Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Echt-Susteren

Nota afschrijvingsbeleid 2018

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEcht-Susteren
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNota afschrijvingsbeleid 2018
CiteertitelAfschrijvingsbeleid Gemeente Echt-Susteren 2018
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

12-07-2022nieuwe regeling

01-07-2018

gmb-2022-314179

Tekst van de regeling

Intitulé

Nota afschrijvingsbeleid 2018

 

1. Inleiding

 

Voor u ligt de Nota afschrijvingsbeleid 2018. Deze nota is een nadere uitwerking van het kader rondom investeren zoals dat is opgenomen in de financiële verordening en vervangt de nota afschrijvingsbeleid uit 2010. Deze actualisering van het investeringsbeleid is noodzakelijk vanwege de vernieuwing van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten die in 2016 van kracht is geworden. Met ingang van het begrotingsjaar 2017 moeten de begroting en het investeringsbeleid van de gemeente hierop zijn aangepast. Hierbij wordt opgemerkt dat de Nota afschrijvingsbeleid 2018 nu pas wordt aangeboden opdat de raad ná de verkiezingen van 2018 zich hierover kan uitspreken. In het begrotingsjaar 2017 en 2018 zijn wel de regels van het gewijzigde BBV toegepast, daar waar dit wettelijk verplicht was.

 

De belangrijkste wijzigingen van de wetgeving in relatie tot het investeringsbeleid zijn:

  • 1.

    De systematiek van activering en afschrijving wordt voor alle investeringen gelijk getrokken. Investeringen met een maatschappelijk nut worden, evenals investeringen met een economisch nut, geactiveerd en over de verwachte toekomstige gebruiksduur afgeschreven. Daarmee wordt een betere vergelijkbaarheid van de kosten beoogd.

  • 2.

    In het kader van de uniformiteit, transparantie en vergelijkbaarheid tussen gemeenten is het zogenaamde netto activeren verplicht gesteld. Dit houdt in dat eventuele bijdragen van derden in aftrek moeten worden gebracht op de investering. Het verrekenen van bijdragen uit de reserves is met ingang van het begrotingsjaar 2017 niet meer toegestaan.

 

Deze nota geeft verder inzicht in de uitgangspunten om bepaalde investeringen te activeren (op de balans te presenteren) en de termijn waarop deze investeringen worden afgeschreven

 

In de Financiële verordening gemeente Echt-Susteren 2017, ex artikel 212 gemeentewet, laatstelijk vastgesteld door uw raad in de vergadering van 22 februari 2017 is artikel 8 gewijd aan de waardering en afschrijving van de vaste activa:

 

Artikel 8. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1.

    Het afschrijvingsbeleid van de gemeente Echt-Susteren wordt vastgelegd in de "Nota afschrijvingsbeleid gemeente Echt-Susteren". De raad stelt de nota vast. In de nota wordt aandacht besteed aan de methodieken en termijnen voor het afschrijven van de materiële vaste activa met economisch nut en meerjarig maatschappelijk nut.

  • 2.

    Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 3.

    Een saldo voor agio of disagio wordt lineair in 5 jaar afgeschreven.

 

In het kader van een evenwichtige ontwikkeling van het financieel beleid is het gewenst een eenduidig en praktisch toepasbaar afschrijvingsbeleid voor de gemeente Echt-Susteren op te stellen dat voldoet aan de bedrijfseconomische principes, gebaseerd op het vanaf 2004 geldende Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten en de wettelijke regelingen. Het afschrijvingsbeleid is zowel van toepassing op de begroting als op de jaarrekening.

Voor gemeenten is er weinig beleidsvrijheid. Het BBV geeft zodanig richtlijnen en aanwijzingen dat het aantal vrije keuzes beperkt is.

2. Indeling investeringen

 

Wettelijke bepalingen met betrekking tot waardering en afschrijving van vaste activa zijn opgenomen in het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV).

Kenmerkend voor het BBV is de eigenheid van gemeenten, waardoor er wezenlijke verschillen zijn met boek 2, titel 9 van het Burgerlijk Wetboek, waarin de regelgeving voor de jaarrekening van rechtspersonen is voorgeschreven. Deze eigenheid komt onder meer tot uitdrukking op het gebied van de waardering en behandeling van activa. Hierbij is een onderscheid gemaakt in activa met een maatschappelijk nut, economisch nut en economisch nut met de mogelijkheid tot een heffing.

2.1 Bepalingen met betrekking tot activa

Voor het realiseren van doelstellingen heeft een gemeente vaak investeringen nodig. Van een investering in vaste activa is sprake als het gaat om het doen van uitgaven aan een object, waarvan het nut zich over meerdere jaren uitstrekt en waarover de gemeente de beschikkingsmacht heeft.

In sommige gevallen is het moeilijk een onderscheid te maken tussen investeringen en grote uitgaven die niet kunnen worden geactiveerd. De Commissie BBV heeft de stellige uitspraak (zie bijlage 4) gedaan dat kosten voor (klein en groot) onderhoud niet levensduur verlengend zijn. Deze kosten mogen dus niet geactiveerd worden.

Investeringen worden als vermogensobject in de balans opgenomen en de kosten van de investering worden gedurende de verwachte toekomstige gebruiksduur van het object ten laste van de exploitatie gebracht. Als gevolg van investeringen ontstaat er een bezit, een zogenaamd vast actief.

Onder vaste activa wordt volgens het BBV, Art. 33 afzonderlijk opgenomen:

  • 1.

    immateriële vaste activa;

  • 2.

    materiële vaste activa;

  • 3.

    financiële vaste activa.

Op basis van dit artikel is het activeren van exploitatietekorten niet toegestaan.

2.2 Immateriële vaste activa (ART. 34 BBV)

Dit zijn activa waar geen fysieke bezittingen tegenover staan. Het gaat om onderzoeks- en ontwikkelingskosten, kosten van het sluiten van geldleningen, het saldo van (dis)agio en bijdragen aan activa in eigendom van derden.

 

Het (dis)agio, genoemd in artikel 34, lid a, is het verschil tussen het bedrag waarvoor een lening wordt aangegaan en het bedrag dat aan de geldnemer wordt uitgekeerd.

 

De kosten van onderzoek en ontwikkeling (inclusief voorbereidingskosten grondexploitatie) kunnen worden geactiveerd. De voorwaarden voor het activeren van deze kosten zijn nader omschreven.

De voorwaarden bepalen dat deze kosten alleen dan mogen worden geactiveerd, als de plannen over het actief waarvoor de kosten worden gemaakt al redelijk omlijnd zijn, technisch uitvoerbaar zijn en de kosten zijn in te schatten.

Voor de kosten van onderzoek en ontwikkeling geldt een maximale afschrijvingstermijn van 5 jaar (zie art 64, lid 5). Tot deze kosten behoren niet de onderzoekskosten van bestemmingsplannen. Deze zijn hiervan expliciet in het BBV uitgezonderd.

 

De voorwaarden voor het activeren van bijdragen aan activa in eigendom van derden staan genoemd in artikel 66 BBV. De afschrijvingsduur voor bijdragen aan de activa in eigendom van derden is maximaal gelijk aan die van de activa waarvoor de bijdrage aan derden wordt verstrekt (art.64, lid 6).

Kosten tijdens de uitvoering worden gezien als een component van de vervaardigingsprijs en niet als kosten van onderzoek en ontwikkeling.

2.3 Materiële vaste activa (ART. 35 BBV)

Dit zijn de meest voorkomende activa bij de gemeente. Het betreft o.a. aanleg en reconstructie van wegen en openbaar groen en aankoop, bouw en verbouwing van gebouwen, waaronder accommodaties op het gebied van onderwijs, sport, cultuur en recreatie.

 

Onder de materiële vaste activa worden volgens BBV, art. 35 afzonderlijk opgenomen:

  • 1.

    Investeringen met een economisch nut;

  • 2.

    Investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven;

  • 3.

    Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut.

Artikel 59 geeft aan dat alle investeringen volgens deze verplichte indeling ‘worden’ geactiveerd, behoudens kunstvoorwerpen met een cultuur-historische waarde.

 

  • 1.

    Investeringen met een economisch nut:

Investeringen hebben economisch nut indien ze verhandelbaar zijn (er is een markt voor), en/of indien ze kunnen bijdragen aan het verkrijgen van middelen. Bijvoorbeeld door het vragen van leges, prijzen of huren.

 

Het gaat hierbij nadrukkelijk om de mogelijkheid middelen te verwerven. Dat een gemeente ervoor kiest ergens geen of geen kostendekkend tarief te vragen, is niet relevant voor de vraag of een actief economisch nut heeft.

 

Een vergelijkbare redenering geldt voor de verhandelbaarheid. Het gaat om de mogelijkheid de activa te verkopen, niet om de vraag of de gemeente het actief ook daadwerkelijk wil of kan verkopen. Dit betekent onder andere dat alle gebouwen een economisch nut hebben, er is immers een markt voor gebouwen.

Software wordt als materieel vast actief met economische nut beschouwd, omdat het nut zich over meerdere jaren uitstrekt (cf. Notitie Software (2007), Commissie BBV).

 

  • 2.

    Investeringen met een economisch nut waarvoor heffing kan worden geheven

Voor een aantal investeringen met economisch nut kan een heffing worden geheven ter bestrijding van de kosten. Voor deze investeringen is binnen het BBV met ingang van het jaar 2014, een afzonderlijke rubriek binnen de materiële vaste activa gemaakt.

 

Onder deze rubriek vallen onder meer investeringen ten behoeve van de riolering, ten behoeve van het ophalen van huisvuil (afvalstoffen) en die inzake de gemeentelijke begraafplaats(en). Ter bestrijding van deze kosten kan een heffing worden geheven in de vorm van rioolheffing, afvalstoffenheffing en begraafrechten.

 

  • 3.

    Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut

Onder investeringen in de openbare ruimte met een (meerjarig) maatschappelijk nut, worden verstaan investeringen die geen middelen genereren en (vooralsnog) niet verhandelbaar zijn, maar wel duidelijk een publieke taak vervullen.

 

Voorbeelden hiervan zijn: de aanleg/ inrichting van wegen, pleinen, waterwegen en civiele kunstwerken.

2.4 Financiële vaste activa (ART. 36 BBV)

Financiële vaste activa vertegenwoordigen een financiële waarde of bezit. Te denken valt hierbij aan leningen en deelnemingen in de vorm van aandelen. Artikel 36 geeft een limitatieve opsomming van wat wordt verstaan onder financiële vaste activa.

3. Regelgeving

 

De hoofdlijnen van het Besluit Begroting en Verantwoording 2004 (BBV) op het gebied van de activa zijn als volgt:

3.1 Bruto-activering en waardering van activa

We onderscheiden investeringen met:

  • a)

    een economisch nut

    Dit zijn alle investeringen die bijdragen aan de mogelijkheid middelen te verwerven en/of die verhandelbaar zijn. Het gaat om de mogelijkheid van verwerven en/of verhandelen en niet of een gemeente dit daadwerkelijk doet. Dit betekent dat alle gebouwen een economisch nut hebben.

    Investeringen met een economisch nut:

    • moeten geactiveerd worden;

    • reserves mogen niet in mindering worden gebracht op deze investeringen;

    • er mag niet resultaatafhankelijk extra afgeschreven worden;

    • bijdragen van derden die een directe relatie hebben met een actief mogen in mindering worden gebracht op deze investeringen.

  • Uitzondering betreft de kunstvoorwerpen van cultuur-historische waarde; deze worden niet geactiveerd.

    Het gaat bij economisch nut nadrukkelijk om de mogelijkheid middelen te verwerven. De gemeente kan er zelf voor kiezen om ergens geen of geen kostendekkend tarief te rekenen, maar die keuze is niet van invloed op de vraag of het actief economisch nut heeft en moet worden geactiveerd. Eenzelfde redenering geldt voor de verhandelbaarheid.

    In november 2014 is een Notitie riolering uitgebracht door de commissie BBV. Als gevolg van deze notitie worden spaarbedragen uit de inkomsten rioolheffing, die opgenomen worden in de artikel 44.1d voorziening, in mindering gebracht op de geactiveerde investering. De commissie ziet de uit de ontvangen heffingen gespaarde bedragen als bijdragen van derden die in mindering móeten worden gebracht op de investering.

  • b)

    een maatschappelijk nut

    Het betreft veelal investeringen die meestal niet worden vervangen, maar die veel onderhoud met zich meebrengen. Voorbeelden hiervan zijn wegen, pleinen, bruggen en openbaar groen. Het goed verwerken van dit onderhoud in de begroting en meerjarenraming is van essentieel belang. De voorkeur is dat investeringen in de openbare ruimte met een meerjarig maatschappelijk nut niet geactiveerd worden. Dit is echter niet reëel omdat daartoe de financiële ruimte ontbreekt. Criteria ten aanzien van investeringen met maatschappelijk nut zijn:

    • de activa in zo kort mogelijke termijn af te schrijven;

    • reserves mogen met ingang van 2017 niet meer in mindering worden gebracht;

    • bijdragen van derden die een directe relatie hebben met een actief mogen in mindering worden gebracht op deze investeringen;

    • er mag resultaatafhankelijk extra afgeschreven worden.

  • Het beleid in de gemeente Echt-Susteren is om investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut te activeren omdat het anders onmogelijk wordt om bepaalde investeringen te doen.

3.2 Waardering van investeringen uit het verleden

De activa die op de balans van de gemeente worden opgenomen vertegenwoordigen een bepaalde waarde. De gekozen systematiek voor de waardering is van invloed op de exploitatie van de gemeente en daarmee op de financiële resultaten die worden behaald. Het BBV geeft strikte regels voor de waardering van activa. Hiermee wordt voorkomen dat financiële resultaten kunnen worden beïnvloed en anderzijds wordt bereikt dat financiële gegevens in de loop der tijd vergelijkbaar blijven.

De hoofdregel voor waardering van activa is opgenomen in artikel 63 van het BBV: activa worden gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten. De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten en de overige kosten, welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend.

3.3 Activering van tekorten

Tekorten mogen niet geactiveerd worden, maar dienen ten laste van de reserves te worden geboekt. Op deze wijze wordt via de reservestand een signaal richting de raad gegeven. De gemeente Echt-Susteren heeft geen geactiveerde tekorten.

3.4 Activering bijdragen aan vaste activa in eigendom van derden (financiële vaste activa)

Deze bijdragen mogen worden geactiveerd, mits:

  • er sprake is van een investering door een derde;

  • de investering bijdraagt aan de publieke taak;

  • de derde zich heeft verplicht tot het daadwerkelijk investeren, op een wijze zoals is overeengekomen;

  • de bijdrage kan worden teruggevorderd, indien de derde in gebreke blijft of de gemeente anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering.

3.5 BTW

Extra aandacht moet worden besteed aan de BTW. Met de invoering van het BTW compensatie-fonds wordt geen BTW geactiveerd voor zover deze compensabel of verrekenbaar is. Compen-sabele BTW wordt niet als last beschouwd. Niet compensabele BTW verhoogt de verkrijgings- of vervaardigingsprijs en daarmee ook de waardering van het actief.

3.6 Afwaarderen activa

In de loop der tijd kan de reële waarde van een activum veranderen ten opzichte van de waarde die op de balans is opgenomen. Die reële waarde kan zowel hoger als lager zijn. Het kan dan no-dig zijn om een correctie te maken op de balans. Opwaardering vindt, rekening houdend met de andere BBV regels, niet plaats. Een duurzame waardevermindering moet wel worden verwerkt in de balans middels een extra afschrijving. In artikel 65 van het BBV is bepaald dat deze afwaarde-ring moet plaatsvinden onafhankelijk van het resultaat. Daarnaast is bepaald dat een actief dat buiten gebruik wordt gesteld wordt afgewaardeerd op het moment van buiten gebruikstelling, in-dien de restwaarde hoger is dan de boekwaarde.

3.7 Desinvesteren activa

Op het moment dat een desinvestering plaatsvindt, wordt de boekwinst of het boekverlies in het resultaat van het betreffende jaar verwerkt en niet verrekend met de verkrijgingsprijs van een nieuw actief. Dat is niet toegestaan op grond van het BBV.

 

4. Afschrijvingsbeleid

4.1 Definitie

Afschrijven is het in de boekhouding tot uitdrukking brengen van de waardevermindering van een duurzaam productiemiddel, dat op de balans is verantwoord omdat het nut daarvan zich over meer dan een jaar uitstrekt. Deze waardevermindering wordt administratief geboekt en behoort tot de exploitatielasten. Door het jaarlijks afschrijven op investeringen komt er telkens een bedrag vrij aan afschrijvingen en rente (vrijval). Dit verschaft budgettair ruimte voor ten eerste vervanging van bedrijfsmiddelen en ten tweede bij niet vervanging voor nieuw beleid of beleidsinvesteringen.

4.2 Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling

Criteria voor het vaststellen of een investering in meerdere jaren afgeschreven dient te worden:

  • Het nutcriterium: het nut van de investering strekt zich over meerdere jaren uit.

  • Omvang van de uitgave: een relatief kleine uitgave die voldoet aan alle formele eisen om als kapitaaluitgave te kunnen worden geboekt, zal niettemin als lopende uitgave worden verantwoord. De afschrijving vindt dan ineens plaats (zie 4.10.2).

4.3. Toerekeningsbeginselen

  • Voorzichtigheidsbeginsel. Vaste activa moeten altijd met de nodige voorzichtigheid worden gewaardeerd. Daar waar de marktwaarde lager ligt dan de boekwaarde dient deze lagere marktprijs te worden gekozen. Op het moment dat een vast actief buitengebruik wordt gesteld, mag de waardering van dit actief niet hoger liggen dan de directe opbrengstwaarde. Het verschil dient ineens afgeschreven te worden.

  • Realisatiebeginsel. Verliezen en winsten (c.q. mee- en tegenvallers c.q. meer- en minderwerk) die voor het einde van het boekjaar ontstaan zijn, dienen in dat boekjaar betrokken te worden.

4.4. Activerings- en waarderingsbeleid

Op basis van artikel 63 besluit Begroting en verantwoording wordt activa gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten. De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingsprijs kunnen voorts de indirecte kosten worden opgenomen en de rente over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend. Dit laatste doen we bijvoorbeeld bij grondexploitaties, maar niet bij de overige investeringen.

De uren van de eigen dienst kunnen als kostenpost in het krediet worden meegenomen.

4.5 Restwaarde

4.5.1. Algemeen.

De restwaarde is de ingeschatte waarde aan het eind van de gebruikstermijn. Het vertegenwoordigt de opbrengstwaarde die na de gebruikstermijn nog gerealiseerd kan worden verminderd met de te maken kosten voor verwijdering, verplaatsing of vernietiging van het actief. De gemeente Echt-Susteren stelt dat de restwaarde van alle activa nul is. Dit uitgangspunt wordt gehanteerd vanwege de grote mate van onzekerheden die rond restwaarden bestaan. Ten eerste liggen restwaarden ver in de toekomst en ten tweede is de hoogte van de restwaarden in grote mate onzeker (voorzichtigheidsbeginsel).

 

4.5.2. Gedragslijn resterende boekwaarde van afgebroken c.q. afgestoten activa.

De te hanteren gedragslijn inzake de resterende boekwaarde van activa welke worden afgebroken c.q. afgestoten is als volgt:

  • Verkoop:

Boekwaarde wordt in mindering gebracht op de verkoopprijs. De boekwinst is in de exploitatie een bijzondere bate.

4.6 Bruto- en netto benadering met betrekking tot de historische kostprijs

Nettowaarde zijn investeringen die niet of niet geheel op de balans opgenomen worden omdat ze bijvoorbeeld “om niet” verkregen zijn of omdat er “eenmalige” subsidies op verkregen zijn die in aftrek zijn genomen. De afschrijving vindt plaats op basis van het restant van de investering. Bij de brutowaarde worden alle gemaakte kosten geactiveerd met uitzondering van de compensabele BTW. (Overigens wordt ook nettowaarde exclusief compensabele BTW geactiveerd).

 

Nadelen van de nettowaarde zijn:

  • Risico’s ten aanzien van de vervanging van het actief omdat er een te geringe vrijval van kapitaallasten is.

  • Onjuiste tariefstelling omdat een te lage kapitaallast in de tariefberekening wordt gehanteerd.

  • Vergelijkbaarheid wordt bemoeilijkt.

4.7 Afschrijvingsmethoden

De keuze voor een afschrijvingssystematiek dient in overeenstemming te zijn met het nut dat is opgeofferd. De twee meest toegepaste methoden voor afschrijving bij de overheid zijn lineair en annuïtair. Lineair afschrijven houdt in dat elk jaar een vast percentage van de oorspronkelijke investering wordt afgeschreven. Bij een annuïteit vormen de rente en de afschrijving een gelijke som. De definitie van een annuïteit luidt dan ook: een jaarlijks gelijk blijvend bedrag aan rente en afschrijving. De totaalsom blijft hetzelfde alleen de component rente wordt jaarlijks lager en de component afschrijving jaarlijks groter.

 

Voor- en nadelen van beide afschrijvingsmethodes:

De voordelen van de lineaire afschrijving boven een annuïteiten methode is dat de lineaire afschrijving beter aansluit bij de geleverde prestaties en dus de vermindering van het nut van het activa beter wordt weergegeven dan een annuïteitenafschrijving doet. Indien annuïtair wordt afgeschreven is de kans dat bij vervreemding tekorten op de boekwaarde ontstaan groter dan bij lineaire afschrijving, bovendien is de kans op nadelige gevolgen bij een te lang ingeschatte levensduur groter. Over de totale looptijd bezien zijn de rentelasten als onderdeel van de kapitaallasten bij een annuïtaire afschrijving aanzienlijk hoger dan bij lineaire afschrijving. Bij lineair afschrijven daalt in de tijd gezien het totaal van de kapitaallasten, waardoor ruimte ontstaat voor het opvangen van hogere onderhoudskosten, dan wel een noodzakelijk hogere storting in de onderhoudsvoorziening.

 

Afschrijvingsmethode in de gemeente Echt-Susteren

Het beleid in de gemeente Echt-Susteren is om liniair af te schrijven. Alleen in uitzonderingsgevallen en met gegronde redenen kan het college van burgemeester en wethouders een besluit nemen om annuïtair af te schrijven.

 

4.8 Begin afschrijvingen

De commissie BBV doet de aanbeveling om vast te leggen vanaf welk moment wordt begonnen met afschrijven. Hierbij zijn verschillende alternatieven mogelijk:

  • a.

    Starten in het jaar waarin het actief gereed komt c.q. verworven wordt vanaf het moment dat het actief in gebruik wordt genomen;

  • b.

    Starten medio het begrotingsjaar waarin het actief gereed komt c.q. verworven wordt;

  • c.

    Starten in het begrotingsjaar dat volgt op het jaar waarin het actief gereedkomt c.q. verworven wordt.

 

De gemeente Echt-Susteren hanteert als uitgangspunt ten behoeve van de begroting dat de in-gebruikname van alle investeringen op de helft van het jaar plaatsvindt. Derhalve wordt voor alle investeringen uitgegaan van een fictieve ingebruikname per 1 juli van het betreffende jaar. In verband hiermede vindt in het eerste jaar van ingebruikname afschrijving plaats over een half jaar en wordt geen rente toegerekend (voornoemde methode b).

 

In de praktijk werkt dit niet praktisch. Als voorbeeld wordt de begroting 2019-2022 genomen. De jaarschijf 2022 wordt gevuld o.a. met de gegevens uit het meerjareninvesteringsplan 2019-2022. In de jaarschijf 2022 worden slechts de helft van de afschrijvingslasten opgenomen. Een jaar later bij het opstellen van de begroting 2020-2023 wordt de jaarschijf 2022 gekopieerd naar 2023, echter de afschrijvingslasten van de investeringen uit 2022 worden opgenomen voor 100%. Dit vraagt extra financiële ruimte t.o.v. de vorige begroting.

 

Om dit probleem te mijden in de toekomst en ook om aan te sluiten bij de MER-gemeenten wordt voorgesteld om over te gaan naar methode c: de afschrijving start in het begrotingsjaar dat volgt op het jaar waarin het actief gereedkomt c.q. verworven wordt.

 

Het financiële gevolg hiervan is dat eenmalig een onderuitputting op de afschrijvingslasten ontstaat. Onderstaand voorbeeld geeft het effect aan.

Stel het investeringsplan is groot € 4.000.000. Dan bedragen bij een afschrijvingstermijn van 40 jaar de afschrijvingslasten per jaar € 100.000. Volgens de bestaande methode wordt hiervan 50% in de begroting opgenomen of te wel € 50.000. Door over te gaan naar de voorgetelde methode worden deze € 50.000 niet meer geraamd, maar in het opvolgende jaar wordt 100% geraamd zijnde € 100.000 afschrijvingslasten. Bij de bestaande methode wordt eveneens € 100.000 afschrijvingslasten geraamd. Er is dus in bovenstaand voorbeeld eenmalig een voordeel van € 50.000 afschrijvingslasten.

 

Afschrijvingstermijn

De uitgaven voor de investeringen worden over het aantal jaren dat de nuttigheid ervan wordt geacht te duren verdeeld door die uitgaven af te schrijven. Dit gebeurt door ten laste van de exploitatie jaarlijks een bijdrage te geven aan de balans, totdat na het verstrijken van het gekozen aantal jaren het totaal van de bijdragen overeenkomt met de historische kostprijs van de investering. Als het aantal jaren waarover wordt afgeschreven juist is bepaald, is de investering op dat moment dat de nuttigheid er van is beëindigd/verstreken derhalve geheel afgeschreven.

De afschrijvingstermijn dient aan te sluiten op de gebruiksperiode (economische levensduur) van het actief en op grond van het voorzichtigheidsprincipe dient te worden voorkomen dat kosten te veel naar de toekomst worden verschoven. In een aantal gevallen zal de afschrijvingstermijn bepaald worden door specifieke wettelijke voorschriften.

In bijlage 1 wordt een overzicht gegeven van de binnen de gemeente Echt-Susteren te hanteren afschrijvingstermijnen. Afwijkingen moeten beargumenteerd worden voorgelegd aan het college. De gehanteerde afschrijvingstermijnen worden om de 4 jaar opnieuw beoordeeld.

 

Voor de materiële vaste activa (met economisch nut) zijn daarbij de maximale afschrijvingstermijnen als kader opgenomen. Hiervan kan naar beneden worden afgeweken. Reden hiervoor is dat de economische levensduur van bijvoorbeeld nieuwe riolering langer is dan die van oude riolering. Door het opnemen van de maximale afschrijvingstermijn kan voor oude riolering een korte afschrijvingstermijn worden toegepast zonder hiervoor in de verordening een aparte bepaling op te nemen.

De situatie kan zich voordoen dat door groot onderhoud van vaste activa de levensduur verlengd wordt. Het BBV kent geen bepalingen op grond waarvan de kosten van groot onderhoud kunnen worden geactiveerd. Evenmin is het toegestaan om de afschrijvingstermijn te verlengen. Dit komt de transparantie niet ten goede. De gehanteerde afschrijvingstermijnen zijn de maximale afschrijvingstermijnen, waarvan wel naar beneden kan worden afgeweken.

4.9 Vervroegde of extra afschrijvingen

Het uitgangspunt van afschrijvingen is dat ze onafhankelijk van het resultaat van een boekjaar geschieden. Bij materiële activa is vervroegde of extra afschrijving alleen toegestaan bij investeringen met een maatschappelijk nut of als er sprake is van een gewijzigd inzicht in de economische levensduur van een actief zoals buitengebruikstellingen en als de wet- en regelgeving met betrekking tot waardering wijzigen. Bij immateriële activa is vervroegde afschrijving toegestaan.

4.10 Bijzonderheden

4.10.1 Afschrijven op grond.

Op grond wordt niet afgeschreven.

 

4.10.2.Kleine investeringen

Uitgaven die voldoen aan alle voorwaarden om als investering te worden behandeld maar van een “kleine” omvang zijn worden in het jaar van de investering volledig afgeschreven. Dit om te voorkomen dat er relatief hoge beheerskosten moeten worden gemaakt.

 

De gemeente Echt-Susteren activeert investeringen onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    Een investeringsobject met een economisch nut wanneer het een uitgave van € 50.000 of hoger betreft;

  • b.

    Een investeringsobject met een maatschappelijk nut wanneer het een uitgave van € 100.000 of hoger betreft;

 

Bij een uitgave wordt geen rekening gehouden met de factuuromvang maar in casu met het totaal van de separate boekingen.

 

4.10.3 Aandelen

Op basis van artikel 63 besluit Begroting en verantwoording wordt activa gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten.

Deelnemingen worden gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs of duurzaam lagere waarde. Gezien de wet Fido hebben gemeenten alleen deelnemingen vanwege de publieke taak. Er is dan ook geen reden de aandelen bijvoorbeeld te waarderen tegen de intrinsieke waarde. Wel is het uiteraard mogelijk dat de gemeente van mening verandert ten aanzien van de wijze waarop het publiek belang het beste gediend kan worden. Indien dit betekent dat aandelen verkocht gaan worden is de intrinsieke waarde of marktwaarde wel van belang. Deze waarde wordt dan in de toelichting op de balans opgenomen (artikel 63, 5e lid BBV). Dit geldt overigens ook voor andere activa waarvan de bestemming wordt veranderd.

 

4.10.4 Stille reserves.

Bij elke gemeente komen stille reserves voor. Volgens het BBV (art 59) geldt dat bijvoorbeeld een gemeentehuis geactiveerd wordt op de balans voor de verkrijgingsprijs. De eventuele stille reserve is in beginsel het verschil tussen de verkrijgingsprijs (of na afschrijving hierop de boekwaarde) en de actuele waarde. Volgens artikel 76 van het BBV is het niet toegestaan dat een te laag gewaardeerd gemeentehuis alsnog opgewaardeerd wordt.

 

Wel kunnen de stille reserves deel uit maken van de weerstandscapaciteit. Het betreft dan stille reserves van activa met een economisch nut die snel te verkopen zijn, of waardoor expliciet al een besluit tot verkoop genomen is. In het laatste geval wordt in de paragraaf weerstandsvermogen en risicomanagement inzicht gegeven in het verschil tussen de boekwaarde en de te verwachten verkoopprijs. Het is echter niet verstandig om gebouwen, met name het gemeentehuis, die voor het normaal functioneren van gemeenten nodig zijn, te betrekken bij de paragraaf weerstandsvermogen en risicomanagement.

Ten aanzien van de voorraden grond die reeds in bezit waren voor de inwerkingtreding van het BBV geldt eveneens niet activeren, maar in de toelichting op de balans ingaan op het bestaan van de stille reserve. Dit is bij de gemeente Echt-Susteren reeds gebruik.

5. Renteberekening

 

In de gemeente Echt-Susteren worden de werkelijk te betalen rentekosten aan de hand van het rente-omslagpercentage verdeeld over de functies in verhouding tot de boekwaarden op 1 januari van het betreffende jaar. Uitgezonderd zijn de investeringen die gedaan zijn in de vorm van aan derden verstrekte leningen en de projectfinancieringen, denk aan Bocage en het Bovenregionaal bedrijventerrein. De toerekening hiervan gebeurt tegen hetzelfde percentage als het percentage van de betreffende leningsovereenkomst.

6. Ingangsdatum

 

Deze nota afschrijvingsbeleid wordt voor het eerst toegepast op nieuwe investeringen vanaf de jaarrekening 2018 en de begroting 2019.

7. Samenvatting

 

  • Investeringen worden onderscheiden in:

    • 1.

      Investeringen met economisch nut;

    • 2.

      Investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut

  • Alle vaste activa worden voor het bedrag van de investering geactiveerd, hierop mogen bijdragen van derden met een directe relatie op het actief worden verminderd.

  • Investeringen worden lineair afgeschreven over de termijn waarin ze nuttig zijn, e.e.a. con-from de afschrijvingstabel in bijlage 1.

  • Voor de materiele vaste activa zijn de maximale afschrijvingstermijnen als kader opgeno-men. Hiervan kan naar beneden worden afgeweken.

  • De afschrijving start in het begrotingsjaar dat volgt op het jaar waarin het actief gereedkomt c.q. verworven wordt.

  • Ten behoeve van de jaarrekening berekent de door ons gebruikte activamodule rente per 1 januari van het dienstjaar en afschrijvingen eveneens per 1 januari van het dienstjaar.

  • Afschrijvingen geschieden onafhankelijk van het resultaat.

  • Buitengebruikstellingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde.

  • Op gronden wordt niet afgeschreven.

  • De gemeente Echt-Susteren activeert investeringen onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      Een investeringsobject met een economisch nut wanneer het een uitgave van € 50.000 of hoger betreft;

    • b.

      Een investeringsobject met een maatschappelijk nut wanneer het een uitgave van € 100.000 of hoger betreft;

    • c.

      Rentekosten worden verdeeld in verhouding tot de boekwaarden per 1 januari van het be-treffende jaar.

    • d.

      Deze nota afschrijvingsbeleid wordt voor het eerst toegepast op nieuwe investeringen vanaf de jaarrekening 2018 en de begroting 2019.

 

Bijlage 1 AFSCHRIJVINGSTABEL

 

Investering met maatschappelijk nut = M

Investering met economisch nut = E

 

1. Immateriële activa

Omschrijving

 

Afschr.term.

 

 

 

Kosten van onderzoek en ontwikkeling

 

5

Saldo agio en disagio

 

5

 

 

 

 

2. Materiële activa

Omschrijving

E/M

Afschr.term.

 

 

 

Grond en terreinen

 

 

Begraafplaatsen

E

30

Overige gronden en terreinen

E

-

Sportterreinen

M

-

 

 

 

 

 

 

Woonruimten

E

30

 

 

 

 

 

 

Bedrijfsgebouwen:

 

 

Scholen, openbare en bijzondere (excl. grond)

 

 

* Nieuwbouw, vervangende nieuwbouw, permanente

E

40

uitbreiding, aankoop bestaand permanent gebouw,

 

 

* vervanging hellende daken (dakpannen, goten, dak-

E

40

randen)

 

 

* vervanging riolering

E

40

* algehele vervanging (radiatoren, cv-leidingen, convectoren)

E

40

* Platte daken (vervangen bitumen dakbedekking,

E

30

dakranden en daklichten)

 

 

* Platte daken, overlagen

E

15

* vervanging erfafscheiding

E

40

* vervanging bestrating

E

40

algehele vervanging binnen- en buitenkozijnen en deuren.

E

40

* Noodbouw of uitbreiding noodbouw

E

15

* Aankoop noodlokalen, verplaatsing noodlokalen, herstel

E

5-10

of vervanging van schade gebouwen.

 

 

 

 

 

Overige bedrijfsgebouwen (incl. zwem-

 

 

baden, sporthallen en gymzalen)

 

 

* Oorspronkelijke bouw

E

40

* Verbouwing en onderhoud / aankoop bestaand pand

E

20

* Overige investeringen (o.a. inventarissen)

E

10

 

 

 

 

 

 

Grond-, weg- en waterbouwkundige werken

 

 

* Doorgaande wegen

M

30

* Wegen in woonbuurten

M

50

* Klinkerbestrating

M

25

* Fietspaden

M

40

* Straatmeubilair

M

10

* Parkeerterreinen

E

25

* Openbare verlichting

M

20

* Waterwerken

M

40

* Civieltechnische kunstwerken

M

40

* Groen en plantsoenen

M

20

* Rioleringen

E

60

* Geluidsschermen

E

20

* Elektriciteitsvoorzieningen

M

20

* Speelvoorzieningen

* Verzamelcontainers, ondergrondse opslag

E

E

10

10

* Overige

 

20

 

 

 

 

 

 

Vervoermiddelen

 

 

* Zware transportmiddelen

E

10

* Personenauto’s; lichte motorvoertuigen; aanhangwagens

E

8

* Veegmachine

E

8

 

 

 

 

 

 

Machines, apparaten en installaties

 

 

* Telefooncentrale

E

10

 

 

 

* Kantoormeubilair

E

10

* Automatiseringsapparatuur, -software

E

5

* Automatiseringsapparatuur, -hardware, beeldschermen

E

5

* Automatiseringsapparatuur, -hardware

E

3

* Stemmachines

E

5

* Overige

 

10

 

 

 

Overige materiële vaste activa:

 

 

Scholen:

 

 

* 1e inrichtingen met meubelen en onderwijsleerpakket

E

20

van permanente en tijdelijke schoolgebouwen, lokalen,

 

 

Onderwijsruimten.

 

 

Verkeersregelinstallaties, bewegwijzering, verkeersborden,

M

15

overige verkeersmaatregelen

 

 

 

 

 

Aanleg sportveld

E

25

Renovatie sportveld

E

15

Tennisbanen

E

15

Woonwagencentra

E

25

Alle overige vaste activa

 

20

 

 

 

 

3. Financiële vaste activa

Omschrijving

E/M

Afschr.term.

 

 

 

Bijdragen aan activa van derden

 

 

* Investeringssubsidies grote gebouwen

 

40

* Investeringssubsidies grote wegen

 

25

* Alle overige investeringssubsidies

 

10

Leningen woningbouw corp.

 

-

Aandelen in gem. regelingen

 

-

Andere aandelen

 

-

 

 

 

 

 

Bijlage 2: Begrippenlijst

Activa de bezittingen van een gemeente. Activa wordt onderverdeeld in vaste en vlotende activa

 

Activeren het doen van uitgaven in de vermogenssfeer (activa)

 

Actuele waarde kosten welke vervanging van een actief op het tijdstip van de waardering met zich mee zou brengen (vervangingswaarde), rekening houdend met inflatoire invloeden

 

Afschrijven afschrijven is het boekhoudkundig laten zien dat de waarde van activa in de loop van de tijd afneemt. Deze waarde afname wordt veroorzaakt door technische slijtage en/of economische veroudering. Het afschrijvingsbedrag hangt af van de gebruiksduur en restwaarde van de investering. De gebruiksduur bepaalt de afschrijvingstermijn en dus ook de hoogte van de jaarlijkse afschrijvingslasten.

 

Afschrijving het bedrag dat jaarlijks in mindering wordt gebracht op de vervaardigingprijs of boekwaarde in verband met gebruik en veroudering van het actief.

 

Agio/disagio agio c.q. disagio is het verschil tussen het bedrag waarvoor een lening wordt aangegaan en het hogere c.q. lagere bedrag dat aan de geldnemer wordt uitgekeerd.

 

Annuïtaire

Afschrijvingsmethode een afschrijvingsmethode waarbij de kapitaallasten jaarlijks gelijk zijn gedurende de gehele economische levensduur van de investering. In de beginjaren is de afschrijvingscomponent laag en de rentecomponent hoog. Aan het eind ligt de verhouding andersom.

 

Balans geeft de grootte en de samenstelling van het vermogen weer op een bepaald tijdstip

 

Boekwaarde de waarde van een actief op een gegeven moment. De boekwaarde wordt berekend door de aanschafwaarde te verminderen met de cumulatieve afschrijvingen

 

Bruto-methode zowel de investering als de daar tegenover staande bestemmingsreserve worden afzonderlijk op de balans verantwoord

 

Consistente gedragslijn de wijze van balanswaardering en resultatenbepaling moet niet van jaar tot jaar veranderen, want dat maakt de cijfers van de opeenvolgende jaren onvergelijkbaar

 

Directe opbrengstwaarde opbrengst die bij ruil van het actief wordt verkregen

 

Economische levensduur periode waarin op grond van kosten- en opbrengstverhoudingen gebruik zal worden gemaakt van het betreffende actief

 

Economisch nut investeringen hebben een economisch nut indien ze verhandelbaar zijn en/of indien ze kunnen bijdragen aan het genereren van middelen

 

Gulden financieringsregel jaarlijkse lasten moeten worden voldaan uit de jaarlijks terugkerende baten, investeringen worden betaald uit de opbrengsten van leningen en andere financieringsmiddelen

 

Historische kostprijs de daadwerkelijke investeringsbedragen (inkoopprijs) of de vervaardigingprijs

 

Investering uitgaven ter verwerving van een goed of ter bereiking van een doel waaraan een nuttigheid kan worden toegekend die langer duurt dan een jaar

 

Investeringskrediet bedrag dat door de gemeenteraad beschikbaar is gesteld voor het doen van een investering

 

Kapitaallasten de jaarlijkse exploitatielasten van afschrijvingen en renten die verbonden zijn aan uitgaven ter verwerving van activa

 

Lineaire afschrijving vast percentage van de oorspronkelijke investering (verminderd met eventuele restwaarde)

 

Maatschappelijk nut investeringen die niet worden vervangen, maar veel onderhoud met zich meebrengen, zoals wegen, bruggen, openbaar groen.

 

Netto-methode De investeringsbedragen worden netto verantwoord in de balans (verminderd met investeringssubsidies en/of bestemmingsreserves)

 

Nuttigheidsduur het nut van een investering spreidt zich over meerdere jaren uit

 

Onderuitputting

kapitaallasten er is sprake van onderuitputting van kapitaallasten wanner de investering op een later tijdstip in gebruik wordt genomen dan gepland

 

Periodeciteitscriterium uitgaven die jaarlijks terugkeren worden op de exploitatie verantwoord en niet jaarlijkse terugkerende investeringen moeten op de balans worden verantwoord

 

Realiteitsbeginsel verliezen en risico’s die ontstaan voor het einde van het boekjaar worden in acht genomen, indien zij voor het opmaken van de rekening bekend zijn

 

Rente een vergoeding voor het beslag dat de boekwaarde van een investering legt op de financieringsmiddelen van de gemeente

 

Restwaarde de geschatte waarde dat een actief vermoedelijk nog zal hebben op het moment dat je het niet meer kunt gebruiken c.q. de afschrijvingstermijn eindigt

 

Technische levensduur periode waarin het actief technisch in staat zal zijn om productieve prestaties te leveren

 

Toerekeningsbeginsel de baten en lasten worden in de jaarrekening opgenomen, onverschillig of zij tot ontvangsten of uitgaven in dat boekjaar hebben geleid

 

Vaste activa er zijn drie verschillende soorten vaste activa te onderscheiden:

  • -

    immateriële vaste activa;

  • -

    materiele vaste activa;

  • -

    financiële vaste activa.

 

immateriële vaste activa zijn investeringen waar geen bezittingen tegenover staan. Hierin zijn twee categorieën te onderscheiden, te weten:

  • -

    kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het sal-do van agio en disagio;

  • -

    kosten van onderzoek en ontwikkeling van een bepaald ac-tief.

 

onder materiële vaste activa worden investeringen verstaan waartegenover een actief staat met een nuttigheidsduur van meerdere jaren.

 

Bij financiële vaste activa gaat het om activa die een financiële waarde of een financieel bezit vertegenwoordigen, alsmede de bijdragen in activa van derden.

 

Verkrijgingsprijs het bedrag dat is betaald om activa aan te schaffen; dit betreft zo-wel de inkoopprijs als de bijkomende kosten

 

Vervaardigingsprijs de kosten die gemaakt zijn ten behoeve van het intern vervaardigen van een actief

 

Vermogenscriterium investeringen hebben een wijziging van de samenstelling van het vermogen tot gevolg

 

Voorzichtigheidsbeginsel winsten kunnen pas worden genomen indien ze zijn gerealiseerd en verliezen worden al genomen zodra ze zijn geconstateerd

 

Bijlage 3. Wettelijk kader

In deze bijlage zijn de relevante artikelen met betrekking tot activabeleid uit het Besluit

Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) opgenomen.

 

Artikel 2

  • 1.

    Voor de begroting, de meerjarenraming, de jaarstukken en de uitvoeringsinformatie wordt een stelsel van baten en lasten gehanteerd.

  • 2.

    De baten en lasten van het begrotingsjaar worden in de begroting, de jaarstukken en de uitvoeringsinformatie opgenomen, onverschillig of zij tot inkomsten of uitgaven in dat jaar leiden, onderscheidenlijk hebben geleid.

  • 3.

    De baten en lasten worden geraamd dan wel verantwoord tot hun bruto bedrag.

  • 4.

    Onder de baten en lasten worden ook begrepen de over het eigen vermogen en de voorzieningen berekende bespaarde rente.

  • 5.

    Onder baten en lasten wordt ook begrepen de heffing van de vennootschapsbelasting. Deze heffing wordt geraamd en verantwoord op basis van de fiscale grondslag.

 

Artikel 3

  • 1.

    De begroting, de meerjarenraming, de jaarstukken en de uitvoeringsinformatie geven volgens normen die voor gemeenten en provincies als aanvaardbaar worden beschouwd een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd over de financiële positie en over de baten en de lasten. In het bijzonder provinciale staten en de raad moeten in staat zijn zich een zodanig oordeel te vormen.

  • 2.

    De begroting, de meerjarenraming en de uitvoeringsinformatie geven duidelijk en stelselmatig de omvang van alle geraamde baten en lasten, alsmede het saldo ervan weer. De begroting geeft tevens duidelijk en stelselmatig inzicht in de financiële positie.

  • 3.

    De jaarstukken en de uitvoeringsinformatie geven getrouw, duidelijk en stelselmatig de baten en lasten van het begrotingsjaar, alsmede het saldo ervan weer. De jaarrekening geeft tevens een getrouw, duidelijk en stelselmatig inzicht in de financiële positie aan het einde van het begrotingsjaar.

 

Artikel 20

  • 1.

    De uiteenzetting van de financiële positie bevat:a. een raming voor het begrotingsjaar van de financiële gevolgen van het bestaande en nieuw beleid dat in de programma’s is opgenomen;b. een geprognosticeerde begin-en eindbalans van het begrotingsjaar, die ten minste de posten bevat om het EMU-saldo te kunnen berekenen, enc. het EMU-saldo over het vorig begrotingsjaar en de berekening van het geraamde bedrag over het begrotingsjaar alsmede het jaar volgend op het begrotingsjaar.

  • 2.

    Afzonderlijke aandacht wordt tenminste besteed aan:

    • a.

      de jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume;

    • b.

      de investeringen; onderscheiden in investeringen met een economisch nut en investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut;

    • c.

      de financiering;

    • d.

      de stand en het gespecificeerde verloop van de reserves;

    • e.

      de stand en het gespecificeerde verloop van de voorzieningen.

 

Artikel 21

De toelichting op de uiteenzetting van de financiële positie bevat tenminste de gronden waarop de ramingen zijn gebaseerd en de motivering daarvan en een toelichting op de belangrijke ontwikkelingen ten opzichte van de uiteenzetting van de financiële positie van het vorige begro-ingsjaar.

 

Artikel 22

  • 1.

    De meerjarenraming bevat voor de drie jaren volgend op het begrotingsjaar een geprognosticeerde begin- en eindbalans en een raming van de financiële gevolgen, waaronder de baten en lasten van het bestaande en het nieuwe beleid dat in de programma’s is opgenomen.

  • 2.

    Artikel 20, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 23

De toelichting op de meerjarenraming bevat ten minste:

  • a.

    de gronden waarop de ramingen zijn gebaseerd en de motivering daarvan, en een toelichting op belangrijke ontwikkelingen ten opzichte van de meerjarenraming van het vorig begrotingsjaar;

  • b.

    een overzicht per jaar van de geraamde incidentele baten en lasten per programma, waarbij per programma ten minste de belangrijkste posten afzonderlijk worden gespecificeerd en de overige posten als een totaalbedrag kunnen worden opgenomen;

  • c.

    een overzicht per jaar van de beoogde structurele toevoegingen en onttrekkingen aan de reserves.

  • d.

    de ontwikkeling van het EMU-saldo voor de drie jaren volgend op het begrotingsjaar.

 

Artikel 31

Op de balans worden de activa onderscheiden in vaste en vlottende activa, al naar gelang zij zijn bestemd om de uitoefening van de werkzaamheid van de provincie onderscheidenlijk gemeente al dan niet duurzaam te dienen.

 

Artikel 33

Onder de vaste activa worden afzonderlijk opgenomen de immateriële, de materiële en de financiële vaste activa.

 

Artikel 34

In de balans worden onder de immateriële vaste activa afzonderlijk opgenomen:

  • a.

    kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio;

  • b.

    kosten van onderzoek en ontwikkeling voor bepaald actief.

  • c.

    bijdragen aan activa in eigendom van derden.

 

Artikel 35

  • 1.

    In de balans worden onder de materiële vaste activa afzonderlijk opgenomen:

    • a.

      investeringen met een economisch nut:

    • b.

      investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven;

    • c.

      investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut.

  • 2.

    Van de materiele vaste activa wordt aangegeven welke in erfpacht zijn uitgegeven.

 

Artikel 36

In de balans worden onder de financiële vaste activa afzonderlijk opgenomen:

  • a.

    kapitaalverstrekkingen aan:

    • 1.

      deelnemingen;

    • 2.

      gemeenschappelijke regelingen;

    • 3.

      overige verbonden partijen;

  • b.

    leningen aan:

    • 1.

      openbare lichamen als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Wet financiering decentrale overheden;

    • 2.

      woningbouwcorporaties;

    • 3.

      deelnemingen;

    • 4.

      overige verbonden partijen;

  • c.

    overige langlopende leningen;

  • d.

    uitzettingen in ’s Rijks schatkist met een rentetypische looptijd van één jaar of langer;

  • e.

    uitzettingen in de vorm van Nederlands schuldpapier met een rentetypische looptijd van één jaar of langer;

  • f.

    overige uitzettingen met een rentetypische looptijd van één jaar of langer;

 

Artikel 51

In de toelichting op de balans wordt aangegeven volgens welke methoden de afschrijvingen worden berekend.

 

Artikel 52

  • 1.

    In de toelichting op de balans worden onder de materiële vaste activa afzonderlijk opgenomen:

    • a.

      gronden en terreinen;

    • b.

      woonruimten;

    • c.

      bedrijfsgebouwen;

    • d.

      grond-, weg- en waterbouwkundige werken;

    • e.

      vervoermiddelen;

    • f.

      machines, apparaten en installaties;

    • g.

      overige materiële vaste activa.

  • 2.

    In de toelichting op de balans wordt het verloop van de activa, als bedoeld in het eerste lid, gedurende het begrotingsjaar, in een sluitend overzicht weergegeven.

 

Daaruit blijken, voor zover van toepassing:

  • a.

    de boekwaarde aan het begin van het begrotingsjaar;

  • b.

    de investeringen of desinvesteringen;

  • c.

    de afschrijvingen;

  • d.

    bijdragen van derden direct gerelateerd aan een actief;

  • e.

    afwaarderingen wegens duurzame waardeverminderingen;

  • f.

    de boekwaarde aan het einde van het begrotingsjaar.

 

Artikel 52d (nieuw)

  • 1.

    In de toelichting op de balans wordt ten aanzien van de bouwgronden in exploitatie voor het totaal van de in exploitatie zijnde complexen aangegeven:

    • a.

      de boekwaarde aan het begin van het begrotingsjaar;

    • b.

      de vermeerderingen en verminderingen in het begrotingsjaar;

    • c.

      de boekwaarde aan het einde van het begrotingsjaar;

    • d.

      de geraamde nog te maken kosten met een onderbouwing;

    • e.

      de geraamde opbrengsten met een onderbouwing;

    • f.

      het geraamde eindresultaat en de berekeningswijze die hiervoor is gehanteerd met een onderbouwing en de aannames die eraan ten grondslag liggen.

  • 2.

    De gegevens, bedoeld in het eerste lid, zijn gebaseerd op een waardering per complex.

 

Artikel 59

  • 1.

    Alle investeringen worden geactiveerd.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid worden kunstvoorwerpen met een cultuurhistorische waarde niet geactiveerd.

 

Artikel 60

Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief kunnen worden geactiveerd

indien:

  • a.

    het voornemen bestaat het actief te gebruiken of te verkopen;

  • b.

    de technische uitvoerbaarheid om het actief te voltooien vaststaat;

  • c.

    het actief in de toekomst economisch of maatschappelijk nut zal genereren en;

  • d.

    de uitgaven die aan het actief zijn toe te rekenen betrouwbaar kunnen worden vastgesteld.

 

 

Artikel 61

Bijdragen aan activa in eigendom van derden kunnen worden geactiveerd, indien:

  • a.

    er sprake is van een investering door een derde;

  • b.

    de investering bijdraagt aan de publieke taak;

  • c.

    de derde zich heeft verplicht tot het daadwerkelijk investeren, op een wijze zoals is overeengekomen en;

  • d.

    de bijdrage kan worden teruggevorderd, indien de derde in gebreke blijft of de provincie onderscheidenlijk gemeente anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering.

 

Artikel 62

  • 1.

    Alle vaste activa worden voor het bedrag van de investering geactiveerd.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid worden de bijdragen van derden die in directe relatie staan met het actief op de waardering daarvan in mindering gebracht.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid moeten de voorzieningen, bedoeld in artikel 44, eerste lid, onder d, in mindering gebracht worden op de investeringen, bedoeld in artikel 35, eerste lid, onder b.

 

Artikel 63

  • 1.

    Activa worden gewaardeerd op basis van de verkrijging- of vervaardigingprijs.

  • 2.

    De verkrijgingprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten.

  • 3.

    De vervaardigingprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingprijs kunnen voorts worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend; in dat geval vermeldt de toelichting dat deze rente is geactiveerd.

  • 4.

    Voor in erfpacht uitgegeven gronden geldt de uitgifteprijs van eerste uitgifte als verkrijging-prijs. Gronden in eeuwigdurende erfpacht worden gewaardeerd tegen registratiewaarde.

  • 5.

    Van activa waarvan de bestemming verandert, wordt de actuele waarde van de nieuwe bestemming in de toelichting op de balans opgenomen.

  • 6.

    In afwijking van het eerste lid is waardering tegen actuele waarde toegestaan voor de activa van de Nazorgfondsen bedoeld in artikel 15.47 van de Wet milieubeheer.

  • 7.

    Passiva worden gewaardeerd tegen de nominale waarde, met uitzondering van voorzieningen die tegen contante waarde zijn gewaardeerd.

  • 8.

    Eventuele voorzieningen wegens oninbaarheid worden met de nominale waarde van leningen en vorderingen verrekend.

 

Artikel 64

  • 1.

    De afschrijvingen geschieden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar.

  • 2.

    Slechts om gegronde redenen mogen de afschrijvingen geschieden op andere grondslagen dan die welke in het voorafgaande begrotingsjaar zijn toegepast. De reden van de verandering wordt in de toelichting op de balans uiteengezet. Tevens wordt inzicht gegeven in haar betekenis voor de financiële positie en voor de baten en de lasten aan de hand van aangepaste cijfers voor het begrotingsjaar of voor het voorafgaande begrotingsjaar.

  • 3.

    Op vaste activa met een beperkte gebruiksduur wordt jaarlijks afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur.

  • 4.

    In afwijking van het derde lid is de afschrijvingsduur voor de immateriële vaste activa, bedoeld in artikel 34 onder a, maximaal gelijk aan de looptijd van de lening.

  • 5.

    In afwijking van het derde lid is de afschrijvingsduur voor de immateriële vaste activa, bedoeld in artikel 34 onder b, ten hoogste vijf jaar.

  • 6.

    Voor bijdragen aan de activa in eigendom van derden, bedoeld in artikel 34, onderdeel c, is de afschrijvingsduur maximaal gelijk aan die van de activa waarvoor de bijdrage aan derden wordt verstrekt.

 

Artikel 65

  • 1.

    Naar verwachting duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen.

  • 2.

    Voorraden en deelnemingen worden tegen de marktwaarde gewaardeerd indien de marktwaarde lager is dan de verkrijging- of vervaardigingprijs.

  • 3.

    Een actief dat buiten gebruik wordt gesteld wordt afgewaardeerd op het moment van buitengebruikstelling, indien de restwaarde lager is dan de boekwaarde.

 

Artikel 76

  • 1.

    In afwijking van artikel 63, eerste lid, worden activa, die op 31 december 1994 tegen actuele waarde zijn gewaardeerd, volgens de op dat moment aanwezige boekwaarde voor de rest van de periode afgeschreven.

  • 2.

    In afwijking van artikel 62, eerste lid, worden alle activa waar voor 31 december 2003 reserves op in mindering zijn gebracht op de waarde volgens de op 31 december 2003 aanwezige boekwaarde voor de rest van de periode afgeschreven.

 

Bijlage 4: Stellige uitspraken en aanbevelingen van de commissie BBV

  • I.

    Stellige uitspraken

  • A.

    De boekwinst die wordt gerealiseerd bij het afstoten van een kapitaalgoed moet als incidentele bate in de jaarrekening worden verwerkt. De opbrengst mag niet direct met de boekwaarde van het eventuele vervangingsobject worden verrekend.

  • B.

    De kosten van (klein en groot) onderhoud zijn niet levensduurverlengend en mogen dus niet worden geactiveerd.

    • -

      Kosten van klein onderhoud dienen in het jaar van uitvoering ten laste van de exploitatie te worden gebracht.

    • -

      Kosten van groot onderhoud kunnen op twee wijzen worden verwerkt in de administratie: 1. Kosten in het jaar van uitvoering direct ten laste van de exploitatie brengen, met eventuele vrijval via resultaatbestemming van een daartoe gevormde reserve.

    • -

      Kosten in het jaar van uitvoering ten laste van een vooraf gevormde voorziening brengen (artikel 44, lid 1c, van het BBV).

    • -

      Kosten van het wegwerken van achterstallig onderhoud dienen ineens ten laste van de ex-ploitatie te worden gebracht.

  • C.

    Voorzieningen die worden gevormd om de (groot) onderhoudslasten van een kapitaalgoed over een aantal jaren te egaliseren kunnen alleen worden ingesteld en gevoed op basis van-een beheerplan van het desbetreffende kapitaalgoed. Dit beheerplan dient periodiek te wor-den geactualiseerd. Indien er geen (recent) beheerplan aanwezig is, kunnen de kosten van groot onderhoud wel door vrijval via resultaatbestemming vanuit een (daartoe gevormde) re-serve worden gedekt.

 

  • II.

    Aanbevelingen

  • A.

    De commissie doet de aanbeveling om tenminste éénmaal in de vier jaar een integrale beleids-nota over het beleidskader onderhoud kapitaalgoederen door de raad te laten vaststellen en de hoofdlijnen daarvan jaarlijks op te nemen in de paragraaf als bedoeld in artikel 9, tweede lid, onder c BBV.

  • B.

    De commissie doet de aanbeveling om in de financiële verordening (of een nadere uitwerking daarvan) op grond van artikel 212 van de Gemeentewet op te nemen dat voor het activeren van investeringen aan tenminste één van de, of aan beide, criteria moet worden voldaan: - een minimumbedrag; - een minimale gebruiksduur.

  • C.

    Indien voor de dekking van de kapitaallasten van een investering met een economisch nut een reserve is opgebouwd, doet de commissie de aanbeveling om die bestemmingsreserve con-form de (afschrijving)parameters van het bijbehorende actief via resultaatbestemming periodiek vrij te laten vallen ter (gedeeltelijke) dekking van de kapitaallasten.

  • D.

    De commissie doet de aanbeveling om in de financiële verordening (of een nadere uitwerking daarvan) op grond van artikel 212 van de Gemeentewet op te nemen wanneer met het af-schrijven van een nieuw kapitaalgoed wordt begonnen. Mogelijke keuzes hierbij:

    • -

      óf in het jaar waarin het kapitaalgoed gereed komt/verworven wordt en vanaf het moment dat het door de gemeente in gebruik kan worden genomen,

    • -

      óf medio het begrotingsjaar waarin het gereed komt/verworven wordt,

    • -

      óf in het begrotingsjaar dat volgt op het jaar waarin het gereed komt/verworven wordt.

  • E.

    Als de gemeente ervoor kiest om de componentenbenadering toe te passen, doet de commis-sie de aanbeveling om de componentenbenadering alleen toe te passen bij investeringen met een economisch nut.

  • F.

    De commissie doet de aanbeveling om in de financiële verordening op grond van artikel 212 van de Gemeentewet (of een nadere uitwerking daarvan) de uitgangspunten over de handels-wijze betreffende de restwaarde aan te geven.