Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hilvarenbeek

Beleidsregels minimaregelingen gemeente Hilvarenbeek

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHilvarenbeek
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels minimaregelingen gemeente Hilvarenbeek
Citeertitelbeleidsregels minimaregelingen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 35 van de Participatiewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2018nieuwe (geconsolideerde) regeling

20-04-2018

Hilverbode

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels minimaregelingen gemeente Hilvarenbeek

 

 

regelt in welke gevallen en onder welke voorwaarden mensen met een laag inkomen in aanmerking kunnen komen voor bijzondere bijstand en de bijdrageregeling sociale activiteiten.

 

Datum vaststelling college : 20 maart 2018

 

Informatie over deze regeling kan worden ingewonnen bij de afdeling Samenleving.

Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Hilvarenbeek

gelet op het bepaalde in artikelen 1:3, vierde lid en het bepaalde in titel 4.3 van de Algemene wetbestuursrecht;

gelet op de Participatiewet, overwegende dat in het kader van artikel 35 van deze wet het wenselijk is de beleidsregels met betrekking tot bijzondere bijstand in een afzonderlijke richtlijn bijeen te brengen;

besluit vast te stellen de:

Beleidsregels bijzondere bijstand 2018

 

 

 

Voorwoord

Deze beleidsregels zijn geschreven om uitvoering te geven aan de nota Minimabeleid 2017-2021 en tegelijkertijd de bestendige gedragslijn die de afgelopen jaren gehanteerd is vast te leggen. De belangrijkste doelstellingen van ons minimabeleid zijn het verminderen en voorkomen van armoede en schulden.

Een andere doelstelling is het bevorderen van participatie in de breedste zin van het woord voor alle leeftijdsgroepen. Dit willen we onder meer bereiken door de verruiming van de inkomensgrens van 110% naar 120%, onze regelingen laagdrempelig en transparant te maken en onze doelgroep hierover goed te informeren.

In het verlengde van de gedachte dat het belangrijk is om het ontstaan van schulden te voorkomen wordt de bijzondere bijstand in principe om niet verstrekt. Deze regels geven ook duidelijke richtlijnen voor bezwaar en beroep , kunnen een handvat zijn voor uniformiteit in de besluitvorming terwijl de burger en zijn individuele situatie voorop blijft staan zodat er ruimte is voor maatwerk .

Er is rekening gehouden met de kantelingsgedachte voor zover dat bij bijzondere bijstand mogelijk is, omdat er ruimte is om maatwerk te leveren, daarbij worden de mogelijkheden van zelfredzaamheid, eigen kracht en de goedkoopste maar toch adequate oplossingen onderzocht. Er worden in deze regels kaders gegeven terwijl er tegelijkertijd ruimte is voor oplossingen buiten het bestaande kader en het gebruik van de vrije handelingsruimte als de situatie daarom vraagt. Sommige beleidsregels zoals mb.t.de woonkostentoeslag zijn vrij technisch van aard waardoor het wenselijk is deze wel tot in detail vast te leggen.

 

 

 

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

1.

Alle begrippen die in deze regeling worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht, het Burgerlijk Wetboek en de Wet op de huurtoeslag.

 

2.

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

a. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilvarenbeek;

b. wet: de Participatiewet (PW);

c. belanghebbende: de persoon die in aanmerking wenst te komen voor bijzondere bijstand;

d. vermogen: het vermogen volgens artikel 34, eerste lid, sub a en b van de wet tenzij expliciet anders wordt aangegeven;

e. bijzondere bijstand: de bijstand als bedoeld in artikel 35 van de wet;

f. bijstandsnorm: de op grond van paragraaf 3.2 van de wet op de belanghebbende van toepassing zijnde norm, onder aftrek van vakantiegeldreservering.

g. voorliggende voorziening: elke wettelijke voorziening buiten de Participatiewet waarop de persoon of het gezin aanspraak kan maken dan wel een beroep kan doen ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven;

h. minimuminkomen: tot 120 % van de op datum aanvraag geldende (relevante) bijstandsnorm exclusief vakantietoeslag;

i. draagkracht: de ruimte in het inkomen en vermogen om zelf de kosten te dragen. Dit wordt berekend door van het inkomen boven 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm de helft te nemen. Als dit bedrag wordt overschreden door kosten die voor bijzondere bijstandsverlening in aanmerking komen, kan voor deze kosten, ter hoogte van de overschrijding, bijzondere bijstand worden verstrekt. Vooropgesteld dat het inkomen volgens de richtlijnen van artikel 6 van deze regels is vastgesteld. Draagkracht in het vermogen ontstaat door overschrijding van het van toepassing zijnde bedrag van vrijlating als alle vermogensbestanddelen bij elkaar zijn opgeteld. Het meerdere wordt volledig als draagkracht in aanmerking genomen.

j. woonkostentoeslag: Als het een huurwoning betreft, de op het op de aanvangsdatum van het lopende huurtoeslagtijdvak per maand geldende huurprijs als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag, verhoogd met de kosten van vastrecht van water, gas, elektriciteit en kabelaansluiting;

Als het een eigen woning betreft: de tot een bedrag per maand omgerekende som van de voor de financiering van de woning verschuldigde hypotheekrente en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten. Onder zakelijke lasten wordt verstaan: de rioolrechten, het eigenaarsaandeel van de onroerende zaakbelasting, de brandverzekering, de opstalverzekering en het eigenaarsaandeel van de waterschapslasten.

Als het een woonwagen of woonschip betreft, het stageld, liggeld of roerende zaakbelasting, in ieder geval niet zijnde energiekosten.

k. CZM: de gemeentelijke collectieve aanvullende zorgverzekering voor inwoners met een minimuminkomen.

l. partner: degene waarmee de belanghebbende een gezamenlijke huishouding voert.

 

Artikel 2 Aard van de bijzondere bijstand

Het gaat bij het verstrekken van bijzondere bijstand om bijstand die wordt verstrekt als bijzondere omstandigheden in het individuele geval leiden tot, voor het individu, noodzakelijke kosten, waarin het inkomen niet voorziet, en die niet gedekt kunnen worden door een voorliggende voorziening en niet uit de draagkracht kunnen worden voldaan.

 

Artikel 3 Algemene bepalingen

1. De kosten in deze beleidsregels kunnen worden gezien als uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten die naar het oordeel van het college voor bijstandsverlening in aanmerking komen.

2. Bij het vaststellen van het bedrag van de bijzondere noodzakelijke kosten wordt uitgegaan van de goedkoopst adequate oplossing. Hierbij worden in het geval van duurzame gebruiksgoederen ook de mogelijkheden betrokken die er bestaan om tweedehands goederen te verkrijgen zoals in kringloopwinkels, marktplaats of goederen die gratis ter beschikking zijn gesteld.

3. Op het bedrag van de bijzondere noodzakelijke kosten worden kosten, die voor een ieder algemeen gebruikelijk zijn, in mindering gebracht.

4. Er wordt geen drempelbedrag toegepast bij de vaststelling van de hoogte van de bijstand.

5. Als het totaalbedrag aan bijzondere bijstand per jaar een bedrag van €1500 niet te boven gaat, wordt het eigen woningbezit niet in aanmerking genomen. Hierboven moeten de mogelijkheid van leenbijstand worden bekeken.

 

Artikel 4 De aanvraag

1. Voor het aanvragen van bijzondere bijstand wordt een door het college beschikbaar gesteld aanvraagformulier gebruikt, het internetformulier op de gemeentelijke website of kan men gebruik maken van de mogelijkheid een aanvraag via BerekenuwrechtPlus in te dienen.

2. Bij de aanvraag worden die gegevens en bewijsstukken overgelegd die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn om de aanspraak op bijzondere bijstand te kunnen beoordelen.

3. Een aanvraag voor bijzondere bijstand moet worden ingediend en ter beoordeling worden voorgelegd vóórdat de kosten daadwerkelijk door de belanghebbende zijn gemaakt.

4. Van het bepaalde in het derde lid kan, met de periode van drie maanden, worden afgeweken indien dit op individuele omstandigheden vereist is en er daarnaast geen twijfel bestaat over de noodzaak van de kosten en het inkomen op het moment dat de kosten werden gemaakt. Dit geldt in ieder geval, maar niet uitsluitend voor de eigen bijdrage advocaatkosten en de eigen bijdrage met betrekking tot zorg en bewindvoerderskosten. Het is bij toepassing van dit lid niet relevant of de kosten al voldaan zijn.

5. In verband met het vaststellen van de noodzaak van de gemaakte kosten kan advies worden ingewonnen bij een adviseur zoals bedoeld in afdeling 3.3 van de Awb.

 

HOOFDSTUK 2 DRAAGKRACHTBEPALINGEN

Artikel 5 Algemene bepalingen draagkracht

1. Bijzondere bijstand wordt verleend met inachtneming van de draagkracht van de belanghebbende en degene waarmee hij een gezamenlijke huishouding voert voor wat het inkomen betreft, voor de draagkracht uit het vermogen worden ook de vermogensbestanddelen van kinderen onder 18 jaar meegeteld.

2. Een belanghebbende in de WSNP of WGS wordt, voor de duur van deze schuldsanering, geacht geen draagkracht te hebben.

3. Op het inkomen waarop een beslag ligt, wordt geen draagkrachtberekening toegepast.

4. Voor de draagkracht wordt uitgegaan van 120% van de voor belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm, waarbij van het meerdere 50% als draagkracht wordt gezien . De kostendelersnorm is van toepassing ten aanzien van kosten met een algemeen karakter zoals huur, hypotheek en kosten nutsvoorzieningen.

5. Personen met draagkracht zijn verplicht een verandering in de financiële positie en in de woon- en huishoudsituatie te melden.

 

Artikel 6 Berekening van de draagkracht

1. De draagkracht uit inkomsten wordt op basis van het inkomen exclusief het vakantiegeld en het vermogen vastgesteld.

2. Voor de bepaling van de inkomsten worden alle inkomensbestanddelen van belanghebbende en eventuele partner bij elkaar opgeteld. Voor de bepaling van het vermogen worden alle vermogensbestanddelen van belanghebbende, zijn eventuele partner en minderjarige kinderen bij elkaar opgeteld, voor zover die niet op grond van artikel 31, tweede lid van de wet buiten beschouwing worden gelaten. De individuele inkomenstoeslag wordt voor de berekening van de draagkracht buiten beschouwing gelaten.

3. De draagkracht in het inkomen wordt gebaseerd op het inkomen voorafgaande aan de maand van de aanvraag of voorafgaande aan de maand waarin de kosten werden gemaakt door:

a. bij een vast inkomen uit te gaan van het inkomen in de voorafgaande maand.

b. bij een onregelmatig inkomen uit te gaan van het gemiddelde inkomen over de drie voorafgaande maanden.

c. bij inkomen uit een zelfstandig bedrijf of beroep uit te gaan van het inkomen over het kalenderjaar voorafgaand aan de bijzondere bijstandsaanvraag. Basis hiervoor is primair de (voorlopige) aanslag over dat jaar en secundair de aangifte.

4. Voor de inkomensvaststelling wordt het inkomen:

 

a. verminderd met hoge zorgkosten, te bepalen door van de feitelijke premie, daaronder ook begrepen premie voor aanvullende ziektekostenverzekeringen, de feitelijke verkregen zorgtoeslag en de nominale premie, zoals bedoeld in artikel 2 van de Wet op de Zorgtoeslag af te trekken,

b. verminderd met hoge woonkosten, te bepalen door van de feitelijke woonkosten, waaronder begrepen de huur dan wel netto hypotheeklasten, eigenaarsdeel onroerende zaakbelasting en servicekosten voor zover deze geen betrekking hebben op de energiekosten van de woning, de feitelijk ontvangen huurtoeslag en de normhuur zoals bedoeld in artikel 17 van de Wet op de Huurtoeslag af te trekken,

c. vermeerderd met lage woonkosten, te bepalen door het verschil tussen de maandelijkse netto hypotheeklasten en de normhuur in de Wet op de Huurtoeslag voor zover de hypotheeklasten lager zijn dan deze normhuur,

d. verminderd met alimentatieverplichtingen, voor zover deze zijn vastgelegd bij rechterlijke uitspraak,

e. verminderd met de afbetaling van een belastingschuld, indien er schriftelijk een betalingsregeling overeen is gekomen,

f. verminderd met gemist kindgebonden budget, te bepalen door van het feitelijk verkregen kind- gebonden budget het maximaal mogelijk te ontvangen kind gebonden budget af te trekken.

g. Het bedrag boven de van toepassing zijnde vermogensvrijlating dat op grond van artikel 34 van de wet wordt volledig als draagkracht uit vermogen aangemerkt.

h. Niet als vermogen wordt aangemerkt het saldo op de lopende rekening op het moment van aanvraag tot een bedrag van 150 % van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

 

Artikel 7 Draagkrachtperiode

1. De draagkracht wordt bij ongewijzigde omstandigheden een keer per jaar vastgesteld. De periode vangt aan op de eerste dag van de maand waarin de eerste aanvraag voor bijzondere bijstand is ingediend.

2. De draagkracht wordt binnen een jaar herzien als een wijzing van de omstandigheden daarvoor aanleiding geeft.

 

Artikel 8 Inzet draagkracht

1. De draagkracht wordt in geval van samenloop van incidentele en periodieke kosten, eerst verrekend met de incidentele en daarna met de periodieke kosten.

2. Bij periodieke bijzondere bijstand wordt de draagkracht evenredig gespreid over de maanden van bijstandsverlening en evenredig verrekend met de kosten.

 

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 3 VORM VAN DE BIJSTAND

 

Artikel 9 Wijze van het verstrekken

1. In beginsel wordt de bijzondere bijstand verstrekt zonder terugbetalingsverplichting.

2. De bijzondere bijstand wordt in de vorm van een renteloze geldlening verstrekt als:

a. Op korte termijn middelen ter beschikking komen om in de kosten te voorzien artikel 48 lid 2 sub a PW

b. Als er sprake is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid waardoor kosten voorkomen hadden kunnen worden, wordt in principe geen bijzondere bijstand verleend. Als toch besloten wordt in het individuele geval bijzondere bijstand te verstrekken kan dit in de vorm van leenbijstand op grond van artikel 48 lid 2 sub b PW

c. Als waarborgsom zoals vermeld in artikel 48 lid 2 sub d PW

d. Als bijzondere bijstand wordt verstrekt voor schulden artikel 48 lid 2 sub c PW

 

Artikel 10 Uitbetaling

1. Betaling van de bijzondere bijstand vindt plaats na de toekenning hiervan. Als een principebesluit is afgegeven wordt na ontvangst van een betalingsbewijs betaald. De bijzondere bijstand moet volledig worden uitgegeven aan het doel waarvoor het verstrekt is.

2. Op basis van de Participatiewet wordt er een bestedingsverplichting opgelegd. Bij incidentele kosten is de termijn waarbinnen de besteding plaats moet hebben gevonden drie maanden. Als het periodieke kosten betreft kan het college verantwoording achteraf over een periode vragen. Dit is ook het geval bij incidentele kosten wanneer de betaling van de bijzondere bijstand voor de besteding heeft plaatsgevonden.

3. Als een principebesluit is afgegeven waarbij een maximaal bedrag is toegekend, wordt de belanghebbende geacht dit bedrag met niet meer dan 25% te overschrijden door dit meerdere zelf te betalen. Als dit wel het geval is kan er getwijfeld worden aan de noodzakelijkheid van de bijstandsverlening met als gevolg dat de toekenning kan worden herzien of ingetrokken en teruggevorderd. Bij bijzondere bijstand voor een complete woninginrichting geldt dit ook voor de artikelen waaraan een maximaal bedrag is toegeschreven.

 

Artikel 11 Aflossingsregels leningen

1. Het maandelijkse aflossingsbedrag voor bijstand verstrekt in de vorm van een geldlening wordt vastgesteld op 6% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag.

2. De belanghebbende kan schriftelijk een verzoek doen tot aanpassing van een eerder vastgestelde aflossingsverplichting onder bijvoeging van een inlichtingenformulier en alle benodigde bewijsstukken betreffende zijn persoonlijke en financiële situatie.

3. Indien gedurende drie jaar volledig en onafgebroken aan de aflossingsverplichting in verband met een geldlening voldaan is, wordt het resterende bedrag van de geldlening kwijtgescholden.

4. Indien na drie jaar niet volledig aan de aflossingsverplichting gedurende 36 maanden is voldaan, wordt de aflossingsverplichting voortgezet totdat dat wel het geval is. Daarna wordt het resterende bedrag van de geldlening kwijtgescholden.

 

Artikel 12 Intrekking en terugvordering

Als uit onderzoek is gebleken dat de bijzondere bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verstrekt of niet is uitgegeven aan het doel waarvoor het verstrekt is, wordt van de bevoegdheid tot herziening, intrekking en terugvordering gebruik gemaakt, overeenkomstig het bepaalde in artikelen 58 tot en met 60c van de wet.

 

HOOFDSTUK 4 KOSTEN IN VERBAND MET WONEN

Artikel 13 Verhuis-, (her-)inrichtingskosten en duurzame gebruiksgoederen

1. belanghebbende wordt geacht de kosten, die verband houden met een verhuizing en/of (her)inrichting, in beginsel uit zijn inkomen te voldoen, hetzij door reservering vooraf, hetzij door gespreide betaling achteraf. Voor deze kosten wordt in beginsel geen bijstand verstrekt.

2. Er wordt geen bijstand verleend aan jongeren en alleenstaanden die voor het eerst zelfstandig gaan wonen. Het bepaalde in het eerste lid is ook hier van toepassing.

3. Van het bepaalde in het eerste en tweede lid kan worden afgeweken wanneer:

a. sprake is van een medische noodzaak of sociale noodzaak en;

b. het afsluiten van een lening bij een commerciële bank of de Kredietbank Nederland niet mogelijk is en;

c. de belanghebbende aantoonbaar niet heeft kunnen reserveren en er geen andere voorziening ter betaling van de kosten voorhanden is of;

d. er sprake is van een situatie waarop b en c van toepassing zijn en er sprake is van dubbele woonlasten vanwege een onvoorziene noodzakelijke verhuizing. Er kan in dat geval tijdelijk bijzondere bijstand verstrekt worden voor een deel van de woonlasten.

4. Als de noodzaak als bedoeld in het derde lid aanwezig is, wordt de bijzondere bijstand voor zover het de kosten van duurzame gebruiksgoederen betreft verleend in de vorm van een geldlening. Hiervan kan worden afgeweken indien dit op individuele omstandigheden vereist is. Bijzondere bijstand voor inrichtingskosten voor nieuwe vergunninghouders wordt om niet verstrekt.

5. De hoogte van de vergoeding wordt vastgesteld volgens artikel 3 van deze beleidsregels en afgestemd op de individuele situatie van de belanghebbende.

a. Hierbij wordt ook de mogelijkheid van overname van in de woning aanwezige stoffering en of gebruiksgoederen betrokken

b. Bij de afstemming van de individuele situatie wordt ook de mogelijkheid van verkrijging van gratis gebruiksgoederen via Vluchtelingenwerk, ContourdeTwern, de Kringloop of anderszins betrokken.

c. Witgoed wordt nieuw aangeschaft. Dit in verband met de veiligheid en garantie.

d. Bij de vervanging van witgoedartikelen wordt uitgegaan van een voor dat artikel gebruikelijke levensduur.

e. Voor diverse goederen zijn maximaal besteedbare bedragen in een werkinstructie vastgesteld.

6. Bij toekenning van een vergoeding voor een volledige woninginrichting, zoals beschreven in lid 5, wordt de bijzondere bijstand voor de besteding in twee helften betaald. Op basis van de Participatiewet wordt er een bestedingsverplichting opgelegd. Na betaling van de eerste helft volgt een controle door middel van de rekeningen, na betaling van de tweede helft kan een huisbezoek volgen ter controle van de besteding. Bij bijzondere bijstand voor woninginrichting en duurzame gebruiksgoederen wordt uitgegaan van de goedkoopst adequaat mogelijke oplossing.

 

Artikel 14 Kosten van een babyuitzet

1. Bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de kosten van een babyuitzet. Dit is alleen mogelijk als de gelegenheid tot reserveren heeft ontbroken. Er is dan sprake van bijzondere omstandigheden in het individuele geval.

2. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald door de goedkoopst adequate oplossing.

3. Ten aanzien van de kosten voor duurzame gebruiksgoederen is het bepaalde in artikel 13 van deze beleidsregels van toepassing.

 

Artikel 15 Woonkostentoeslag

1. Woonkostentoeslag voor een huurwoning, woonwagen of woonschip:

a. Als een belanghebbende een woning bewoont, waarvan de hoogte van de woonkosten, gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag geen belemmering vormt voor de toekenning van huurtoeslag, maar hij door omstandigheden buiten zijn schuld nog geen aanspraak kan maken op deze toeslag, wordt bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag verstrekt tot de datum waarop belanghebbende wel in aanmerking komt voor huurtoeslag.

b. De woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die belanghebbende gelet op zijn financiële situatie op grond van de Wet op de huurtoeslag voor deze woonkosten per maand zou ontvangen.

2. Woonkostentoeslag voor een eigen woning:

a. Als een belanghebbende woont in een woning die hij in eigendom heeft en waarvan de hoogte van de woonkosten gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag geen belemmering zou vormen voor toekenning van een huurtoeslag, wordt bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag verstrekt.

b. De woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die belanghebbende op grond van de Wet op de huurtoeslag, gelet op zijn financiële situatie, per maand zou ontvangen.

3. Woonkostentoeslag voor woonkosten boven de maximale huurprijs zoals omschreven in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag:

a. Wanneer belanghebbende een woning huurt of woont in een woning waarvan hij de eigenaar is, wordt een toeslag verstrekt welke in overeenstemming met lid 1 onder b van deze beleidsregel wordt berekend. Als de woonkosten uitkomen boven de maximale rekenhuur komen deze volledig voor bijzondere bijstand in aanmerking.

b. De woonkostentoeslag wordt verstrekt tot de datum waarop de belanghebbende wel aanspraak kan maken op huurtoeslag of, als huurtoeslag niet aan de orde is, voor de periode van maximaal één jaar. Deze periode van één jaar kan verlengd worden indien bijzondere omstandigheden daartoe noodzaken.

4. Aan bijstandsverlening zoals beschreven in het derde lid wordt met toepassing van artikel 55 van de wet de verplichting verbonden dat belanghebbende zo spoedig mogelijk verhuist naar een goedkopere woning of, als het een eigen woning betreft, de woning zo spoedig mogelijk te koop aanbiedt, tenzij zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten. Gedurende de toekenningsperiode kan getoetst worden of de belanghebbende zich wel aan de voorwaarden houdt. Als blijkt dat belanghebbende zich niet aan de opgelegde voorwaarden houdt waaronder deze bijstand wordt verstrekt, kan de bijstandsverlening worden beëindigd.

5. De verhuisplicht als bedoeld in het vierde lid wordt niet opgelegd aan:

a. gehandicapten, als de hoge huur veroorzaakt wordt door voorzieningen die in de woning aangebracht zijn vanwege de handicap;

b. personen vanaf de pensioengerechtigde leeftijd, als een goedkoper redelijk woonalternatief, gelet op medische en sociale omstandigheden, niet voorhanden is;

c. huishoudens die bestaan uit 6 personen of meer.

6. Als de belanghebbende naar vermogen getracht heeft goedkopere woonruimte te vinden, maar dit niet gelukt is, dan wordt de woonkostentoeslag met zes maanden of maximaal één jaar verlengd.

 

Artikel 16 Doorbetaling vaste lasten wegens verblijf in een zorginstelling

Als de noodzaak tot doorbetaling van de vaste lasten is geïndiceerd, kan bijzondere bijstand om niet voor de duur van het verblijf met een maximum van 12 maanden worden verleend voor de woonkosten, zoals de verschuldigde huur (of hypotheek en zakelijke lasten), het vastrecht van de nutsvoorzieningen, de kosten van de inboedelverzekering.

 

Artikel 17 Gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis

1. Als de belanghebbende gedwongen is opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis, kan bijzondere bijstand voor de duur van de opname, indien er zicht is op de beëindiging daarvan binnen 12 maanden, om niet worden verleend voor de persoonlijke uitgaven en de woonkosten, zoals de verschuldigde huur (of hypotheek en zakelijke lasten), het vastrecht van de nutsvoorzieningen, de kosten van de inboedelverzekering.

2. De hoogte van de bijzondere bijstand voor persoonlijke uitgaven is gelijk aan de in artikel 23 van de wet genoemde normbedragen.

 

Artikel 18 Doorbetaling vaste lasten verblijf penitentiaire inrichting

1. Als hoofdregel geldt dat aan een persoon wiens recht op vrijheid is ontnomen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 13, eerste lid, sub a van de wet, geen bijzondere bijstand voor doorbetaling van vaste lasten wordt verstrekt.

2. Van het eerste lid kan worden afgeweken als sprake is van zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16 van de wet voor de periode zoals die in het individuele geval als noodzakelijk wordt beoordeeld.

 

HOOFDSTUK 5 MEDISCHE KOSTEN

Artikel 19 Collectieve Zorgverzekering voor Minima en collectiviteitskorting

1. Het college stelt een Collectieve Zorgverzekering voor Minima (CZM) beschikbaar aan alle inwoners van Hilvarenbeek met een inkomen tot maximaal 130% van de relevante bijstandsnorm.

2. Deelnemers aan de collectieve zorgverzekering met een inkomen tot maximaal 120% van de relevante bijstandsnorm krijgen een financiële tegemoetkoming van de gemeente Hilvarenbeek in de kosten van de aanvullende verzekering.

3. Deelname begint met ingang van 1 januari van ieder kalenderjaar. Verzekerden van VGZ en CZ kunnen bij VGZ en CZ, afhankelijk van hun pakketkeuze, ook tussentijds overstappen.

4. Elk jaar wordt het recht op deelname opnieuw beoordeeld.

5. De deelname aan de collectieve zorgverzekering eindigt wanneer de deelnemer niet meer aan de voorwaarden voldoet of op eigen verzoek van de deelnemer. De deelname stopt vanaf het volgende kalenderjaar of eerder als de deelnemer daarom vraagt.

6. Bij detentie, fraude of een betalingsachterstand van de premie van zes maanden of meer wordt de collectieve aanvullende zorgverzekering beëindigd.

7. De gemeente stelt de zorgverzekeraar in kennis van een beëindiging.

 

Artikel 20 (Para)medische kosten

1. Er wordt geen bijzondere bijstand verstrekt voor (para) medische kosten. De uitgebreide collectieve aanvullende zorgverzekering van CZ en VGZ wordt geacht passend en toereikend te zijn.

Voor bijzondere bijstandsverlening komen in ieder geval wel de volgende (para)medische noodzakelijke kosten, of kosten die uit een handicap of aandoening voortkomen, in aanmerking:

a. de meerkosten van het wassen en de slijtage van kleding en beddengoed als gevolg van een handicap of ziekte;

b. de meerkosten van verwarming als gevolg van een handicap of ziekte.

c. De jaarlijkse eigen bijdrage voor ziekenvervoer.

d. De eigen bijdrage voor orthopedisch schoeisel wordt gedeeltelijk vergoed. Van de eigen bijdrage worden de kosten van gewone schoenen afgetrokken.

e. Indien iemand in een korte periode vanwege ziekte of medicatie aanzienlijk is aangekomen of afgevallen kan bijzondere bijstand voor een nieuwe garderobe worden verstrekt.

f. Als sprake is van diabetes mellitus of een andere medische reden die een pedicure noodzakelijk maakt en de uitgebreid aanvullende zorgvergoeding niet voorziet in een vergoeding die een pedicurebehandeling een keer per zes weken mogelijk maakt, is bijzondere bijstand mogelijk voor de kosten die niet worden vergoed.

2. Wanneer de collectieve uitgebreid aanvullende zorgverzekering zoals beschreven in artikel 19 niet passend en toereikend is en er is sprake van bijzondere omstandigheden in het individuele geval, kan er bijzondere bijstand verstrekt worden voor de vergoeding van (para)medische kosten.

3. In afwijking van lid 1 wordt, als de vergoeding van de aanvullende verzekering van de collectief aanvullende verzekering of van een andere ziektekostenverzekeraar niet toereikend is, in het bijzondere geval waarbij de kosten noodzakelijk geacht worden, de hoogte van de bijzondere bijstand worden afgestemd op de vergoeding zoals die in de gemeentelijke extra uitgebreid aanvullende verzekering van VGZ of de extra aanvullende verzekering van CZ verstrekt wordt. De kosten die deze vergoeding te boven gaan komen in aanmerking voor bijzondere bijstand als de noodzaak vaststaat.

4. Als de zorgverzekeraar de kosten in het geheel niet vergoedt, wordt er geen noodzaak aanwezig geacht en wordt er voor deze kosten geen bijzondere bijstand verstrekt.

5. Voor personen die tijdelijk uitgesloten zijn van deelname aan een aanvullende verzekering zijn, kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor noodzakelijke medische kosten. Deze kunnen nooit meer bedragen dan de vergoedingen die gegeven worden in de gemeentelijke collectieve uitgebreid aanvullende verzekering.

 

HOOFDSTUK 6 OVERIGE KOSTEN

Artikel 21 Jongerentoeslag

1. Een persoon van 18, 19 of 20 jaar heeft recht op een jongerentoeslag voor zover de noodzakelijke kosten van het bestaan van de belanghebbende uitgaan boven de toepasselijke bijstandsnorm (artikel 20 van de wet) en er voor deze kosten geen beroep gedaan kan worden op de ouders omdat:

a. de middelen van de ouders niet toereikend zijn, óf

b. de belanghebbende redelijkerwijs het onderhoudsrecht ten aanzien van zijn ouders niet te gelde kan maken.

2. De belanghebbende, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval geacht zijn onderhoudsrecht ten aanzien van zijn ouders redelijkerwijs niet te gelde te kunnen maken als:

a. de ouder(s) is / zijn overleden of in het buitenland woont / wonen;

b. de jongere in het kader van de Jeugdwet buiten het gezin is geplaatst;

c. de jongere op de ingangsdatum van de bijstandsverlening 12 maanden of langer zelfstandig woont;

d. er sprake is van een acute crisissituatie, waarin door de jongere zelf geen verandering kan worden gebracht. Dit wordt bepaald door een indicatie door een hulpverlenende instantie.

3. De bijzondere bijstand wordt vastgesteld, rekening houdend met de individuele omstandigheden, maar bedraagt:

a. voor een alleenstaande van 18 tot 21 jaar: maximaal de HBO-norm voor levensonderhoud voor een uitwonende studerende op grond van de WSF 2000, zoals dat wordt genoemd in artikel 33, tweede lid, sub b van de wet;

b. voor een alleenstaande ouder van 18 tot 21 jaar: de hoogte van de geldende bijstandsnorm inclusief toeslag, zoals die zou gelden voor een persoon van 21 jaar.

4. Voor de jongere van 18, 19 of 20 jaar in een inrichting verblijvend, die aan het genoemde onder lid 1 sub a en b en lid 2 voldoet, wordt bijzondere bijstand verstrekt overeenkomstig de norm in een inrichting zoals genoemd in artikel 23 van de wet.

 

Artikel 22 Kosten bewindvoerder/beschermingsbewind/curatele

1. De belanghebbende, toegelaten tot een schuldsaneringsregeling op grond van de WSNP, heeft geen recht op bijzondere bijstand voor de kosten van een WSNP bewindvoerder. Deze kosten worden uit de eigen boedel betaald.

2. Bij beschermingsbewind of curatele kan bijzondere bijstand verstrekt worden voor kosten die door de rechter afwijkend zijn vastgesteld van de hoofdregel van 5% van de netto opbrengst van de onder bewind staande goederen.

3. Bijzondere bijstand voor beloning van de curator kan worden verstrekt overeenkomstig het door de rechter vastgestelde bedrag in het eerste jaar.

4. Bijzondere bijstand kan worden toegekend voor de kosten van bewind, beschermingsbewind of mentorschap. Deze voorzieningen zijn door de rechter toegewezen. Dit wordt telkens voor de duur van een jaar toegekend. Elke drie jaar wordt een onderzoek naar de noodzaak van deze kosten gedaan, of eerder als blijkt dat de belanghebbende in staat is om eigen belangen te behartigen en de financiën en administratie te beheren. Bijzondere bijstand wordt alleen verleend voor de kosten van professionele bewindvoerders. De hoogte van de bijzondere bijstand is afhankelijk van het feit of de professionele bewindvoerder wel of niet aangesloten is bij de brancheorganisatie BPBI.

5. Als de Raad voor Rechtsbijstand een toevoeging verleent voor mediation, komt de eigen bijdrage hiervoor in aanmerking voor bijzondere bijstand.

 

Artikel 23 Reiskosten

1. Reiskosten behoren tot de algemeen noodzakelijke bestaanskosten welke uit de bijstandsnorm kunnen worden voldaan. Hiervan kan worden afgeweken als er sprake is van individuele, bijzondere omstandigheden:

a. Dit geldt in ieder geval, als de afstand naar school, als tenminste dichterbij geen vergelijkbaar onderwijs aangeboden wordt, of naar de inburgeringscursus meer dan 12 kilometer enkele reis bedraagt.

Voor nieuwe vergunninghouders geldt dat zij, de eerste drie maanden dat zij in de gemeente Hilvarenbeek woonachtig zijn, bijzondere bijstand kunnen krijgen voor de reiskosten naar die inburgeringscursus, zodat zij in deze periode kunnen leren fietsen en kennis kunnen nemen van de verkeersregels en de verkeerssituatie.

b. Dit geldt ook voor het bezoeken van gezinsleden verblijvend in een zorginrichting of penitentiaire inrichting in Nederland.

c. Reiskosten naar een ziekenhuis of specialist komen voor bijzondere bijstand in aanmerking als zij op een meer dan incidentele basis voorkomen.

2. Voor alle reiskosten geldt dat maximaal het tarief van het openbaar vervoer, tweede klas wordt vergoed, of als men per auto reist 0,19 ct. per km op basis van de ANWB routeplanner kortste route.

Als gebruik gemaakt wordt van vraagafhankelijk vervoer worden de werkelijk gemaakte kosten vergoed.

3. Voor schoolgaande jongeren tussen 12 en 18 jaar geldt dat er vanuit gegaan wordt dat zij gebruikmaken van het jeugdabonnement in het openbaar vervoer indien de afstand meer dan 12 km enkele reis bedraagt.

 

Artikel 24 Maaltijdvoorziening

1. Belanghebbenden die door persoonlijke of medische omstandigheden:

a. niet in staat zijn een eigen hoofdmaaltijd te bereiden.

b. gebruik maken van een maaltijdvoorziening van een erkende instelling, waaronder begrepen de zogenaamde "eetpunten” komen voor de meerkosten in aanmerking voor bijzondere bijstand..

2. De bijzondere bijstand wordt verstrekt na aftrek van een eigen bijdrage gebaseerd op de geldende Nibudprijs voor een warme maaltijd.

3. De bijzondere bijstand wordt vanaf de aanvraagdatum voor de duur van drie jaar toegekend als aannemelijk is dat de inkomens- en vermogenssituatie van de belanghebbende de komende drie jaar niet meer zal stijgen dan met de gebruikelijke index en op voorwaarde dat deze regeling gedurende deze drie jaar geldig is en blijft.

4. In afwijking van het derde lid wordt in alle andere gevallen bijzondere bijstand toegekend voor één jaar.

5. Het bedrag wordt uitgekeerd na het overleggen van een nota.

 

Artikel 25 Ouderbijdrage peuterspeelzaal

1. Voor de kosten van de ouderbijdrage aan de peuterspeelzaal wordt bijzondere bijstand verstrekt indien uit onderzoek blijkt dat deelname van het kind aan de peuterspeelzaal noodzakelijk is om achterstand op taal, sociaal of emotioneel gebied te voorkomen.

 

Artikel 26 Tegemoetkoming kinderopvangkosten bij sociaal medische indicatie

1. Een belanghebbende kan in aanmerking komen voor bijzondere bijstand voor de kosten van kinderopvang als sprake is van een sociaal medische indicatie van de ouder en/of het kind.

2. Er is sprake van een sociaal medische indicatie als:

a. de belanghebbende en/of het kind behoort tot de categorie personen met een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking en dat uit onderzoek blijkt dat één of meer van deze beperkingen kinderopvang noodzakelijk maken, of als

b. blijkt dat kinderopvang in het belang van een goede en gezonde ontwikkeling van het kind noodzakelijk is.

3. De toekenning van bijzondere bijstand voor de kosten van kinderopvang gebeurt op basis van een offerte of contract van het kindercentrum of de gastouderopvang.

4. Bijzondere bijstand wordt voor de duur van één jaar toegekend.

5. De hoogte van de tegemoetkoming wordt verleend op basis van de kosten van de noodzakelijk geachte omvang van de kinderopvang.

 

Artikel 27 Inkomensafhankelijke bijdrage rechtshulp

1. Een inkomensafhankelijke bijdrage rechtshulp komt niet voor bijzondere bijstandsverlening in aanmerking.

2. Het eerste lid geldt niet voor de gehele of gedeeltelijke inkomensafhankelijke bijdrage voor de kosten van rechtsbijstand als de belanghebbende een toevoegingsbeschikking van de Raad voor Rechtsbijstand en een diagnosedocument van het Juridisch Loket overhandigt. Hieruit blijkt dat de gewenste rechtsbijstand noodzakelijk is.

3. Van het eerste lid kan worden afgeweken in geval van een cumulatie van inkomensafhankelijke bijdragen.

 

Artikel 28 Computerregeling

1. Voor een schoolgaand kind vanaf groep 7 tot 18 jaar kan eens per vijf jaar een laptop of computer worden verstrekt tot een maximaal bedrag van € 500,00. Hierbij inbegrepen zijn printer, software en alle andere bijkomende kosten.

2. Bijzondere bijstand voor een computer of laptop voor een volwassene kan indien deze nodig is voor een inburgeringscursus of anderszins noodzakelijk, bijvoorbeeld uit sociaal oogpunt, eens per vijf jaar worden toegekend tot een maximaal bedrag van € 500,00. Hierbij inbegrepen een printer, software en alle andere bijkomende kosten.

3. Voor installatie- of reparatiekosten van de computer of laptop wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.

 

Artikel 29 Fiets

1. Voor volwassenen kan bijzondere bijstand voor een fiets tot een maximaal bedrag van € 250,00 worden toegekend. Reparatiekosten van de fiets behoren tot de algemeen gebruikelijke kosten waarvoor geen bijzondere bijstand mogelijk is.

2. Voor fietsen voor kinderen van 4 tot 18 jaar kan een beroep worden gedaan op Stichting leergeld.

 

Artikel 30 Ouderbijdrage en overige schoolkosten

1. Voor de kosten van de verplichte of vrijwillige ouderbijdrage kan een beroep gedaan worden op Stichting Leergeld.

2. Voor overige kosten in verband met een schoolgaand kind kan een beroep worden gedaan op Stichting Leergeld

 

Artikel 32 Bijdrage sociale activiteiten

1. De bijdrage voor sociale activiteiten zal voor kinderen tussen 4 en 18 jaar maximaal € 250,00 bedragen. Om hiervoor in aanmerking te komen moet duidelijk worden aangegeven aan welke sociale activiteit het kind deel zal gaan nemen. De betaling wordt in principe rechtstreeks aan het vooraf aangegeven doel overgemaakt. Dit wordt in samenhang met de andere mogelijkheden van het kindpakket door Stichting Leergeld Hilvarenbeek uitgevoerd.

2. Voor kinderen jonger dan vier jaar kan uitsluitend een bijdrage worden verstrekt als deze aantoonbaar aan het kind wordt besteed. Dit kan o.a. met peuterzwemmen, een abonnement op de speelotheek of bibliotheek zijn. Dit is geen limitatieve opsomming. Hiervoor worden de feitelijk gemaakte kosten tot een maximum van € 150,00 per kind per kalenderjaar vergoed.

3. Personen boven 18 jaar tot de pensioengerechtigde leeftijd kunnen per kalenderjaar een bedrag van € 150,00 ontvangen als aangetoond wordt dat zij voor tenminste € 45,00 kosten in dat kalenderjaar hebben die als sociale activiteit aangemerkt kunnen worden.

4. Belanghebbenden boven de pensioengerechtigde leeftijd kunnen per kalenderjaar een bedrag van

€ 181,00 ontvangen, als aangetoond wordt dat zij in dat kalenderjaar voor tenminste € 45,00 kosten voor sociale activiteiten hebben.

5. Onder sociale activiteiten voor volwassenen wordt alles verstaan waardoor iemand deel kan nemen aan het sociale verkeer. Dit kan zijn door een lidmaatschap van de Katholieke Bond voor Ouderen (KBO) of van een andere belangen- of patiëntenvereniging, door een lidmaatschap van een sportclub, een visvereniging, een bibliotheekabonnement, door culturele activiteiten of door een telefoonkosten of internetabonnement. Dit is geen limitatieve opsomming.

6. De aanvraag voor een bijdrage in een bepaald kalenderjaar moet in datzelfde kalenderjaar worden gedaan met een uitloop van drie maanden in het jaar daaropvolgend.

 

HOOFDSTUK 7 SLOTBEPALINGEN

Artikel 29 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

In bijzondere gevallen kan afgeweken worden van de bepalingen in deze beleidsregels, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden of als het individueel maatwerk in de weg zou staan.

 

Artikel 30 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden met terugwerkende kracht in werking op: 1 januari 2018