Organisatie | Samenwerking De Bevelanden |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | De Beleidsregels re-integratie van Gemeenschappelijke Regeling de Bevelanden |
Citeertitel | |
Vastgesteld door | dagelijks bestuur |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
N.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-2022 | Beleidsregels Re-integratie GR de Bevelanden 2022 | 24-01-2022 |
Besluit van het Dagelijks Bestuur van Gemeenschappelijke Regeling de Bevelanden tot wijziging van de Beleidsregels Re-integratie van Gemeenschappelijke Regeling de Bevelanden.
Het Dagelijks Bestuur van Gemeenschappelijke Regeling de Bevelanden;
gelezen het voorstel van de afdeling Werk, Inkomen en Zorg van 11 januari 2022, nummer Z21.106148/ D21.265184
het gewenst is om beleidsregel[s] vast te stellen omtrent de re-integratie instrumenten die het Dagelijks bestuur inzet ter bevordering van de arbeidsinschakeling,
gelet op de artikelen 4:81, eerste lid, 4:83 en 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht; artikel;
artikel 8a van de Participatiewet en
artikel 3, eerste lid van de verordening re-integratie en tegenprestatie Participatiewet van de gemeenten Borsele, Goes, Kapelle, Noord-Beveland en Reimerswaal,
b e s l u i t vast te stellen de volgende beleidsregels:
De Beleidsregels re-integratie van Gemeenschappelijke Regeling de Bevelanden
1. Algemene bepalingen 1.1 Begripsbepalingen
In dit besluit wordt verstaan onder:
De Nugger: de niet-uitkeringsgerechtigde als bedoeld in artikel 6, eerste lid van de Participatiewet; e De Anw’er: de persoon met een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet; f De Re-integratieverordening: de Verordening Re-integratie en Tegenprestatie Participatiewet van de Bevelandse gemeenten;
2. Prioritering en indeling in doelgroepen 2.2 Prioritering
De in deze beleidsregels genoemde voorzieningen worden ingezet volgens de uitgangspunten die zijn opgenomen in het jaarlijkse uitvoeringsplan.
Tijdens de intake-/poortwachterfase wordt door de consulent direct beoordeeld of een cliënt in aanmerking komt voor betaald werk, een voorliggende voorziening of een uitkering.
Waar mogelijk zal geprobeerd worden de cliënt met een baan naar huis te laten gaan. Op het moment dat blijkt dat er niet direct betaald werk of een andere uitkering is voor betrokkene, wordt er een diagnosetraject in de vorm van de voorziening ‘test en training’ ingezet waarin betrokkene wordt beoordeeld op de verdere arbeidsmarktkansen en waarin wordt bepaald welk traject aan de orde is.
2.4 Diagnosestelling en indeling in doelgroepen
De diagnose dient om een beeld te krijgen van de cliënt op onderwerpen als opleiding, werkervaring, motivatie en leefomstandigheden. Deze informatie dient als belangrijke bouwsteen voor de indeling in een van de in het volgende lid genoemde doelgroepen en het uiteindelijke plan van aanpak. De diagnose kan zowel door de gemeente zelf worden gesteld als (deels) worden ingekocht, bijvoorbeeld medische adviezen.
Hiertoe worden alle cliënten op basis van de diagnose ingedeeld in de tredes van de participatieladder:
3. Trede 6 heeft geen ondersteuning nodig. Trede 3, 4 en 5 zijn samen de in de Reintegratieverordening genoemde cliënten ‘met een korte afstand tot de arbeidsmarkt’. Trede 1 en 2 zijn samen de in de Re-integratieverordening genoemde cliënten ‘met een grote afstand tot de arbeidsmarkt’.
Voor personen aan wie de verplichtingen van artikel 9 Participatiewet, artikel 37 IOAW of artikel 37 IOAZ zijn opgelegd, wordt een plan van aanpak opgesteld, waarin de ondersteuning wordt uitgewerkt en de verplichtingen over arbeidsinschakeling, evenals de gevolgen van het niet nakomen van die verplichtingen, worden vastgelegd. Uit het plan vloeit tevens voort welke voorzieningen het Dagelijks Bestuur ter beschikking zal stellen om uitvoering van het plan mogelijk te maken.
van de Handhavings- en afstemmingsverordening, dan wel terugvordering van door de gemeente gemaakte kosten conform artikel 8.1 van deze beleidsregels.
3. Bepalingen over voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling
3.1 Werkervaringsplaats (Artikel 4 Re-integratieverordening)
3.2 Proefplaatsing (Artikel 13 Re-integratieverordening)
Er kan alleen een proefplaatsing worden aangeboden als:
de werkgever naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur de serieuze intentie heeft de uitkeringsgerechtigde bij goed functioneren na afloop van de proefplaatsing een regulier arbeidscontract zonder proeftijd- of uitzendbeding aan te bieden van minimaal zes maanden met een minimale omvang van hetzelfde aantal uren als gedurende de proefplaatsing van toepassing was.
3.3 Sociale activering (Artikel 5 Re-integratieverordening)
3.4 Detacheringsbanen (Artikel 6 Re-integratieverordening)
“lege” detacheringen waarin cliënten inactief zijn.
3.5 Werkgeverssubsidie gericht op arbeidsinschakeling (Artikel 12 Re-integratieverordening) 3.5.1 Hoogte werkgeverssubsidies
3.5.3 Betaling van de subsidie
3.6 Jobcoaching (Artikel 11 Re-integratieverordening)
3.7 Voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling (Artikel 14 Re-integratieverordening)
Aan een cliënt die behoort tot trede 3 of hoger kan een re-integratietraject worden aangeboden. De gemeente kan het traject zelf uitvoeren of uitbesteden aan een re-integratiebedrijf. Het re-integratiebedrijf stelt een plan van aanpak en een kostenopgave op en stuurt dit voor akkoord naar de gemeente. De gemeente betaalt het re-integratiebedrijf voor zijn inspanningen en bewaakt de voortgang van het traject. Gestreefd wordt naar het afsluiten van maatwerkcontracten; pas wanneer er sprake is van geslaagde uitstroom worden de volledige trajectkosten vergoed.
3.8 Scholing (Artikel 7 Re-integratieverordening)
Het Dagelijks Bestuur kan scholing aanbieden aan personen in een re-integratietraject, indien het zonder deze scholing niet mogelijk is, instroom in algemeen geaccepteerde arbeid te realiseren. Het Dagelijks Bestuur beoordeelt of deze scholing bijdraagt tot arbeidsinschakeling of verbetering van de uitgangspositie en verbindt hieraan een nader te bepalen termijn.
Indien het scholingsverzoek wordt ingediend door een extern re-integratiebedrijf, moet dit gemotiveerd adviseren welke scholing zij noodzakelijk achten, van welke aard, op welk niveau en voor welke duur. Hierbij worden door het re-integratiebedrijf de kosten van de scholing expliciet inzichtelijk gemaakt (via offerte(s)).
artikel 13 Participatiewet, lid 2, onderdeel c (voorliggende voorzieningen zoals studiefinanciering en WTOS).
Als scholing voor een persoon als verplichting is opgenomen in een plan van aanpak, worden de kosten daarvan door het Dagelijks Bestuur vergoed voor zover er voor de kosten van de scholing geen (toereikende) voorliggende voorziening beschikbaar is. Het gaat hierbij om directe scholingskosten (kosten scholing zelf, verhoogd met de aanschafkosten van benodigde boeken en ander lesmateriaal). De kosten van de scholing zelf worden rechtstreeks betaalbaar gesteld aan de scholingsinstelling. Ook de reiskosten worden vergoed, hierbij geldt het bepaalde in artikel 3.9.1 van deze beleidsregels.
3.9 Vergoedingen in het kader van arbeidsinschakeling (Artikel 16 Re-integratieverordening) 3.9.1 Reiskosten
Aan cliënten die in verband met het volgen van een re-integratietraject reiskosten moeten maken, wordt een vergoeding verstrekt op basis van openbaar vervoer. Het gaat daarbij om een enkele reisafstand van minimaal 10 kilometer.
Een vergoeding van reiskosten met een enkele reisafstand van minder dan 10 kilometer is in bijzondere gevallen mogelijk; het gaat dan met name om de situaties waarin cliënt niet in staat is om met de fiets op de plaats van bestemming te komen.
Indien is vastgesteld dat het gebruik van het openbaar vervoer niet mogelijk is, kan een vergoeding plaatsvinden op basis van vervoer per eigen auto. De hoogte van de vergoeding is gelijk aan de onbelaste vergoeding vastgesteld door de Belastingdienst, thans zijnde € 0,19 per kilometer.
3.9.2. Verstrekken vervoermiddel
In het kader van het volgen van een re-integratietraject kan aan cliënten een vervoermiddel worden verstrekt. Daarbij zal worden gekeken naar een zo voordelig mogelijke oplossing.
In de regel zal voor de aanschaf van het vervoermiddel een renteloze lening worden verstrekt die omgezet wordt in een ‘verstrekking om niet’ als de cliënt het re-integratietraject met goed gevolg heeft doorlopen.
3.9.3 Kosten van kinderopvang bij uitstroom naar betaald werk
Personen die vanuit een gemeentelijke uitkering zijn uitgestroomd naar een betaalde baan en kosten voor kinderopvang moeten maken om die betaalde baan te behouden, kunnen gedurende maximaal 6 maanden (periode van nazorg) aanspraak maken op vergoeding van kosten van kinderopvang uit het Participatiebudget.
Deze vergoeding bedraagt niet meer dan het verschil tussen de werkelijke noodzakelijke kosten van kinderopvang en de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst.
3.9.4 Niet gangbare vormen van kinderopvang
Indien door individuele omstandigheden gangbare vormen van kinderopvang niet passend zijn kan een voorziening worden getroffen uit het Participatiebudget. Bijvoorbeeld als sprake is van nachtdiensten of tussenschoolse opvang.
4. Tegenprestatie naar vermogen 4.1 Het opleggen van de tegenprestatie
Mocht de cliënt reeds onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden verrichten, dan kunnen die worden beschouwd als activiteiten in het kader van de tegenprestatie. Bij de beoordeling van de vraag of deze activiteiten als tegenprestatie kunnen worden beschouwd, worden de omvang van de reeds bestaande maatschappelijk nuttige werkzaamheden en de omstandigheden en mogelijkheden van de cliënt in overweging genomen.
4.2 Het verkrijgen van een tegenprestatie
Deze paragraaf is per april 2022 vervallen. Het beleid m.b.t. de vrijlating van inkomsten is opgenomen in de Beleidsregels vrijlating inkomsten GR De Bevelanden 2022
6. Niet-uitkeringsgerechtigden en personen met een Anw-uitkering
Het Dagelijks Bestuur besteed in principe geen re-integratiegelden aan niet-uitkeringsgerechtigde werkzoekenden of personen met een uitkering op grond van Algemene nabestaandenwet (nuggers en Anw’ers). Uitzondering hierop vormen jongeren zonder startkwalificatie (zonder uitkering), nuggers met een arbeidsbeperking en de groep voor wie inzet van re-integratie bijdraagt aan het voorkomen van uitkeringsafhankelijkheid.
Of hij / zij behoort tot de gemeentelijke doelgroep en werkt met gebruikmaking van een voorziening krachtens de Re-integratieverordening.
In bijzondere gevallen kan het Dagelijks Bestuur in afwijking van lid 3 een traject bieden aan personen zonder uitkering van wie niet kan worden gevergd dat zij aan de voorwaarden gesteld in lid 3 voldoen. 5. Om in aanmerking te komen voor een door de gemeente betaald traject, geldt als voorwaarde dat het Dagelijks Bestuur heeft vastgesteld dat de inzet van een re-integratietraject noodzakelijk wordt geacht om reguliere arbeid te verkrijgen.
Indien de nugger/Anw’er die deelneemt aan een re-integratietraject verwijtbaar niet voldoet aan de in het plan van aanpak overeengekomen verplichtingen, kan het Dagelijks Bestuur overgaan tot beëindiging van het traject en tot terugvordering van de door de gemeente al verstrekte of nog verschuldigde vergoedingen.
Op grond van de Participatiewet is iedere uitkeringsgerechtigde verplicht om algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden en te behouden, om mee te werken aan voorzieningen die de arbeidsinschakeling bevorderen en om een opgelegde tegenprestatie te verrichten (artikel 9, lid 1 van de Participatiewet).
Uitgangspunt is dat zo veel mogelijk uitkeringsgerechtigden de volledige arbeidsplicht (artikel 9, lid 1, sub a, b en c van de Participatiewet) opgelegd krijgen. Ontheffingen zijn tijdelijk of er wordt in ieder geval een herbeoordeling afgesproken na een bepaalde periode. Ontheffing van de verplichtingen genoemd in artikel 9 lid 1 sub b van de Participatiewet zijn niet mogelijk.
Ontheffingen worden alleen verleend als uit een individuele beoordeling blijkt dat betrokkene op objectieve gronden niet of niet volledig beschikbaar kan zijn voor de arbeidsmarkt vanwege aantoonbare medische of psychische belemmeringen of het hebben van zorgtaken. Zorgtaken hebben betrekking op de zorg voor kinderen, maar ook eventueel voor ouders of andere familieleden.
Ontheffingen worden niet verleend vanwege het enkele feit dat een uitkeringsgerechtigde weinig kansen maakt op de arbeidsmarkt (bijvoorbeeld vanwege leeftijd). Uiteraard wordt hiermee bij het eventueel opleggen van maatregelen wel rekening gehouden.
Alle uitkeringsgerechtigden zijn verplicht om mee te werken aan een voorziening gericht op arbeidsinschakeling, waaronder sociale activering, (artikel 9, lid 1, sub b van de Participatiewet).
7.1 Medische en / of psychische gronden
De arbeidsverplichtingen uit artikel 9, lid 1, sub a, b en c van de Participatiewet zijn niet van toepassing op belanghebbenden die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn in de zin van de WIA (artikel 9 lid 5 van de Participatiewet). De gemeente kan ten behoeve van een ontheffing van de arbeidsplicht op medische en/of psychische gronden een onafhankelijk onderzoek laten verrichten. Onafhankelijk wil in dit geval zeggen dat een verklaring van de eigen huisarts of behandelend specialist niet voldoende is. De keuringsinstantie bepaalt dan of er informatie wordt opgevraagd bij de huisarts en/of specialist. In een aantal gevallen zal de situatie op basis van de beschikbare (medische) gegevens al voldoende duidelijk zijn en is er geen onafhankelijk onderzoek nodig. Indien uit het onderzoek of uit de andere beschikbare (medische) gegevens blijkt dat er tijdelijk geen zicht is op arbeidsinschakeling en/of deelname aan een voorziening bepaalt de gemeente aan de hand hiervan een tijdelijke ontheffing voor de duur zoals die uit het onderzoek c.q. de beschikbare gegevens blijkt. Indien geen duidelijke termijn blijkt wordt de situatie na 1 jaar heroverwogen.
Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan het Dagelijks Bestuur in individuele gevallen tijdelijk ontheffing verlenen van een verplichting als bedoeld in artikel 9 eerste lid sub a en c van de Participatiewet.
Zorgtaken kunnen als dringende redenen worden aangemerkt. De gemeente moet dan nog wel bezien of er geen andere voorzieningen zijn, bijvoorbeeld via het persoonsgebonden budget.
Uitkeringsgerechtigden die de zorg hebben voor zieke/anderszins hulpbehoevende bloed- of aanverwanten kunnen een beroep doen op het Dagelijks Bestuur om een voorziening in te stellen die betrokkene in staat stelt alsnog deel te nemen aan het arbeidsproces dan wel in gevallen waarin geen andere vorm van zorg mogelijk is voor de duur van de zorgtaak gehele of gedeeltelijke ontheffing van de arbeidsplicht verlenen.
In het geval van de tegenprestatie naar vermogen is er een ander afwegingskader bij mantelzorg dan bij arbeidsinschakeling. Voor arbeidsinschakeling zal minder vaak rekening gehouden worden met zorgtaken. In het geval van arbeidsinschakeling zal alleen een ontheffing worden verleend voorzover hiermee geen rekening gehouden kan worden door middel van een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de Participatiewet. Het Dagelijks Bestuur zal geen tegenprestatie opdragen indien een belanghebbende mantelzorg verricht voor zover het verrichten van mantelzorg naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur redelijkerwijs noodzakelijk is (artikel 18 van de Reintegratieverordening).
7.3 Ontheffing voor alleenstaande ouders met kinderen tot 5 jaar.
Alleenstaande ouders, die de zorg voor een kind hebben dat de leeftijd van vijf jaar nog niet heeft bereikt, kunnen een verzoek indienen om te worden ontheven van de arbeidsplicht (artikel 9a Participatiewet).
Deze eventuele ontheffing ontslaat hen echter niet van de re-integratieplicht (artikel 9, lid 1, onderdeel b Participatiewet). Het Dagelijks Bestuur dient de ouder met een ontheffing op grond van artikel 9a Participatiewet een re-integratietraject aan te bieden in de vorm van een plan van aanpak.
Ontheffingen op grond van artikel 9a Participatiewet kunnen alleen worden verleend na een schriftelijk verzoek van de betreffende alleenstaande ouder.
De afweging of een tijdelijke ontheffing wordt verleend zal, altijd individueel gemaakt worden. Hierbij wordt in ieder geval rekening gehouden met:
7.4 Zorgtaken alleenstaande ouder met kinderen tot 12 jaar.
De verplichting om algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden geldt voor de alleenstaande ouder met kinderen tot 12 jaar slechts nadat het Dagelijks Bestuur zich genoegzaam heeft overtuigd van de beschikbaarheid van passende kinderopvang, de toepassing van voldoende scholing en de belastbaarheid van betrokkene (artikel 9, lid 4 Participatiewet).
7.5 Langdurig ontbreken van arbeidsmarktperspectief:
Er zijn situaties denkbaar waarin het blijven vasthouden aan de arbeidsverplichting niet langer zinvol is. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn indien meerdere partijen arbeidsinschakeling niet meer mogelijk achten.
Op grond van de wet kan nooit een blijvende ontheffing worden verleend. Als blijkt dat er blijvend geen perspectief is op arbeidsinschakeling, wordt zo regelarm mogelijk de tijdelijke ontheffing verlengd.
Uitkeringsgerechtigden kunnen gedurende de periode dat een door het Dagelijks Bestuur noodzakelijk geachte opleiding wordt gevolgd vrij worden gesteld van sollicitatieverplichtingen. Deze vrijstelling kan maximaal worden verleend voor de duur en de omvang die de scholing vergt.
8. Terugvordering 8.1 Terugvordering
Indien het Dagelijks Bestuur een aangeboden voorziening of ondersteuning voortijdig beëindigt omdat de deelnemer de hieraan verbonden verplichtingen verwijtbaar niet nakomt, kan het Dagelijks Bestuur de gemaakte kosten van de voorzieningen of ondersteuning terugvorderen op grond van artikel 6:203 BW.
9. Slotbepalingen 9.1 Inwerkingtreding
In die gevallen waarin deze uitvoeringsregels niet voorzien beslist het Dagelijks Bestuur.
Vastgesteld door het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Samenwerking de Bevelanden in zijn openbare vergadering van 24 januari 2022.