Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Landgraaf

Normenkader indicatiestelling Wmo-begeleiding Gemeente Landgraaf

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLandgraaf
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNormenkader indicatiestelling Wmo-begeleiding Gemeente Landgraaf
Citeertitel
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
  2. Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

08-07-2022nieuwe regeling

05-07-2022

gmb-2022-310155

Tekst van de regeling

Intitulé

Normenkader indicatiestelling Wmo-begeleiding Gemeente Landgraaf

Burgemeester en wethouders van L a n d g r a a f ;

 

overwegende dat het wenselijk is beleidsregels vast te stellen met betrekking tot de indicatiestelling voor persoonsgebonden budgetten ten behoeve van persoonlijke begeleiding en dagbesteding op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

 

gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Landgraaf 2020, de Nadere regels Wmo zelfredzaamheid en participatie gemeente Landgraaf 2022 en artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

 

 

b e s l u i t e n :

 

 

Artikel IVaststelling beleidsregels

Het Normenkader indicatiestelling Wmo-begeleiding Gemeente Landgraaf wordt als volgt vastgesteld:

 

 

 

1. Algemeen

1.1 Inleiding

De gemeente Landgraaf wil voor de indicatiestelling voor Wmo-persoonlijke begeleiding en voor dagbesteding gebruik kunnen maken van een normenkader. Een normenkader dat dient als hulpmiddel voor de indicatiestelling om te komen tot een indicatie in uren/dagdelen. Op dit moment speelt dit alleen voor inwoners die hun indicatie met een persoonsgebonden budget (pgb) willen benutten. Voor de inwoners die gebruik maken van ondersteuning middels zorg in natura zijn met de aanbieders bekostigingsafspraken middels een lumpsum gemaakt.

 

In geschillen rondom de Hulp bij het huishouden (HbH) heeft de Centrale Raad voor Beroep (CRvB) aangegeven dat gemeenten voor de onderbouwing van indicaties gebruik mogen maken van een normenkader, mits dit normenkader tot stand is gekomen op basis van onafhankelijk en objectief uitgevoerd onderzoek.

 

Het nu voorliggende normenkader voor de gemeente Landgraaf is uitgewerkt door bureau HHM. Dit is het resultaat van eerdere ontwikkeltrajecten met meerdere gemeenten. Dit normenkader is in overleg met de gemeente Landgraaf specifiek afgestemd voor gebruik in de gemeente Landgraaf.

 

Een goed onderzocht normenkader leunt op drie pijlers: data-onderzoek in de praktijk, de oordelen van cliënten en expert-opinies. Voor de ontwikkeling van deze eerste werkversie van het normenkader voor begeleiding van de gemeente Landgraaf is met name nog gebruik gemaakt van expert-opinies van Wmo-consulenten / medewerkers van wijkteam plus expertise van aanbieders. In breder landelijk verband geeft bureau HHM momenteel invulling aan data-verzameling en het ophalen van cliëntoordelen. Het normenkader wordt ook in samenspraak met andere gemeenten nog verder doorontwikkeld. Dit leidt later in 2022 tot een verder doorontwikkelde versie van dit normenkader, dat dan ook voor de gemeente Landgraaf beschikbaar is.

 

Dit Normenkader begeleiding Landgraaf is in samenspraak met een deskundigengroep van de gemeente uitgewerkt en het is nader getoetst tijdens een bespreking met deskundigen vanuit de aanbieders van begeleiding (in MEL-verband).

 

Op grond van de eerste ervaringen met dit normenkader in de praktijk bij meerdere gemeenten, kunnen we stellen we dat dit een bruikbare basis biedt voor het indiceren van begeleiding. Met dit normenkader komen afgewogen en onderbouwde indicaties voor persoonlijke begeleiding en dagbesteding onder de Wmo 2015 tot stand.

 

1.2 Doel van dit normenkader voor Wmo-begeleiding

Veel inwoners van de gemeente regelen alleen of samen met anderen de vraagstukken die zij tegenkomen in hun leven. Een deel van de inwoners heeft hier tijdelijk of langdurend ondersteuning bij nodig. Onder meer in de vorm van Wmo-begeleiding.

Nadat een inwoner om ondersteuning heeft gevraagd, stelt de gemeente de aard en omvang van de benodigde ondersteuning vast op grond van de Wmo 2015. De gemeente onderzoekt de ondersteuningsvraag van de cliënt en geeft als dit nodig is hiervoor een beschikking (indicatie) af. De inwoner kiest daarbij of deze de ondersteuning middels zorg in natura of via een pgb wil ontvangen. In geval van zorg in natura bepaalt de gekozen aanbieder in afstemming met de inwoner hoe deze ondersteuning precies wordt ingevuld (met name de omvang). In geval van de keuze voor een pgb bepaalt de wijkteammedewerker de te indiceren omvang van de begeleiding. Dit wordt daarna financieel vertaald in de vorm van een pgb, waarmee de inwoner haar/zijn ondersteuning organiseert.

 

Bij het bepalen van de omvang van de benodigde ondersteuning hebben de betrokkenen behoefte aan duidelijkheid over de afwegingen die hier aan ten grondslag liggen. De inwoner (cliënt) wil graag weten wat de indicatie precies inhoudt: ‘wat ga ik nu krijgen en waarom krijg ik dit?’. Op grond van jurisprudentie heeft deze hier ook recht op. De wijkteammedewerker heeft behoefte aan een hulpmiddel om zo transparant en objectief mogelijk te kunnen bepalen welke aard en omvang van ondersteuning een cliënt -op maat- nodig heeft. En de aanbieder, de ondersteuner, wil graag weten wat het kader is waarbinnen de ondersteuning kan worden geboden en wat de afweging is achter de indicatie.

 

Dit Normenkader voor begeleiding van de gemeente Landgraaf kan hierbij helpen. Dit is een hulpmiddel voor de wijkteammedewerker. Het helpt om de professionele afweging van de wijkteammedewerker transparant te maken. Het resultaat is een concrete indicatie op maat voor een cliënt waarin de aard, omvang en duur van de in te zetten ondersteuning zijn vastgelegd.

 

De gemeente Landgraaf hanteert de uitgangspunten van Positieve Gezondheid als een rode draad in haar beleid en handelen. Deze uitgangspunten zijn ook bij de toepassing van dit normenkader onverminderd van toepassing.

 

1.3 Doel van de Wmo 2015

De doelen vanuit de Wmo 2015 zijn voor iedere inwoner van een gemeente:

Hoofdoelen:

  • 1.

    Zelfredzaamheid

  • 2.

    Participatie

Met de subdoelen:

  • a.

    regie over eigen leven

  • b.

    deelnemen aan maatschappelijk leven

  • c.

    een veilig huishouden

1.4 Wmo-begeleiding: persoonlijke begeleiding en dagbesteding

De gemeente Landgraaf kent twee vormen van Wmo-begeleiding:

  • persoonlijke begeleiding en

  • dagbesteding in groepsverband.

 

Daarbij kan in een aantal gevallen naast de ‘basis-variant’ ook een ‘plus-variant’ worden toegekend. Dit wordt later toegelicht.

 

2. Proces indicatiestelling

 

Het proces van indicatiestelling om te komen tot ondersteuning op maat voor een inwoner kent de volgende stappen:

  • 1.

    Een cliënt (inwoner) meldt zich bij de gemeente met een vraag om ondersteuning. Een wijkteammedewerker gaat in gesprek met de cliënt en onderzoekt welke ondersteuningsvragen deze heeft.

  • 2.

    Daarna wordt bekeken welke oplossingen hiervoor beschikbaar zijn vanuit het eigen netwerk of op de Wmo voorliggende voorzieningen. Die oplossingen worden als eerste ingezet.

  • 3.

    Hieruit volgt voor welke ondersteuningsvragen nog geen oplossing beschikbaar is, waarvoor op grond van de Wmo-2015 de gemeente ondersteuning gaat bieden.

  • 4.

    De wijkteammedewerker bepaalt, in samenspraak met de cliënt, welke doelen moeten worden behaald met de te bieden ondersteuning.

  • 5.

    Daarna vindt een afweging plaats op basis van de cliëntkenmerken, prioriteitstelling in de doelen, een risico-afweging en een keuze voor een indicatieprofiel (in geval van een pgb), wat de indicatie wordt. De cliënt kiest dan ook voor zorg in natura of een pgb.

  • 6.

    In geval van zorg in natura: in de indicatie wordt vastgelegd wat de aard en de duur van de ondersteuning wordt. De aanbieder bepaalt in een volgende fase de omvang van de ondersteuning in afstemming met de cliënt.

    In geval van een pgb: er vindt controle plaats van de pgb-vaardigheid van de cliënt, in de indicatie wordt vastgelegd wat de aard, omvang en duur van de ondersteuning wordt. En dit wordt vertaald tot een pgb.

  •  

Deze stappen lichten we in de volgende hoofdstukken verder toe. In schema:

3. Stap 1: Integraal onderzoek

 

Begeleiding onder de Wmo 2015 kent vele vormen. Het is bedoeld voor cliënten met verschillende ondersteuningsvragen. De wijkteammedewerkers van de gemeente starten het proces van indicatiestelling met een integraal onderzoek naar de ondersteuningsvraag en situatie van de cliënt.

 

Dit integrale onderzoek omvat de volgende elementen:

  • 1.

    analyse beperkingen en participatieproblemen cliënt over alle leefgebieden;

  • 2.

    verzamelen overige kenmerken van de cliënt;

  • 3.

    kennisnemen van aandoeningen of stoornissen van de cliënt.

Deze drie elementen bespreken we hierna verder.

 

De conclusie van dit integrale onderzoek is welke belemmeringen door de cliënt worden ervaren waar deze graag ondersteuning bij wil krijgen.

 

A 1. Analyse beperkingen/participatieproblemen levensgebieden

De ondersteuningsvraag of vragen van de cliënt brengen we in kaart aan de hand van leefgebieden. We bekijken per leefgebied welke beperkingen of participatieproblemen de cliënt ervaart. Zie de score-mogelijkheden op de volgende pagina.

De uit te vragen levensgebieden voor een integrale analyse zijn:

  •  

  • 1.

    Lichamelijk functioneren/gezondheid

    Dit betreft het fysieke functioneren van iemand, ten aanzien van staan, lopen, lichamelijke gesteldheid, conditie, ziekte, etc.

 

  • 2.

    Psychisch functioneren/geestelijke gezondheid

    Dit betreft het mentale functioneren van iemand, zowel in verstandelijk als psychisch opzicht, concentreren, geheugen, denken, informatieverwerking, intelligentie, gedragsproblematiek, psychiatrische ziekte, etc.

 

  • 3.

    Huiselijke relaties

  • Dit betreft de samenstelling van het huishouden en de onderlinge relationele band.

 

  • 4.

    Ouderschap

    Dit betreft de invulling van eventueel ouderschap door de cliënt.

 

  • 5.

    Sociaal functioneren/maatschappelijkeparticipatie

    Dit betreft het aanhouden van een dagelijkse routine, het onderhouden van sociale contacten, het onderhouden van een sociaal netwerk en het zich kunnen verplaatsen buitenshuis (vervoer).

 

  • 6.

    Huisvesting

    Dit betreft de woonsituatie van de cliënt, of deze een woonplek heeft en of hier eventueel problemen mee zijn.

 

  • 7.

    Praktisch functioneren/ADL

    Dit betreft of iemand in staat is haar of zijn dagelijkse zaken te organiseren, een huishouding te voeren, de persoonlijke ADL kan regelen, kan omgaan met instanties, zaken kan regelen, etc.

 

  • 8.

    Dagbesteding/daginvulling

    Dit betreft de mate van en wijze van invulling van de dagen van de cliënt, met wonen, werken, vrije tijd, recreëren, etc.

     

  • 9.

    Zingeving

    Zingeving gaat over de betekenis die we aan gebeurtenissen geven. Dit kan alledaagse zingeving betreffen, zoals het vieren van een verjaardag of met vrienden omgaan. Het kan ook over levensvragen en religieuze beleving gaan. Of over gelukkig zijn in het leven.

 

  • 10.

    Financiën en administratie

    Dit betreft het op orde hebben en houden van de financiële situatie van de cliënt, het kunnen beheren van financiën, plannen en begroten, betalen, etc.

 

  • 11.

    Verslaving/afhankelijkheid

    Dit betreft eventueel gebruik van alcohol of andere middelen door de cliënt of overige verslavingen/afhankelijkheden.

 

  • 12.

    Justitie

    Dit betreft een eventuele justitiële achtergrond van de cliënt.

 

Voor het scoren van de mate van problematiek op de levensgebieden hanteren we de volgende vierpuntschaal:

  • Score 0 (geen): “Kan deze activiteit zelf/er is geen hulp van een ander nodig”

    Deze score wordt geregistreerd als de cliënt de activiteit op eigen kracht kan uitvoeren.

 

  • Score 1 (licht): “Kan deze activiteit zelf maar een ander moet toezien of stimuleren”

    Deze score wordt geregistreerd als de cliënt een andere persoon nodig heeft, die hem ondersteunt, begeleidt, stimuleert en instrueert om de betreffende activiteit zoveel mogelijk zelf uit te voeren en die erop toeziet dat het daadwerkelijk gebeurt.

 

  • Score 2 (matig): “Kan deze activiteit slechts met veel moeite/een ander moet helpen”

     

    Deze score wordt geregistreerd als de cliënt de activiteit gedeeltelijk en/of slechts met veel moeite zelf kan uitvoeren. Een andere persoon moet de activiteit gedeeltelijk overnemen, waarbij de resterende zelfredzaamheid van de cliënt wordt gerespecteerd en/of zoveel mogelijk wordt bevorderd.

 

  • Score 3 (zwaar): “Kan deze activiteit niet zelfstandig/een ander moet dit overnemen”

    Deze score wordt geregistreerd als de cliënt de activiteit in het geheel niet zelf kan uitvoeren. Een andere persoon moet de activiteit geheel overnemen.

 

Ervaren van belemmering is aanleiding voor actie

Een beperking of participatieprobleem is pas aanleiding voor het bieden van ondersteuning als de cliënt deze daadwerkelijk ervaart als een belemmering voor haar of zijn participatie of zelfredzaamheid.

 

Breedte en diepte uitvraag

Aandachtspunt: er moet niet meer (of minder!) worden uitgevraagd dan dat relevant is voor de ondersteuningsvraag waarvoor de cliënt nu contact opneemt met de gemeente.

 

Ad 2. Overige kenmerken cliënt

Naast de beperkingen en participatieproblemen is ook nog een aantal ‘overige kenmerken’ van de cliënt van belang. Deze kenmerken hebben een verlichtend effect, een neutraal effect of juist een verzwarend effect ten aanzien van de in te zetten ondersteuning.

 

Uitleg:

  • We hebben kenmerken geïdentificeerd die van invloed zijn op de intensiteit, aard, omvang en duur van de in te zetten begeleiding.

  • Bijvoorbeeld: twee uitersten:

    • -

      cliënt A. is hoger belastbaar, extra goed gemotiveerd en leert snel;

    • -

      cliënt B. kent een beperkte motivatie, is laag belastbaar/heeft weinig energie of draagkracht en ontwikkelt zich langzaam;

    • -

      gevolg: cliënt A. kan intensievere (meer uren tegelijk) aan met een aanpak gericht op meer doelen tegelijk en een kortere doorlooptijd dan cliënt B.

  • Daarbij moet de invloed van deze kenmerken ten opzichte van elkaar worden gewogen. Als bij cliënt B. bijvoorbeeld sprake is van een hoog risico, dan kan het nodig zijn om meer intensieve begeleiding in te zetten dan als sprake is van een laag risico.

 

Kenmerken

Feitelijk:

  • 1.

    Leeftijd

 

Mogelijkheden cliënt:

  • 2.

    Belastbaarheid van de cliënt

  • 3.

    Het intellectueel functioneren van de cliënt

  • 4.

    Het lerend vermogen van de cliënt

  • 5.

    De motivatie van de cliënt

  • 6.

    Zelfinzicht van de cliënt in eigen handelen en eigen mogelijkheden

  • 7.

    Ziektebesef van de cliënt

 

Aard problematiek:

  • 8.

    De problematiek is:

    • a.

      stabiel (continu aanwezig)

    • b.

      fluctuerend/wisselend van aard in de tijd

    • c.

      acuut

  • 9.

    Verwachting ontwikkeling situatie cliënt:

    • a.

      verbetering

    • b.

      gelijk blijvend, stabiel

    • c.

      achteruitgang

 

Complexiteit, rendement en risico:

  • 10.

    Wat is de complexiteit van de problematiek?

  • 11.

    Verwacht rendement: hoe veel rendement of resultaat zal de ondersteuning opleveren?

  • 12.

    Risico: wat zijn de gevolgen voor cliënt en samenleving als geen dan wel als meer of minder intensieve begeleiding wordt geboden?

 

 

Scoremogelijkheden overige kenmerken

  • 1.

    Leeftijd

    • Score kenmerk 1:

    • a.

      getal, de feitelijke leeftijd.

  • 2.

    Belastbaarheid van de cliënt

  • 3.

    Het intellectueel functioneren van de cliënt

  • 4.

    Het lerend vermogen van de cliënt

  • 5.

    De motivatie van de cliënt

  • 6.

    Zelfinzicht van de cliënt in eigen handelen en eigen mogelijkheden

  • 7.

    Ziektebesef van de cliënt

Score kenmerken 2-7:

De score op deze kenmerken is gerelateerd aan de invloed die de kenmerken hebben op de intensiteit, omvang en duur van de in te zetten begeleiding.

  • a.

    Beperkend: als gevolg van dit kenmerk moet voor deze cliënt minder intensieve begeleiding (minder uren, gericht op minder doelen tegelijk) worden ingezet dan dat cliënten voor begeleiding gemiddeld aankunnen

    = minder intensieve begeleiding met langere duur dan gemiddeld.

  • b.

    Neutraal/gemiddeld: dit kenmerk heeft bij deze cliënt geen specifiek beperkend en ook geen specifiek bevorderend effect ten aanzien van de intensiteit van de in te zetten begeleiding, dit komt overeen met wat cliënten voor begeleiding gemiddeld aankunnen

    = gemiddeld intensieve begeleiding met gemiddelde duur.

  • c.

    Bevorderend: als gevolg van dit kenmerk kan voor deze cliënt meer intensieve begeleiding worden ingezet (meer omvang, gericht op meer doelen tegelijk) met een kortere duur (vanwege sneller resultaat) dan dat cliënten voor begeleiding gemiddeld aankunnen.

    = meer intensieve begeleiding met kortere duur dan gemiddeld.

 

  • 8.

    De aard van de problematiek is:

Score kenmerk 8:

  • a.

    Stabiel (continu aanwezig)

  • b.

    Fluctuerend/wisselend van aard in de tijd

  • c.

    Acuut

  •  

  • 9.

    De verwachting t.a.v. de ontwikkeling van de situatie van de cliënt:

Score kenmerk 9:

  • a.

    verbetering

  • b.

    gelijk blijvend, stabiel

  • c.

    achteruitgang

  •  

  • 10.

    Wat is de complexiteit van de problematiek?

  • 11.

    Verwacht rendement: hoe veel rendement of resultaat zal de ondersteuning opleveren?

  • 12.

    Risico: wat zijn de gevolgen voor cliënt en samenleving als geen dan wel als meer of minder intensieve begeleiding wordt geboden?

Score kenmerken 10-12:

  • a.

    laag

  • b.

    gemiddeld

  • c.

    hoog

 

Ad 3. Aandoening of stoornis

Aan een beperking of participatieprobleem van een cliënt ligt vaak een aandoening of stoornis ten grondslag. Een aandoening kan lichamelijk - fysiek en/of verstandelijk of psychisch van aard zijn. Een aandoening of stoornis kan eventueel veroorzaakt zijn door een bepaalde gebeurtenis.

 

Wijkteammedewerkers van de gemeente bepalen niet of sprake is van een aandoening of stoornis. Zij kunnen indien nodig wel informatie opvragen bij de cliënt en eventueel deskundigen over eventuele aandoeningen of stoornissen bij de cliënt.

 

Informatie over aandoeningen en stoornissen kan ondersteunend zijn voor het begrijpen van de achtergrond van beperkingen of participatieproblemen van een cliënt. Voor sommige indicaties is het formeel aangetoond zijn van een aandoening of stoornis ook een voorwaarde. Aandoeningen of stoornissen worden alleen als deze relevant zijn voor de besluitvorming over de in te zetten ondersteuning vermeld in het gespreksverslag.

 

4. Stap 2: Onderzoeken voorliggende oplossingen

 

Met de cliënt wordt besproken/onderzocht wat de mogelijkheden van de cliënt zelf en van het cliëntsysteem zijn om oplossingen te vinden voor de door de cliënt ervaren beperkingen en participatieproblemen.

 

Verder wordt met de cliënt besproken en onderzocht welke mogelijkheden er zijn om vanuit het netwerk van de cliënt oplossingen te realiseren voor de door de cliënt ervaren beperkingen en participatieproblemen.

 

Tot slot wordt door de wijkteammedewerker onderzocht wat de mogelijkheden zijn vanuit voorliggende voorzieningen om oplossingen te vinden voor de door de cliënt ervaren beperkingen en participatieproblemen. Deze voorliggende voorzieningen kunnen in ieder geval zijn: algemeen gebruikelijke voorzieningen, algemene voorzieningen, de Zorgverzekeringswet, de Wet langdurige zorg of de Participatiewet.

 

Alle op de Wmo ‘voorliggende’ oplossingen voor door de cliënt ervaren beperkingen en participatieproblemenbelemmeringen worden als eerste benut en hierover wordt de cliënt geadviseerd in het gespreksverslag.

 

Daarna volgt zo nodig nog ondersteuning vanuit de Wmo.

5. Stap 3: Ondersteuningsvraag Wmo

 

Resultaat van de inventarisatie in stap 2 is dat duidelijk is wat de ondersteuningsvraag is van de cliënt (ten aanzien van begeleiding) waarvoor de gemeente op grond van de Wmo 2015 ondersteuning biedt.

6. Stap 4: Doelen

 

De vierde stap in het proces dat de wijkteammedewerker doorloopt, is het bepalen van de met de ondersteuning of begeleiding te behalen doelen. De wijkteammedewerker bepaalt de te behalen doelen, om als kader mee te geven aan de cliënt en de aanbieder aan welke belemmeringen en/of participatieproblemen kan worden gewerkt.

Dit betreft het ‘WAT’.

 

Het is daarna meestal aan de cliënt om samen met haar of zijn begeleider invulling te geven aan ‘HOE’ de begeleiding wordt geboden. Het is de professie van de begeleider om dit met de cliënt te bespreken en daarna uit te voeren. In sommige gevallen, met name bij complexe problematiek, kan het zijn dat een wijkteammedewerker in het kader van de regievoering (mede) betrokken is bij het ‘hoe’ van de begeleiding.

 

De aard en het aantal van de beoogde doelen en de eerder geïnventariseerde ‘overige kenmerken van de cliënt’ zijn uiteindelijk leidend voor de aard, omvang en duur van de te indiceren ondersteuning.

 

Onderliggend aan de doelen of resultaatgebieden onderscheiden we subdoelen. Deze subdoelen dienen als duiding.

 

De begeleiding kan gericht zijn op de volgende doelen (niet noodzakelijk uitputtend):

 

  • a.

    Gezond leven en zich verzorgen (lichamelijke zorg)

  • Cliënt realiseert stabiele zelfzorg (lichamelijk, kleding)

  • Lichamelijke gezondheid zo goed mogelijk behouden/ gestimuleerd

  • Mentale gezondheid zo goed mogelijk behouden/gestimuleerd

  • Cliënt heeft een gezonde leefstijl

 

  • b.

    Huiselijke relaties zijn op orde

  • Cliënt heeft een stabiele situatie met haar/zijn huisgenoten.

 

  • c.

    Netwerk/mantelzorg is op orde

  • Cliënt heeft een (klein) eigen netwerk waar deze op kan terugvallen

  • Het steunsysteem van de cliënt is stabiel, raakt niet overbelast

 

  • d.

    Ouderschap is op orde

  • Cliënt heeft het ouderschap op orde.

 

  • e.

    Voeren van regie, nemen van besluiten

  • Cliënt heeft inzicht in eigen problematiek

  • Cliënt reageert adequaat bij voorkomende problemen, zoals inroepen van hulp

  • Cliënt heeft zicht op eigen wensen

  • Cliënt heeft zicht op eigen (ontwikkelings)mogelijkheden

  • Cliënt kan samenwerken met anderen om zaken te regelen

  • Cliënt kan omgaan met ondersteuners en behandelaars

  • Cliënt behoudt zoveel als mogelijk eigen regie

  • Cliënt vertoont geen of zo min mogelijk probleemgedrag

 

  • f.

    Zaken regelen/organiseren (met instanties e.d.) is op orde

  • Cliënt heeft niet of zelden contact met justitie

  • Cliënt heeft een stabiele relatie met relevante instanties

  • Cliënt kan zaken regelen en plannen met relevante partijen

     

  • g.

    Zingeving

  • Cliënt heeft idealen, ervaart een zinvol leven, heeft levenslust en vertrouwen, kan haar/zijn situatie accepteren, is dankbaar voor wat er is en kan komen, is blijvend aan het leren.

 

  • h.

    Netwerk/mantelzorg is op orde

  • Cliënt heeft een (klein) eigen netwerk waar deze op kan terugvallen

  • Het steunsysteem van de cliënt is stabiel, raakt niet overbelast

 

  • i.

    Dagstructuur/daginvulling, ritme in de dag is op orde

  • Cliënt heeft een stabiele dagstructuur/daginvulling

  • Cliënt is tevreden met zijn/haar dagstructuur/daginvulling

  • Cliënt heeft een gezond dag-nacht ritme

  • Cliënt heeft de vrijetijdsbesteding op orde

 

  • j.

    Verplaatsen/vervoer is geregeld

    • Cliënt kan zich naar behoefte zelfstandig en veilig verplaatsen

    • Cliënt beschikt over adequaat vervoer naar dagbesteding

    • Cliënt beschikt over adequaat vervoer naar bijvoorbeeld behandelaars

 

  • k.

    Sociale contacten opbouwen/onderhouden

  • Cliënt heeft stabiele sociale contacten en weet deze te onderhouden

  • Cliënt hanteert zonder problemen sociale media

  • Cliënt kan de voor haar/hem relevante sociale rollen vervullen

 

  • l.

    Zelfstandig wonen is op orde

  • Cliënt heeft een eigen betaalbare woonruimte

  • Cliënt woont zelfstandig

  • In geval van interventies komt de huisvesting niet in gevaar

  • Cliënt houdt zelfstandig het huishouden bij

  • Cliënt houdt (samen met anderen) het huishouden bij

 

  • m.

    Financiële situatie is stabiel

  • Cliënt heeft overzicht op inkomsten en uitgaven

  • Cliënt maakt eigen keuzes zonder in de schulden te komen

  • Inkomensbeheer of bewindvoering is geregeld

 

  • n.

    Administratie wordt uitgevoerd

  • Cliënt heeft de administratie op orde

 

  • o.

    Verslaving is onder controle

  • Cliënt heeft geen problemen ten gevolge van een verslaving

  • Cliënt heeft eventuele verslaving onder controle

  • Cliënt wordt behandeld voor eventuele verslaving

 

  • p.

    Justitiële problemen zijn onder controle

  • Cliënt heeft geen problemen ten aanzien van justitiële kwesties

7. Stap 5: Afweging

 

Tijdens de voorgaand uitgewerkte stappen één tot en met vier:

  • is alle informatie over de cliënt verzameld;

  • zijn de ondersteuningsvragen van de cliënt vertaald in beoogde doelen.

 

Op dit punt in het proces zijn er twee mogelijkheden voor het vervolg:

  • 1.

    de cliënt kiest voor zorg in natura;

  • 2.

    de cliënt kiest voor pgb.

 

Mogelijkheid 1: zorg in natura

De gemeente (lees de wijkteammedewerker) hoeft vanaf dit punt in het proces alleen nog maar de duur van de af te geven indicatie te bepalen. Want de gemeente bepaalt alleen dat er sprake is van recht op Wmo-begeleiding, de doelen die hierbij moeten worden gerealiseerd en de duur waarvoor de indicatie wordt afgegeven. De zorgaanbieder bepaalt de aard en de omvang van de in te zetten ondersteuning.

 

Mogelijkheid 2: pgb

De wijkteammedewerker bepaalt in stap 5:

  • a.

    of de cliënt pgb-vaardig is;

  • b.

    de aard van de ondersteuningsbehoefte/in te zetten ondersteuning;

  • c.

    of de ondersteuning ontwikkelgericht of behoudgericht moet zijn;

  • d.

    het te kiezen indicatieprofiel, als basis voor stap 6

  • e.

    of inzet van de ‘plus’-variant van begeleiding nodig is.

 

Deze punten lopen we hierna inhoudelijk door.

 

Ad A. PGB-vaardigheid cliënt

Als de cliënt aangeeft een pgb te willen en geen zorg in natura, dan onderzoekt de wijkteammedewerker of de cliënt pgb-vaardig is. Zo niet, dan wordt geen indicatie in de vorm van een pgb afgegeven.

 

Ad B. Aard van de in te zetten ondersteuning

We onderscheiden:

  • persoonlijke begeleiding

  • dagbesteding in groepsverband

Een cliënt kan ook een combinatie van beide krijgen.

 

Ad C. Ontwikkelgericht of behoudgericht

De primaire focus van de begeleiding die een cliënt nodig heeft, is ontwikkelgericht of behoudgericht. Met primaire focus bedoelen we dat hier de nadruk op ligt. In het algemeen zijn bij iedere cliënt naast de primaire focus op ontwikkeling of behoud ook wel aspecten van behoud of ontwikkeling aan te geven.

 

Ontwikkelgericht: primair doel van de begeleiding is het realiseren van een duidelijke ontwikkeling (leren, groeien, versterken) van de mogelijkheden van de cliënt om zich (meer) zelfstandig te redden in het leven, in een overzichtelijke periode, bijvoorbeeld een aantal maanden tot een jaar (eventueel twee jaar). Hierbij kan dus ook een secundair element van behouden aan de orde zijn.

 

Behoudgericht: primair doel van de begeleiding is het behouden of zo veel als mogelijk behouden (begeleiding bij achteruitgang) van de mogelijkheden van de cliënt om zich zelfstandig te redden in het leven. Hierbij kan dus ook een secundair element van ontwikkeling aan de orde zijn.

 

Ad D. Keuze best passend indicatieprofiel

De wijkteammedewerker kiest het best passende indicatieprofiel voor de cliënt. Dat geeft richting aan, biedt een kader voor, de uiteindelijk vast te stellen indicatie op maat van de cliënt.

 

In hoofdstuk 8 staan de indicatieprofielen voor persoonlijke begeleiding beschreven.

In bijlage 1 zijn ze uitgeschreven.

In bijlage 2 zijn ze in een schema met onderliggende kenmerken gevat.

 

In hoofdstuk 9 staan de indicatieprofielen voor dagbesteding beschreven.

In bijlage 3 zijn ze uitgeschreven.

In bijlage 4 zijn ze in een schema met onderliggende kenmerken gevat.

 

Ad E. Noodzaak inzet ‘plus’-variant ondersteuning

Bij iedere cliënt wordt afgewogen of hiervoor de ‘plus’-variant van begeleiding moet worden ingezet.

Elementen hierbij zijn met name complexiteit van de problematiek en het risico dat bij de cliënt aan de orde is ten aanzien van schade voor zichzelf en/of de omgeving.

Inzet van de plus-variant houdt in dat inzet van een gespecialiseerd begeleider nodig is, normaal van hbo-niveau.

 

De inhoudelijke afweging over wanneer een plus-variant wordt toegekend, wordt aanvullend beschreven in werkinstructies.

8. Indicatieprofielen persoonlijke begeleiding

 

We onderscheiden op basis van de omvang en van de inhoud van de te bieden ondersteuning in eerste instantie vier indicatieprofielen persoonlijke begeleiding.

Deze vier profielen zijn gesplitst wat betreft hun primaire oriëntatie: ontwikkelgericht of behoud gericht.

Dat leidt uiteindelijk tot acht indicatieprofielen voor persoonlijke begeleiding.

 

De acht indicatieprofielen voor persoonlijke begeleiding zijn op de volgende pagina in een schema gevat.

 

In bijlage 1 zijn ze volledig uitgeschreven.

 

In bijlage 2 zijn ze beschreven in termen van kenmerken.

 

 

ONTWIKKELGERICHT

BEHOUDGERICHT

Licht

Persoonlijke Begeleiding Ontwikkelgericht 1

 

Beperkte problematiek,

laag complex, primair ontwikkelingsgericht.

 

 

Regulier of plus

 

Persoonlijke Begeleiding Behoudgericht 1

 

Beperkte problematiek,

weinig mogelijkheden tot verbetering,

laag complex, primair behoudgericht

 

Regulier of plus

Gemiddeld

Persoonlijke Begeleiding Ontwikkelgericht 2

 

Gemiddelde problematiek,

gemiddeld complex, primair ontwikkelgericht

 

 

Regulier of plus

 

Persoonlijke Begeleiding Behoudgericht 2

 

Gemiddelde problematiek,

weinig mogelijkheden tot verbetering,

gemiddeld complex, primair behoudgericht

 

Regulier of plus

Bovengemiddeld

Persoonlijke Begeleiding Ontwikkelgericht 3

 

Complexe of meer omvattende problematiek,

primair ontwikkelgericht

 

Regulier of Plus

 

Persoonlijke Begeleiding Behoudgericht 3

 

Complexe of meer omvattende problematiek,

primair behoudgericht

 

Regulier of Plus

Intensief

 

Persoonlijke Begeleiding Ontwikkelgericht 4

 

Complexe veelomvattende problematiek,

hoog risico, intensieve begeleiding,

primair ontwikkelgericht

 

Regulier of Plus

Persoonlijke Begeleiding Behoudgericht 4

 

Complexe veelomvattende problematiek,

hoog risico, intensieve begeleiding,

primair behoudgericht

 

Regulier of Plus

9. Indicatieprofielen dagbesteding

 

Bij de ondersteuningsvragen voor dagbesteding binnen de Wmo zien we twee belangrijke hoofdvragen bij de cliënten.

 

Primaire vraag = ontlasting van mantelzorg/netwerk. Voor een deel van de cliënten is de primaire vraag gericht op ontlasting van mantelzorgers of het netwerk. Zodat de cliënt samen of alleen zo lang mogelijk in een zelfstandige huisvestingssituatie kan verblijven.

Aan de cliënt zelf wordt een zinvolle daginvulling geboden en deze wordt gesteund en gestimuleerd ten aanzien van het persoonlijk functioneren. Dit betreft veelal, maar niet uitsluitend, ouderen.

 

Primaire vraag = zinvolle daginvulling. Voor een deel van de cliënten is de primaire vraag het bieden van een zinvolle daginvulling, ter vervanging van werk of studie. Waarbij de cliënt ook wordt gesteund en gestimuleerd ten aanzien van het persoonlijk functioneren. Bijkomend kan sprake zijn van ontlasting van mantelzorg/netwerk.

 

We zien ten aanzien van de omvang van de dagbesteding die cliënten ontvangen in grote lijn een tweedeling:

  • cliënten met 0 t/m 16 uur dagbesteding per week (1 of 2 dagen)

    of

  • cliënten met 17 t/m 32 uur dagbesteding per week (3 of 4 dagen)

 

Op basis van de onderverdeling naar inhoud en omvang onderscheiden we vier indicatieprofielen voor Wmo-dagbesteding. Op de volgende bladzijde staan deze in een overzichtsschema.

 

In bijlage 3 zijn deze volledig uitgeschreven.

 

In bijlage 4 zijn ze beschreven in termen van kenmerken.

ONTWIKKELGERICHT

BEHOUDGERICHT

Dagbesteding Ontwikkelgericht 1

 

Doel: ontwikkelen van

vaardigheden van de cliënt

(doelgroep somatisch,

NAH,

jongvolwassenen)

 

 

 

Dagbesteding Behoudgericht 1

 

Doel ontlasting mantelzorger,

behouden van vaardigheden

(doelgroep dementie,

ouderen,

somatisch,

NAH)

 

 

Dagbesteding Ontwikkelgericht 2

 

Doel: ontwikkelen van

vaardigheden van de cliënt

(doelgroep somatisch,

NAH, jongvolwassenen)

Dagbesteding Behoudgericht 2

 

Doel ontlasting mantelzorger,

behouden van vaardigheden

(doelgroep dementie,

ouderen, somatisch, NAH)

 

 

10. Stap 6: de indicatie

 

In stap 5 is als onderdeel van de afweging door de wijkteammedewerker geconcludeerd welk indicatieprofiel het beste aansluit op de specifieke situatie van een cliënt.

Dit kunnen ook twee profielen zijn, als de cliënt een combinatie van persoonlijke begeleiding en dagbesteding in groepsverband nodig heeft.

 

In deze laatste stap van het proces wordt de omvang en duur van de af te geven indicatie bepaald door de wijkteammedewerker.

 

Omvang ondersteuningstijd persoonlijke begeleiding

We onderscheiden vier omvangen van veelvoorkomende ondersteuningstijd van persoonlijke begeleiding.

Deze vier omvangen kennen een zekere spreiding rond het gemiddelde.

 

Deze vier omvangen van persoonlijke begeleiding zijn:

  • a.

    Licht: maximaal 1,0 uur per week

  • b.

    Gemiddeld: rond de 2 uur (1,1 - 3,0) per week

  • c.

    Bovengemiddeld: rond de 4 uur (3,1 – 5,9) per week

  • d.

    Intensief: 6,0 uur en meer per week

 

Notabene: indicaties voor persoonlijke begeleiding worden uiteindelijk afgegeven in een specifiek aantal uren, zonder bandbreedte.

 

Omvang ondersteuningstijd dagbesteding

De volgende omvangen dagbesteding zijn aan de orde:

  • a.

    0 t/m 8 uur per week

  • b.

    9 t/m 16 uur per week

  • c.

    17 t/m 24 uur per week

  • d.

    25 t/m 32 uur per week

 

Duur van de ondersteuning

We zien indicatief de volgende mogelijke ‘duren’ van indicaties.

De wijkteammedewerker bepaalt op cliëntniveau wat de best passende duur van de indicatie is.

 

  • a.

    Resultaat op korte termijn haalbaar (einde ondersteuning/ doorgeleiding voorliggend):

    - indicatieduur/ondersteuningsplan herzien over 3 maanden

  • b.

    Resultaat waarschijnlijk snel haalbaar:

    - indicatieduur/ondersteuningsplan herzien over 6 maanden

  • c.

    Resultaat vergt langere inzet:

    - indicatieduur/ondersteuningsplan herzien over één jaar

  • d.

    Resultaat is gericht op het behouden van de huidige situatie (onderhoud):

    - indicatieduur/ondersteuningsplan herzien over twee jaar

  • e.

    Levenslange ondersteuning verwacht

    - indicatieduur evt. onbeperkt/ondersteuningsplan herzien over vijf jaar

 

Bij de duur van een indicatie is vooral de verwachting van de snelheid van ontwikkeling bij de cliënt bepalend.

Als een snelle ontwikkeling wordt verwacht, dan is eerder een controle of herijking van het indicatiebesluit wenselijk.

Als geen snelle ontwikkeling wordt verwacht of sprake is van langdurig behoudgericht werken, is een indicatie voor lange duur aangewezen.

 

In het gekozen indicatieprofiel wordt de mogelijke omvang van de benodigde ondersteuning indicatief aangegeven. Op basis van de specifieke situatie van de cliënt weegt de wijkteammedewerker af of er meer of minder omvang van de ondersteuning nodig is dan gemiddeld in het profiel staat. In eerste instantie gebeurt dit binnen de aangegeven bandbreedte. Maar dit kan daar ook buiten zijn, als dit de daadwerkelijk benodigde ondersteuning voor de cliënt is.

 

Bij het definitief afwegen, finetunen, van de omvang en duur van de indicatie wordt gebruik gemaakt van de eerder bepaalde kenmerken van de cliënt:

  • de belastbaarheid;

  • het intellectueel vermogen;

  • het lerend vermogen;

  • de motivatie;

  • het eventuele risico;

  • zelfinzicht;

  • ziektebesef.

 

De wijkteammedewerker maakt op basis van haar of zijn kennis en ervaring een gemotiveerde inschatting of de cliënt afgezet tegen de ‘gemiddelde cliënt in het indicatieprofiel’ op dit gemiddelde of hoger of lager moet worden geïndiceerd.

Bij persoonlijke begeleiding gericht op het ontwikkelen van vaardighedenzijn in ieder geval de leerbaarheid en motivatie van de cliënt leidend bij de beslissing of meer ondersteuning wordt geboden tijdens een kortere termijn. Of dat juist minder ondersteuning tegelijk wordt geboden, maar gedurende een langere termijn.

 

Als de ondersteuningsvraag van de cliënt dagbesteding betreft die is gericht op het behoud van vaardigheden, speelt meestal de belastbaarheid van het netwerk een grote rol in het toekennen van het aantal dagdelen. Naast de belastbaarheid van de cliënt zelf. Soms moet een gebalanceerd evenwicht worden bereikt tussen deze twee.

 

Wanneer het gaat om ontwikkelingsgerichte dagbesteding dan is met name de belastbaarheid en het lerend vermogen van de cliënt zelf doorslaggevend. Is sprake van een positieve verwachting van het kunnen leren door of ontwikkelen van de cliënt, dan kan worden overwogen een groter aantal dagdelen in te zetten voor een kortere termijn. Als de leerbaarheid en belastbaarheid beperkter is, dan is een lagere omvang van de inzet gedurende een langere periode meer aangewezen.

 

Voor alle profielen kan het risico-aspect een doorslaggevende factor zijn voor de aard, omvang en duur van de ondersteuning. Als sprake is van een groot risico voor de cliënt of haar of zijn omgeving, dan kan deze factor belangrijker zijn dan leerbaarheid, motivatie of de draagkracht van het netwerk. Dan is afdoende ingrijpen belangrijker.

 

Ook de ondersteuningsmogelijkheden van het netwerk van de cliënt spelen bij alle profielen een rol. Zowel positief als negatief.

  • Is er geen netwerk: dan heeft dit geen extra invloed op het indicatiebesluit. Dit is al meegewogen bij het onderzoeken van de ondersteuningsvraag van de cliënt.

     

  • Heeft het netwerk enige of veel ondersteuningscapaciteit: dan is mogelijk minder inzet van ondersteuning nodig.

 

  • Het netwerk kan ook de oorzaak zijn van extra problemen: in dat geval is mogelijk juist meer inzet van ondersteuning nodig.

 

Tot slot beoordeelt de wijkteammedewerker in deze fase opnieuw of er geen op de Wmo voorliggende voorzieningen zijn die als passende ondersteuning kunnen worden aangemerkt.

Dit is in stap 2 ook al aan de orde geweest, maar op dit moment in het proces krijgt dit opnieuw aandacht.

 

Artikel II Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking.

 

 

 

 

 

Landgraaf, 5 juli 2022

Burgemeester en wethouders voornoemd,

de secretaris, de burgemeester,

ir. J.M.C. Rijvers mr. R. de Boer

Bijlage 1. Indicatieprofielen Persoonlijke begeleiding

Persoonlijke Begeleiding Ontwikkelgericht 1 (IBO-1)

Beperkte problematiek, laag complex, primair ontwikkelingsgericht.

 

Aard van de ondersteuning

De cliënt heeft behoefte aan activerende begeleiding, gericht op bevorderen, aanleren en stimuleren. De ondersteuning is meestal planbaar, omdat de situatie van de cliënt voorspelbaar is. Vaak is de cliënt of in de laatste fase naar beëindiging van persoonlijke begeleiding of er zijn recent problemen ontstaan waarbij voor een korte periode enige ondersteuning nodig is om deze op te lossen. De cliënt kan zelf problemen oplossen of worden doorgeleid naar voorliggende voorzieningen die de verdere ondersteuning van de cliënt gaan verzorgen. Het te verwachten rendement van de begeleiding is gemiddeld tot hoog.

De ondersteuning wordt veelal tijdens 1 tot 2 contactmomenten per week geboden, vaak is dit in ieder geval 1 x face to face.

 

Cliëntkenmerken

Deze cliëntengroep heeft een beperkte problematiek, op één of enkele leefgebieden. Dit betreft laag complexe problematiek. Er is sprake van langdurig tekortschietende zelfregie. De cliënt is meewerkend, afspraaktrouw, leerbaar, belastbaar, gemotiveerd om zijn probleem/problemen op te lossen, met een vrij hoge mate van zelfredzaamheid en heeft inzicht in wat er met hem aan de hand is en in de situatie waarin hij verkeert. De eventuele onderliggende problematiek bij de cliënt is stabiel van aard en betreft meestal een enkelvoudige aandoening.

 

Omgevingskenmerken

Er is geen sprake van risico voor de veiligheid van de cliënt en/of zijn gezinssysteem.

In het netwerk van de cliënt zijn geen belemmeringen om te komen tot een oplossing van de problemen op korte termijn. Het netwerk kan de cliënt mogelijk juist helpen om tot oplossingen te komen.

 

Beoogde inzet

De cliënt krijgt maximaal 1 uur begeleiding per week.

De indicatie is maximaal 1 uur per week.

 

 

Persoonlijke Begeleiding Ontwikkelgericht 2 (IBO-2)

 

Gemiddelde problematiek, gemiddeld complex,primair ontwikkelgericht

 

Aard van de ondersteuning

De cliënt heeft behoefte aan activerende begeleiding en het aanbrengen van structuur, gericht op bevorderen, plannen, aanleren en stimuleren. De ondersteuning is meestal planbaar, omdat de situatie van de cliënt voorspelbaar is en de cliënt zelf een afspraak kan maken. De situatie van de cliënt is of al verbeterd, er was eerder meer begeleiding nodig of heeft zich ontwikkeld tot dit niveau van problematiek en is onderweg om weer minder problematisch te worden. Met de inzet van deze begeleiding ontwikkelt de cliënt naar een situatie waarin deze minder begeleiding nodig heeft of zelfs naar zelfstandigheid waarbij geen Wmo-begeleiding meer nodig is. Het te verwachten rendement van de begeleiding is hoog.

De ondersteuning wordt veelal tijdens 1 tot 3 contactmomenten per week geboden, vaak is dit in ieder geval 1 x face to face.

 

Cliëntkenmerken

Deze cliëntengroep heeft een gemiddeld complexe problematiek op enkele leefgebieden. De cliënt is gemiddeld belastbaar, met gemiddeld intellectueel vermogen en is gemiddeld tot goed leerbaar. De cliënt is gemotiveerd om te werken naar een oplossing en is zich bewust van zijn situatie en mogelijkheden.

Eventuele onderliggende problematiek van de cliënt is vaak stabiel, maar kan ook fluctuerend van aard zijn. Er is sprake van een meer complex ziektebeeld.

 

Omgevingskenmerken

Er is sprake van een laag risico voor de veiligheid van de cliënt en/of zijn gezinssysteem.

In het netwerk van de cliënt zijn geen belemmeringen die een verergering van de problemen veroorzaken. Het kan ook zijn dat het netwerk de cliënt juist steunt om tot oplossing van zijn problemen te komen.

 

Beoogde inzet

De cliënt krijgt rond de 2 uur begeleiding per week.

De indicatie is minimaal 1 en maximaal 3 uur per week.

 

 

Persoonlijke Begeleiding Ontwikkelgericht 3 (IBO-3)

 

Complexe of meer omvattende problematiek, primair ontwikkelgericht

 

Aard van de ondersteuning

De cliënt heeft behoefte aan activerende begeleiding, gericht op bevorderen, plannen, aanleren en stimuleren. De ondersteuning is meestal planbaar, omdat de situatie van de cliënt voorspelbaar is en de cliënt zelf een afspraak kan maken. De ondersteuningsvraag van de cliënt kan wisselen in de tijd. In het proces naar zelfstandigheid wordt geoefend met ander/nieuw gedrag. Met de inzet van deze begeleiding ontwikkelt de cliënt naar een stabiele situatie waarin deze zelf instructies in de praktijk kan brengen, minder begeleiding nodig heeft en mogelijk zelfs naar zelfstandigheid. Het te verwachten rendement van de ruime inzet van begeleiding is hoog.

De ondersteuning wordt veelal tijdens meerdere contactmomenten per week geboden, zowel face to face als op afstand.

 

Cliëntkenmerken

Deze cliëntengroep heeft complexe problematiek op veel leefgebieden, maar de verwachting is dat met intensieve begeleiding op korte(re) termijn duidelijk ontwikkeling in de situatie kan plaatsvinden. De cliënten zijn gemiddeld belastbaar, met gemiddeld intellectueel vermogen, gemiddelde leerbaarheid en zijn hoog gemotiveerd. Daarbij is de cliënt zich veelal bewust van zijn situatie en mogelijkheden of er is mogelijkheid tot ontwikkeling van het bewustzijn. Eventuele onderliggende problematiek van de cliënt is vaak fluctuerend van aard. De problematiek kan acute perioden kennen, zoals bij life events zoals scheiding, overlijden en acute psychoses. Dit kan leiden tot ontregeling in de dagelijkse praktijk. De cliënt kent een combinatie van aandoeningen. Er kan sprake zijn van bijkomende problematiek met risico voor ernstige ontregeling, zoals crimineel gedrag, verslaving, verwaarlozing, wat kan leiden tot ontregeling in de dagelijkse praktijk.

 

Omgevingskenmerken

Er is sprake van een gemiddeld tot eventueel hoog risico voor de veiligheid van de cliënt en/of zijn gezinssysteem. De cliënt heeft een stabiel netwerk. Het netwerk van de cliënt veroorzaakt over het algemeen geen problemen bij de cliënt en heeft weinig tot geen invloed op de algehele ontwikkeling van de cliënt. Het netwerk kan eventueel juist steunend zijn om te komen tot oplossing van zijn problemen.

 

Beoogde inzet

De cliënt krijgt rond de 4 uur begeleiding per week.

De indicatie is minimaal 3 en maximaal 5 uur per week.

 

Regulier of Plus

Dit profiel kan ook als Persoonlijke begeleiding Plus worden ingezet bij een cliënt.

 

 

 

Persoonlijke Begeleiding Ontwikkelgericht 4 (IBO-4)

Complexe veelomvattende problematiek, hoog risico, intensieve begeleiding, primair korte termijn ontwikkelgericht

Aard van de ondersteuning

De cliënt heeft behoefte aan activerende begeleiding, gericht op bevorderen, plannen, aanleren en stimuleren. De cliënt is leerbaar door intensieve herhaling. De cliëntgroep ligt dicht tegen de cliëntgroep van beschermd wonen aan. Dit profiel is passend om instroom van mensen in beschermd wonen te voorkomen. Dit profiel kan ook aan de orde zijn bij uitstroom uit beschermd wonen. De ondersteuning kent naast planbare momenten ook vaak onplanbare momenten, omdat de situatie van de cliënt onvoorspelbaar is en de cliënt de zorgvraag niet of beperkt uit kan stellen. Met de inzet van deze begeleiding ontwikkelt de cliënt naar een situatie waarin deze minder begeleiding nodig heeft en acute problematiek en het hoge risico verminderen. Het te verwachten rendement van de ruime inzet van begeleiding is hoog. Als dit rendement niet wordt gehaald, dan wordt afgeschaald en naar een meer behoudgerichte doelstelling overgegaan.

De ondersteuning is intensief en veelal zal er (bijna) dagelijks contact zijn, face to face of op afstand. Er kunnen ook meerdere contactmomenten per dag zijn.

 

Cliëntkenmerken

Deze cliëntengroep heeft complexe en veelomvattende problematiek op veel leefgebieden. De verwachting is dat met intensieve begeleiding op korte(re) termijn ontwikkeling in de situatie kan plaatsvinden. De primaire reden om bij dit profiel uit te komen is een hoog risico voor de cliënt en/of de omgeving, dat maakt dat er stevig moet worden ingegrepen. Voor de overige kenmerken betekent dit dat deze kunnen variëren van laag tot goed, als sprake is van een hoog risico.

Bij cliënten met een laag tot gemiddeld risico, moet bij de cliënten op de andere kenmerken sprake zijn van een score van minimaal gemiddeld of bevorderend.

Er is sprake van een combinatie van aandoeningen, de onderliggende problematiek van de cliënt is stabiel of fluctuerend van aard, maar kan ook acute perioden kennen. Er kan sprake zijn van bijkomende problematiek met risico voor ernstige ontregeling, zoals crimineel gedrag, verslaving, verwaarlozing. Dit kan leiden tot ontregeling in de dagelijkse praktijk.

 

Omgevingskenmerken

Er is sprake van een gemiddeld tot hoog risico voor de veiligheid van de cliënt en/of zijn gezinssysteem, zoals bijvoorbeeld een dreigende uithuiszetting.

De omgeving van de cliënt veroorzaakt geen problemen bij de cliënt en is mogelijk juist steunend zijn om te komen tot oplossing van zijn problemen.

Veelal is de keten betrokken bij deze cliëntgroep in de vorm van politie en VHH.

 

Beoogde inzet

De cliënt krijgt 6 uur of meer begeleiding per week.

De indicatie is minimaal 6 uur begeleiding per week.

 

Regulier of Plus

Dit profiel kan ook als Persoonlijke begeleiding Plus worden ingezet bij een cliënt.

 

 

Persoonlijke Begeleiding Behoudgericht 1 (IBB-1)

 

Beperkte problematiek, weinig mogelijkheden tot verbetering, laag complex, primair behoudgericht

 

 

Aard van de ondersteuning

De cliënt heeft behoefte aan stabiliserende begeleiding, gericht op onderhoud en behouden. De ondersteuning is meestal planbaar, omdat de situatie van de cliënt voorspelbaar is. De verwachting ten aanzien van de ontwikkeling van de situatie van de cliënt is dat deze gelijk blijft en eventueel geleidelijk achteruitgaat. Met deze extensieve begeleiding blijven de problemen van de cliënt onder controle en kan deze zijn leven verder bijna zelfstandig leven. Het te verwachten rendement van de begeleiding is gemiddeld.

De ondersteuning wordt veelal tijdens 1 tot 2 contactmomenten per week geboden, vaak is dit in ieder geval 1 x face to face.

 

Cliëntkenmerken

Deze cliëntengroep heeft een beperkte problematiek, op enkele leefgebieden. Dit betreft laag complexe problematiek. De cliënt is meewerkend, afspraaktrouw, belastbaar, gemotiveerd om zijn probleem/problemen op te lossen, met een redelijke mate van zelfredzaamheid en heeft inzicht in wat er met hem aan de hand is en in de situatie waarin hij verkeert. De cliënt is minder leerbaar, waardoor het niet lukt om de stap naar volledige zelfstandigheid of zelfstandigheid met ondersteuning vanuit voorliggende voorzieningen te zetten. Er is sprake van langdurig tekortschietende zelfregie. De eventuele onderliggende problematiek bij de cliënt is stabiel van aard.

 

Omgevingskenmerken

Er is geen sprake van risico voor de veiligheid van de cliënt en/of zijn gezinssysteem.

In het netwerk van de cliënt zijn geen belemmeringen die een verergering van de problemen veroorzaken. Het netwerk kan eventueel bijdragen aan het stabiel blijven van de situatie van de cliënt.

 

Beoogde inzet

De cliënt krijgt maximaal 1 uur begeleiding per week.

De indicatie is maximaal 1 uur per week.

 

 

 

Persoonlijke Begeleiding Behoudgericht 2 (IBBB-2)

 

Gemiddelde problematiek, weinig mogelijkheden tot verbetering, gemiddeld complex, primair behoudgericht

 

 

Aard van de ondersteuning

De cliënt heeft behoefte aan stabiliserende begeleiding, gericht op ondersteunen, stimuleren, plannen, gezamenlijk uitvoeren en overnemen. De ondersteuning is meestal planbaar, omdat de situatie van de cliënt voorspelbaar is en de cliënt zelf een afspraak kan maken. Doel van de begeleiding is het stabiel houden van de situatie van de cliënt, samen oppakken van zaken en observeren en signaleren om escalatie van problemen te voorkomen. De verwachting ten aanzien van de ontwikkeling van de situatie van de cliënt is dat deze gelijk blijft en eventueel achteruitgaat. Het te verwachten rendement van de begeleiding is hoog.

De ondersteuning wordt veelal tijdens 1 tot 3 contactmomenten per week geboden, vaak is dit in ieder geval 1 x face to face.

 

Cliëntkenmerken

Deze cliëntengroep heeft een gemiddelde problematiek, op enkele leefgebieden. De eventuele onderliggende problematiek bij de cliënt is fluctuerend van aard en kan ook acute perioden kennen. De cliënt werkt mee aan de begeleiding en is afspraaktrouw, met een redelijke mate van zelfstandigheid. De cliënt is gemiddeld tot laag gemotiveerd om zijn probleem/problemen op te lossen. De cliënt is beperkt leerbaar. De cliënt heeft een lage belastbaarheid. Het lukt niet of slechts heel langzaam om te ontwikkelen naar een hogere mate van zelfstandigheid. De cliënt heeft weinig tot gemiddeld inzicht in wat er met hem aan de hand is en in de situatie waarin hij verkeert. De cliënt heeft vaak een verminderd vermogen tot reguleren van emoties.

 

Omgevingskenmerken

Er is sprake van een gemiddeld tot hoog risico voor de veiligheid van de cliënt en/of zijn gezinssysteem. Deze cliënt heeft vaak een beperkter netwerk. Het netwerk kan neutraal zijn, kan ondersteunend zijn om de situatie stabiel te houden, maar het gebeurt ook dat het netwerk de problemen van de cliënt juist groter maakt.

 

Beoogde inzet

De cliënt krijgt rond de 2 uur begeleiding per week.

De indicatie is minimaal 1 en maximaal 3 uur per week.

 

 

 

Persoonlijke Begeleiding Behoudgericht 3 (IBBB-3)

Complexe of meer omvattende problematiek, primair behoudgericht

 

 

Aard van de ondersteuning

De cliënt heeft behoefte aan stabiliserende begeleiding, gericht op ondersteunen, stimuleren, plannen, gezamenlijk uitvoeren en overnemen. De ondersteuning is meestal planbaar, omdat de situatie van de cliënt voorspelbaar is en de cliënt zelf een afspraak kan maken.

Het lukt niet of heel langzaam om te ontwikkelen naar een hogere mate van zelfstandigheid, de begeleiding is daarmee primair langdurend behoudgericht.

Er kan sprake zijn van enige vooruitgang, maar deze kan ook achteruitgaan. Het te verwachten rendement van de begeleiding is gemiddeld.

De ondersteuning wordt veelal tijdens meerdere contactmomenten per week geboden, zowel face to face als op afstand.

 

Cliëntkenmerken

Deze cliëntengroep heeft complexe problematiek op veel leefgebieden. De verwachting ten aanzien van de ontwikkeling van de situatie van de cliënt is dat deze gelijk blijft.

De eventuele onderliggende problematiek bij de cliënt is fluctuerend van aard. De problematiek kan acute perioden kennen, zoals bij life events zoals scheiding, overlijden en acute psychoses.

Er kan sprake zijn van bijkomende problematiek met risico voor ernstige ontregeling, zoals crimineel gedrag, verslaving, verwaarlozing, wat kan leiden tot ontregeling in de dagelijkse praktijk.

De cliënt is laag gemotiveerd om zijn probleem/problemen op te lossen. De cliënt is beperkt leerbaar met een lage belastbaarheid en heeft weinig intellectueel vermogen.

De cliënt heeft weinig tot gemiddeld inzicht in wat er met hem aan de hand is en in de situatie waarin hij verkeert. Er kan sprake zijn van een explosief karakter bij de cliënt. De cliënt kan zorgmijdend zijn, wispelturig in zijn gedrag en overlastgevend zijn.

 

Omgevingskenmerken

Er is sprake van een gemiddeld tot hoog risico voor de veiligheid van de cliënt en/of zijn gezinssysteem.

Deze cliëntengroep heeft vaak een beperkter en instabieler netwerk. Het netwerk kan neutraal of ondersteunend zijn om de situatie stabiel te houden of iets te verbeteren, maar de omgeving kan de problemen van de cliënt juist groter maakt.

 

Beoogde inzet

De cliënt krijgt rond de 4 uur begeleiding per week.

De indicatie is minimaal 3 en maximaal 5 uur per week.

 

Regulier of Plus

Dit profiel kan ook als Persoonlijke begeleiding Plus worden ingezet bij een cliënt.

 

 

Persoonlijke Begeleiding Behoudgericht 4 (IBB-4)

 

Complexe veelomvattende problematiek, hoog risico, intensieve begeleiding, primair behoudgericht

 

 

Aard van de ondersteuning

De cliënt heeft behoefte aan stabiliserende begeleiding, gericht op ondersteunen, gezamenlijk uitvoeren en overnemen. De ondersteuning is vaak onplanbaar, omdat de situatie van de cliënt onvoorspelbaar is en de cliënt de zorgvraag niet uit kan stellen.

De cliëntgroep ligt dicht tegen de cliëntgroep van beschermd wonen aan. Dit profiel is passend om te voorkomen dat mensen in beschermd wonen stromen of ter voorkoming van instroom. De begeleiding is primair gericht op het stabiliseren van de situatie, eventueel met een kleine ontwikkelcomponent. Het te verwachten rendement van de begeleiding is gemiddeld. Als het niet lukt om de situatie van de cliënt stabiel te houden, dan is voor deze cliënten meestal begeleid wonen aangewezen.

De ondersteuning is intensief en veelal zal er (bijna) dagelijks contact zijn, face to face of op afstand. Er kunnen ook meerdere contactmomenten per dag zijn.

 

Cliëntkenmerken

Deze cliëntengroep heeft complexe en veelomvattende problematiek op veel leefgebieden. Hierbij is de verwachting dat er geen of weinig ontwikkeling mogelijk is voor de cliënt.

De cliënt is laag belastbaar, heeft weinig intellectueel vermogen en is weinig leerbaar.

De motivatie van de cliënt is laag en hij is zich weinig bewust zijn van zijn situatie en mogelijkheden. De cliënt kan zorgmijdend zijn, wispelturig in zijn gedrag en overlastgevend zijn.

Er is sprake van een combinatie van aandoeningen, de onderliggende problematiek van de cliënt kan stabiel zijn, maar is vaak fluctuerend van aard en kan ook acute perioden kennen. Er kan sprake zijn van bijkomende problematiek met risico voor ernstige ontregeling, zoals crimineel gedrag, verslaving, verwaarlozing. Dit kan leiden tot ontregeling in de dagelijkse praktijk.

 

Omgevingskenmerken

Er is sprake van een hoog risico voor de veiligheid van de cliënt en/of zijn gezinssysteem. Het netwerk van de cliënt kan bijdragen aan de problemen van de cliënt. Vaak is sprake van een beperkt en instabiel netwerk. Veelal is de keten betrokken bij deze cliëntgroep in de vorm van politie en VHH.

 

Beoogde inzet

De cliënt krijgt 6 uur of meer begeleiding per week.

De indicatie is minimaal 6 uur begeleiding per week.

 

Regulier of Plus

Dit profiel kan ook als Persoonlijke begeleiding Plus worden ingezet bij een cliënt.

 

 

Bijlage 2. Indicatieprofielen Dagbesteding

 

Dagbesteding Ontwikkelgericht 1 (DBO 1)

Doel: ontwikkelen van vaardigheden van de cliënt

(doelgroep somatisch, NAH, jongvolwassenen)

 

 

Aard van de ondersteuning

De cliënt heeft behoefte aan ontwikkelingsgerichte begeleiding, gericht op doorgroei naar een hoger niveau van functioneren. De dagbesteding is gericht op het oefenen met activiteiten, waardoor de cliënt (nieuwe) vaardigheden kan ontwikkelen. Ook kan de cliënt worden aangeleerd hoe hij/zij kan omgaan met beperking(en). Binnen de ontwikkelgerichte dagbesteding wordt geen therapie gegeven, er is dan ook geen sprake van behandeling binnen de dagbesteding. De cliënt heeft behoefte aan positieve ervaringen en zo mogelijk afwisseling. Er kan ook sprake zijn van een arbeidsmatig karakter van de dagbesteding. Bij elke cliënt worden individuele doelen opgesteld en besproken hoe de doelen behaald gaan worden. Voor deze cliënten is een groepsdynamiek van belang om de doelen te behalen. De dagbesteding dient vaak ook om de woonsituatie van de cliënt in stand te kunnen houden waarvoor de mantelzorg en het steunsysteem van de cliënt moeten worden ontlast. Er is sprake van een gemiddeld tot hoge complexiteit van de ondersteuning.

 

Cliëntkenmerken

De cliënt is laag belastbaar. In relatie tot de beperking of aandoening kan sprake zijn van weinig tot goed intellectueel vermogen en een gemiddeld tot goed lerend vermogen, zelfinzicht, ambitie en motivatie.

Er is meestal sprake van stabiele problematiek bij de cliënt, deze kan eventueel fluctuerend zijn.

De verwachting ten aanzien van de situatie van de cliënt is dat deze kan verbeteren.

 

Omgevingskenmerken

Er is sprake van een laag tot gemiddeld risico voor de veiligheid van de cliënt zelf als deze geen dagbesteding ontvangt. De cliënt vormt in het algemeen geen gevaar voor de omgeving.

De draagkracht van de mantelzorg of het steunsysteem is laag, gemiddeld of goed.

 

Beoogde inzet

0 t/m 16 uur per week

 

 

 

Dagbesteding Ontwikkelgericht 2 (DBO 2)

 

Doel: ontwikkelen van vaardigheden van de cliënt

(doelgroep somatisch, NAH, jongvolwassenen)

 

 

Aard van de ondersteuning

De cliënt heeft behoefte aan ontwikkelingsgerichte begeleiding, gericht op doorgroei naar een hoger niveau van functioneren. De dagbesteding is gericht op het oefenen met activiteiten, waardoor de cliënt (nieuwe) vaardigheden kan ontwikkelen. Ook kan de cliënt worden aangeleerd hoe hij/zij kan omgaan met beperking(en). Binnen de ontwikkelgerichte dagbesteding wordt geen therapie gegeven, er is dan ook geen sprake van behandeling binnen de dagbesteding. De cliënt heeft behoefte aan positieve ervaringen en zo mogelijk afwisseling. Er kan ook sprake zijn van een arbeidsmatig karakter van de dagbesteding. Bij elke cliënt worden individuele doelen opgesteld en besproken hoe de doelen behaald gaan worden. Voor deze cliënten is een groepsdynamiek van belang om de doelen te behalen. De dagbesteding dient vaak ook om de woonsituatie van de cliënt in stand te kunnen houden waarvoor de mantelzorg en het steunsysteem van de cliënt moeten worden ontlast. Er is sprake van een gemiddeld tot hoge complexiteit van de ondersteuning.

 

Cliëntkenmerken

De cliënt is gemiddeld tot goed belastbaar. In relatie tot de beperking of aandoening kan sprake zijn van weinig tot goed intellectueel vermogen en een gemiddeld tot goed lerend vermogen, zelfinzicht, ambitie en motivatie. Door deze eigenschappen is de cliënt in staat meerdere dagen dagbesteding te volgen, waardoor de cliënt snelle(re) stappen in de ontwikkeling kan maken dan wanneer de cliënt minder dagen dagbesteding zou ontvangen.

Er is meestal sprake van stabiele problematiek bij de cliënt, deze kan eventueel fluctuerend zijn.

De verwachting ten aanzien van de situatie van de cliënt is dat deze kan verbeteren.

 

Omgevingskenmerken

Er is sprake van een laag tot gemiddeld risico voor de veiligheid van de cliënt zelf als deze geen dagbesteding ontvangt. De cliënt vormt in het algemeen geen gevaar voor de omgeving.

De draagkracht van de mantelzorg of het steunsysteem is laag, gemiddeld of goed.

 

Beoogde inzet

17 t/m 32 uur per week

 

 

 

Dagbesteding Behoudgericht 1 (DBB-1)

 

Doel ontlasting mantelzorger,

behouden van vaardigheden

(doelgroep dementie, ouderen, somatisch, NAH)

 

 

Aard van de ondersteuning

De cliënt heeft behoefte aan dagbesteding, gericht op ondersteunen en behouden van vaardigheden. De ondersteuning gebeurt door de medewerkers met “de handen op de rug”. De cliënt heeft behoefte aan een zinvolle daginvulling. Er kan ook sprake zijn van een arbeidsmatig karakter van de dagbesteding. Doel van de ondersteuning is de woonsituatie van de cliënt in stand te kunnen houden, waarvoor de mantelzorg en het steunsysteem van de cliënt moeten worden ontlast. Bij de dagbesteding worden de cliënten lichamelijk en geestelijk gestimuleerd, met als doel de vaardigheden van de cliënt te behouden. Dit wordt binnen de dagbesteding gedaan op een belevingsgerichte manier: door middel van activiteiten die aansluiten bij de belevingswereld van de cliënten worden de cliënten gestimuleerd en geactiveerd. De ondersteuning binnen de dagbesteding is groepsgericht, maar er wordt rekening gehouden met de ondersteuning die iedere individuele cliënt nodig heeft. Profiel 1 is aan de orde als de mantelzorg hiermee voldoende is ondersteund en/of als sprake is van een lage belastbaarheid van de cliënt. Er is sprake van een laag complexe ondersteuning.

 

Cliëntkenmerken

De cliënt is laag belastbaar en heeft door de beperking of aandoening weinig lerend vermogen en vaak weinig zelfinzicht. De cliënt heeft weinig ambitie en motivatie.

Er is meestal sprake van stabiele problematiek bij de cliënt, deze kan eventueel fluctuerend zijn.

De verwachting ten aanzien van de situatie van de cliënt is meestal dat deze geleidelijk achteruitgaat. Voor een deel van de cliënten blijft de situatie langere tijd gelijk.

 

Omgevingskenmerken

Er is sprake van een gemiddeld tot hoog risico voor de veiligheid van de cliënt zelf als deze geen dagbesteding ontvangt. De cliënt vormt in het algemeen geen gevaar voor de omgeving.

De draagkracht van de mantelzorg of het steunsysteem is gemiddeld en eventueel laag.

 

Beoogde inzet

0 t/m 16 uur per week

 

 

 

Dagbesteding Behoudgericht 2 (DBB2)

 

Doel ontlasting mantelzorger,

behouden van vaardigheden

(doelgroep dementie, ouderen, somatisch, NAH)

 

 

Aard van de ondersteuning

De cliënt heeft behoefte aan dagbesteding, gericht op ondersteunen en behouden van vaardigheden. De ondersteuning gebeurt door de medewerkers met “de handen op de rug”. De cliënt heeft behoefte aan een zinvolle daginvulling. Er kan ook sprake zijn van een arbeidsmatig karakter van de dagbesteding. Doel van de ondersteuning is de woonsituatie van de cliënt in stand te kunnen houden, waarvoor de mantelzorg en het steunsysteem van de cliënt moeten worden ontlast. Bij de dagbesteding worden de cliënten lichamelijk en geestelijk gestimuleerd, met als doel de vaardigheden van de cliënt te behouden. Dit wordt binnen de dagbesteding gedaan op een belevingsgerichte manier: door middel van activiteiten die aansluiten bij de belevingswereld van de cliënten worden de cliënten gestimuleerd en geactiveerd. De ondersteuning binnen de dagbesteding is groepsgericht, maar er wordt rekening gehouden met de ondersteuning die iedere individuele cliënt nodig heeft. Profiel 2 is aan de orde als de mantelzorg hiermee voldoende is ondersteund vanwege lage belastbaarheid en/of als sprake is van een redelijke belastbaarheid van de cliënt. Er is sprake van een laag tot normale complexiteit van de ondersteuning.

 

Cliëntkenmerken

De cliënt is gemiddeld tot goed belastbaar en heeft door de beperking of aandoening weinig intellectueel en lerend vermogen en vaak weinig zelfinzicht. De cliënt heeft weinig ambitie en motivatie. Er kan ook sprake zijn van een gemiddelde motivatie van de cliënt, die juist maakt dat meer dagdelen dagbesteding worden gewenst.

Er is meestal sprake van stabiele problematiek bij de cliënt, deze kan eventueel fluctuerend zijn.

De verwachting ten aanzien van de situatie van de cliënt is meestal dat deze geleidelijk achteruitgaat. Voor een deel van de cliënten blijft de situatie langere tijd gelijk.

 

Omgevingskenmerken

Er is sprake van een gemiddeld tot hoog risico voor de veiligheid van de cliënt zelf als deze geen dagbesteding ontvangt. De cliënt vormt in het algemeen geen gevaar voor de omgeving.

De draagkracht van de mantelzorg of het steunsysteem is laag.

 

Beoogde inzet

17 t/m 32 uur per week

 

Bijlage 3. Indicatieprofielen Persoonlijke Begeleiding schematisch

 

 

 

Persoonlijke Begeleiding

Ontwikkelgericht 1

(IBO-1)

Persoonlijke Begeleiding

Ontwikkelgericht 2

(IBO-2)

Persoonlijke Begeleiding Ontwikkelgericht 3

(IBO-3)

Persoonlijke Begeleiding Ontwikkelgericht 4

(IBO-4)

 

Kenmerken cliënt

Beperkte problematiek,

laag complex,

primair ontwikkelgericht

Gemiddelde problematiek,

gemiddeld complex,

primair ontwikkelgericht

Complexe of meer omvattende problematiek,

Primair ontwikkelgericht (korte termijn)

Complexe veelomvattende problematiek, hoog risico,

intensieve begeleiding,

primair korte termijn ontwikkelgericht

1

Belastbaarheid cliënt?

 

gemiddeld

bevorderend

 

gemiddeld

 

 

gemiddeld

 

 

gemiddeld

 

2

Intellectueel vermogen cliënt?

 

gemiddeld

bevorderend

 

gemiddeld

 

 

gemiddeld

 

 

gemiddeld

 

3

Lerend vermogen cliënt?

 

gemiddeld

bevorderend

 

gemiddeld

bevorderend

 

gemiddeld

 

 

gemiddeld

 

4

Motivatie en ambitie cliënt?

 

 

bevorderend

 

gemiddeld

 

 

gemiddeld

 

 

gemiddeld

 

5

Risico voor cliënt en omgeving?

 

 

laag

 

 

laag

hoog

gemiddeld

 

hoog

gemiddeld

 

6

Zelfinzicht cliënt eigen handelen en mogelijkheden?

 

 

bevorderend

 

gemiddeld

bevorderend

 

gemiddeld

 

 

gemiddeld

 

7

Ziektebesef cliënt?

 

gemiddeld

bevorderend

 

gemiddeld

bevorderend

 

gemiddeld

 

 

gemiddeld

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

8

Problematiek is: stabiel, fluctuerend, acuut

stabiel

 

 

stabiel

fluctuerend

 

 

fluctuerend

acuut

 

fluctuerend

acuut

9

Verwachting is: verbetering, gelijk blijven, achteruitgang

verbetering

gelijk

 

verbetering

gelijk

 

verbetering

gelijk

 

verbetering

gelijk

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kenmerken ondersteuning

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Aantal te bereiken doelen?

2-4

 

 

4-6

 

 

4-6

 

 

4-6

 

 

 

Complexiteit te bieden ondersteuning?

laag

 

 

 

gemiddeld

 

 

 

hoog

 

 

hoog

 

Verwachting rendement?

 

gemiddeld

hoog

 

 

hoog

 

 

hoog

 

 

hoog

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Omvang

Minder dan 1 uur/week

Rond de 2 uur (1 -3) per week

Rond de 4 uur (3 -5) per week

6 uur of meer per week

 

Aantal contactmomenten/week

1 tot 2 contactmomenten/week

3 contactmomenten/week

meer dan 3 contactmomenten/week

(bijna) dagelijks contact

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Persoonlijke Begeleiding

Behoudgericht 1

(IBB-1)

Persoonlijke Begeleiding

Behoudgericht 2

(IBB-2)

Persoonlijke Begeleiding Behoudgericht 3

(IBB-3)

Persoonlijke Begeleiding

Behoudgericht 4

(IBB-4)

Kenmerken cliënt

Beperkte problematiek,

weinig mogelijkheden tot verbetering, laag complex,

primair behoudgericht

Gemiddelde problematiek,

weinig mogelijkheden tot verbetering gemiddeld complex,

primair behoudgericht

 

Complexe of meer omvattende problematiek,

Primair behoudgericht

 

Complexe veelomvattende problematiek, hoog risico,

intensieve begeleiding,

primair behoudgericht

Belastbaarheid cliënt?

beperkend

 

 

beperkend

 

 

beperkend

 

 

Beperkend

 

 

Intellectueel vermogen cliënt?

beperkend

 

 

beperkend

 

 

beperkend

 

 

beperkend

 

 

Lerend vermogen cliënt?

beperkend

 

 

beperkend

 

 

beperkend

 

 

beperkend

 

 

Motivatie en ambitie cliënt?

beperkend

 

 

beperkend

gemiddeld

 

beperkend

 

 

beperkend

 

 

Risico voor cliënt en omgeving?

 

gemiddeld

laag

hoog

gemiddeld

 

hoog

gemiddeld

 

hoog

 

 

Zelfinzicht cliënt eigen handelen en mogelijkheden?

beperkend

 

 

beperkend

gemiddeld

 

beperkend

gemiddeld

 

beperkend

 

 

Ziektebesef cliënt?

beperkend

 

 

beperkend

gemiddeld

 

beperkend

gemiddeld

 

beperkend

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Problematiek is: stabiel, fluctuerend, acuut

stabiel

 

 

 

fluctuerend

acuut

 

fluctuerend

acuut

stabiel

fluctuerend

acuut

Verwachting is: verbetering, gelijk blijven, achteruitgang

 

gelijk

achteruit

 

gelijk

achteruit

 

gelijk

 

 

gelijk

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kenmerken ondersteuning

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Aantal te bereiken doelen?

2-4

 

 

4-6

 

 

4-6

 

 

6 of meer

 

 

Complexiteit te bieden ondersteuning?

laag

 

 

 

gemiddeld

 

 

gemiddeld

 

laag

gemiddeld

 

Verwachting rendement?

laag

 

 

 

gemiddeld

 

 

gemiddeld

 

laag

gemiddeld

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Omvang

Minder dan 1 uur/week

Rond de 2 uur (1 -3) per week

Rond de 4 uur (3 -5) per week

6 uur of meer per week

Aantal contactmomenten/week

1 tot 2 contactmomenten/week

3 contactmomenten/week

meer dan 3 contactmomenten/week

(bijna) dagelijks contact

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bijlage 4. Indicatieprofielen Dagbesteding schematisch

 

Dagbesteding Ontwikkelgericht 1

(DBO-1)

Dagbesteding Ontwikkelgericht 2

(DBO-2)

Dagbesteding Behoudgericht 1

(DBB - 1)

Dagbesteding Behoudgericht 2

(DBB-2)

Kenmerken cliënt

Doel: ontwikkelen van

vaardigheden van de cliënt

(doelgroep somatisch, NAH, jongvolwassenen)

Doel: ontwikkelen van

vaardigheden van de cliënt (doelgroep somatisch, NAH, jongvolwassenen)

Doel ontlasting mantelzorger,

behouden van vaardigheden

(doelgroep dementie, ouderen, somatisch, NAH)

Doel ontlasting mantelzorger,

behouden van vaardigheden

(doelgroep dementie, ouderen, somatisch, NAH)

Belastbaarheid cliënt?

Beperkend

Gemiddeld

Bevorderend

Beperkend

Gemiddeld

Bevorderend

Intellectueel vermogen cliënt?

Beperkend

Gemiddeld

Bevorderend

Beperkend

Beperkend

Beperkend

Lerend vermogen cliënt?

Gemiddeld

Bevorderend

Beperkend

Beperkend

Beperkend

Motivatie en ambitie cliënt?

Gemiddeld

Bevorderend

Beperkend

Gemiddeld

Beperkend

Beperkend

Gemiddeld

Risico voor cliënt en omgeving?

Gemiddeld

Laag

Hoog

Gemiddeld

Laag

Hoog

Gemiddeld

Laag

Hoog

Gemiddeld

Laag

Zelfinzicht cliënt eigen handelen en mogelijkheden?

Gemiddeld

Bevorderend

Beperkend

Beperkend

Beperkend

Ziektebesef cliënt?

Gemiddeld

Bevorderend

Beperkend

Gemiddeld

Beperkend

Gemiddeld

Beperkend

Gemiddeld

Problematiek is: stabiel, fluctuerend, acuut

Stabiel

Stabiel

Stabiel

Stabiel

Verwachting is: verbetering, gelijk blijven, achteruitgang

Verbetering

Gelijk

Achteruit

Gelijk

Achteruit

Gelijk

Achteruit

Draagkracht mantelzorg/steunsysteem

Laag

Gemiddeld

Hoog

Laag

Laag

Gemiddeld

Laag

Kenmerken ondersteuning

Complexiteit te bieden ondersteuning?

Gemiddeld

Hoog

Laag

Gemiddeld

Laag

Laag

Gemiddeld

Verwachting rendement?

Gemiddeld

Hoog

Laag

Gemiddeld

Gemiddeld

Laag

Gemiddeld

Omvang

0 t/m 16 uur per week

17 t/m 32 uur per week

0 t/m 16 uur per week

17 t/m 32 uur per week