Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Soest

Beleidsregels Verkeersontheffingen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSoest
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Verkeersontheffingen
CiteertitelBeleidsregels verkeersontheffingen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-09-2013nieuwe regeling

25-08-2013

gmb-2022-311504

1065018

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Verkeersontheffingen

[Deze bekendmaking is slechts een tekstplaatsing. De oorspronkelijke publicatie is op 4 september 2013 bekendgemaakt in de Soester Courant.]

 

1. INLEIDING

1.1 AANLEIDING

Soms is het noodzakelijk dat een burger of bedrijf op een plaats in Soest of Soesterberg moet zijn waar verkeerstekens en verkeersregels dit onmogelijk maken. Hiervoor worden door de gemeente Soest verkeersontheffingen verleend. Om te voorkomen dat gevaarlijke situaties ontstaan door een teveel aan voertuigen met een ontheffing, wordt de ontheffing slechts onder strikte voorwaarden verleend. In deze beleidsregels is opgenomen onder welke voorwaarden de gemeente Soest verkeersontheffingen verleent.

1.2 AFBAKENING

Deze beleidsregel gaat over het verlenen van ontheffing van verkeersregels zoals deze zijn opgenomen in het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens (RVV 1990) en in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Sommige werkzaamheden en activiteiten kunnen uitsluitend worden uitgevoerd als verkeerstekens en verkeersregels worden overtreden. Bijvoorbeeld de chauffeur van een vuilniswagen die een bord met "verboden om stil te staan" of "verboden in te rijden" moet negeren om vuilnis op te kunnen halen.

 

De beleidsregels gaan niet over:

  • het opheffen of aanpassen van verkeersmaatregelen zelf. Hiervoor kan een schriftelijk verzoek worden ingediend bij het college van burgemeester en wethouders;

  • het plaatsen van een obstakel zoals een bouwkraan op de openbare weg. Hiervoor kan bij de gemeente Soest een obstakelvergunning worden aangevraagd;

  • exceptioneel transport (vervoer dat qua afmetingen of massa afwijkt). Een dergelijke ontheffing wordt verleend door de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW);

  • vervoer gevaarlijke stoffen. Een ontheffing voor het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt verleend door het Servicebureau|Gemeenten in Amersfoort;

  • ontheffingen voor wegen in beheer bij het Rijk, de Provincie Utrecht of het waterschap. Hiervoor dient bij de betreffende instantie een ontheffing te worden aangevraagd.

1.3 LEESWIJZER

In hoofdstuk 2 is een overzicht opgenomen van de verkeersregels en verkeerstekens waarvoor de gemeente Soest een ontheffing kan verlenen. In hoofdstuk 3 zijn de voorwaarden opgenomen om voor een dergelijke ontheffing in aanmerking te komen. In hoofdstuk 4 zijn bepalingen over het aanvragen en verlenen van een verkeersontheffing opgenomen. Het document sluit in hoofdstuk 5 af met een aantal algemene (juridische) bepalingen.

2. VERKEERSREGELS EN -TEKENS WAARVOOR ONTHEFFING KAN WORDEN VERLEEND

 

In Nederland zijn de verkeersregels vastgesteld in het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Voor een deel van deze verkeersregels is de gemeente Soest bevoegd om ontheffing te verlenen. Daarnaast heeft de gemeente een aantal aanvullende bepalingen ter regeling van het verkeer opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Ook hiervan kan het college van burgemeester en wethouders in sommige gevallen ontheffing verlenen. In dit hoofdstuk worden in paragraaf 2.1 allereerst de bepalingen in het RVV 1990 benoemd waarvoor ontheffing kan worden verleend. Voor verkeersregels en verkeertekens die niet in paragraaf 2.1 zijn opgenomen is de gemeente Soest niet bevoegd tot het verlenen van een ontheffing. In paragraaf 2.2 is een bepaling uit de APV opgenomen waarvan op basis van deze beleidsnota eveneens ontheffing kan worden verleend, vanwege de samenhang van dit artikel met het bepaalde in het RVV 1990.

2.1 REGLEMENT VERKEERSREGELS EN VERKEERSTEKENS (RVV 1990)

In artikel 87 van het RVV 1990 is opgenomen van welke artikel door het bevoegd gezag ontheffing kan worden verleend. In het onderstaande overzicht zijn deze opgenomen voor zover deze van toepassing zijn op wegen in de gemeente Soest.

Plaats op de weg

Art 3

(1e lid)

Bestuurders zijn verplicht zoveel mogelijk rechts te houden.

Art 4

  • 1.

    Voetgangers gebruiken het trottoir of het voetpad.

  • 2.

    Zij gebruiken het fietspad of het fiets/bromfietspad indien trottoir en voetpad ontbreken.

  • 3.

    Zij gebruiken de berm of de uiterste zijde van de rijbaan, indien ook een fietspad of een fiets/bromfietspad ontbreekt.

  • 4.

    In afwijking van het eerste en het tweede lid gebruiken personen die zich verplaatsen met behulp van voorwerpen, niet zijnde voertuigen, het fietspad, het fiets/bromfietspad, het trottoir of het voetpad. Zij gebruiken de rijbaan indien een fietspad, een fiets/bromfietspad, een trottoir of een voetpad ontbreekt.

Art5

(1e en 2e lid)

  • 1.

    Fietsers gebruiken het verplichte fietspad of het fiets/bromfietspad.

  • 2.

    Zij gebruiken de rijbaan indien een verplicht fietspad of een fiets/bromfietspad ontbreekt.

Art 6

(1e, 2e en 3e lid)

  • 1.

    Bromfietsers gebruiken het fiets/bromfietspad.

  • 2.

    Zij gebruiken de rijbaan indien een fiets/bromfietspad ontbreekt.

  • 3.

    Bestuurders van bromfietsen op meer dan twee wielen en bromfietsen met aanhangwagen, die met inbegrip van de lading breder zijn dan 0,75 meter, mogen de rijbaan gebruiken.

Art 8

  • 1.

    Ruiters gebruiken het ruiterpad.

  • 2.

    Zij gebruiken de berm of de rijbaan indien een ruiterpad ontbreekt.

Art 10

  • 1.

    Andere bestuurders dan die genoemd in de artikelen 5 tot en met 8 gebruiken de rijbaan. Deze bestuurders en voetgangers die een aanhangwagen voortbewegen die kennelijk bestemd is om door een motorvoertuig te worden voortbewogen, mogen voor het parkeren van hun voertuig tevens andere weggedeelten gebruiken, behalve het trottoir, het voetpad, het fietspad, het fiets/bromfietspad of het ruiterpad.

  • 2.

    Andere bestuurders dan fietsers en bestuurders van een gehandicaptenvoertuig mogen fietsstroken met doorgetrokken strepen niet gebruiken

Parkeren en stilstaan

Art 23

(1e lid)

  • 1.

    De bestuurder mag zijn voertuig niet laten stilstaan:

    • a.

      op een kruispunt of een overweg;

    • b.

      op een fietsstrook of op de rijbaan langs een fietsstrook;

    • c.

      op een oversteekplaats of binnen een afstand van vijf meter daarvan;

    • d.

      in een tunnel;

    • e.

      bij een bord bushalte ter hoogte van de geblokte markering dan wel, ingeval die

    • f.

      markering niet is aangebracht, op een afstand van minder dan 12 meter van het bord;

    • g.

      op de rijbaan langs een busstrook en

    • h.

      langs een gele doorgetrokken streep.

Art 24

  • 1.

    De bestuurder mag zijn voertuig niet parkeren:

    • a.

      bij een kruispunt op een afstand van minder dan vijf meter daarvan;

    • b.

      voor een inrit of een uitrit;

    • c.

      buiten de bebouwde kom op de rijbaan van een voorrangsweg;

    • d.

      op een parkeergelegenheid:

      • 1°.

        voor zover zijn voertuig niet behoort tot de op het bord of op het onderbord aangegeven voertuigcategorie of groep voertuigen;

      • 2°.

        op een andere wijze of met een ander doel dan op het bord of op het onderbord is aangegeven;

      • 3°.

        op dagen of uren waarop dit blijkens het onderbord is verboden;

    • e.

      langs een gele onderbroken streep;

    • f.

      op een gelegenheid bestemd voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen;

    • g.

      op een parkeerplaats voor vergunninghouders, aangeduid door verkeersbord E9 van bijlage I, indien voor zijn voertuig geen vergunning tot parkeren op die plaats is verleend.

  • 2.

    Indien onder de verkeersborden E4 tot en met E8, E12 en E13 van bijlage 1, op een onderborddagen of uren zijn vermeld, gelden de uit het bord of onderbord voortvloeiende geboden of verboden slechts gedurende de aangegeven dagen of uren.

  • 3.

    De bestuurder mag zijn voertuig niet dubbel parkeren.

  • 4.

    Indien een parkeergelegenheid, aangeduid met een van de verkeersborden E4 tot en met E9 of E11 tot en met E13 van bijlage 1, is voorzien van parkeervakken, mag slechts in die vakken worden geparkeerd.

Art 25

  • 1.

    Het is verboden in een parkeerschijfzone te parkeren, behalve op parkeerplaatsen die alszodanig zijn aangeduid of aangegeven of plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep.

  • 2.

    Op plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep is het parkeren van een motorvoertuig op meer dan twee wielen slechts toegestaan indien het motorvoertuig overeenkomstig het bij ministeriële regeling bepaalde is voorzien van een duidelijk zichtbare parkeerschijf. Indien het motorvoertuig is voorzien van een voorruit, wordt de parkeerschijf achter de voorruit geplaatst.

  • 3.

    Op de parkeerschijf staat het tijdstip aangegeven waarop met parkeren is begonnen. Eenparkeerschijf voorzien van een mechanisme dat tijdens het parkeren het tijdstip van aankomst automatisch verschuift, mag niet worden gebruikt.

  • 4.

    Bij het instellen mag het tijdstip van aankomst naar boven worden afgerond op het eerstvolgendehele of halve uur. De toegestane parkeerduur mag niet zijn verstreken.

  • 5.

    Indien op een onderbord dagen of uren zijn vermeld, gelden het tweede tot en met het vierde lidslechts gedurende die dagen of uren.

Art 26

  • 1.

    Op een gehandicaptenparkeerplaats mag slechts worden geparkeerd:

    • a.

      een gehandicaptenvoertuig, indien het parkeren rechtstreeks verband houdt met het vervoer van een gehandicapte;

    • b.

      een motorvoertuig op meer dan twee wielen waarin een geldige gehandicaptenparkeerkaart duidelijk zichtbaar is aangebracht, indien het parkeren rechtstreeks verband houdt met het vervoer van de gehandicapte aan wie de kaart is verstrekt, dan wel met het vervoer van een of meerdere personen die in een instelling verblijven, indien de kaart aan het bestuur van die instelling is verstrekt; of

    • c.

      indien de gehandicaptenparkeerplaats is gereserveerd voor een bepaald voertuig, dat voertuig.

  • 2.

    Indien op een onderbord een maximale parkeerduur is vermeld, is artikel 25, tweede lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de parkeerplaats niet hoeft te zijn voorzien van een blauwe streep

Art 46

  • 1.

    Het is bestuurders van een motorvoertuig verboden binnen een erf te parkeren anders dan op parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangegeven.

  • 2.

    Indien het erf tevens is aangeduid als parkeerschijfzone, is ten aanzien van het parkeren van voertuigen artikel 25 van toepassing.

Slepen

Art 53

Het is bestuurders van een motorvoertuig verboden een ander motorvoertuig te slepen, indien de afstand van de achterzijde van het trekkende voertuig tot de voorzijde van het gesleepte voertuig meer dan vijf meter bedraagt.

Vervoer van personen in een laadruimte of aanhangwagen

Art 61b

  • 1.

    Het is verboden personen te vervoeren in de open of gesloten laadruimte van een motorvoertuig of bromfiets en in of op een aanhangwagen achter een motorvoertuig of bromfiets.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing:

    • a.

      op het vervoer van personen in de laadruimte van een ambulance of dierenambulance en op het vervoer van rolstoelinzittenden op de daarvoor ingerichte plaatsen in de laadruimte van een voertuig dat blijkens een aantekening op het kentekenbewijs speciaal is uitgerust voor rolstoelvervoer.

    • b.

      op het vervoer van personen in de laadruimte van motorvoertuigen ten dienste van politie en brandweer en van andere door Onze Minister aangewezen hulpverleningsdiensten;

    • c.

      op het vervoer van een persoon op de bestuurderszitplaats in een motorvoertuig of op een bromfiets op meer dan twee wielen die door een ander motorvoertuig of een andere bromfiets op meer dan twee wielen wordt voortgetrokken en op het vervoer van passagiers van het getrokken voertuig als hier bedoeld, voor wie geen zitplaats in het trekkende voertuig als hier bedoeld beschikbaar is;

    • d.

      in het geval het vervoer van personen geschiedt in het kader van een evenement of optocht waarvoor een vergunning op grond van een gemeentelijke verordening is afgegeven

    • e.

      op het vervoer van personen met een motorrijtuig met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 45 km per uur, met niet meer dan acht zitplaatsen, de bestuurderszitplaats niet meegerekend, niet zijnde een bromfiets, dat een combinatie vormt met één of meer aanhangwagens die zijn ingericht voor het vervoer van personen indien voor dit vervoer een vergunning door het bevoegd gezag is afgegeven.

 

Verkeersborden

Art 62

C1

Gesloten in beide richtingen voor voertuigen, ruiters en geleiders van rij- of trekdieren of vee

 

C2

Eenrichtingsweg, in deze richting gesloten voor voertuigen, ruiters en geleiders van rij- of trekdieren of vee

 

C4

Eenrichtingsweg

 

C6

Gesloten voor motorvoertuigen op meer dan twee wielen

 

C7

Gesloten voor vrachtauto's (en/of autobussen)

 

C8

Gesloten voor motorvoertuigen die niet sneller kunnen of mogen rijden dan 25 km/h

 

C9

Gesloten voor ruiters, vee, wagens, motorvoertuigen die niet sneller kunnen of mogen rijden dan 25 km/h en brommobielen alsmede fietsen, bromfietsen en gehandicaptenvoertuigen

 

C10

Gesloten voor motorvoertuigen met aanhangwagen

 

C11

Gesloten voor motorfietsen

 

C12

Gesloten voor alle motorvoertuigen

 

C13

Gesloten voor bromfietsen, snorfietsen en gehandicaptenvoertuigen met in werking zijnde motor

 

C14

Gesloten voor fietsen en voor gehandicaptenvoertuigen zonder motor

 

C15

Gesloten voor fietsen, bromfietsen en gehandicaptenvoertuigen

 

C16

Gesloten voor voetgangers

 

C17

Gesloten voor voertuigen en samenstellen van voertuigen die, met inbegrip van de lading, langer zijn dan op het bord is aangegeven

[de gemeente Soest verleent van dit bord geen ontheffing]

 

C18

Gesloten voor voertuigen die, met inbegrip van de lading, breder zijn dan op het bord is aangegeven

[de gemeente Soest verleent van dit bord geen ontheffing]

 

C19

Gesloten voor voertuigen die, met inbegrip van de lading, hoger zijn dan op het bord is aangegeven

[de gemeente Soest verleent van dit bord geen ontheffing]

 

C20

Gesloten voor voertuigen waarvan de aslast hoger is dan op het bord is aangegeven

[de gemeente Soest verleent van dit bord geen ontheffing]

 

C21

Gesloten voor voertuigen en samenstellen van voertuigen, waarvan de totaalmassa hoger is dan op het bord is aangegeven

[de gemeente Soest verleent van dit bord geen ontheffing]

 

C22a

Gesloten voor vrachtauto's die niet voldoen aan de eisen, genoemd in artikel 86d RVV

 

D2

Gebod voor alle bestuurders het bord voorbij te gaan aan de zijde die de pijl aangeeft

 

D4

Gebod tot het volgen van de rijrichting die op het bord is aangegeven

 

D5

Gebod tot het volgen van de rijrichting die op het bord is aangegeven

 

D6

Gebod tot het volgen van één van de rijrichtingen die op het bord zijn aangegeven

 

D7

Gebod tot het volgen van één van de rijrichtingen die op het bord zijn aangegeven

 

E1

Parkeerverbod

 

E2

Verbod stil te staan

 

E3

Verbod fietsen en bromfietsen te plaatsen

 

F7

Keerverbod

 

Verkeerstekens en -markeringen

Art 76

  • 1.

    Een doorgetrokken streep die zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevindt, mag niet worden overschreden. Bestuurders mogen zich niet links van een doorgetrokken streep bevinden, indien die streep is aangebracht tussen rijstroken of paden met verkeer in beide richtingen.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing:

    • a.

      indien de streep wordt overschreden om een naast de gevolgde rijstrook gelegen vluchthaven, vluchtstrook of spitsstrook te bereiken of te verlaten;

    • b.

      indien aan de zijde vanwaar men de streep overschrijdt een onderbroken streep is aangebracht;

    • c.

      op bestuurders die een fietsstrook mogen gebruiken, indien er tussen die fietsstrook en de ernaast gelegen rijstrook een doorgetrokken streep is aangebracht

Art 77

  • 1.

    Bestuurders mogen verdrijvingsvlakken en puntstukken niet gebruiken.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing wanneer bestuurders een spitsstrook volgen die een splitsing of samenvoeging van wegen, rijstroken of rijbanen passeert.

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing wanneer bestuurders rechtmatig een busbaan of busstrook volgen die een splitsing of samenvoeging van wegen, rijstroken of rijbanen passeert.

Art 78

  • 1.

    Bestuurders die de rijbaan volgen zijn verplicht op een kruispunt de richting te volgen die de voorsorteerstrook waarop zij zich bevinden aangeeft. Een in een voorsorteerstrook gelegen fietsstrook maakt deel uit van deze voorsorteerstrook.Bestuurders die de doorgaande rijbaan verlaten en daartoe een uitrijstrook volgen, zijn ter hoogte van de daarin aangebrachte pijlen verplicht om de richting te volgen die de uitrijstrook waarop zij zich bevinden, aangeeft.

Art 81

Busbanen en busstroken waarop het woord «BUS» is aangebracht mogen slechts worden gebruikt door bestuurders van een lijnbus, een autobus of een tram. Busbanen en busstroken waarop het woord «LIJNBUS» is aangebracht mogen slechts worden gebruikt door bestuurders van een lijnbus of een tram.

2.2 ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING (APV)

In hoofdstuk 5 van de APV is een aantal bepalingen over parkeerexcessen opgenomen. Anders dan de verkeersregels in het RVV 1990 dienen deze bepalingen bijvoorbeeld ter bescherming van het uiterlijk aanzien van de gemeente of het voorkomen van hinder en overlast. Deze beleidsregels beogen niet te bepalen onder welke voorwaarden hiervan ontheffing kan worden verleend, met uitzondering van artikel 5:11 vanwege de directe samenhang met artikel 10 RVV 1990.

Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen

Art 5:111

  • 1.

    Het is verboden met een voertuig te rijden door een park of plantsoen of een van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook, of het daarin te doen of te laten staan.

  • 2.

    Dit verbod is niet van toepassing:

    • a.

      op de weg;

    • b.

      op voertuigen die worden gebruikt voor werkzaamheden door of vanwege de overheid; en

    • c.

      op voertuigen, waarmee standplaats wordt of is ingenomen op terreinen die voor dit doel zijn bestemd.

3. DOELEINDEN OM IN AANMERKING TE KOMEN VOOR EEN VERKEERSONTHEFFING

 

Om te voorkomen dat gevaarlijke situaties ontstaan door een teveel aan voertuigen met een ontheffing, wordt een verkeersontheffing slechts onder strikte voorwaarden verleend. Alleen als het voor de uitvoering van werkzaamheden of activiteiten noodzakelijk is dat met het voertuig verkeersregels moeten worden overtreden, verleent de gemeente Soest ontheffing.

De gemeente Soest onderscheidt de volgende doeleinden van werkzaamheden en activiteiten waarvoor een ontheffing kan worden verleend. Als de motivering niet aansluit bij één van de hierna genoemde doelen, wordt een ontheffing geweigerd.

3.1 CALAMITEITEN

De werkzaamheden van de aanvrager hebben een zo spoedeisend karakter dat als men niet onmiddellijk in de naaste omgeving van de uit te voeren werkzaamheden kan komen en/of parkeren onevenredige schade zou kunnen ontstaan.

 

Gedacht kan worden aan (huis)artsen, vroedvrouwen, dierenambulance, beveiligingsdiensten,nutsbedrijven, loodgieters, medewerkers van de (vrijwillige) brandweer, gemeentebestuurders(waaronder in ieder geval de burgemeester) en ambtenaren met een functie in crisisbeheersing. Ookgemeentelijke voertuigen in verband met toezicht en handhaving komen in aanmerking voor een ontheffing.

3.2 DIRECTE VERBONDENHEID VAN HET VOERTUIG AAN DE UIT TE VOERENWERKZAAMHEDEN

In het voertuig waarvoor ontheffing is aangevraagd is apparatuur aangebracht die vast met het voertuig is verbonden en die in de directe omgeving van de uit te voeren werkzaamheden beschikbaar moet zijn.

 

Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld bouwkranen, zendwagens van radio en tv, compressoren,hoogdrukapparatuur en lasapparatuur. Hierbij geldt dat aantoonbaar moet zijn dat de werkzaamheden niet op een andere wijze of (indien van toepassing) een ander moment kunnen plaatsvinden.

3.3 TE OVERBRUGGEN AFSTAND VOOR LADEN EN LOSSEN

De afstand die in het kader van werkzaamheden met goederen moet worden overbrugd, is zodanig dat in redelijkheid niet verlangd kan worden dat dit zonder gebruikmaking van het voertuig plaatsvindt. Aantoonbaar moet zijn dat het laden en/of lossen noodzakelijk is en niet op een ander moment of op een andere locatie (bijvoorbeeld aan de rand van een afgesloten gebied) kan plaatsvinden.

 

Gedacht kan worden aan een verhuizing binnen een parkeerschijfzone, het direct laden en lossen van bouwmaterialen, de inzameling van huisvuil, het laden en lossen van bederfelijk voedsel (indien noodzakelijk vanwege HACCP), een waardetransport of een rouwvoertuig.

 

Een ontheffing ten behoeve van laden en lossen wordt alleen aan bedrijven verleend en niet aanprivépersonen. In principe wordt geen ontheffing verleend voor klein materiaal en gereedschap zoals in het geval van aannemersbedrijven en koeriers- of pakketdiensten.

3.4 WERKVERKEER

De werkzaamheden van de aanvrager hebben betrekking op de uitvoering van en/of het toezicht op het onderhoud of de reconstructie van wegen, wegmeubilair, riolering, plassen en waterwegen, groenvoorzieningen en bossen, waarbij het gebruik van een voertuig noodzakelijk is.

 

Gedacht kan worden aan voertuigen van (medewerkers van) de gemeente en bedrijven die in opdracht van de gemeente werkzaamheden uitvoeren.

3.5 HET BEREIKEN VAN EEN PRIVÉTERREIN

De aanvrager beschikt over een parkeerplaats op eigen terrein of bijvoorbeeld landbouwgrond in een gebied dat is afgesloten voor gemotoriseerd verkeer. Aangetoond moet worden dat het noodzakelijk is dat het perceel met een voertuig kan worden bereikt.

 

De gemeente Soest zal primair een aanpassing van het verkeersregime overwegen en een uitzondering maken voor “bestemmingsverkeer”. Over het algemeen zal geen ontheffing worden verleend in geval van tijdelijke afsluitingen in verband met evenementen.

3.6 RECREATIEVE OF TOERISTISCHE DOELEINDEN

De aanvrager vraagt ontheffing voor het uitvoeren van activiteiten met een recreatief of toeristisch karakter in een gebied dat voor gemotoriseerd verkeer gesloten is of op een wijze die niet past binnen de geldende verkeersregels.

 

Gedacht kan worden aan het vervoer van personen in een trekkertram ten behoeve van educatieve rondritten of het houden van een rally over afgesloten wegen in het buitengebied.

4. BEPALINGEN OVER HET AANVRAGEN EN VERLENEN VAN EEN VERKEERSONTHEFFING

4.1 INDIENEN VAN EEN AANVRAAG

Iedereen kan een aanvraag voor een verkeersontheffing in de gemeente Soest indienen. Een dergelijke aanvraag moet schriftelijk worden ingediend. Voor het indienen van de aanvraag wordt gebruik gemaakt van het “aanvraagformulier verkeersontheffing”, dat volledig moet worden ingevuld, ondertekend en van alle benodigde bewijsstukken moet zijn voorzien. Op het moment van het indienen van een aanvraag zijn leges verschuldigd. Het maakt daarbij niet uit of de aanvraag wordt toegekend of afgewezen (zie verder 4.3).

4.2 TE VERSTREKKEN GEGEVENS

Een aanvraag vermeld in ieder geval:

  • a)

    datum van de aanvraag;

  • b)

    naam en adresgegevens in Nederland van de aanvrager;

  • c)

    bedrijfsgegevens incl. nummer Kamer van Koophandel;

  • d)

    indien een gemachtigde is aangewezen: diens naam en adres en een door de aanvrager ondertekende machtiging;

  • e)

    een omschrijving van de verkeersregel of het verkeersteken waarvoor ontheffing wordt aangevraagd;

  • f)

    een motivering waarom ontheffing wordt verlangd en omschrijving van de werkzaamheden of activiteiten waarvoor de ontheffing noodzakelijk is, indien mogelijk voorzien van bewijsstukken;

  • g)

    voor zo ver van toepassing een opgaaf van zaken waarmee men eventuele overlast beperkt;

  • h)

    de betreffende wegen of paden waarvoor ontheffing wordt aangevraagd;

  • i)

    de periode of tijdsindicatie waarvoor de ontheffing wordt aangevraagd en de gewenste ingangsdatum;

  • j)

    omschrijving van het voertuig (merk, kleur en kenteken) of de voertuigen waarvoor ontheffing wordt gevraagd;

  • k)

    kopie van het kentekenbewijs deel 1B (tenaamstellingsbewijs) van het voertuig of de voertuigen waarvoor ontheffing wordt aangevraagd;

  • l)

    als van toepassing een bewijs van inschrijving in het register van beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG-register).

 

De aanvraag en de daarbij behorende bescheiden moeten in de Nederlandse taal zijn gesteld. Een aanvraag voor ontheffing wordt niet in behandeling genomen als de aanvraag onvolledig is. Naar aanleiding van de aanvraag kan de Gemeente Soest nadere specifieke vragen stellen of bewijsstukken verlangen.

4.3 KOSTEN

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag worden conform de “Verordening op de heffing en de invordering van leges” kosten in rekening gebracht.

 

De hoogte van de leges wordt jaarlijks vastgesteld. Bij het vaststellen van deze beleidsnota (2013) bedragen de kosten voor een ontheffing op basis van het RVV 1990 € 78,80 per ontheffing. Een ontheffing op basis van de APV kost € 37,50. Bij een volgende herziening van de legesverordening wordt waarschijnlijk ook een tarief vastgesteld voor meervoudige aanvragen. Een meervoudige aanvraag is een aanvraag voor een ontheffing onder dezelfde voorwaarden en condities, maar voor meerdere voertuigen. Voor het tweede en volgende voertuig worden dan lagere kosten in rekening gebracht. Op het moment van vaststellen van deze beleidsnota is dit echter nog niet van toepassing.

4.4 BESLISTERMIJNEN

Aangesloten wordt bij de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dat wil zeggen dat een beschikking wordt gegeven binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag (conform artikel 4:13 Awb).

 

Wanneer een aanvraag onvolledig is, wordt de termijn voor het geven van een beschikking opgeschort tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken (conform artikel 4:15 Awb).

 

In het belang van orde, veiligheid, medische zorg of een andere dringende en bijzondere omstandigheid die onmogelijk eerder voorzien had kunnen worden, kan worden afgeweken van het hiervoor bepaalde en kan een spoedaanvraag worden ingediend ten behoeve van een calamiteit. De gemeente Soest beslist in dergelijke gevallen binnen vijf werkdagen op een aanvraag. Een dergelijke ontheffing wordt niet voor een langere periode verleend dan gezien het spoedeisend belang noodzakelijk is.

 

Omdat verkeerssituaties kunnen veranderen is het niet mogelijk om een ontheffing aan te vragen waarvan de ingangsdatum verder dan vier maanden is dan de datum van aanvraag.

4.5 WEIGERINGSGRONDEN

Een verkeersontheffing kan in ieder geval worden geweigerd:

  • a)

    in het belang van de openbare orde;

  • b)

    in het belang van de openbare veiligheid;

  • c)

    in het belang van de verkeersveiligheid;

  • d)

    als naar het oordeel van de gemeente de noodzaak ontbreekt;

  • e)

    als de aanvraag in strijd is met dit beleid.

  •  

Bovenstaande geeft een niet-limitatieve opsomming van de gronden waarop een ontheffing kan worden geweigerd.

 

Als op een aanvraag negatief wordt beschikt ontvangt de aanvrager hiervan bericht met de gronden waarop de gemeente Soest de ontheffing heeft geweigerd. Tegen het weigeren van een verkeersontheffing staat conform het bepaalde in de Awb bezwaar en beroep open. Bij weigering van de ontheffing blijft de aanvrager leges verschuldigd. De aanvrager ontvangt daarom tevens een acceptgiro.

4.6 VERLENEN ONTHEFFING EN BEWIJSKAART

Als op een aanvraag positief wordt beschikt, dan ontvangt de aanvrager een verkeersontheffing, een gewaarmerkte bewijskaart en een acceptgiro voor het betalen van de verschuldigde legeskosten. De bewijskaart dient duidelijk zichtbaar achter de voorruit van het voertuig te worden geplaatst. Als de ontheffing vergezeld gaat van een sleutel of ander voorwerp, kan hiervoor een borgsom in rekening worden gebracht.

 

Op de bewijskaart staat vermeld:

  • gegevens van het voertuig;

  • geldigheidsduur van de ontheffing;

  • de artikelen en verkeerstekens waarvoor ontheffing is verleend.

Op de verkeersontheffing staat daarnaast vermeld:

  • gegevens van de aanvrager;

  • de werkzaamheden of activiteiten waarvoor de ontheffing is verstrekt;

  • als van toepassing de data en tijdstippen waarop de ontheffing van kracht is;

  • de aan de ontheffing verbonden voorschriften en beperkende bepalingen;

  • nadere aandachtspunten.

4.7 GELDIGHEIDSDUUR

De verkeersontheffing moet van zo kort mogelijke duur zijn en wordt daarom uitsluitend verleend voor de periode die nodig is voor de werkzaamheden of de periode dat de omstandigheden van toepassing zijn, met een maximumduur van twee jaar. Mocht daarna blijken dat de ontheffing nog langer nodig is, dan kan er een nieuwe aanvraag worden ingediend.

4.8 WERKINGSSFEER

De gemeente Soest verleent de ontheffing alleen voor de (openbare) wegen binnen de gemeente die niet onder het beheer vallen van het Rijk, een provincie of een waterschap. De verkeersontheffing wordt verleend voor een bepaald, zo klein mogelijk, gebied. Slechts in uitzonderlijke gevallen wordt een ontheffing voor de hele gemeente afgegeven.

4.9 VOORSCHRIFTEN, VOORWAARDEN EN BEPERKINGEN

De ontheffinghouder dient de bewijskaart duidelijk zichtbaar achter de voorruit van het voertuig te plaatsen en ervoor te zorgen dat de tekst van buiten het voertuig duidelijk leesbaar is. De bij de bewijskaart horende verkeersontheffing moet te allen tijden in het voertuig aanwezig zijn en moet op eerste vordering van bevoegde ambtenaren aan deze ter inzage worden gegeven. Als niet wordt voldaan aan deze verplichtingen, wordt geacht geen verkeersontheffing te zijn verleend. De bestuurder van het voertuig is verplicht de toezichthouder redelijkerwijs alle medewerking te verlenen (5:20 Awb). Weigering van medewerking valt te beschouwen als een strafbaar feit ex. art. 184 Wetboek van strafrecht.

Aan de ontheffing kunnen specifieke voorschriften worden toegevoegd, bijvoorbeeld stapvoets rijden op fietspad of trottoir etc. De houder mag bij het gebruik van de ontheffing de omgeving en het overige verkeer nooit in gevaar brengen (Wegenverkeerswet artikel 5).

 

De ontheffing mag slechts worden gebruikt ten behoeve van de door de aanvrager omschreven werkzaamheden en/of de te verhelpen calamiteiten welke in de ontheffing zijn opgenomen. Bijvoorbeeld, als een aannemer een verkeersontheffing heeft gekregen voor het controleren van installaties langs de weg, dan is deze ontheffing niet geldig voor het bijwonen van een vergadering. Een huisarts of vroedvrouw die een ontheffing heeft gekregen voor calamiteiten, kan deze uitsluitend in spoedeisende gevallen gebruiken en niet voor het regulier parkeren van een voertuig in de nabijheid van een woning of praktijk.

 

Als het gebruik van de ontheffing voor de werkzaamheden of activiteiten niet strikt noodzakelijk is, bijvoorbeeld door de beschikbaarheid van reguliere parkeerplaatsen, dan is de verkeersontheffing niet van kracht.

Als de ontheffing geldig is voor een bepaalde tijdsduur dient ten behoeve van controle een parkeerschijf te worden gebruikt.

 

De ontheffing en de bewijskaart zijn voertuiggebonden en zijn niet overdraagbaar, tenzij in de ontheffing anders is bepaald. De bewijskaart blijft eigendom van de gemeente Soest. Van de ontheffing en bewijskaart mogen geen fotokopieën of andere afdrukken worden gemaakt, anders dan voor eigen gebruik. Een kopie is nooit geldig als ontheffing.

4.10 VERVALLEN, INTREKKING EN WIJZIGING

Gedurende de looptijd van de ontheffing kunnen de aan de ontheffing verbonden voorschriften worden gewijzigd. Een verkeersontheffing kan door de gemeente Soest in ieder geval worden ingetrokken of gewijzigd:

  • a)

    als de ontheffinghouder dit verzoekt;

  • b)

    als de houder de ontheffing heeft gekregen in de hoedanigheid van zijn functie en deze functie is komen te vervallen;

  • c)

    wanneer het voertuig van eigenaar wisselt;

  • d)

    in geval van misbruik, waarvan in ieder geval sprake is als de verkeersontheffing wordt gebruikt terwijl de noodzaak tot het gebruik daarvan ontbreekt;

  • e)

    als de ontheffing of de bijbehorende bewijskaart aan een ander dan de rechthebbende ter beschikking wordt gesteld;

  • f)

    als de aan de ontheffing verbonden voorschriften en/of beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • g)

    als de gebruiker van de ontheffing de omgeving en/of het overige verkeer in gevaar brengt;

  • h)

    als ter verkrijging van de ontheffing onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • i)

    als op grond van verandering van de omstandigheden of inzichten ongewijzigde voortzetting, in het belang of de belangen ter bescherming waarvan de ontheffing vereist is, niet redelijk is;

  • j)

    als de noodzaak voor de ontheffing is komen te vervallen en/of van de ontheffing geen gebruik meer wordt gemaakt;

  • k)

    op advies van de politie.

Bij wijziging van de ontheffing op verzoek van de ontheffinghouder, bijvoorbeeld voor de aanpassing van een kenteken, worden leges in rekening gebracht.

4.11 DIEFSTAL, VERLIES OF VERMISSING

In geval van diefstal, verlies of vermissing van de ontheffing wordt daarvan onverwijld melding gemaakt bij de gemeente en wordt slechts tegen betaling van leges een duplicaat verstrekt.

5. SLOTBEPALINGEN

5.1 JURIDISCH KADER

De mogelijkheid om ontheffing te verlenen van een aantal verkeersregels en verkeerstekens is geregeld in artikel 87 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens (RVV 1990).

 

Ingevolge artikel 149 Wegenverkeerswet 1994 (WVW) is het college van Burgemeester en Wethouders het bevoegd gezag wanneer het gaat om wegen die niet onder het beheer vallen van het Rijk, een provincie of een waterschap.

 

De bevoegdheid tot het verlenen van verkeersontheffingen is aan het hoofd van de afdeling Ruimte gemandateerd.

 

De mogelijkheid om voorschriften te verbinden aan de ontheffing vindt zijn basis in artikel 150 WVW en artikel 1:4 APV.

5.2 AFWIJKINGEN VAN HET BELEID

Burgemeester en Wethouders handelen overeenkomstig de beleidsregels, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. Dit is de zogenaamde inherente afwijkingsbevoegdheid die in de Awb onder artikel 4:84 is opgenomen. Deze opname in de Awb heeft tot gevolg dat in deze beleidsregels geen specifieke hardheidsclausule is opgenomen.

5.3 CITEERTITEL

Deze beleidsregels worden aangehaald als: “Beleidsregels verkeersontheffingen gemeente Soest”.

5.4 INWERKINGTREDING

Deze beleidsregels treden in werking de dag volgend op de bekendmaking.

 

De ontheffingen, afgegeven voor de inwerkingtreding van deze beleidsregels en geldig op het moment van die inwerkingtreding, blijven gedurende hun looptijd van kracht, tezamen met de bij die ontheffing vermelde voorschriften.


1

Tekst zoals deze geldig is vanaf 1 januari 2014.