouwkundige, i.v.m. monumentale bebouwingsprofielen of reeds bestaande bebouwing, aangetoonde bedrijfseconomische noodzaak of vigerende planologische regelingen. Voorwaarde blijft dat er geen nautische en/of waterstaatkundige belangen worden geschaad;
indien met ontheffing aanwezige werken binnen een ca. 3½ à 5 meter brede provinciale onderhoudstrook langs de grootscheepsvaarwaters, extra kosten voor de provincie tot gevolg hebben bij het plegen van reguliere onderhoudswerkzaamheden, komen deze extra kosten voor rekening van ontheffinghouder, tenzij de provincie onzorgvuldig handelen c.q. nalatigheid kan worden verweten;
Indien er sprake is van een gebied dat aangewezen is als ecologische verbindingszone, wordt in overleg met afdeling Landelijk Gebied bepaald op welke wijze de bij ontheffing gevraagde werken of werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd.
Bij voorzienbare, scheepvaartstremmingen, vindt vroegtijdig overleg plaats met scheepvaartbelangenorganisaties en bedrijfsleven.
Er worden veel ontheffingsaanvragen ingediend voor het leggen, hebben en onderhouden van kabels en leidingen langs, door of over provinciale vaarwegen. Als algemene uitgangspunten zijn de volgende van toepassing:
met uitzondering van aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken of omroepnetwerken, zoals bedoeld in artikel 5.7 van de Telecommunicatiewet, wordt voor de financiële afwikkeling de bevriezingsregeling “nadeelcompensatie verleggen kabels en leidingen” als interim regeling gehanteerd, in afwachting van de definitieve nadeelcompensatieregeling.
Opmerking: er is een beleidsnotitie in ontwikkeling, genaamd “Dekkingseisen kabels en leidingen provinciale vaarwegen”. Zodra deze is vastgesteld door het provinciaal bestuur, is deze van toepassing op dit onderwerp en kan als onderdeel van deze beleidsnotitie worden aangemerkt.
Heffingen of andere vormen van vergoedingen
De vaarwegbeheerder ondervindt uitsluitend nadeel van kabels en leidingen in of langs vaarwegen. Nu deze in toenemende mate aangelegd worden door commerciële bedrijven, zal nader onderzocht worden of en in welke mate er een vergoeding kan worden gevraagd voor het houden van kabels en leidingen en eventuele aanvullende voorzieningen langs, in of over vaarwegen. Dit natuurlijk met uitzondering van kabels en leidingen die een functie hebben voor voorzieningen ten gunste van de vaarwegbeheerder i.c. de provincie Fryslân.
Aanvragen om ontheffing en gedoogverzoeken op grond van de Telecommunicatiewet worden beoordeeld op nautische en vaarwegbeheerstechnische aspecten. Ze worden getoetst aan de volgende beleidsregels:
Opmerking: voor met name hoofdtransportleidingen gelden afstanden, waarbinnen andere kabels en leidingen niet zijn toegestaan. Als er ook op grond van de algemene voorwaarden geen ruimte meer is, dan is het aan de aanvrager om andere oplossingen aan te dragen. De kosten komen voor rekening van de aanvrager. De aangedragen oplossing zal getoetst worden aan de belangen van het vaarwegbeheer.
als kabels en leidingen geen functie meer vervullen, dienen ze uitgeruimd te worden. De kosten hiervan komen voor rekening van de aanvrager. Een uitzondering van deze verplichting wordt gemaakt als uitruiming tot grotere nadelige milieugevolgen en/of zeer hoge maatschappelijke kosten leidt, dan als de kabel of leiding blijft liggen. Bij ontheffing kunnen nadere eisen worden gesteld over het tijdstip waarop en hoe uitruiming plaats moet vinden;
Aanbieders van telecommunicatienetwerken die moeten worden gedoogd op grond van de Telecommunicatiewet, dienen bij graafwerkzaamheden in provinciale beheerobjecten een verzoek in bij de provincie. De provincie reageert in principe binnen vier weken. In de reactie op het verzoek wordt in ieder geval opgenomen dat de provincie wordt geïnformeerd over beëindigd/gewijzigd gebruik van de kabel.
De gemeente coördineert en beslist over aanvragen op grond van Telecommunicatiewet, ook voor bij de provincie in beheer zijnde vaarwegen. Indien de provincie niet kan instemmen met het besluit van de gemeente, zal een afweging moeten worden gemaakt om al dan niet een bezwaar/beroepsprocedure te starten. Hierover besluiten Gedeputeerde Staten.
3 Maximale afmetingen van vaartuigen
Bij besluit van 27 januari 2000 hebben Gedeputeerde Staten de bij ontheffing of toestemming maximaal toegestane overschrijding van de maximum afmetingen van vaartuigen per vaarweg vastgesteld. Dit besluit is als bijlage toegevoegd aan de Vaarwegenverordening Friesland. Overschrijding van de bij dit besluit vastgestelde maximale afmetingen wordt niet toegestaan. Toestemming/ontheffingverlening is afhankelijk van:
Opmerking: binnen de ruimte voor het toestaan van de overschrijding van maximale afmetingen van vaartuigen, per geval toetsen of er zich (tijdelijke) omstandigheden voordoen die hierop van invloed zijn. Betreft het bijvoorbeeld vervoer van gevaarlijke stoffen en/of bevinden zich in de directe omgeving van de vaarweg risicovolle zaken; is ter plaatse de speling het geringst etc.
Uitgangspunt bij bijzondere transporten
Bijzondere transporten zijn die transporten die op grond van de lengte, breedte, hoogte, diepgang, manoeuvreerbaarheid of snelheid niet voldoen aan de omschrijving “in overeenstemming met het karakteristiek van de vaarweg”. Voor dergelijke bijzondere transporten verleent de vaarwegbeheerder binnen bestaande beleidsuitgangspunten ontheffingen op grond van het Binnenvaartpolitieregelement, respectievelijk de Vaarwegenverordening Friesland, waaraan voorwaarden worden verbonden. Afhankelijk van de omvang van het transport en in het kader van de veiligheid te water, vindt al dan niet begeleiding met een provinciaal vaartuig plaats. In verband met de specifieke middelen en kennis die hiervoor nodig zijn en vanuit de toezichthoudende functie, vervult de vaarwegbeheerder deze taak zelf.
Indien een bijzonder transport zodanig wordt samengesteld dat begeleiding van een provinciaal vaartuig is vereist, terwijl bij gewijzigde samenstelling (ontkoppeling) die voorwaarde vervalt, komen de kosten van begeleiding voor rekening van belanghebbende/ontheffing-houdster.
Op het water worden evenementen georganiseerd. Evenementen betreffen zeilwedstrijden, gondeltochten etc. Het Binnenvaartpolitiereglement regelt de meldingsplicht aan de bevoegde autoriteit, voor evenementen waarbij één of meerdere schepen zijn betrokken. Indien een evenement de veiligheid van de scheepvaart in gevaar kan brengen, is toestemming van de vaarwegbeheerder vereist. De volgende uitgangspunten zijn van toepassing:
Voor evenementen zijn de volgende beleidsregels van toepassing:
Opmerking: het gebruik van hoofdvaarwegen is dermate belangrijk voor het goederenvervoer, dat geen medewerking kan worden verleend aan stremmingen.
Langs vaarwegen bevindt zich soms beplanting in de vorm van bomen en struiken. Algemene uitgangspunten voor beplanting zijn:
de eigenaar van de beplanting is op grond van het Burgerlijk Wetboek verantwoordelijk en aansprakelijk voor schade als gevolg van de aanwezigheid van beplanting langs de vaarwegen. Het vaarwegbeheer is gericht op het voorkomen van schade aan vaarwegen, waterstaatswerken, alsmede het voorkomen van hinder of schade voor de scheepvaart;
De toelaatbaarheid van nieuw te plaatsen beplanting zal worden getoetst aan:
Schade en/of hinder kan ontstaan door opgaande beplanting en/of overhangende takken. Dit kan de vrije doorgang of het zicht voor het vaarverkeer hinderen. Door wortelgroei kan schade ontstaan aan oeververdediging of vaarweg.
Schade door beplanting van derden
Soms is er sprake van hinder of schade die veroorzaakt wordt door beplanting op aanliggende percelen, in eigendom of beheer bij derden. Indien derden nalaten deze hinder ongedaan te maken, dan kan op grond van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek de vaarwegbeheerder hier zelf in voorzien.
Verkeersmaatregelen bepalen in juridische zin welk gedrag is toegestaan op een vaarweg, bijvoorbeeld hoe snel er mag worden gevaren en welke scheeps-afmetingen toegestaan zijn. Ook is het vaststellen van een besluit waarbij een vaarweg niet langer voor het openbaar scheepvaartverkeer toegankelijk is, als een verkeersmaatregel te beschouwen.
Met verkeersbesluiten worden de gedragsregels voor het scheepvaartverkeer bepaald. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:
Voor een aantal specifiek benoemde onderwerpen geldt in aanvulling op de genoemde uitgangspunten de hierna volgende beleidsregels.
Met inachtneming van het bepaalde op basis van enig ander juridisch beleidsinstrumentarium zoals bijvoorbeeld de gemeentelijke ligplaatsenverordeningen, is het in principe vrij toegestaan ligplaats in te nemen langs de oevers van de provinciale vaarwegen, tenzij bij besluit van de bevoegde autoriteit uitdrukkelijk anders is bepaald. Zo geldt langs de oevers van het Prinses Margrietkanaal en het Van Harinxmakanaal een totaal ligplaatsverbod, ingesteld om nautische redenen. Hetzelfde geldt voor diverse andere (kortere) trajecten langs provinciale vaarwegen. De plaatselijke situatie heeft daartoe aanleiding gegeven. Tenslotte mag binnen een afstand van 50 meter ter weerszijden van in of over provinciale vaarwegen gelegen kunstwerken niet zonder toestemming van de met de bediening belaste persoon worden afgemeerd.
Een nautisch ligplaatsverbod kan worden ingesteld indien:
Ontheffingverlening is onder voorwaarden mogelijk. Het al dan niet verlenen van een ontheffing wordt getoetst aan het volgende:
GS zijn bevoegd gezag in de zin van de Scheepvaartverkeerswet om de maximumsnelheid vast te stellen op de scheepvaartwegen welke in (nautisch) beheer bij de provincie zijn. Dat zijn zowel de vaarwegen vermeld op Staat A, als de bij besluit van 27 juni 1990, nr. 8 – II, aangewezen meren. In de hoedanigheid van bevoegde autoriteit hebben GS bij besluit van 9 oktober 1990, nr. WM.90/79415, afdeling water, de maximumsnelheden vastgesteld op de provinciale vaarwegen en de bij de provincie in nautisch beheer zijnde meren. Bij besluit van 6 april 1999, kenmerk WK99/10184, afdeling Vaarwegen, Inspectie en Scheepvaart, zijn gebieden aangewezen voor snelle motorboten en waterskiën. Het betreft overigens een actualisering van een reeds jaren bestaand Besluit aanwijzing gebieden voor snelle motorboten en waterskiën.
In het algemeen gelden de volgende beleidsregels:
Verkeersmaatregelen als bijv. vaarverbod en verplichting tot motor stand-by houden
Deze maatregelen worden overwogen als:
Onttrekken aan openbaar verkeer
De openbaarheid van wateren is niet zoals bij wegen, wettelijk geregeld. In de Vaarwegenverordening Friesland is daarom in artikel 9 een procedure opgenomen voor dergelijke besluiten.
De openbaarheid wordt afgeleid van de publieke bestemming. Op basis van ongeschreven recht mag een eigenaar van water geen beperkingen aanbrengen, waardoor het gebruik van het water (o.m. als vaarfunctie) niet meer mogelijk is.
Wanneer de vaarwegbeheerder maatregelen tot onttrekking aan het openbaar verkeer wil uitvoeren, dan dient een afweging te worden gemaakt van de redelijkheid en de billijkheid hiervan. Hierbij kan getoetst worden aan:
Van de inrichting (meubilair en kunstwerken) van vaarwegen en aanwezige voorzieningen van derden worden gegevens vastgelegd en beheerd. Deze gegevens worden opgeslagen in een geautomatiseerd systeem. Daarnaast bestaat op basis van afspraken met rijkswaterstaat, de verplichting om een legger bij te houden van grootscheepsvaarwateren. Jaarlijks wordt gecontroleerd of de gegevens nog actueel zijn en zonodig worden ze bijgewerkt.
De verantwoordelijkheid voor het beheer van gegevens vindt plaats bij het team Vastgoed, cluster Beheerssystemen. Hiervoor wordt een geografisch beheersysteem gebruikt (WIS).
De hiervoor genoemde gegevens kunnen een belangrijke rol spelen bij het bepalen van oplossingen van beleidsvraagstukken of knelpunten in vaarwegen. Ook zijn ze relevant voor het evalueren van genomen maatregelen en bij calamiteiten. Een actueel en gemakkelijk toegankelijk beheerbestand van gegevens is hierin van groot belang.
Voor schademeldingen is een administratieve organisatie van toepassing. Waar mogelijk wordt de schade verhaald op de veroorzaker.
Klachten worden geregistreerd in een Accesdatabase. Vervolgens wordt de klacht doorgespeeld aan de betrokken ambtenaar die verantwoordelijk is voor de afhandeling van de klacht. De afdoening wordt centraal gevolgd.
Er wordt gewerkt aan een nieuwe klachtenprocedure waarbij toetsing zal plaatsvinden aan de ISO-norm 9001, versie 2000.
Bij 32 objecten langs vaarwegen wordt de passage van de scheepvaart geregistreerd. Op 18 objecten worden de gegevens op formulieren ingevuld. Op grond van de Vaarwegenverordening Friesland zijn schippers verplicht om de gevraagde gegevens te leveren.
De volgende kenmerken kunnen worden geregistreerd: naam van het schip, vaarrichting, datum, tijdstip passage en aantallen. Voor vrachtschepen wordt bovendien geregistreerd: het laadvermogen, scheepstype, een indicatie van de beladingsgraad en eventueel de seinvoering bij vervoer van gevaarlijke stoffen. Deze gegevens worden beschermd door de Wet op de bescherming persoonsgegevens. Bij de recreatievaart richt de registratie zich voornamelijk op het aantal passages.
Bij twee sluizen (Prinses Margrietsluis en Tsjerk Hiddessluizen) worden voor de registratie uitgebreidere computerprogramma’s gebruikt. Hierbij vindt ook registratie plaats van herkomst, bestemming, de soort en hoeveelheid lading en het registratienummer van het schip.
Het systeem van de Prinses Margrietsluis maakt deel uit van het landelijk netwerk Informatie Verwerkende Systeem (IVS90). Dit systeem zorgt voor een optimale uitwisseling van informatie en daardoor onder meer een optimale benutting van de vaarweg en bijbehorende kunstwerken. Door het toenemen van het vervoer van gevaarlijke stoffen en de toenemende verkeersdruk is dit van groot belang voor de verkeersafwikkeling op de hoofdtransportassen. De in IVS90 verwerkte informatie heeft een bovenregionale functie. Ze wordt onder meer benut door rijkswaterstaat voor onderzoek naar verkeers- en goederenstromen in binnen- en buitenland.
De maandstanden van vier sluizen en één brug worden opgestuurd naar het CBS. Ze worden gebruikt voor landelijke cijfers van het scheepvaartverkeer.
Deze geregistreerde gegevens dienen de volgende doeleinden:
Bij vaarwegen kan zich ijsvorming voordoen. IJsvorming betekent een beperking van het vaarweggebruik. Op recreatievaart is dit nauwelijks van invloed. Dit gebruik speelt zich doorgaans buiten de winterperiode af. Voor beroepsvaart gaat dit niet op. Voor de vaarwegen geldt het volgende voor ijsbestrijding:
het Prinses Margrietkanaal is van groot economisch belang voor het goederenvervoer. De beroepsvaart mag niet belemmerd worden. De vaarweg dient daartoe bevaarbaar gehouden te worden, mede gezien het feit dat de hierover plaatsvindende vervoerstromen niet op korte termijn zonder ingrijpende maatregelen op te vangen zijn door vervoer over de weg of het spoor. Bij extreme weersomstandigheden kan het voorkomen dat het bevoegde gezag genoodzaakt wordt om de vrije scheepvaart te staken (instelling vaarverbod). Om te voorkomen dat alleen varende schepen onderweg blijven steken in het ijs en zodoende de vaarweg belemmeren, wordt konvooivaart ingesteld;
De kosten van ijsbestrijding op het Prinses Margriekanaal en Van Harinxmakanaal komen voor rekening van het Rijk via de rijksbijdrage voor het onderhoud van de kanalen. Bij aantoonbaar onvoldoende middelen voor de ijsbestrijding (bij extreme en langdurige winter) zullen pogingen worden gedaan de ontbrekende middelen aan te vullen door de Rijksbijdrage op te hogen.
De kosten van ijsbestrijding op de overige provinciale vaarwegen komen voor rekening van de provincie via herprioritering van de onderhoudsbudgetten.
Verhalen van schepen is soms nodig als de vaarweg niet of slechts beperkt toegankelijk is voor vaartuigen. Dit kan zich voordoen bij de uitvoering van werkzaamheden of de aanwezigheid van ijs. Ook is verhalen aan de orde als er zich calamiteiten voordoen, waarop de ligging van schepen van invloed is. Voor het toepassen van de verhaalplicht voor schepen of drijvende inrichtingen gelden de volgende algemene uitgangspunten:
10 Vaarwegbewegwijzering en Aanduidingen
Aanduidingen komen op en langs het water weinig voor. De aanduidingen betreffen met name verkeerstekens. Langs een vaarweg mogen alleen verkeerstekens worden aangebracht door de bevoegde autoriteit. Voor de provinciale vaarwegen is dat het college van Gedeputeerde Staten. Verkeerstekens worden geplaatst om een gebod of verbod aan te geven dan wel overige informatie te verstrekken (zie deel II onder 6).
Als algemene uitgangspunten gelden de volgende:
Mottoborden worden een enkele keer geplaatst (alleen door de nautisch beheerder), met als doel het bevorderen van de veiligheid op de vaarweg.
Dergelijke aanduidingen kunnen op grond van jurisprudentie niet op voorhand worden gereguleerd, in verband met het grondrecht vrijheid van meningsuiting. Een weigeringgrond is aanwezig als één van de volgende criteria van toepassing is:
Dergelijke aanduidingen worden na toetsing aan de hiervoor genoemde aspecten, slechts toegestaan voor een periode van een half jaar. De te maken kosten van plaatsing en opruiming komen voor rekening van de belanghebbende derden.
Vaarwegen spelen een belangrijke rol voor zowel flora als fauna. Soms hebben de oevers een functie als ecologische verbindingszone. Een optimale vaarweg-inrichting kan bijvoorbeeld verdrinking van dieren voorkomen en er voor zorgen dat kunstwerken geen barrière vormen door bijvoorbeeld passeervoorzieningen aan te bieden.
Bestaand en in ontwikkeling zijnd beleid
De volgende beleidsplannen en nota’s zijn relevant voor het vaarwegenbeheer:
In aanvulling hierop moet het Waterhuishoudingsplan en het Integraal Waterbeheerplan Friese Waterschappen (IWBF) worden genoemd. Waterschappen spelen een rol in het onderhoud van oevers. De beheerplannen van de waterschappen gaan uit van een ecologisch vriendelijk beheer.
Met betrekking tot de ecologische verbindingszones zijn de knelpunten in beeld gebracht in relatie tot de bij de provincie in beheer zijnde wegen en vaarwegen. Als er geen ander specifiek natuurbeschermingsproject is, worden ecologische knelpunten pas aangepakt als er sprake is van een grootschalig vaarwegen-werk. Dit kan tot gevolg hebben dat ze pas op zeer lange termijn worden opgelost.
Er zal op korte termijn besluitvorming plaatsvinden over een actiever realiseringsbeleid m.b.t. ecologische verbindingszones. Dit voorstel houdt in dat – onder voorbehoud van positieve besluitvorming – uit een daarvoor bestemde knelpuntenpot, alle ecologische knelpunten in provinciale vaarwegen binnen een termijn van drie tot vijf jaar zijn opgelost. Bij de uitvoering van dit programma zal aansluiting worden gezocht bij de in dezelfde periode uit te voeren vaar-wegwerkzaamheden (werk met werk maken).
Aanleg en reconstructie van vaarwegen
Bij de beleidsvoorbereiding van vaarwegenprojecten vindt een toets plaats aan natuurlijke en landschappelijke waarden. Hierover vindt een terugkoppeling plaats met het team Landelijk Gebied.
Bij de inrichting van vaarwegen is het vooral van belang om rekening te houden met trekkende diersoorten. De volgende beleidsregels zijn van toepassing:
Ontheffingverlening Vaarwegenverordening Friesland
Voorkomen moet worden dat door het verlenen van ontheffingen aan derden, nieuwe knelpunten ontstaan voor de flora en fauna. Daarom wordt bij ontheffingverlening door team Vaarwegen getoetst aan de hierboven genoemde plannen. Als ecologische belangen in het geding zijn, vindt er terugkoppeling plaats met het team Landelijk Gebied.
Bij nieuwe aanleg van vaarwegen of grootschalige reconstructies van bestaande vaarwegen, worden ecologische maatregelen gefinancierd uit de middelen van het Meerjarenplan Infrastructuur (MPI).
Als een voorgesteld werk uitsluitend bestaat uit de aanleg van ecologische voorzieningen binnen het beheergebied van een vaarweg, dan wordt dit niet gefinancierd uit vaarwegmiddelen, omdat hiervoor geen middelen zijn gereserveerd.
Bestaande ecologische knelpunten
Zolang er nog geen besluitvorming heeft plaatsgevonden over eigen financiële middelen voor ecologische maatregelen (zie bij bestaand en in ontwikkeling zijnd beleid), is de mate waarin deze mee kunnen liften in een vaarwegenwerk, afhankelijk van de mate waarin hierbinnen financiële ruimte beschikbaar is.
Op provinciaal niveau wordt het handhaven en opsporen van strafbare feiten, uitgevoerd door medewerkers van het bureau Inspectie en Scheepvaart. Op grond van het Binnenvaartpolitiereglement en de Vaarwegenverordening Friesland, hebben zij opsporingsbevoegdheid. De bevoegdheid beperkt zich niet alleen tot de scheepvaart, maar richt zich ook op recreatie en milieu. Bij recreatie kan gedacht worden aan toezicht op verkeersgedrag op het water. Bij milieu betreft dit het toezicht en de opsporing als gevolg van meldingen van strafbare feiten op grond van de Wet milieubeheer.
Door de provincie is de Beleidsvisie en aanpak ‘Provinciale Handhaving in Fryslân’ vastgesteld. Doel daarvan is om te komen tot integraal handhavingsbeleid. Deze paragraaf beperkt zich daarom tot het benoemen van enige uitgangspunten. De in te zetten middelen zijn beschreven in de hiervoor genoemde nota.
Algemene uitgangspunten voor de invulling van de handhavingstaken zijn:
Voor het zoveel mogelijk beperken van aansprakelijkheidstelling en voor het behouden van de gewenste kwaliteit van de vaarweg en vaarweginrichting, dienen de tijdens de inspectie of door melding geconstateerde gebreken, zo snel mogelijk hersteld te worden of dienen preventieve maatregelen plaats te vinden.
Inzet buitengewone opsporingsambtenaren
Zowel politie als de bij de provincie in dienst zijnde buitengewone opsporingsambtenaren (BOA) zijn inzetbaar. Opsporing omvat de werkzaamheden die nodig zijn ter vaststelling van een strafbaar feit. Indien gebruik wordt gemaakt van een BOA dan dient het volgende aangegeven te worden:
De provinciale inspectie is te bereiken via het interne telefoonnummer 5888.
Vanuit het PVVP is handhaving vooral van belang voor zowel de beroeps- als de recreatievaart, van een juist en correct vaargedrag op de belangrijkste beroepsvaarwegen.
Daarnaast worden speerpunten van beleid bepaald in het overleg met het Openbaar Ministerie en de zogenaamde waterburgemeesters. Speerpunten doen zich voor bij bijvoorbeeld de introductie van nieuwe regelgeving of bij landelijke campagnes (bijvoorbeeld voor het tegengaan van alcoholmisbruik).
Bij een geconstateerde overtreding is als eerste de vraag aan de orde of legalisering mogelijk is. De volgende aandachtspunten spelen hierin o.a. een rol:
Als het resultaat positief is, zal betrokkene alsnog worden geadviseerd om een aanvraag om ontheffing in te dienen.
Indien legalisatie niet mogelijk is, kan een handhavingprocedure worden gestart. De handhavingsmiddelen zijn beschreven in de eerder genoemde beleidsvisie en aanpak Provinciale Handhaving in Fryslân.