Onderwerp : Verordening 16 december 2010 Besluitnr. 10 09 D
rioolheffing 2011
De raad van de gemeente Heumen in openbare vergadering bijeen;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 23
november 2010;
gelet op de artikel 228a van de Gemeentewet
b e s l u i t:
vast te stellen de hierna volgende verordening:
Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2011
(Verordening rioolheffing 2011)
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
- a.
perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte
daarvan;
- b.
gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van
voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport
van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of
in onderhoud bij de gemeente;
- c.
water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of
grondwater.
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter
bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
- a.
de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en
bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk
afvalwater; en
- b.
de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het
ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde
structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de
grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te
beperken.
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
- 1.
De belasting wordt geheven van degene die bij het begin van het
belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht
van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de
gemeentelijke riolering.
- 2.
Met betrekking tot de belasting als bedoeld in het eerste lid, wordt,
ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens
eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van
het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld,
tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens
eigendom, bezit of beperkt recht is.
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling
bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de
belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien
verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel
worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
- 1.
De belasting wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.
- 2.
Voor de heffing genoemd in het eerste lid worden:
- a.
bejaardenoorden, verpleeginrichtingen, kloosters en andere
instellingen omgerekend in aantallen percelen, door de totale
inwonersbezetting op 1 januari van het belastingjaar te delen
door 4;
- b.
scholen omgerekend in aantallen percelen, en wel naar één
perceel per klas c.q. speel- werklokaal;
- c.
slachterijen, horecabedrijven met bijbehorende woning,
verenigingsgebouwen, sportzalen/ -hallen, autowasinrichtingen en
daarmee gelijk te stellen inrichtingen, omgerekend in aantallen
percelen, en wel naar 2 percelen per aangegeven categorie;
- d.
percelen bestaande uit een woning en een bedrijfsruimte, niet
behorende tot de categorieën als bedoeld in de onderdelen a en
c, gelijk gesteld met 1,5 perceel vermeerderd met één perceel
voor elke gebouwde aanhorigheid waar bedrijf wordt
uitgeoefend;
- e.
percelen, uitsluitend bestaande uit een bedrijfsruimte als
bedoeld onder het voorgaande lid gelijk gesteld met één
perceel
- f.
campings omgerekend in aantallen percelen door het aantal
aansluitingen te delen door 6.
Artikel 6 Belastingtarieven
Het tarief bedraagt per perceel € 137,10
Artikel 7 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 8 Wijze van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld
- 1.
De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar.
Artikel 10 Termijnen van betaling
- 1.
De aanslagen moeten worden betaald uiterlijk twee maanden na de
dagtekening van het aanslagbiljet.
- 2.
In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt ingeval het
totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het
aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder is
dan
€ 3.000,- en de verschuldigde bedragen door middel van automatische
incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden
afgeschreven, dat:
- a.
aanslagen, waarvan de dagtekening ligt tussen 1 januari en 1
oktober van het belastingjaar waarop ze betrekking hebben,
moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de
maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het
belastingjaar overblijven met een maximum van acht
termijnen
- b.
aanslagen, waarvan de dagtekening ligt na 30 september van het
belastingjaar waarop ze betrekking hebben, moeten worden betaald
in drie gelijke termijnen.
Bij het van toepassing zijn van het vorenstaande vervalt de eerste
incassotermijn een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk
van de volgende termijnen telkens een maand later
- 3.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande
leden gestelde termijnen.
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met
betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.
Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
De 'Verordening rioolheffing 2010” van 17 december 2009, wordt
ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van
ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing
blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben
voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na
die van de bekendmaking.
- 3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011.
- 4.
Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening rioolheffing
2011'.