Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Soest

Nota geluidbeleid

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSoest
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNota geluidbeleid
CiteertitelNota geluidbeleid
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

12-09-2019hoofdstuk 5, 7

03-09-2019

gmb-2022-336199

01-02-201212-09-2019nieuwe regeling

03-01-2012

gmb-2022-311466

843652

Tekst van de regeling

Intitulé

Nota geluidbeleid

[Deze bekendmaking is slechts een tekstplaatsing. De oorspronkelijke publicatie is op 31-01-2012 bekendgemaakt in de Soester Courant.]

1. Inleiding nota geluidbeleid

 

Voor u ligt de herziene Nota geluidbeleid van de gemeente Soest. Met deze nota geeft de gemeente aan hoe zij met geluid omgaat. Het formeel vaststellen van beleidsregels komt tegemoet aan de behoefte aan duidelijkheid en rechtsgelijkheid bij het uitvoeren van wettelijke geluidstaken. In deze herziening zijn verbeteringen doorgevoerd op basis van het gebruik in het eerste jaar. Ook is de tekst geactualiseerd.

1.2 Doel

Het doel van deze nota is het bundelen en vaststellen van beleidsregels ten aanzien van geluid, waardoor eenduidigheid en rechtsgelijkheid ontstaat bij de uitvoering van de wettelijke taken en bevoegdheden van het college ten aanzien van geluidgerelateerde besluiten.

In de Algemene wet bestuursrecht (art. 1:3, 4e lid) wordt een beleidsregel als volgt omschreven: een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift , omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan.

De beleidsregels bieden een handvat bij het toetsen van de inpasbaarheid van nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen en bij het vaststellen van geluidsnormen in diverse situaties, zoals het verlenen van (milieu-)vergunningen, het opleggen van maatwerkvoorschriften en het aanvragen en/of vaststellen van hogere waarden vanwege verkeerslawaai. Eén van de voordelen hiervan is dat alle partijen, zowel andere gemeentelijke afdelingen als externe partijen inzicht hebben in de eisen en randvoorwaarden die vanuit akoestisch oogpunt van toepassing zijn.

1.3 Geldigheid en status

De Nota geluidbeleid is geldig voor onbepaalde tijd. Regelmatig kan wijziging of uitbreiding van de beleidsregels nodig zijn.

De Nota geluidbeleid bevat een verzameling beleidsregels. Hierop zijn de artikelen 4:81 tot en met 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing

Ter motivatie van een besluit kan worden volstaan met een verwijzing naar deze Nota.

1.4 Betrokkenen binnen het beleidsveld

Het vakgebied geluid is per 1 januari 2010 ondergebracht bij de afdeling Ruimte. Afstemming heeft plaatsgevonden met de afdeling Dienstverlening en de afdeling Realisatie.

Bij het opstellen van deze Nota zijn alle relevante beleidsvelden betrokken.

 

Het Servicebureau Gemeenten (SB|G) voert voor Soest de handhaving Wet milieubeheer uit. Het SB|G stelt hiervoor een regionaal handhavingprogramma en een Regionale handhavingstrategie op. Verder voert het SB|G de saneringsoperatie Wet geluidhinder voor de Eemland-gemeenten uit. Verder wordt het SB|G ingeschakeld voor geluidmetingen bij grote evenementen. Het SB|G is betrokken bij het tot stand komen van deze Nota.

1.5 Leeswijzer

Het geluid binnen de gemeente Soest is afkomstig van verschillende bronnen. In hoofdstuk 2 wordt een korte beschrijving gegeven van de wet en regelgeving met betrekking tot geluid. In de hoofdstukken 3 tot en met 5 worden achtereenvolgens voor lawaai van industriele activiteiten, van verkeer en van

 

horeca en evenementen, aangegeven welke beleidsregels hiervoor worden gehanteerd. In hoofdstuk 6 wordt specifiek voor stille gebieden beschreven hoe de gewenste geluidskwaliteit kan worden behouden. Voor specifieke situaties heeft de Wet geluidhinder met de 'Hogere grenswaarde procedure' een instrument in handen gegeven om te kunnen afwijken van de wettelijke norm (de voorkeursgrenswaarde). In hoofdstuk 7 wordt beschreven welke uitgangspunten de gemeente daarbij hanteert.

Aan het einde van de hoofdstukken 3 t/m 7 vindt een opsomming van de beleidsregels plaats.

2 Het wettelijk kader

 

Voor het geluid zijn met name de Wet milieubeheer en de Wet geluidhinder met onderliggende besluiten, ministeriele regelingen, richtlijnen en circulaires van belang. In beide wetten wordt het systeem Bron-Overdracht-Ontvanger gehanteerd. Bij overschrijding van normwaarden wordt de oplossing gezocht in de volgorde van dit systeem.

Voor de duidelijkheid wordt hier vermeld, dat in beide regiems een andere terminologie wordt gehanteerd.

2.1 Wet milieubeheer

Op basis van de Wet milieubeheer (Wm) vallen alle inrichtingen onder algemene regels van het Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer), tenzij er sprake is van een vergunningplicht. In beide situaties moet warden voldaan aan geluidsvoorschriften.

In de Handreiking Vergunningverlening en Industrielawaai van VROM uit 1998 is de voormalige Circulaire Industrielawaai opgenomen, waarin richtwaarden zijn gegeven voor de in vergunningen en nadere eisen op te nemen geluidsgrenswaarden. Op grand van deze handreiking is het mogelijk lokaal van deze richtwaarden af te wijken, indien dit mogelijk is gemaakt in een gemeentelijk geluidbeleid.

Voorwaarde hiervoor is dat een gedegen afweging van verschillende factoren is gemaakt, waar nodig aandacht is besteed aan compensatie en het beleid een formele status heeft verkregen door vaststelling in het College van B&W en een openbaar planproces conform de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb).

2.2 Wet geluidhinder

In de Wet geluidhinder en de daarbij behorende besluiten, richtlijnen en circulaires zijn bepalingen opgenomen voor toelaatbare geluidsniveaus in zones langs wegen, spoorwegen en gezoneerde industrieterreinen. Ook de sanering van geluidsoverlastsituaties die in het verleden zijn ontstaan zijn geregeld in deze wet. Daarnaast warden in de Wet geluidhinder regels gesteld voor de geluidspraductie van toestellen.

 

De huidige wetgeving is gebaseerd op voorkeursgrenswaarden en maximale grenswaarden per geluidsbron, waaraan moet warden getoetst binnen vastgestelde zones random een geluidsbron. Ruimte voor eigen beleidsregels is mogelijk. De grenswaarden verschillen per situatie en zijn weergegeven in onderstaande tabel.

 

Grenswaarden volgens Wet geluidhinder

Wet geluidhinder; grenswaarden (etmaalwaarde en Iden)

bron

Voorkeurgrenswaarde

maximale grenswaarde

 

bestaande bron

nieuwe bron

 

 

nieuwe +

geprojecteerde woninqen

vervangende nieuwbouw

bestaande woningen

nieuwe +

geprojecteerde woninqen

bestaande woningen

wegverkeer

stedelijk (dB)lden

48

63

68

68

58

63

wegverkeer

buitenstedelijk (dB)lden

48

531)

n.v.t.

68

53

58

Industrie (dB)A

50

55

65

65

55

60

1) agrarische bedrijfswoning: 60 dB(A)

 

Sanering

Voor bestaande situaties waarvoor de grenswaarden worden overschreden is een saneringsregeling van toepassing. Voor wegverkeerslawaai betekent dit dat woningen die in 1986 een geluidsbelasting van 66 dB(A) of hoger ondervonden op de A-lijst zijn geplaatst. De B-lijst bevat de woningen met een geluidsbelasting van 61 tot 65 dB(A). Woningen met een te hoge geluidbelasting vanwege spoorweglawaai vormen de raillijst. De woningen geplaatst op de A-lijst en raillijst, zijn in Soest al gesaneerd. Voor sanering is gefaseerd subsidie beschikbaar via de ISV-budgetten. Sinds 2010 mag dit alleen nog worden aangewend voor A-lijstwoningen. In 2017 moeten alle A-lijst woningen in Nederland zijn gesaneerd, waarna in principe de B-lijst aan de beurt komt. Sanering kan zowel bestaan uit bron­ als overdrachtsmaatregelen als uit de geluidsisolatie van de gevels van de woningen. De laatste sanering van woningen met een te hoge geluidsbelasting vanwege railverkeerslawaai in Soest, heeft plaats gevonden in de periode 2009-2010.

 

Wijzigingen in de wetgeving per 1 januari 2007

De Wet geluidhinder zal fasegewijs warden aangepast aan nieuwe inzichten en de Europese Richtlijn voor de evaluatie en beheersing van Omgevingslawaai (ERO). De eerste fase is op 1 januari 2007 ingevoerd. De wijzigingen in deze eerste fase hadden met name betrekking op:

  • -

    het aanpassen van de hogere grenswaardenprocedure waardoor de bevoegdheid hiervoor grotendeels bij de gemeenten komt te liggen (geldt niet voor woningen langs rijks- en provinciale wegen en bedrijfsterreinen van regionaal belang);

  • -

    het invoeren van een nieuwe dosismaat voor geluid (Lden), behalve voor industrielawaai;

  • -

    het onder de werking van de zoneringsbepalingen brengen van 30 km/uur-wegen.

 

Ontwikkelingen

Op 30 oktober 2009 heeft de ministerraad ingestemd met de geluidproductieplafonds voor de Rijks- en spoorwegen. Het wetsvoorstel Geluidproductieplafonds Rijksinfrastructuur (Swung I), is op 16 september 2011, samen met de Invoeringswet geluidproductieplafonds, naar de eerste kamer gezonden. In de loop van 2011 zal bij koninklijk besluit warden bepaald wanneer de wetsvoorstellen in werking treden. De verwachting is dat dit per 1 januari 2012 het geval zal zijn.

Aansluitend is er een wetswijziging in voorbereiding ten aanzien van de provinciale en gemeentelijke wegen, Swung II. In deze wetswijziging zal tevens de wetgeving ten aanzien van geluid warden vereenvoudigd, het Normenhuis zal warden herzien en de lagere overheden zullen meer beleidsvrijheid krijgen. Het preventieve karakter van de Wet geluidhinder zal daarbij in stand blijven.

2.3 Overige wetgeving en regelingen

Andere wetten en regelingen die van invloed zijn op het geluidbeleid zijn:

 

Wet op de ruimtelijke ordening

De wet regelt een zorgvuldige milieuhygienische afweging bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Het aspect geluid maakt deel uit van deze afweging. Ook situaties die niet onder de Wet geluidhinder vallen, dienen in het kader van de Wet op de ruimtelijke ordening bij de milieuhygienische afweging warden betrokken. Uit jurisprudentie blijkt dat de bestaande Handreiking industrielawaai en vergunningverlening het juiste afwegingskader biedt voor de ruimtelijke inpassing van geluidsgevoelige bestemmingen en het geluid van bedrijven. In een bestuurlijk afwegingsproces mag de richtwaarde warden overschreden tot maximaal de grenswaarde. In dat proces spelen nadrukkelijk ook de belangen van een bestaand bedrijf een rol.

 

Bouwbesluit

In het Bouwbesluit zijn prestatie-eisen opgenomen voor geluidwering van gevels en tussen gebouwen onderling . Het Bouwbesluit maakt hierbij onderscheid tussen bestaande en nieuwe gebouwen. De eisen uit het Bouwbesluit zijn alleen van toepassing als er gebouwd of verbouwd gaat warden. Er bestaat het voornemen om aan art. 44 Woningwet een weigeringgrond toe te voegen, die inhoudt dat een bouwvergunning kan en moet worden geweigerd wanneer het voorgenomen bouwplan in strijd is met geldende milieukwaliteitseisen.

Per 1 januari 2012 zal naar verwachting het nieuwe Bouwbesluit in werking treden. In dit nieuwe Bouwbesluit zullen een aantal wijzigingen met betrekking tot het geluidsaspect gewijzigd worden.

 

Crisis- en herstelwet

Met de in artikel 3.18, onderdelen C en F, van de Crisis- en herstelwet opgenomen wijzigingen van de Wet geluidhinder was beoogd om in alle gevallen waar de Wet geluidhinder een koppeling legt tussen een hogere-waardenbesluit en het vaststellen van een bestemmingsplan, deze koppeling flexibeler te maken. Als het bestemmingsplan voorziet in een uitwerkings- of wijzigingsmogelijkheid, dan kan het hogere-waardenbesluit desgewenst worden uitgesteld tot vlak voor het moment waarop het uit werkings - of wijzigingsplan wordt vastgesteld. Zo moet bij het vaststellen van het bestemmingplan al (globaal) een hogere grenswaarde worden vastgesteld.

 

VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering

De VNG-publicatie bedrijven en milieuzonering biedt gemeenten een hulpmiddel bij het inpassen van bedrijvigheid in de fysieke omgeving en van gevoelige functies nabij bedrijven.

 

Luchtvaartwet: regels voor luchtvaartlawaai.

 

Arbeidsomstandighedenwet: regels voor maximale blootstelling aan lawaai en voor de geluidsproductie van machines.

 

De Wegenverkeerswet: maakt het mogelijk om verkeersmaatregelen te treffen zodat de geluidsoverlast van het verkeer vermindert (bv. snelheidsbeperkingen);

 

Algemene Plaatselijke Verordeningen

Onder andere regels ter voorkoming van bouwlawaai en geluidsoverlast vanwege recreatieve buitenactiviteiten, geluidsoverlast van (huis-)dieren en evenementen. Strijdigheid met de Wet op de ruimtelijke ordening is een weigeringgrond voor het exploitatievergunningenstelsel.

 

Het Wetboek van Strafrecht: stelt het met opzet verstoren van de nachtrust strafbaar.

2.4 Europese regelgeving: toekomstige ontwikkelingen

In juli 2002 is een Europese Richtlijn (ERO) van kracht geworden, gericht op het bestrijden van omgevingslawaai. Deze is reeds voor een deel ge"implementeerd in de nationale wetgeving van de lidstaten. De richtlijn betreft in grote lijnen:

 

  • *

    Harmonisatie van geluiddosismaten en rekenmethoden;

  • *

    Het opstellen van geluidbelastingkaarten voor grote geluidsbronnen en agglomeraties.

  • *

    Het opstellen van actieplannen voor grote geluidsbronnen en agglomeraties.

  • *

    Het intensiveren van de communicatie met de burger over geluidbeleid.

  • *

    Het formuleren voor doelstellingen voor bronbeleid.

  • *

    Deze richtlijn is reeds grotendeels opgenomen in de per 1 januari 2007 van kracht geworden gewijzigde Wet geluidhinder.

 

 

Soest valt niet binnen één van de agglomeraties.

3. Industrielawaai

 

De beleidsregels voor industrielawaai hebben betrekking op de in de gemeente aanwezige bedrijven. In het registratiesysteem zijn ruim 900 bedrijven bekend die vallen onder de werking van de wet Milieubeheer.

3.1 Situatie Soest

Circa 30% van de ruim 950 bedrijven in de gemeente was tot invoering van het Activiteitenbesluit per 1 januari 2008 vergunningplichtig. De verwachting is dat dit percentage door invoering van het Activiteitenbesluit afgenomen zal zijn tot 10 %.

Grofweg bestaat het bedrijvenbestand uit technische bedrijven, agrarische bedrijven, kantoren, zorginstellingen, detailhandel, horeca- sport en recreatie-inrichtingen.

 

In de gemeente Soest bevinden zich 3 gezoneerde bedrijventerreinen: Bedrijventerrein Soestdijk, de rioolwaterzuivering (Maatweg) en het schakelstation (Peter van de Breemerweg). De zone rond de voormalige vliegbasis is in het najaar van 2011, door de minister van Defensie opgeheven.

In Soest zijn er tevens een aantal niet-gezoneerde bedrijventerreinen: de Grachten, Soesterberg­ Noord,

Verder komen hier en daar wat bedrijvenclusters voor, zoals aan de Korte Brinkweg, de Lange Brinkweg, de Wieksloterweg/Dorresteinweg en langs de (voormalige) hoofdwegen.

 

Tot slot liggen er binnen Soest een aantal defensieterreinen.

 

Het voorkomen en beperken van geluidhinder

 

Het voorkomen van geluidhinder kan op verschillende manieren.

 

Het scheiden van functies

Het voorkomen van de geluidhinder is in de eerste plaats vaak een kwestie van Ruimtelijke Ordening. Het scheiden van functies middels zonering is een methode die steeds meer wordt toegepast. Vooral in nieuwe situaties. De zonering geschiedt op basis van de uitgave 'bedrijven en milieuzonering' van het VNG.

 

Maatregelen bij bedrijven

Geluidhinder wordt voorkomen en beperkt door het opleggen van geluidsvoorschriften. De geluidsvoorschriften voor bedrijven (inrichtingen) warden opgelegd volgens twee regimes: door het uitgeven van omgevingsvergunningen voor de activiteit milieu voor individuele bedrijven 6f door de directe werking van regels die zijn opgenomen in het Activiteitenbesluit of een van de landbouw AmvB's. In het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Ivb) is beschreven onder welk van deze twee regimes een bedrijf valt.

 

Voor het bepalen van de grenswaarden wordt de methodiek uit de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening (21 oktober 1998) toegepast. De handreiking is opgesteld als hulpmiddel voor overheden bij het voorkomen en beperken van hinder door industrielawaai in het kader van de vergunningverlening en het opstellen van maatwerkvoorschriften. De handreiking bevat richtwaarden voor geluid voor verschillende woonomgevingen: een landelijke omgeving, een rustige woonwijk met weinig verkeer en een woonwijk in de stad. De handreiking heeft geen formele juridische status, maar uit jurisprudentie blijkt dat de handreiking industrielawaai en vergunningverlening het juiste afwegingskader biedt voor de ruimtelijke inpassing van geluidsgevoelige bestemmingen en het geluid van bedrijven.

 

Maatregelen aan gevoelige gebouwen

In laatste instantie, als een te hoge geluidbelasting niet kan warden voorkomen, kunnen maatregelen aan woningen warden geëist. Sams kan warden volstaan met het toestaan van een hogere geluidbelasting op de gevel.

 

Onderzoek

Of bij een aanvraag of melding akoestisch onderzoek moet warden uitgevoerd, staat weergegeven in het Activiteitenbesluit. Bedrijven op een geluidgezoneerd bedrijventerrein moeten bij een melding in het kader van het Activiteitenbesluit altijd een akoestisch onderzoek uitvoeren. Ter onderbouwing van een vergunningaanvraag dient een akoestisch onderzoek te warden aangeleverd als dit verplicht is of anderszins akoestisch relevant. Dit laatste is ter beoordeling van het college van burgemeester en wethouders van Soest.

De geluidsvoorschriften voor de meeste bedrijven die onder de werking van het Activiteiten besluit vallen, zijn standaard. Wei kan het college van burgemeester en wethouders, voor specifieke situaties, maatwerkvoorschriften op te leggen.

 

Handhaving

De handhaving van de voorschriften in de omgevingsvergunningen en het Activiteitenbesluit wordt door het Sb|G uitgevoerd op basis van het gewestelijke handhavingprotocol. Over het aantal en de aard van

geluidscontroles worden jaarlijks met de gemeente afspraken vastgelegd. Als blijkt dat er klachten zijn worden twee sporen gevolgd:

  • -

    Uitvoeren van een controle;

  • -

    Indien nodig, warden nadere eisen gesteld aan het bedrijf;

  • -

    Geluidsvoorschriften warden niet standaard gecontroleerd; dit wordt pas gedaan als er klachten ontstaan. In afwijking hiervan wordt er twee maal per jaar een horecaronde gedaan waarbij geluidsmetingen plaatsvinden.

Het Sb|G is niet gemandateerd tot het opleggen van een last onder dwangsom.

 

Zonebeheer

Op basis van jurisprudentie is gebleken dat het begrip "industrieterrein" uit de Wet geluidhinder, altijd te ruim is opgevat. Voor industrieterrein Soestdijk betekent deze uitspraak, dat het "industrieterrein" is beperkt tot de terreinen van TBS en Spanstaal. Dit betekent dat de Wet geluidhinder alleen nog op TBS en Spanstaal van toepassing is, terwijl noch TBS, noch Spanstaal vallen onder het begrip "grate lawaaimaker", zoals beschreven in art. 2.14 van het IVB. Om deze reden is besloten om de zone op te heffen, middels het bestemmingsplan de Soestdijkse Grachten. Dit Bestemmingsplan zal naar verwachting in 2012 warden vastgesteld. Het zonebeheer is derhalve niet meer zinvol.

3.2 Knelpunten en Ontwikkelingen

Illeqale bewoning van Dienstwoninqen

De gemeente Soest staat in nieuwe situaties niet, of heel beperkt, dienstwoningen toe. In de praktijk blijkt namelijk dat deze na verloop van tijd, in veel gevallen, gebruikt warden als burgerwoning. Dit levert vaak frictie op met de milieuwetgeving en daarmee met de nabijgelegen bedrijven. De overheid heeft geen invloed op verkoop van dienstwoningen.

 

Gemengde gebieden

In gemengde gebieden zijn ontwikkelingen mogelijk die een beperkende werking kunnen hebben op de bestaande bedrijven en woningen. Het betreft ontwikkelingen die zijn toegestaan binnen de bestemming gemengd gebied. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk woningbouw te situeren ter vervanging van bedrijven, nabij bestaande bedrijven. Veelal betreft het een gewenste ontwikkeling. Hierdoor kan een beperking ontstaan voor het bedrijf. Ook kan de aanwezigheid van het bestaande bedrijf, op den duur een bron van klachten worden . Zelfs als het bedrijf voldoet aan de voorschriften uit de milieuwetgeving.

 

Geluidsoverlast t.g.v. activiteiten in de buitenlucht

Bedrijfsmatige activiteiten in de buitenlucht leiden regelmatig tot geluidsoverlast. Voorbeelden hiervan zijn terrassen bij de horeca, het luchten van honden in dierenasiels- en of pensions, sportwedstrijden, activiteiten van de scouting, verkeersbewegingen, laden en lossen. Door in een vroeg stadium de akoestische aspecten in beeld te brengen, kan in veel situaties de overlast voorkomen worden.

 

Relatie met bestemminqsplannen

Om knelpuntsituaties te voorkomen in de toekomst, moet bij het tot stand komen van het Bestemmingsplan al rekening worden gehouden met het scheiden van functies. Volgens de nieuwe editie van "Bedrijven en Milieuzonering" kan onder voorwaarden ook gekozen worden voor functiemenging.

Er zijn momenteel een aantal bestemmingsplannen in voorbereiding en projecten in uitvoering, waarbij het aspect industrielawaai relevant is:

  • -

    Vliegbasis

  • -

    Landelijk gebied

  • -

    Soestdijkse Grachten

  • -

    Soesterberg Noord

  • -

    Richelleweg

     

Vlieqbasis

In het bestemmingsplan Vliegbasis wordt de mogelijkheid gecreëerd om nieuwe woningen nabij een bedrijventerrein te situeren. Ook is op de voormalige vliegbasis nog een zweefvliegclub actief.

 

Landelijk qebied

In het landelijk gebied liggen een relatief groot aantal (agrarische) bedrijfswoningen. Bij de mogelijkheid een deel van de opstallen in te ruilen tegen een burgerwoning moet het geluidsaspect beoordeeld worden.

 

Soestdijkse Grachten

Middels het Bestemmingsplan Soestdijkse Grachten wordt de opheffing van de geluidzone gerealiseerd. Dit betekent voor zowel de bedrijven als de bewoners dat zij onder het regiem van de Wet milieubeheer vallen en niet meer onder die van de Wet geluidhinder. De consequenties hiervan zijn in beeld gebracht en worden verwerkt in het Bestemmingsplan.

 

Soesterberq Noord

In het woon - en werkgebied Soesterberg Noord wordt woningbouw mogelijk gemaakt op basis van de crisis- en Herstelwet. In 2012 wordt een GebiedsOntwikkelingsPlan opgesteld waarin deze locaties worden aangewezen.

 

Richelleweg

Op het nieuwe bedrijventerrein Richelleweg is een bedrijfszonering aangebracht ten opzichte van de wijk Apollo. Bij de uitgifte van de percelen wordt beoordeeld of de gewenste locatie geschikt is voor het betreffende bedrijf. De geluidproductie is daarbij een van de aandachtspunten.

3.3 Beleidsregels

Wet milieubeheer

 

  • -

    Als een aanvraag voor milieuvergunning of een melding in het kader van het Activiteitenbesluit binnenkomt, wordt eerste gecheckt of het type bedrijf in overeenstemming is met het vigerende bestemmingsplan. Als dit niet het geval is wordt dit gemeld bij het Toetsoverleg Ruimte (ToR).

  • -

    Om tegen te gaan dat bedrijven meer geluid produceren dan nodig is, wordt bij vergunningen niet meer geluidsruimte vergund dan nodig is. Indien relevant wordt dus een lagere norm in de vergunning vastgelegd dan de standaardnorm. Dit dient wel goed gemotiveerd te warden, bijvoorbeeld vanuit het oogpunt van bescherming van het milieu. Bijkomend voordeel is dat hierdoor een bedrijf niet onnodig beperkend werkt voor ontwikkelingen in de omgeving.

  • -

    Bij het verlenen van de vergunning hanteert de gemeente Soest daar waar dit op grond van de omgeving relevant is (bv winkelcentra, winkels aan de voorkant, rustige achterzijde) een verschil tussen de toegestane belasting (grenswaarde) van de voor- en achtergevel van (minimaal) 5 dB. Voor de waarden aan de achterkant betekent dit een norm (toetsingswaarde) die 5 dB lager ligt dan de richtwaarden uit de handreiking.

  • -

    De grenswaarden voor geluid in de vergunning worden gerelateerd aan de aard van de woonomgeving op basis van de indeling in de Handreiking Industrielawaai. Voor niet gezoneerde industrieterreinen worden de grenswaarden 55-50-45 op de gevel van gevoelige gebouwen gehanteerd.

  • -

    Voor inrichtingen die vallen onder het Activiteitenbesluit geldt een richtwaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde; voor bedrijventerreinen is deze richtwaarde 55 dB(A). Bij een melding in het kader van het Activiteitenbesluit wordt bekeken of maatwerkvoorschriften moeten worden opgelegd vanwege de aard van de woonomgeving.

  • -

    Indien geen gevoelige gebouwen binnen 50 m van het bedrijf aanwezig zijn, wordt standaard een referentiepunt op 50 m opgenomen waarvoor op basis van de Best Beschikbare Technieken (BBT) of op grand van bijvoorbeeld bescherming van de gebiedskwaliteit, het toegestane geluidsniveau (grenswaarde) wordt bepaald.

  • -

    Soest neemt als grenswaarde in de vergunning de geluidsruimte op die het bedrijf nodig heeft indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat dit lager ligt dan de richtwaarde. Hierbij wordt uitgegaan van het gebruik van de Best Beschikbare Technieken (BBT). De grenswaarde kan hierdoor dus een aantal dB(A) lager liggen dan de richtwaarden.

  • -

    Het maximum niveau voor pieklawaai bedraagt 70/65/60 dB(A) (LAmax) voor de dag/avond/nacht op de gevel van gevoelige gebouwen. Het maximum wordt alleen verleend als met onderzoek is aangetoond dat deze ruimte nodig is. Indien minder geluidsruimte nodig is, wordt minder vergund.

  • -

    Als aanvullend beleid hanteert de gemeente dat bij nieuwe supermarkten, waarbij het laden en lossen kan leiden tot overlast in de avond- en nachtperiode, het laden en lossen inpandig moet plaatsvinden. Hier moet bij de bouw van het pand rekening mee worden gehouden.

  • -

    Defensieterreinen worden in het kader van de Wet milieubeheer als bedrijventerreinen beschouwd.

  • -

    Op bedrijventerreinen kan, indien de noodzaak blijkt uit akoestisch onderzoek, een 5 dB hogere

  • -

    norm warden opgenomen in de geluidvoorschriften van de milieuvergunning.

  • -

    Op de gevels van (voormalige) dienstwoningen wordt in vergunningsvoorschriften en maatwerkvoorschriften een hogere geluidbelasting toegestaan, indien de noodzaak blijkt uit akoestisch onderzoek. Bestaande vergunningen en meldingen worden zo nodig hierop aangepast.

  • -

    In geval van bestaande burgerwoningen, waarbij in de nabije omgeving bedrijven warden gesitueerd warden de standaard geluideisen gerespecteerd. Op bedrijventerreinen is dit 55-50- 45 dB(A).

  • -

    In geval van nieuwe dierenasiels- en of pensions, wordt tenminste de afstandsnorm uit de Handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' gehanteerd.

  • -

    In geval van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen nabij bestaande dierenasiels- en of pensions, wordt tenminste de afstandsnorm uit de Handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' gehanteerd.

Maatwerkvoorschrift volgens art. 2.20 lid 6 van het Activiteitenbesluit

 

  • -

    Voor een lawaaiige activiteit, die niet behoort tot de representatieve bedrijfssituatie en die een overschrijding geeft van de geluidsnormen van het Activiteitenbesluit, moet eerst worden onderzocht of de activiteit op een andere locatie kan plaatsvinden. Indien dit niet mogelijk blijkt, kan middels een maatwerkvoorschrift op grand van art 2.20 van het Activiteitenbesluit toestemming voor de activiteit warden verleent voor maximaal 2 uur. De tijdstippen warden opgenomen in het maatwerkvoorschrift. Indien dat laatste op bezwaren stuit, wordt uiterlijk 5 dagen van tevoren het tijdstip gemeld aan de gemeente en de omgeving.

  • -

    Er wordt geen maatwerkvoorschrift (volgens art. 2.20 lid 6) vastgesteld, wanneer het muziekgeluid betreft. Hierop is art 2.21 van toepassing, dat de viering van festiviteiten regelt.

Ruimtelijke ordening

 

  • -

    Er wordt ruimtelijk een duidelijke functiescheiding aangebracht tussen bedrijfsactiviteiten en gevoelige functies (zeals wonen); in geval functiemenging de voorkeur heeft wordt de VNG­ uitgave "Bedrijven en Milieuzonering gevolgd".

  • -

    Bij de ontwikkeling van een nieuw bedrijventerrein brengt de gemeente een inwaartse (milieu)zonering aan. Dat wil zeggen dat op het bedrijventerrein zodanig zones warden aangebracht, dat nabij geluidgevoelige gebouwen geen lawaaiige bedrijven zich kunnen vestigen.

  • -

    Bij de ontwikkeling van een nieuw bedrijventerrein, maar ook bij de nieuwvestiging van bedrijven op bestaande bedrijventerreinen, heeft de gemeente nadrukkelijk aandacht voor de verkeersaantrekkende werking van bedrijven en de hinder van transport op de gevels van woningen langs de ontsluitingsroutes.

  • -

    Bij het opstellen of herzien van bestemmingsplannen wordt zoveel mogelijk voorkomen dat tijdens de looptijd van het plan fricties optreden tussen bedrijfsfuncties en woonfuncties.

  • -

    Als voor een school of kinderdagverblijf een wijziging van het bestemmingsplan of omgevingsvergunning voor de afwijking van het bestemmingsplan nodig is en het een perceel betreft dat in of nabij een gevoelige bestemming is gelegen, moeten de akoestische aspecten in beeld warden gebracht, zodat deze kunnen warden meegenomen in de beoordeling.

  • -

    Als voor een sport- of recreatieinrichting een wijziging of vrijstelling van het bestemmingsplan nodig is, moeten de akoestische aspecten in beeld warden gebracht, zodat dit kan warden meegenomen in de beoordeling.

4. Verkeerslawaai

 

Dit hoofdstuk over verkeerslawaai richt zich met name op de Gemeentelijke infra, omdat op Rijks- en Provinciale infra slechts beperkt en indirect invloed kan worden uitgeoefend.

Binnen de gemeentelijk infra wordt onderscheid gemaakt tussen de hoofdwegenstructuur en de 30 km­ wegen (erftoegangswegen). In het verleden is ten behoeve van een goede afwikkeling van het verkeer, voor de huidige hoofdwegenstructuur gekozen. Met name langs de gebiedsontsluitingswegen vindt de hoogste geluidsbelasting plaats.

4.1 Verkeerssituatie in Soest

Rijks- en spoorwegen

De Rijks- en spoorwegen die in of nabij Soest zijn gelegen zijn de A28 bij Soesterberg, de spoorlijn Amsterdam-Amersfoort, de spoorlijn Utrecht - Amersfoort en de spoorlijn Baarn-Den Dolder.

 

Provinciale wegen

Door de gemeente Soest lopen 3 provinciale wegen: De Amersfoortsestraat in Soesterberg, De Richelleweg/Van Weerden Poelmanweg/Soesterbergsestraat tussen Soesterberg, Soestduinen en Soest en de Biltseweg tussen de Bilt en Baarn.

 

Gemeentelijke wegen

In de gemeente Soest wordt onderscheid gemaakt tussen de gebiedsontsluitingswegen en de erftoegangswegen. Alie wegen buiten de bebouwde kom zijn 60 km-wegen.

4.2 Knelpunten en ontwikkelingen

Sanering

Gezien het trage tempo van sanering is de inschatting van VROM dat de sanering van woningen die in 1986 reeds een gevelbelasting ondervonden van 60 dB(A) (~58dB) nog zal voortduren tot 2027.

Overigens schuift die datum regelmatig op naar achteren. De ISV-gelden t.b.v. geluid mogen de komende vier jaar alleen warden aangewend voor A-lijstwoningen. Soest heeft alleen nog B­ lijstwoningen (ruim 800). Overigens wordt voor deze woningen met een geluidbelasting t/m 60 dB(A) zelden de binnenwaarde voor sanering (43 dB) overschreden waardoor maar voor een beperkt deel van deze woningen ook daadwerkelijk sanering zal plaatsvinden. De saneringen die tot nu toe hebben plaatsgevonden betreffen alle gevelmaatregelen. De voorkeur heeft echter het treffen van maatregelen aan de bron (zoals stiller asfalt of, in geval van spoorlijnen, stiller materieel), omdat die niet alleen de binnenwaarde omlaag brengen in de woning, maar ook buiten de woning een prettiger leefklimaat opleveren. Nadeel van stiller asfalt is echter dat het duurder is en meer onderhoud vergt, danwel vaker vervangen moet warden. De geluidsbelasting neemt gedurende de looptijd weer toe .

 

Handhavingsgat

In de huidige Wet geluidhinder wordt geen rekening gehouden met het ontstaan van nieuwe saneringssituaties. Deze kunnen ontstaan door de autonome groei van het autoverkeer of door het afwijken van prognoses van de werkelijkheid in 'nieuwe situaties' (situaties van na 1986). In deze gevallen vindt er een te hoge gevelbelasting plaats, terwijl niemand daar verantwoordelijk voor kan warden gesteld. Dit zogenaamde handhavingsgat wordt gedicht middels het herzien van de geluidwetgeving, genaamd Swung.

Inmiddels is het wetsvoorstel Geluidproductieplafonds Rijksinfrastructuur (Swung I) en het bijbehorende wetsvoorstel Invoering geluidproductieplafonds, ingediend bij de eerste kamer. Naar verwachting wordt het wetsvoorstel per 1 januari 2012 van kracht. Het wetsvoorstel houdt kortweg in dat voor een keten van referentiepunten langs de A28, de spoorlijn Amersfoort - Amsterdam, de spoorlijn Amersfoort - Utrecht en de spoorlijn Baarn - Den Dolder, door de minister van I&M geluidproductieplafonds warden vastgesteld. Een geluidproductieplafond is het maximaal toegestane geluidniveau op een referentiepunt. De beheerder van de (spoor-)weg is verplicht de geluidproductieplafonds na te leven, en dient hiervan jaarlijks verslag te doen aan de minister. De geluidproductieplafonds zeggen niets over de geluidbelasting op de gevels van woningen. Ten aanzien van de geluidbelasting op gevels en aan de binnenwaarde van gevoelige objecten is in het wetsvoorstel een eenvoudig normenstelsel opgenomen.

Inmiddels zijn ook de voorbereidingen begonnen voor Swung II, waarin o.a. het handhavingsgat wordt gedicht voor provinciale en gemeentelijke wegen.

 

Ontwikkelingen in Soesterberg

Soesterberg heeft jarenlang op slot gezeten vanwege de geluidscontouren rondom de vliegbasis. Nu de vliegbasis gaat sluiten ontstaan er allerlei mogelijkheden om het dorp te ontwikkelen. In het verleden is tijdens een bijeenkomst in het kader van Toekomst Oriëntatie Soest/ Soesterberg, de wens ontstaan om het inwonertal van Soesterberg te laten toenemen tot z'n 9000. Dit om voldoende draagvlak te creëren voor de voorzieningen in de kern. Dat is nu de insteek van het Masterplan Door het sluiten van de Vliegbasis is uitbreiding van het aantal woningen mogelijk geworden. Ook zal door de herontwikkeling van de Vliegbasis het draagvlak van Soesterberg worden versterkt.

Al deze ontwikkelingen hebben gevolgen voor het verkeer en daarmee voor het verkeerslawaai. Met name de Richelleweg zal naar verwachting veel drukker worden.

 

Verbreding A28

Op korte termijn zal de A28 worden verbreed. Hiertoe heeft Rijkswaterstaat het ontwerp wegaanpassingsbesluit (OWAB) gepubliceerd. Het definitieve wegaanpassingsbesluit wordt naar verwachting in het voorjaar van 2012 genomen.

De toename van de geluidbelasting wordt grotendeels weggenomen door toepassing van dubbellaags ZOAB. De gemeente Soest wil in dit proces voorkomen dat een verslechtering plaatsvindt. Daartoe is een zienswijze ingediend bij Rijkswaterstaat. De procedure staat overigens geen gang naar de rechter toe voor overheden.

 

VERDER

VERDER is een samenwerkingsprogramma van het rijk, provincie en gemeenten in de regio midden­ Nederland, met als doel de doorstroming van het verkeer in deze regio te verbeteren.

Rijk en regio tekenden in november 2006 een bestuursakkoord. Zij maken samen 3,1 miljard euro vrij om de doorstroming in de regio te verbeteren. Om dat doel te bereiken, worden verschillende oplossingsrichtingen bestudeerd en voert VERDER maatregelen uit. Zij kijkt daarbij naar maatregelen voor de auto, fiets, openbaar vervoer, verkeers- en mobiliteitsmanagement. Alie maatregelen samen vormen het VERDERpakket. De samenhang in het pakket is daarbij van belang. Het project Soest Zuid is één van de projecten die in het kader van VERDER worden uitgevoerd.

 

Richelleweg

Uit een verkeerskundig onderzoek is gebleken dat er ten gevolge van de verbreding van de A28 en de ontwikkelingen in Soesterberg, een grote toename van het verkeer zal plaats vinden op de Richelleweg. Dit betekent naar verwachting ook een toename van het geluid. Aangezien niet alle veranderingen ineens plaatsvinden is de kans aanwezig dat het geluid sluipenderwijs toeneemt, zonder dat iemand hier wettelijk verantwoordelijk voor is. De Gemeente Soest probeert hier samen met Rijk en Provincie een oplossing voor te zoeken.

 

Herinrichting van Weedestraat

In het derde kwartaal van 2011 heeft de gemeenteraad besloten van de Van Weedstraat eenrichtingsverkeer te maken. Het doorgaande verkeer wordt omgeleid via de Beek- en Daalselaan en de Stadhouderslaan. Dit betekent voor deze wegen een zwaardere geluidsbelasting. De Van Weedestraat wordt echter minder belast. Het aantal geluidgehinderden neemt op projectniveau af.

 

Herijking van het GVVP

Het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) is een van de gemeentelijke plannen, waarbij vaststelling heeft plaatsgevonden zonder het daarvoor benodigde uitvoeringsbudget. Van dergelijke plannen heeft het college in het kader van de kerntakendiscussie gesteld, dat deze herijkt moet worden.

In het GVVP is opgenomen dat er wordt gestreefd naar een afname van het aantal woningen met een geluidbelasting van meer dan 58 dB. Tot nu toe zijn de benodigde middelen voor de monitoring niet beschikbaar gesteld. Oak is er geen budget voor maatregelen beschikbaar gesteld. De kans is daarmee reeel dat de in het GVVP gestelde doelstelling voor 2020 niet gehaald gaat warden.

4.3 Beleidsregels

De beleidsregels die hierna warden genoemd, beogen ten minste een stilstand te bewerkstelligen en waar mogelijk een verbetering. De beleidsregels zijn voar een groat deel al gemeengaed, maar warden door deze nota geformaliseerd.

 

Het opstellen of uitvaeren van verkeersbeleid

  • -

    Bij het opstellen van een verkeersbeleidsplan, circulatieplan en/of uitvoeringsprogramma zal oak het aspect geluid warden betrokken. Waar mogelijk warden oak de invloeden van buitengemeentelijke verkeers- en infrastructurele ontwikkelingen op de geluidskwaliteit meegenomen.

  • -

    Bij wijzigingen in de verkeerscirculatie wordt nagegaan of de wijzigingen zodanig kunnen warden uitgevoerd dat deze een positieve invloed op de geluidbelasting hebben.

Saneringswoningen/ woningen met een belasting van 58 dB of hoger geldt:

  • -

    Dat bij onderhouds- en reconstructiewerkzaamheden ter plaatse van woningen die op de B-lijst staan bronmaatregelen aan het wegdek getroffen zullen warden. Hiermee dient een verbetering te warden gerealiseerd van 1 tot 3 dB binnen de bebouwde kom.

  • -

    Dat bij aanleg- en reconstructie waar mogelijk overdrachtsbeperkende maatregelen getroffen zullen warden;

  • -

    In geval van reconstructie warden B-lijstwoningen in en nabij het reconstructiegebied als saneringsproject opgevoerd bij het Bureau Sanering Geluidhinder (VROM).

 

Bij nieuwe infrastructurele ontwikkelingen en ruimtelijke planvorming zal:

  • -

    Er naar gestreefd warden de gevolgen van het verkeer voar de geluidskwaliteit in een vroeg stadium in beeld te brengen. Geluid zal bij de start van iedere ruimtelijke ontwikkeling/ruimtelijk besluitvormingsproces meegenomen warden als onderdeel van het taetsingskader

  • -

    Bij groatschalige waningbauwprojecten (meer dan 100 woningen) zal de volgende doelstelling gehanteerd warden: maximaal 25% van de te realiseren woningen hebben een geluidsbelasting hager dan de voorkeursgrenswaarde;

  • -

    Bij de ontwikkeling van woonwijken en grootschalige woningbouwprojecten, zal oak de leefbaarheid in beeld warden gebracht.

  • -

    Bij het ontwikkelen van een nieuw bedrijventerrein wordt in een vroeg stadium kritisch naar de ontsluiting van het plangebied gekeken met het oag op de verkeersafwikkeling.

 

Op het moment dat er beperkingen blijken te zijn vanwege de geluidskwaliteit, streeft de gemeente er naar een of meerdere van de volgende opties bij de planantwikkeling te betrekken. De opties zijn als volgt:

  • -

    Bronmaatregelen: taepassen van een stiller wegdektype waardoor de gevelbelasting van (eerstelijns) waningen beperkt kan warden;

  • -

    Afscherming: door afscherming door eerstelijns bebouwing kan 'geluidsruimte' in het plangebied warden gecreeerd. Dit betekent dat de achterliggende bebouwing hierdoor een lagere geluidbelasting heeft.

  • -

    Compensatie: bij de ontwikkeling van nieuwe gebieden kan men vooraf compenserende maatregelen realiseren bij geluidsbelaste locaties. Voorbeelden van compenserende maatregelen voor hoog belaste woningen zijn: belaste woningen plaatsen op locaties waarbij vrij uitzicht is, woningen voorzien van grotere tuinen, nabij groenvoorzieningen/ parken.

 

 

Onderhoud en reconstructie van wegen

 

  • -

    Alie gemeentelijke hoofdwegen (in de bebouwde kom) waarbij nag geen stil asfalt is toegepast, warden bij regulier onderhoud (of reconstructie) voorzien van een stiller wegdektype (SMA als deklaag i.p.v. DAB).

  • -

    Bij de aanleg van nieuwe wegen zal altijd gekozen warden voor stiller asfalt (vooralsnog SMA i.p.v. DAB).

5. Uitgaanslawaai

 

[vervallen]

6. Landelijk Gebied

 

Soest kent zowel binnen als buiten de bebouwde kom stille gebieden. Deze gebieden kennen naast landbouw overwegend een recreatieve en natuurfunctie. Het betreffen de Eng, de korte en lange duinen, Hees, Op Hees, de Vliegbasis en de Eempolder. De Eempolder maakt sinds enige tijd onderdeel uit van het Nationale landschap Arkemheen en Eemland. In het voorjaar van 2008 is de fietsbrug over de Eem gereed gekomen. Deze fietsverbinding zorgt voor een toename van het recreatieve fietsverkeer vanuit de richting Amersfoort.

6.1 Situatie in Soest

Het buitengebied fungeert in Soest als 'extensief' recreatiegebied.

Het geluid in het buitengebied is voornamelijk afkomstig van agrarische activiteiten en weg- en railverkeerslawaai. Over het geluid van agrarische activiteiten zijn geen klachten bekend

In het buitengebied worden ook grootschalige evenementen georganiseerd die qua thema al dan niet bij het buitengebied passen. Er bestaan klachten over het geluid van evenementen en incidentele festiviteiten.

6.2 Knelpunten en ontwikkelingen

De toename van (woon-werk) verkeer vormt een bedreiging voor de rust in het buitengebied; Overlast van (parkerend, afslaand) verkeer van en naar intensieve recreatiegebieden, pleisterplaatsen en (grootschalige) evenementen

Toename andere activiteiten; de mogelijkheden voor 'verbrede landbouw' wordt verruimd (bijvoorbeeld verkoop streekproducten, kinderdagverblijf).

Muzikale evenementen en incidentele festiviteiten.

6.3 Beleidsregels

Recreatie

  • -

    Bij de realisatie van een nieuw (intensief) recreatiegebied of -voorziening wordt nagedacht over de ontsluiting. In veel gevallen is de focus er op gericht met name de bebouwde kom niet te belasten met extra recreatief verkeer. Maar ook als het gaat om de belasting van het buitengebied, dient de (akoestische) kwaliteit van het landelijk gebied te worden betrokken.

  • -

    Hetzelfde geldt voor een nieuw (groot, jaarlijks) evenement.

 

Evenementen en incidentele festiviteiten

  • -

    Inrichtingen in het landelijk gebied mogen maximaal 3 maal per jaar gebruik maken van de ontheffing incidentele festiviteit.

7. Beleidsregels voor het verlenen van hogere waarden

 

1 Inleiding

De Wet geluidhinder biedt, onder voorwaarden, burgemeester en wethouders de mogelijkheid om een hogere geluidsbelasting op woningen toe te staan dan de zogenaamde voorkeursgrenswaarde (artikel 110a, eerste lid, Wgh) Dit kan worden vastgelegd in beleid. Op deze wijze kan ingespeeld worden op specifieke lokale omstandigheden.

 

2. Uitgangspunten van het hogere waardenbeleid

Het hogere waardenbeleid heeft als uitgangspunt, dat met nieuwe, ruimtelijke plannen een goede leefomgevingskwaliteit voor bewoners moet worden gerealiseerd. Het aspect geluid speelt daarbij een belangrijke rol. Het beleid is er dan ook op gericht om (nieuwe) geluidhindersituaties in de gemeente zoveel mogelijk te voorkomen. Daarbij geldt bovendien, dat wonen op locaties met een hoge geluidbelasting niet hoeft te leiden tot een toename van de geluidhinder. Daarvoor moet zowel tijdens de planvorming als bij de verdere uitwerking van ruimtelijke plannen mede rekening worden gehouden met het geluidaspect. Het beleid kan namelijk alleen succesvol zijn als vroegtijdig in de ruimtelijke planfase rekening wordt gehouden met het hogere waardenbeleid.

 

Alle hogere waardenverzoeken en ambtshalve door burgermeester en wethouders te nemen hogere waardenbesluiten zullen worden getoetst aan wettelijke randvoorwaarden en criteria en aan dit hogere waardenbeleid.

 

3. Bescherming tegen geluidhinder

De Wet geluidhinder (Wgh) biedt bescherming tegen geluidhinder en draagt daardoor bij aan het behouden van een gezonde (akoestische) leefomgeving. Bij een te hoog geluidniveau schrijft de gemeente voor dat maatregelen worden getroffen met de bedoeling om de geluidhinder terug te brengen naar een aanvaardbaar niveau. Het aanvaardbare niveau is in beginsel de voorkeursgrenswaarde.

 

De geluidbeperkende maatregelen worden in de onderstaande volgorde onderzocht en afgewogen:

 

  • eerst maatregelen aan de bron en als dat niet kan;

  • overdrachtsmaatregelen en als dat niet kan;

  • maatregelen bij de ontvanger.

Hogere grenswaarden kunnen alleen worden toegekend als toepassing van “maatregelen, gericht op terugbrenging van de geluidbelasting tot de voorkeursgrenswaarde onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.” Per geluidsbron en situatie is bepaald in wanneer hogere waarden kunnen worden vastgesteld

 

4. Eisen aan geluidgevoelige bestemmingen

De gemeente is zich bewust van de effecten van geluidhinder op haar bewoners en wil zich maximaal inzetten om een leefbare woonsituatie te creëren. Dit geldt ook voor de locaties waarvoor zij hogere waarden vast stellen. Om die reden verbindt de gemeente Soest eisen aan de hogere waarden bij woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen. De eisen leggen de initiatiefnemer of de beheerder een inspanning op om te zorgen voor een leefbare woonsituatie. Dit als compensatie voor het bouwen op een lawaaiige locatie. Hogere waarden kunnen slechts worden vastgesteld als aan de volgende eisen wordt voldaan:

 

Eisen aan nieuw te bouwen geluidgevoelige bestemmingen

Voorwaarde 1

Als sprake is van nieuwbouw van een woning, is er minimaal één geluidsluwe geveldeel (gevel met een geluidsniveau dat gelijk of lager is aan de voorkeursgrenswaarde Wet geluidhinder) aanwezig.

 

Voorwaarde 2

Als sprake is van een nieuw appartementencomplex waarvoor bij de hoekwoningen redelijkerwijs geen geluidsluwe geveldeel kan worden gerealiseerd, dan kan voor die betreffende woningen worden afgezien van een geluidsluw geveldeel. Hierbij wordt de voorkeursgrenswaarde bij minimaal één geveldeel van de betreffende woning als gevolg van verkeerslawaai van een individuele verkeersweg met niet meer dan 5 dB wordt overschreden.

 

Voorwaarde 3

Als sprake is van vervangende nieuwbouw van een woning waarbij redelijkerwijs geen geluidsluw geveldeel kan worden gerealiseerd, dan kan worden afgezien van een geluidsluw geveldeel mits de voorkeursgrenswaarde bij minimaal één geveldeel van de betreffende woning als gevolg van verkeerslawaai van een individuele verkeersweg niet meer dan 5 dB wordt overschreden.

 

Voorwaarde 4

De buitenruimte is bij voorkeur aan de geluidsluwe zijde gesitueerd. Als dat niet mogelijk is, is het geluidniveau als gevolg van verkeerslawaai van een individuele verkeersweg ter plaatse van de buitenruimte (in het midden van de buitenruimte op 1,20 m hoogte) niet meer zijn dan 53 dB.

 

Voorwaarde 5

Voor het bepalen van de volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering van een uitwendige scheidingsconstructie wordt de cumulatieve geluidsbelasting Lcum (exclusief aftrek art. 110g Wet geluidhinder) als uitgangspunt genomen. Dit geldt als er sprake is van een meervoudige geluidsbelasting (veroorzaakt door meer dan één weg).

 

Voorwaarde 6

Het gebruik van een dove gevel1 wordt zoveel mogelijk vermeden. Daar waar dit niet anders kan, is voor de betreffende geluidsgevoelige bestemming ten minste altijd één geluidsluwe gevel aanwezig.

 

  • 1 Een zogenaamde dove gevel is géén gevel in de zin van de Wet geluidhinder indien aan het volgende wordt voldaan: een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en een zodanig goede geluidwering heeft dat het binnenniveau achter die gevel ten minste gelijk is aan of lager is dan 33 dB Lden vanwege weg- en spoorwegverkeerlawaai en 35 dB(A) vanwege industrielawaai, of een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidgevoelige ruimte.

Voorwaarde 7

Dove gevels mogen worden onderbroken door geveldelen als verglaasde balkons, loggia’s en serres of vergelijkbare voorzieningen. Op deze afgeschermde gevel wordt de geluidbelasting teruggebracht tot bij voorkeur de voorkeursgrenswaarde, zodat in de gevel te openen ramen en deuren kunnen worden geplaatst. Een hogere waarde is hier alleen mogelijk als er een geluidsluwe gevel aanwezig is. Deze voorzieningen worden aangemerkt als een geluidwerende maatregel in het overdrachtsgebied (tussen bron en ontvanger).

 

Ter verduidelijking wordt het volgende nog opgemerkt:

  • Afgeschermde buitenruimtes (verglaasde balkons, serres en loggia’s) hebben een oppervlakte van ten minste 3 m², met een diepte van ten minste 1,3 meter10;

  • de afgeschermde buitenruimtes liggen geheel buiten de thermische schil van de woning;

  • In de afgeschermde buitenruimte heerst buitenluchtkwaliteit, waardoor spuien of ventileren van de daaraan grenzende geluidgevoelige ruimte hierop mogelijk is, volgens eisen die volgen uit het Bouwbesluit 2012 (gelijk als de eis bij de ruimte tussen vlies en gevel);

  • afgeschermde buitenruimtes zijn buitenruimtes die volledig afgesloten kunnen worden. Bij de berekening van de geluidbelasting op de gevel wordt ervan uitgegaan dat de te openen delen in  de loggia/serre/verglaasd balkon gesloten zijn;

  • Wegschuifbare panelen of andere te openen delen (ramen of deuren) zijn toegestaan tot maximaal 50% van de oppervlakte van de buitenzijde van de loggia/serre/verglaasd balkon);

  • Bij een serre of verglaasd balkon, bedoeld om een te openen raam in een overigens dove gevel te kunnen maken geldt als uitgangspunt dat de geluidbelasting wordt teruggebracht tot de voorkeursgrenswaarde. Wanneer de voorkeurgrenswaarde niet gehaald kan worden, wordt volstaan met een hoger geluidniveau aan de gevel voor zover het geluidbeleid daarvoor de ruimte geeft. Vanzelfsprekend toont u in dit geval worden aan dat (verdere) maatregelen onvoldoende doelmatig zijn of belangrijke andere nadelige effecten geven. Dat houdt in dat er een geluidluwe gevel is (als eis bij een dove gevel).

Voorwaarde 8

In principe wordt geen voordeur in een dove gevel toegestaan. In uitzondering hierop is een voordeur acceptabel als deze deur niet op een verblijfsruimte van de woning uitkomt.

 

Voorwaarde 9

In geval van woon- zorginstellingen en bij scheidingshuizen en dergelijke wordt de gemeenschapsruimte en de gezamenlijke buitenruimte gesitueerd aan de geluidsluwe zijde. De reden hiervoor is dat dit type wooneenheden vaak maar met één gevel aan de buitenlucht grenzen. Het realiseren één geluidluwe gevel per wooneenheid is dan vaak niet mogelijk.

 

Eisen aan verbouw van geluidgevoelige bestemmingen en transitie naar geluidgevoelige bestemmingen

In geval van transformatie van een niet geluidgevoelig gebouw, zoals een kantoor of bedrijfspand naar een geluidgevoelig gebouw zoals een woongebouw, onderwijsgebouw e.d. en er is een wijziging dan wel een afwijking van het bestemmingsplan nodig is het volgende van toepassing. De onderstaande voorwaarden gelden ook voor verbouw van enkele geluidgevoelige bestemmingen waarvoor een wijziging dan wel een afwijking van het bestemmingsplan nodig is.

Voor verbouw en transformatie zijn in het Bouwbesluit enkele specifieke eisen opgenomen. Voor veruit de meeste aspecten, waaronder het aspect geluid, geldt daarbij het zogenaamde “rechtens verkregen niveau”. Dat zijn de eisen die golden ten tijde van de oorspronkelijke bouw. Voor het onderdeel geluid houdt dit in dat er, omdat sprake is van verbouw en niet van nieuwbouw, vaak géén eisen gelden ten aanzien van de geluidswering van de gevels en het binnenniveau in de verblijfsruimten. Ook niet als de transformatie inhoudt dat er een geluidsgevoelige bestemming wordt gecreëerd.

Het Bouwbesluit biedt dus maar beperkt mogelijkheden om een acceptabel akoestisch woon- en leefklimaat te garanderen bij verbouw en transformaties. Er zijn echter wel mogelijkheden om, vanuit het voorliggende beleid en op grond van een goede ruimtelijke ordening, toch een acceptabel klimaat te realiseren. Er is daarom gekozen om enigszins aan te sluiten bij de voorschriften van het Bouwbesluit.

 

Voorwaarde 10

Als sprake is van een woning, dan is er minimaal één geluidsluw geveldeel aanwezig waar de geluidsbelasting vanwege een individuele verkeersweg niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde verhoogd met 5 dB.

 

Voorwaarde 11

Een geluidgevoelige bestemming die eenzijdig op de gevel is georiënteerd (1 buitengevel per geluidgevoelige bestemming) heeft een gevelbelasting dat gelijk of lager is dan 53 dB. Als in stedelijk gebied de gevelbelasting hoger is dat 53 dB dan wordt het ontbreken van een (beperkt) geluidsluwe gevel gecompenseerd te worden met een (gezamenlijke) buitenruimte waar het geluidniveau als gevolg van verkeerslawaai van een individuele verkeersweg ter plaatse van de buitenruimte (in het midden van de buitenruimte op 1,20 m hoogte) niet hoger zal zijn dan 53 dB.

 

Voorwaarde 12

Het onderbreken van een dove gevel met een (voor)deur is toegestaan bij bestaande bouw/transformatie. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld een (voor)deur met daarachter een van de verblijfsruimten afgesloten entree/gang/tochtportaal, zodat tussen buitenlucht en geluidgevoelige ruimte ten minste twee deuren aanwezig zijn. Hierbij moet het geluidniveau op de tweede deur (bij voorkeur) voldoen aan de voorkeursgrenswaarde. Voor die gevallen waar het Bouwbesluit of het Besluit geluidhinder géén eisen stellen, gelden de volgende voorwaarden:

 

Voorwaarde 13

In geval van woon- zorginstellingen en bij scheidingshuizen en dergelijke wordt de gemeenschapsruimte en de gezamenlijke buitenruimte gesitueerd aan de geluidsluwe zijde. De reden hiervoor is dat dit type wooneenheden vaak maar met één gevel aan de buitenlucht grenzen. Het realiseren één geluidluwe gevel per wooneenheid is dan vaak niet mogelijk.

 

Voorwaarde 14

De volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering van een uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied is niet kleiner dan het verschil tussen de in het hogere waardenbesluit opgenomen hoogst toelaatbare geluidsbelasting en 41 dB(A) bij verkeerslawaai. Als deze waarde kleiner is moeten maatregelen worden getroffen, zodanig de binnenwaarde ten hoogste 38 dB bedraagt. Deze voorwaarde geldt overigens alleen wanneer de buitenschil van de woning in tact wordt gelaten. Bij wijzigingen aan de buitenschil is een binnenwaarde van 33 dB acceptabel.