Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Delft

Verordening Wet inburgering 2021 gemeente Delft

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDelft
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Wet inburgering 2021 gemeente Delft
CiteertitelVerordening Wet inburgering 2021 gemeente Delft
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening Wet inburgering 2013 gemeente Delft.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 13 van de Wet inburgering 2021
  2. artikel 14 van de Wet inburgering 2021
  3. artikel 15 van de Wet inburgering 2021
  4. artikel 16 van de Wet inburgering 2021
  5. artikel 17 van de Wet inburgering 2021
  6. artikel 22 van de Wet inburgering 2021
  7. artikel 23 van de Wet inburgering 2021
  8. artikel 26 van de Wet inburgering 2021
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-07-202201-01-2022nieuwe regeling

30-06-2022

gmb-2022-312529

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Wet inburgering 2021 gemeente Delft

De raad van de gemeente Delft;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 29 maart 2022;

 

gelet op de artikelen 13 tot en met 17, 22, 23 en 26 van de Wet inburgering 2021;

 

besluit vast te stellen de Verordening Wet inburgering 2021 gemeente Delft

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • asielstatushouder: de inburgeringsplichtige, bedoeld in artikel 13 eerste lid van de Wet inburgering 2021;

    • Besluit: het Besluit inburgering 2021;

    • brede intake: de brede intake, bedoeld in artikel 14 Wet inburgering 2021;

    • financieel ontzorgen: financieel ontzorgen, bedoeld in artikel 56a tweede lid van de Participatiewet

    • gemeente: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft;

    • gezinsmigranten en overige migranten: inburgeringsplichtigen, bedoeld in artikel 19 van de Wet inburgering 2021;

    • inburgeringsplichtige: de inwoner die volgens artikel 3 van de Wet inburgering 2021 inburgeringsplichtig is;

    • MAP: de Module Arbeidsmarkt en Participatie, bedoeld in artikel 6, eerste lid onder b van de Wet inburgering 2021;

    • PIP: het Persoonlijk plan Inburgering en Participatie, bedoeld in artikel 15 van de Wet inburgering 2021;

    • PVT: het Participatieverklaringstraject, bedoeld in artikel 6, eerste lid onder a van de Wet inburgering 2021;

    • Regeling: de Regeling inburgering 2021;

    • wet: de Wet inburgering 2021 zoals die luidt op 1 januari 2022.

Artikel 2. Kernpunten van het inburgeringstraject

De gemeente heeft een centrale rol in de begeleiding en ondersteuning van de inburgeringsplichtige. Hierbij gelden de volgende kernpunten:

  • a.

    De gemeente bevordert dat de inburgeringsplichtige tijdig kan starten met het inburgeringstraject (tijdige start).

  • b.

    De inburgeringsplichtige rondt het inburgeringstraject binnen de termijn van drie jaar af. De gemeente ziet erop toe dat het traject niet langer duurt dan nodig is (snelheid).

  • c.

    De gemeente stelt voor iedere inburgeringsplichtige een passend traject vast (maatwerk).

  • d.

    De inburgeringsplichtige combineert zoveel mogelijk activiteiten gericht op het leren van de Nederlandse taal en op meedoen aan de maatschappij (dualiteit).

  • e.

    De gemeente stelt eisen aan de kwaliteit van het aanbod en zorgt ervoor dat die kwaliteit en de continuïteit gewaarborgd is (kwaliteit).

Artikel 3. Informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

  • 1.

    De gemeente zorgt ervoor dat de inburgeringsplichtige passend wordt geïnformeerd over:

    • a.

      zijn of haar wettelijke rechten en plichten;

    • b.

      de aanspraken op ondersteuning en begeleiding; en

    • c.

      het aanbod aan inburgeringsvoorzieningen en de toegang hiertoe.

  • 2.

    De gemeente kan bij de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen gebruikmaken van de volgende middelen:

    • a.

      een digitaal informatiepunt op de gemeentelijke website;

    • b.

      persoonlijke gesprekken, waarbij zo nodig een tolk wordt ingeschakeld;

    • c.

      schriftelijke informatie in begrijpelijk Nederlands (niveau B1 of lager)

Artikel 4. Brede intake

  • 1.

    De gemeente neemt bij de inburgeringsplichtige een brede intake af. Met de informatie uit deze brede intake verkrijgt de gemeente een beeld van de startpositie en de ontwikkelingsmogelijkheden van de inburgeringsplichtige. De gemeente bepaalt in samenspraak met de inburgeringsplichtige en op basis van de uitkomsten van de brede intake de invulling van het inburgeringstraject.

  • 2.

    De brede intake wordt zo vroeg mogelijk afgenomen, bij voorkeur zodra de inburgeringsplichtige bekend is bij de gemeente. Voor asielstatushouders is dit het moment van koppeling aan de gemeente, voor gezinsmigranten en overige migranten is dit het moment van inschrijving in de gemeente.

  • 3.

    De brede intake bestaat in ieder geval uit:

    • a.

      een onderzoek naar het onderwijsniveau en de werkervaring van de inburgeringsplichtige;

    • b.

      een onderzoek naar de persoonlijke omstandigheden van de inburgeringsplichtige, waaronder de fysieke en mentale gezondheid;

    • c.

      voor zover van toepassing: een verkenning van de mogelijkheden om het kind van de inburgeringsplichtige deel te laten nemen aan de voorschoolse educatie, bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang, of de vroegschoolse educatie, bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs; en

    • d.

      een leerbaarheidstoets.

  • 4.

    De gemeente brengt met de brede intake in ieder geval in kaart:

    • a.

      het taalniveau van de inburgeringsplichtige;

    • b.

      de mogelijkheden tot (arbeids)participatie;

    • c.

      de mate van zelfredzaamheid; en

    • d.

      de wensen van de inburgeringsplichtige over inburgering en arbeidsparticipatie.

  • 5.

    De gemeente stelt de uitkomsten van de brede intake schriftelijk vast in een PIP.

Artikel 5. Werkwijze brede intake

  • 1.

    De gemeente nodigt de inburgeringsplichtige schriftelijk uit voor de brede intake. In de uitnodiging vermeldt de gemeente behalve informatie over dag, plaats en tijdstip van de intake ook het volgende:

    • a.

      het doel, de werkwijze en het belang van de brede intake in het inburgeringstraject;

    • b.

      het recht om de gesprekken in het kader van de brede intake met de gemeente alleen te voeren of met aanwezigheid van een onafhankelijk cliëntondersteuner; en

    • c.

      de gevolgen als de inburgeringsplichtige niet bij de brede intake verschijnt of hieraan onvoldoende meewerkt.

  • 2.

    Tussen de eerste uitnodiging voor de brede intake en de intake zelf zit maximaal zes weken.

  • 3.

    Wanneer de inburgeringsplichtige – ook na drie schriftelijke oproepen – niet bij de brede intake verschijnt of onvoldoende medewerking verleent, voltooit de gemeente de intake zonder de inburgeringsplichtige. In dat geval onderzoekt de gemeente de omstandigheden van de inburgeringsplichtige aan de hand van de gegevens die wel bekend zijn, zoals:

    • a.

      de uitkomsten van de leerbaarheidstoets (als de inburgeringsplichtige daaraan heeft meegewerkt);

    • b.

      voor asielstatushouders: de gegevens uit het Taakstelling Volg Systeem (TVS)

    • c.

      informatie uit het uitkeringsdossier.

Artikel 6. Persoonlijk plan Inburgering en Participatie

  • 1.

    De gemeente stelt na afronding van de brede intake en op basis van de hieruit verkregen informatie het PIP op. Dit gebeurt zoveel mogelijk in samenspraak met de inburgeringsplichtige. De gemeente nodigt de inburgeringsplichtige binnen maximaal vier weken na afronding van de brede intake uit voor een gesprek hierover. In ieder geval worden in dat gesprek de volgende onderwerpen besproken:

    • a.

      de uitkomsten van de brede intake;

    • b.

      de persoonlijke einddoelen van de inburgeringsplichtige in het inburgeringstraject;

    • c.

      welke leerroute als passend wordt gezien en waarom;

    • d.

      de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige tijdens het inburgeringstraject;

    • e.

      de verwachtingen van de inburgeringsplichtige over het traject;

    • f.

      de rol van de gemeente bij dit traject; en

    • g.

      voor gezinsmigranten en overige migranten: het aanbod aan passend en kwalitatief goed inburgeringsonderwijs waarmee de migrant de leerroute kan volgen en voltooien.

  • 2.

    In het PIP staat wat de inburgeringsplichtige moet doen om aan de inburgeringsplicht te voldoen. Het PIP geeft een compleet beeld van de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige gedurende het inburgeringstraject. De gemeente stemt het plan af op de persoonlijke situatie, ontwikkelbehoeften en capaciteiten van de inburgeringsplichtige.

  • 3.

    Het PIP is een beschikking. Hierin staat vermeld:

    • a.

      wat de vastgestelde leerroute is (en voor de asielstatushouder ook de intensiteit hiervan);

    • b.

      welke afspraken er zijn gemaakt over (arbeids)participatie;

    • c.

      welke ondersteuning en begeleiding de inburgeringsplichtige bij de leerroute krijgt en van welke organisatie(s);

    • d.

      welke afspraken er zijn gemaakt over vroeg- en voorschoolse educatie;

    • e.

      welke onderdelen het PVT en de MAP bevatten en de intensiteit hiervan;

    • f.

      de duur van het inburgeringstraject en het aantal voortgangsgesprekken dat de gemeente met de inburgeringsplichtige heeft gedurende het traject;

    • g.

      wanneer de inburgeringsplichtige in aanmerking komt voor een bijstandsuitkering: een verwijzing naar de relevante beschikking(en) op grond van de Participatiewet. Het gaat met name om een verwijzing naar de toekenningsbeschikking van de uitkering voor levensonderhoud, het financieel ontzorgen (voor asielstatushouders) en om de verwijzing naar de beschikking waarin de arbeids- en re-integratieverplichtingen van de inburgeringsplichtige staan vermeld; en

    • h.

      voor de asielstatushouder dat het college aan de bijstand van de belanghebbende de verplichting verbindt om gedurende een periode van zes maanden, gerekend vanaf de dag waarop het recht op bijstand ontstaat, mee te werken aan het door het college in naam van de belanghebbende verrichten van betalingen uit de toegekende bijstand van huur, gas, water en stroom en de verplichte zorgverzekering.

  • 4.

    De gemeente stelt het PIP, tenzij dit redelijkerwijs niet mogelijk is, vast binnen tien weken na inschrijving van de inburgeringsplichtige in de basisregistratie personen (BRP) van de gemeente waar hij of zij is gehuisvest of wordt gehuisvest na verblijf in het azc en zendt het PIP toe aan de inburgeringsplichtigeper post en/of digitaal toe.

  • 5.

    Wanneer de inburgeringsplichtige voor wie de leerroute al is vastgesteld verhuist naar de gemeente Delft stelt de gemeente het PIP opnieuw vast binnen tien weken na de inschrijving van de inburgeringsplichtige in het BRP van de gemeente. De leerroute die daarbij wordt vastgesteld, is in principe gelijk aan de leerroute zoals die door de gemeente van vertrek is vastgesteld.

Artikel 7. Inburgeringsaanbod asielstatushouders

  • 1.

    De gemeente biedt de asielstatushouder zo spoedig mogelijk na vaststelling van het PIP een cursus of opleiding aan waarmee de asielstatushouder kan voldoen aan de vastgestelde leerroute.

  • 2.

    Met het inburgeringsaanbod kan de asielstatushouder:

    • a.

      de Nederlandse taal leren op het voor hem of haar hoogst mogelijke niveau;

    • b.

      kennis opdoen over de Nederlandse maatschappij, zoals over normen en waarden, omgangsregels, de Nederlandse geschiedenis, het onderwijssysteem en de gezondheidszorg;

    • c.

      zich voorbereiden op actieve participatie in de samenleving en op de arbeidsmarkt.

  • 3.

    Het inburgeringsaanbod sluit aan bij de capaciteiten, persoonlijke omstandigheden en mogelijkheden van de asielstatushouder.

Artikel 8. Leerroutes

  • 1.

    De gemeente bepaalt in samenspraak met de inburgeringsplichtige welke leerroute de inburgeringsplichtige moet volgen om aan de inburgeringsplicht te voldoen, namelijk

    • a.

      de B1-route;

    • b.

      de onderwijsroute; of

    • c.

      de zelfredzaamheidsroute (Z-route).

  • 2.

    De leerroute is erop gericht dat de inburgeringsplichtige:

    • a.

      de Nederlandse taal op een zo hoog mogelijk niveau afrondt; en

    • b.

      zo snel mogelijk meedoet in de Nederlandse samenleving en op de arbeidsmarkt.

  • 3.

    Een alfabetiseringstraject is onderdeel van de leerroute als uit de brede intake blijkt dat de inburgeringsplichtige analfabeet of anders gealfabetiseerd is.

  • 4.

    De gemeente stelt de leerroute vast op basis van:

    • a.

      de uitkomst van de leerbaarheidstoets; en

    • b.

      alle overige informatie die tijdens de brede intake is verkregen.

Artikel 9. Inhoud van de leerroutes

  • 1.

    De gemeente zorgt ervoor dat de inhoud van de leerroutes aansluit op de overige onderdelen van het inburgeringstraject.

  • 2.

    Om de leerroutes zoveel mogelijk te laten passen bij de situatie en de behoefte van de inburgeringsplichtige, zorgt de gemeente voor een gevarieerd aanbod aan leerroutes.

  • 3.

    De gemeente werkt op regionaal niveau samen om een gevarieerd aanbod te kunnen doen.

Artikel 10. Participatieverklaringstraject (PVT)

  • 1.

    De gemeente biedt de inburgeringsplichtige het PVT aan. Het traject duurt in totaal ten minste twaalf uur en bestaat uit twee onderdelen:

    • a.

      een inleiding in de Nederlandse kernwaarden; en

    • b.

      de ondertekening van de participatieverklaring zoals omschreven in bijlage 1 van het Besluit.

  • 2.

    De inburgeringsplichtige doet in het onderdeel inleiding in de Nederlandse kernwaarden kennis op van de belangrijkste waarden, sociale regels en grondrechten in Nederland. Het doel hiervan is het krijgen van een beter beeld van en begrip voor de Nederlandse samenleving. De gemeente bepaalt de manier waarop deze kennis wordt overgedragen.

  • 3.

    Onderwerpen waaraan in het PVT aandacht wordt besteed zijn in ieder geval:

    • a.

      vrijheid;

    • b.

      gelijkwaardigheid;

    • c.

      solidariteit;

    • d.

      participatie; en

    • e.

      gezondheid.

  • 4.

    Aan ten minste één van de onderwerpen die behandeld worden in het PVT wordt een praktische invulling gegeven in de vorm van een excursie of activiteit. Door deze activiteit leert de inburgeringsplichtige de opgedane kennis te vertalen naar de praktijk.

  • 5.

    De gemeente stemt het PVT af op de lokale situatie en behoefte, op de overige onderdelen van de inburgering en op de specifieke behoeften van de inburgeringsplichtige.

  • 6.

    De inburgeringsplichtige voltooit het PVT en sluit het af met de ondertekening van de participatieverklaring.

  • 7.

    De gemeente registreert of de inburgeringsplichtige aanwezig is bij de inleiding op de Nederlandse kernwaarden en bij de ondertekening van de participatieverklaring.

  • 8.

    De gemeente legt de afspraken over de invulling van het PVT schriftelijk vast in het PIP van de inburgeringsplichtige.

Artikel 11. Module Arbeidsmarkt en Participatie (MAP)

  • 1.

    De gemeente biedt de inburgeringsplichtige de MAP aan. Het doel van deze module is dat de inburgeringsplichtige:

    • a.

      kennismaakt met de Nederlandse arbeidsmarkt;

    • b.

      inzicht krijgt in de eigen competenties en arbeidskansen;

    • c.

      een concrete beroepswens kan formuleren;

    • d.

      beroeps- en werknemerscompetenties aanleert;

    • e.

      leert hoe hij of zij een netwerk opbouwt;

    • f.

      praktische ervaring opdoet op de (lokale) arbeidsmarkt; en

    • g.

      werk vindt.

  • 2.

    De gemeente houdt bij het vaststellen van de inhoud en het aantal uren van de MAP rekening met de vermogens, capaciteiten en ontwikkelbehoeften van de inburgeringsplichtige en de situatie op de lokale arbeidsmarkt.

  • 3.

    De gemeente legt de afspraken over de invulling van de MAP schriftelijk vast in het PIP van de inburgeringsplichtige.

  • 4.

    De inburgeringsplichtige besteedt ten minste veertig uren van de MAP aan het opdoen van praktische ervaring op de arbeidsmarkt.

  • 5.

    De MAP wordt afgesloten met een eindgesprek tussen de inburgeringsplichtige en de gemeente. Besproken worden: de opgedane kennis, vaardigheden en praktijkervaring van de inburgeringsplichtige.

  • 6.

    De gemeente beoordeelt op basis van dit gesprek of de inburgeringsplichtige voldoet aan de doelstelling en gestelde urennorm van de MAP. De gemeente houdt bij deze beoordeling rekening met de capaciteiten en vermogens van de inburgeringsplichtige.

Artikel 12. Kwaliteit van het inburgeringsaanbod en de leerroutes

  • 1.

    Voor de kwaliteit van het inburgeringsaanbod voor asielstatushouders gelden de volgende uitgangspunten:

    • a.

      De gemeente zorgt voor een kwalitatief goed aanbod aan cursussen, opleidingen en andere (participatie)activiteiten waarmee de asielstatushouder aan de leerroute kan voldoen. De gemeente zorgt ook voor continuïteit in het aanbod.

    • b.

      Cursusinstellingen die het taalonderwijs binnen de B1-route en de Z-route verzorgen moeten in het bezit zijn van een certificaat of keurmerk zoals bedoeld in artikel 16 lid 3 van de wet. Taalschakeltrajecten moeten voldoen aan de eisen die voortvloeien uit artikel 8 lid 2 van de wet.

  • 2.

    De gemeente legt de kwaliteit van het inburgeringsaanbod aan asielstatushouders in werkafspraken met uitvoeringsorganisaties vast en monitort dit.

Artikel 13. Voortgang inburgering

  • 1.

    De gemeente volgt de vorderingen van de inburgeringsplichtige tijdens het inburgeringstraject en toetst of het traject nog passend is. De gemeente voert hiervoor periodiek voortgangsgesprekken met de inburgeringsplichtige zolang het inburgeringstraject loopt. Het aantal gesprekken gedurende het inburgeringstraject wordt afgestemd op de situatie van de inburgeringsplichtige (maatwerk).

  • 2.

    Gedurende de eerste twaalf maanden na aanvang van de inburgeringstermijn vinden ten minste twee voortgangsgesprekken plaats.

  • 3.

    Ter voorbereiding op deze gesprekken wint de gemeente informatie in bij de organisaties die bij het traject betrokken zijn, bij cursusinstellingen, werkgevers en andere personen.

  • 4.

    Tijdens het gesprek komen de afspraken uit het PIP aan bod. Met de inburgeringsplichtige wordt besproken of de onderdelen nog aansluiten bij de capaciteiten, de behoeften en de persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Het gaat daarbij om:

    • a.

      de afgesproken leerroute;

    • b.

      de ondersteuning en begeleiding tijdens het inburgeringstraject;

    • c.

      de intensiteit van de verschillende onderdelen van het traject;

    • d.

      de participatie-activiteiten;

    • e.

      de vorderingen en inzet van de inburgeringsplichtige; en

  • 5.

    De gemeente kan, voor zover nodig, de leerroute wijzigen als vanaf de start van de inburgeringstermijn, bedoeld in artikel 11, eerste lid van de wet, nog geen anderhalf jaar verstreken is. In bijzondere omstandigheden die de inburgeringsplichtige betreffen kan van deze termijn worden afgeweken.

  • 6.

    Op basis van de uitkomst van een voortgangsgesprek kan de gemeente voor de inburgeringsplichtige die de B1-route volgt, bepalen dat de mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal geheel of gedeeltelijk op het niveau A2 worden geëxamineerd. Dit kan alleen wanneer de inburgeringsplichtige:

    • a.

      ten minste zeshonderd uren taalles heeft gevolgd bij een instelling die voldoet aan de kwaliteitseisen zoals vastgesteld in artikel 32 van de wet; en

    • b.

      zich gedurende deze taallessen voldoende heeft ingespannen. Hierover wordt informatie opgevraagd bij de cursusinstelling die de taallessen verzorgt voordat een besluit wordt genomen.

  • 7.

    De gemeente maakt een verslag van ieder voortgangsgesprek en deelt dit met de inburgeringsplichtige.

  • 8.

    Op basis van de uitkomst van deze gesprekken past de gemeente zo nodig (onderdelen van) het PIP aan en stelt dan het PIP opnieuw per beschikking vast.

Artikel 14. Maatschappelijke begeleiding van de asielstatushouder

  • 1.

    De gemeente zorgt ervoor dat de asielstatushouder maatschappelijke begeleiding krijgt. Deze begeleiding is erop gericht:

    • a.

      de asielstatushouder kennis over de praktische organisatie van de Nederlandse samenleving te verschaffen;

    • b.

      de asielstatushouder te begeleiden en te ondersteunen, met de bedoeling om zijn of haar zelfredzaamheid en participatie te vergroten; en

    • c.

      randvoorwaarden te scheppen, zodat de asielstatushouder tijdig met het inburgeringstraject kan starten.

  • 2.

    De maatschappelijke begeleiding bestaat in ieder geval uit:

    • a.

      praktische hulp bij het regelen van basisvoorzieningen zoals wonen, zorg, werk, inkomen, verzekeringen en onderwijs;

    • b.

      een kennismaking met de woonomgeving;

    • c.

      passende voorlichting over de basisvoorzieningen in de Nederlandse samenleving; en

    • d.

      een kennismaking met maatschappelijke organisaties die voor de inburgeringsplichtige van belang zijn.

  • 3.

    De maatschappelijke begeleiding wordt gegeven door medewerkers van een uitvoeringspartner van de gemeente. De asielstatushouder krijgt waar mogelijk een vaste begeleider toegewezen.

  • 4.

    De begeleiding start zo spoedig mogelijk na koppeling van de asielstatushouder aan de gemeente, maar in ieder geval op de dag dat de asielstatushouder de sleuteloverdracht van de aangeboden woning heeft.

  • 5.

    De gemeente biedt zes maanden maatschappelijke begeleiding en stemt de inhoud af op het startniveau, de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de asielstatushouder.

Artikel 15. Handhaving

  • 1.

    De inburgeringsplichtige is verplicht om:

    • a.

      na de oproep te verschijnen bij de brede intake en hieraan mee te werken; en

    • b.

      de afspraken in het PIP na te komen, waaronder deelname aan voortgangsgesprekken en aan activiteiten in het kader van de MAP en het PVT.

  • 2.

    De asielstatushouder is daarnaast ook verplicht deel te nemen aan de taallessen en andere activiteiten van de gevolgde leerroute, als opgenomen in het PIP.

Artikel 16. Handhaving verplichtingen bij de brede intake

  • 1.

    Wanneer de inburgeringsplichtige na de eerste oproep voor de brede intake niet verschijnt of onvoldoende meewerkt, geeft de gemeente een schriftelijke waarschuwing. De gemeente wijst daarbij op de gevolgen voor de inburgeringsplichtige als hij of zij opnieuw niet verschijnt na een oproep of als hij of zij op een andere manier onvoldoende meewerkt aan de brede intake. De gemeente nodigt hierbij de inburgeringsplichtige opnieuw uit om te verschijnen binnen twee weken.

  • 2.

    Wanneer de inburgeringsplichtige na deze (tweede) oproep niet verschijnt of onvoldoende meewerkt, legt de gemeente de inburgeringsplichtige een boete op. De hoogte van de boete is vastgesteld in artikel 7.1 van het Besluit.

  • 3.

    Voordat de gemeente een boete oplegt, wordt onderzocht waarom de inburgeringsplichtige niet komt of onvoldoende meewerkt. De inburgeringsplichtige krijgt in een gesprek hierover de gelegenheid een verklaring te geven. Wanneer de inburgeringsplichtige niet verschijnt bij dit gesprek, biedt de gemeente hem of haar de gelegenheid zijn of haar zienswijze binnen een redelijke termijn per brief en/of digitaal kenbaar te maken.

  • 4.

    De gemeente legt geen boete op wanneer aannemelijk is dat iedere verwijtbaarheid ontbreekt.

  • 5.

    De gemeente legt een lagere boete op dan vastgesteld in artikel 7.1 van het Besluit als op basis van de reactie van de inburgeringsplichtige aannemelijk is dat de boete vanwege bijzondere omstandigheden te hoog is.

  • 6.

    In de brief (beschikking) waarmee de eerste boete wordt opgelegd, nodigt de gemeente de inburgeringsplichtige opnieuw uit om binnen de gestelde termijn alsnog te verschijnen of mee te werken. Wanneer de inburgeringsplichtige hieraan niet voldoet, legt de gemeente weer een boete op met inachtneming van artikel 7.1 van het Besluit.

Artikel 17. Handhaving tijdens het inburgeringstraject

  • 1.

    De gemeente legt een boete op als de inburgeringsplichtige de afspraken in het PIP tijdens het inburgeringstraject verwijtbaar niet of onvoldoende nakomt.

  • 2.

    De gemeente legt de asielstatushouder een boete op als hij verwijtbaar niet of onvoldoende deelneemt aan de activiteiten van de gekozen leerroute.

  • 3.

    Voordat de gemeente een boete oplegt, wordt onderzocht waarom de afspraken in het PIP of de afspraken over de activiteiten bij de gekozen leerroute niet zijn nagekomen. De inburgeringsplichtige krijgt in een gesprek hierover de gelegenheid een verklaring te geven. Wanneer de inburgeringsplichtige niet verschijnt bij dit gesprek, biedt de gemeente hem of haar de gelegenheid zijn of haar zienswijze binnen een redelijke termijn per brief en/of digitaal kenbaar te maken.

  • 4.

    Op basis van het gesprek met de inburgeringsplichtige dan wel zijn of haar schriftelijke zienswijze bepaalt de gemeente de mate van verwijtbaarheid. Als er sprake is van opzet, van grove schuld, van normale verwijtbaarheid of van verminderde verwijtbaarheid stemt de gemeente de hoogte van de boete daarop af met inachtneming van artikel 7.1 van het Besluit.

  • 5.

    De gemeente legt geen boete op wanneer aannemelijk is dat iedere verwijtbaarheid ontbreekt.

Artikel 18. Samenhang met handhaving op grond van de Participatiewet

  • 1.

    Als de gemeente voor dezelfde gedraging de bijstand kan verlagen op grond van de Participatiewet én een boete op grond van de wet kan opleggen, wordt ervoor gekozen de bijstand te verlagen op grond van de Participatiewet en geen boete op te leggen.

  • 2.

    In de brief (beschikking) aan de inburgeringsplichtige vermeldt de gemeente of er een boete op grond van de wet wordt opgelegd of dat de uitkering wordt verlaagd op grond van de Participatiewet.

  • 3.

    Wanneer de inburgeringsplichtige een boete op grond van deze wet wordt opgelegd in de periode dat de gemeente verantwoordelijk is voor het financieel ontzorgen op grond van artikel 56a Participatiewet, dan kan de gemeente de boete met de uitkering verrekenen.

Artikel 19. Intrekking verordening inburgering Delft

  • 1.

    De verordening Wet inburgering 2013 gemeente Delft wordt ingetrokken. Zij blijft wel van toepassing op degene die op grond van de Wet inburgering inburgeringsplichtig is op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet.

Artikel 20. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2022 tegelijk met de Wet inburgering 2021.

  • 2.

    Deze verordening wordt genoemd: verordening Wet inburgering 2021 gemeente Delft

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 30 juni 2022.

,burgemeester.

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

,plv.griffier.

P.J.M. van der Valk

Toelichting Verordening Wet inburgering gemeente Delft 2021

Vanaf 1 januari 2022 geldt de Wet inburgering 2021. Gemeenten krijgen met de inwerkingtreding van deze wet een regierol in het inburgeringsproces. Hoe de gemeente Delft dat doet staat in het beleidsplan “Inburgeren werkt!”. 1 Bij het beleidsplan schrijven we een verordening. Zo kan elke burger nakijken hoe de gemeente Delft de Wet inburgering 2021 uitvoert. In de verordening staat ook welke rechten en plichten daar voor de inburgeraar en de gemeente bij horen.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

In artikel 1 staat wat we bedoelen met een aantal belangrijke woorden.

 

In artikel 2 staan de doelen van het inburgeringstraject. Het hoofddoel is dat alle inburgeringsplichtigen zo snel en goed als mogelijk kunnen meedoen in Nederland. Het liefst via betaald werk. Er zijn vijf subdoelen:

 

  • 1.

    Op tijd starten met de inburgering.

  • 2.

    Aandacht voor de snelheid van het inburgeringstraject.

  • 3.

    Maatwerk leveren.

  • 4.

    Het goed combineren van taalles en zoeken naar werk.

  • 5.

    Aandacht voor kwaliteit van het aanbod.

In artikel 3 staat waarover en hoe de gemeente de inburgeringsplichtige informatie geeft.

 

In artikel 4 staat dat de gemeente een brede intake uitvoert. We leggen ook uit waar de brede intake uit bestaat. De uitkomst van de brede intake staat in een Persoonlijk Plan Inburgering en Participatie (hierna: PIP).

 

In artikel 5 leggen we uit hoe we de brede intake doen.

 

In artikel 6 leggen we uit wat er in het PIP staat.

 

Tabel 1: Gemeentelijke taken verschillen voor asielstatushouders en gezins- en overige migranten.

 

Taken gemeente

Asielstatushouder

Gezins- en overige migrant

Brede intake & PIP

Voortgang & handhaving van het PIP

1 van de 3 leerroutes inclusief KNM

Module arbeidsmarkt & participatie (MAP)

Maatschappelijke begeleiding

Participatieverklaringstraject (PVT)

Financieel ontzorgen

Financiële zelfredzaamheid

 

In artikel 7 staat dat de gemeente asielstatushouders een inburgeringsaanbod doet. De kern van de wet is dat de gemeente het traject inkoopt voor asielstatushouders en dat overige migranten zelf verantwoordelijk zijn voor het inkopen van het traject.

 

In artikel 8 staan de verschillende leerroutes en het doel hiervan. Verder leggen we uit hoe we de leerroute bepalen.

 

In artikel 9 geven we aan dat de leerroute zo goed mogelijk aansluit bij de mogelijkheden van de inburgeringsplichtige.

 

In artikel 10 leggen we het participatieverklaringstraject (hierna: PVT) uit. Het PVT bestaat uit:

 

  • 1.

    Een inleiding in de kernwaarden.

  • 2.

    Een excursie of activiteit.

  • 3.

    Het ondertekenen van het PVT.

In artikel 11 leggen we uit wat de Module Arbeidsmarkt en Participatie (hierna: MAP) is. Met de MAP maken inburgeraars kennis met de Nederlandse arbeidsmarkt. De MAP bereidt inburgeraars er ook op voor om zelf te gaan werken.

 

In artikel 12 leggen we uit hoe de gemeente zorgt voor een goede kwaliteit van het inburgeringsaanbod en de leerroutes.

 

In artikel 13 leggen we uit hoe de gemeente de voortgang van de inburgering bewaakt. In lid 5 staat dat de gemeente, voor zover nodig, de leerroute kan wijzigen als vanaf de start van de inburgeringstermijn nog geen anderhalf jaar verstreken is. In bijzondere omstandigheden kan van deze termijn worden afgeweken. Het gaat om schrijnende situaties, zoals ziekte van de inburgeringsplichtige of ziekte of overlijden van de partner of bloedverwant in de eerste graad.

 

In artikel 14 staat dat asielstatushouders maatschappelijke begeleiding krijgen en wat dat betekent.

 

In artikel 15 staat waar de inburgeringsplichtige zich aan moet houden.

 

In artikel 16 staat wat er gebeurt als de inburgeringsplichtige zich niet houdt aan de afspraken bij de brede intake.

 

In artikel 17 staat wat er gebeurt als de inburgeringsplichtige zich niet houdt aan de afspraken tijdens het inburgeringstraject.

 

In artikel 18 leggen we uit wat er gebeurt als er samenloop is tussen het niet nakomen van verplichtingen op grond van de Wet inburgering 2021 aan de ene kant en de Participatiewet aan de andere kant.

 

In artikel 19 staat dat de verordening Wet inburgering 2013 gemeente Delft wordt ingetrokken. Deze verordening geldt nog wel voor de personen die inburgeringsplichtig zijn geworden voor 1 januari 2022.

 

In artikel 20 staat vanaf wanneer de verordening geldt en hoe de verordening heet.


1

Beleidsplan "Inburgeren werkt!"