Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Oost Gelre

Plussenbeleid Oost Gelre

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOost Gelre
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingPlussenbeleid Oost Gelre
CiteertitelPlussenbeleid Oost Gelre
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-02-2020nieuwe regeling

11-02-2020

Gemeentepagina, 20-02-2020

Tekst van de regeling

Intitulé

Plussenbeleid Oost Gelre

 

1. Inleiding

 

In maart 2017 is het Gelders Plussenbeleid in werking getreden via de provinciale Omgevingsverordening. Het Plussenbeleid is alleen van toepassing op niet-grondgebonden bedrijven en zet in op het realiseren van duurzame niet-grondgebonden veehouderijen. Veehouders krijgen onder voorwaarden de ruimte om hun bedrijf te ontwikkelen. Een veehouder dient bij uitbreiding aanvullende maatregelen te treffen op het gebied van dierenwelzijn, ruimtelijke kwaliteit en/of milieu.

Welke maatregelen genomen worden moet de initiatiefnemer samen met zijn omgeving in een dialoog bepalen.

 

Niet-grondgebonden bedrijven kunnen op dit moment vanwege de provinciale Omgevingsverordening niet verder groeien dan de bestaande mogelijkheden in het geldende bestemmingsplan. Het provinciale Plussenbeleid mag alleen worden toegepast, wanneer gemeenten hiervoor een beleidsregel hebben vastgesteld. Met de beleidsregel ‘Plussenbeleid Oost Gelre’ geeft de gemeente invulling aan deze formele verplichting.

 

Met deze beleidsregel wordt het mogelijk om mee te werken aan uitbreidingsplannen van niet-grondgebonden agrarische bedrijven via:

  • Een partiële herziening van het bestemmingsplan

  • Een omgevingsvergunning met afwijking van het bestemmingsplan (projectafwijking, uitgebreide procedure)

In de toelichting van het bestemmingsplan of in de ruimtelijke onderbouwing van de omgevingsvergunning met projectafwijking moet worden ingegaan op de manier waarop aan deze beleidsregel wordt voldaan.

 

De beleidsregel is niet van toepassing als de uitbreiding mogelijk is op basis van het nu geldende bestemmingsplan en eventuele wijzigingsplannen op grond van dat bestemmingsplan. Daarnaast blijven kleine uitbreidingen van maximaal 500 m² bruto stalvloeroppervlakte per 5 jaar mogelijk zonder toepassing van het plussenbeleid.

 

Vóór 1 januari 2027 moet het plussenbeleid ook planologisch in het bestemmingsplan/omgevingsplan verankerd worden.

 

Er zijn twee bijeenkomsten georganiseerd voor externe organisaties. Tijdens deze bijeenkomsten is hun inbreng gevraagd. De volgende organisaties waren hierbij aanwezig:

  • LTO

  • Provincie Gelderland

  • Waterschap Rijn en IJssel

  • AJK Samen Vooruit

  • Groen Goed

  • Dorpsbelangen Harreveld

  • Contactgroep Zwolle

  • Agrarisch adviseurs (Van Westreenen, Locis, ForFarmers Farmconsult, Rombou)

De beleidsregel geldt aanvullend op de reguliere toetsingsgronden bij verzoeken om uitbreiding van een agrarisch bedrijf.

2. Provinciale regels

 

De provincie heeft in haar visie op de omgeving vertaald in de ‘Omgevingsvisie Gelderland. Deze is vastgesteld op 9 juli 2014. Op 24 september 2014 is de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. De omgevingsvisie en omgevingsverordening zijn in de tussentijd diverse malen geactualiseerd. De nieuwste versie van de omgevingsverordening is vastgesteld op 19 december 2018. Hierin zijn de volgende regels opgenomen met betrekking tot uitbreiding van niet-grondgebonden veehouderijen:

 

Artikel 2.30 (uitbreiding niet-grondgebonden veehouderijbedrijf of veehouderijtak: handreiking beleidsregels Plussenbeleid)

  • Gedeputeerde Staten stellen in een handreiking een algemeen kader vast voor de door het gemeentebestuur op te stellen beleidsregels Plussenbeleid.

  • De handreiking Plussenbeleid bevat in ieder geval als kader dat:

    • 1.

      uitbreiding van een niet-grondgebonden veehouderijbedrijf of alleen mogelijk is als door de aanvrager plusmaatregelen worden getroffen;

    • 2.

      de investering in de te treffen plusmaatregelen aantoonbaar € 15,- tot € 20,- per vierkante meter bruto stalvloeroppervlakte van de uitbreiding bedraagt;

    • 3.

      de plusmaatregelen getroffen worden in de volgende rangorde:

      • I.

        ter plaatse op het erf;

      • II.

        in de directe omgeving van het erf;

      • III.

        in de omgeving van de direct-omwonenden.

    • 4.

      de te treffen plusmaatregelen geborgd worden in:

      • I.

        een privaatrechtelijke overeenkomst, inclusief een boetebeding;

      • II.

        een voorwaardelijke plicht in het bestemmingsplan, of

      • III.

        de voorschriften van een omgevingsvergunning.

Artikel 2.31 (instructieregel bestemmingsplan Plussenbeleid)

  • 1.

    Een bestemmingsplan maakt een uitbreiding van een niet-grondgebonden veehouderijbedrijf of niet-grondgebonden veehouderijtak alleen mogelijk als de uitbreiding voldoet aan door het gemeentebestuur in overeenstemming met de handreiking Plussenbeleid vastgestelde beleidsregels.

  • 2.

    Een bestemmingsplan kan eens per vijf jaar een uitbreiding van een niet-grondgebonden veehouderijbedrijf of veehouderijtak mogelijk maken met een omvang van ten hoogste 500 vierkante meter, waarop de vastgestelde beleidsregels niet van toepassing zijn.

 

Artikel 2.30 lid 1 geeft aan dat Gedeputeerde Staten in een handreiking een algemeen kader vaststelt. Deze vormt een algemeen kader voor het uitwerken van het gemeentelijk plussenbeleid. Deze handreiking is inmiddels opgesteld.

 

Artikel 2.30 lid 2 vormt de kern van het Plussenbeleid. Hierin staat aangegeven dat uitbreiding van een niet-grondgebonden veehouderijbedrijf alleen mogelijk is wanneer plusmaatregelen worden getroffen.

 

Artikel 2.31 lid 1 geeft aan dat een uitbreiding van een niet-grondgebonden veehouderij alleen mogelijk is wanneer het plan voldoet aan het gemeentelijk Plussenbeleid. Het gemeentelijk Plussenbeleid moet in overeenstemming zijn met de handreiking plussenbeleid die door de provincie is opgesteld.

 

Artikel 2.31 lid 2 bepaalt dat voor uitbreidingen van maximaal 500 vierkante meter het Plussenbeleid niet van toepassing is.

 

In hoofdstuk 8, afdeling 8.1 van de Omgevingsverordening is een specifieke overgangsbepaling voor het Plussenbeleid opgenomen.

Artikel 8.2 (specifieke overgangsbepaling Plussenbeleid)

In afwijking van artikel 8.1, derde lid, geeft de gemeenteraad uitvoering aan de instructieregels gesteld in de artikelen 2.30 en 2.31:

  • a.

    bij bestemmingsplannen die voor 1 januari 2007 zijn vastgesteld: voor 1 april 2019;

  • b.

    bij overige bestemmingsplannen: voor 1 januari 2027.

 

De volgende begrippen uit de Omgevingsverordening zijn van belang voor het opstellen van het plussenbeleid.

Grondgebonden veehouderijbedrijf

Agrarisch bedrijf dat gericht is op het ontwikkelen van activiteiten waarbij de productie voor meer dan 50 procent afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond waarover het bedrijf in de omgeving van de bedrijfsgebouwen kan beschikken.

Grondgebonden veehouderijtak

Onderdeel van een agrarisch bedrijf waarvoor het bedrijf beschikt over voldoende agrarische cultuurgrond in de omgeving van de bedrijfsgebouwen om de dieren binnen de veehouderijtak voor meer dan 50 procent zelf te kunnen voeren.

Hervestiging (bij veehouderijbedrijf)

Vestiging van een nieuw op te richten of een van elders te verplaatsen veehouderijbedrijf op een bestaand agrarisch bouwperceel.

Niet-grondgebonden veehouderijbedrijf

Agrarisch bedrijf dat hoofdzakelijk is gericht op veehouderij waarvan het voer voor de landbouwhuisdieren het grootste gedeelte niet geteeld wordt op de gronden die in de nabijheid van het agrarisch bouwperceel zijn gelegen en waarop de veehouderij rechten heeft.

Niet-grondgebonden veehouderijtak

Onderdeel van een agrarisch bedrijf dat is gericht op niet-grondgebonden veehouderij.

Plussenbeleid

Beleid met aanvullende kwaliteitsvoorwaarden die gelden voor het ruimtelijk beleid van gemeenten die een uitbreiding van een niet-grondgebonden veehouderijbedrijf mogelijk willen maken.

Plusmaatregel

Aanvullende fysieke maatregel ter verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving van een veehouderijtak op het gebied van het milieu, een goede landschappelijke inpassing of een verbetering van het dierenwelzijn.

Uitbreiding (bij veehouderij)

Vergroting van de agrarische bebouwing op een bestaand agrarisch bouwperceel al dan niet gepaard gaande met een vergroting van het bouwperceel.

 

 

Ammoniakbuffergebied

In het ammoniakbuffergebied gelden de regels uit de Omgevingsverordening voor niet-grondgebonden veehouderijtak bovenop het Plussenbeleid. Daarnaast zijn er nog drie belangrijke aspecten voor ontwikkelingen in een ammoniakbuffergebied:

  • Er is alleen groei van het bedrijf mogelijk als de emissie van ammoniak op de locatie niet toeneemt bij uitbreiding van niet-grondveehouderij-activiteiten. Of de emissie helemaal uit intensieve niet-grondgebonden veehouderijactiviteiten bestaan of slechts gedeeltelijk binnen een deel van het bedrijf worden uitgeoefend maakt daarbij niet uit;

  • Nieuwvestiging en hervestiging is verboden;

  • Er kunnen meerdere functies en bestemmingen naast elkaar bestaan in dit gebied. Dit is een gemeentelijke afweging. Meerdere functies kunnen de afbouw van de intensieve veehouderij ondersteunen. Nieuwe functies moeten passen bij de kernkwaliteiten in een gebied.

3. Plussenbeleid Oost Gelre

3.1 Toepassing Plussenbeleid

Voor bedrijven in de niet-grondgebonden veehouderij die qua planologische mogelijkheden meer dan 500 m² groeien zijn één of meer ‘maatschappelijke plussen’ vereist. Het gaat om aanvullende maatregelen van ruimtelijke kwaliteit op het gebied van milieu, landschappelijke inpassing en/of fysieke maatregelen op het gebied van dierenwelzijn. Deze maatregelen bestaan naast wettelijke eisen en andere voorwaarden zoals een goede landschappelijke inpassing op basis van provinciaal en gemeentelijk beleid.

Uitbreiding

Het moment waarop voor een uitbreiding het Plussenbeleid van toepassing is, wordt bepaald door het geldende planologisch regime. Iedere uitbreiding van mogelijkheden voor de niet-grondgebonden veehouderij ten opzichte van het geldende bestemmingsplan moet worden getoetst aan het Plussenbeleid. Dat kan een overschrijding zijn van het huidige bouwvlak, een bebouwingspercentage, een bouwhoogte een stikstofdepositieplafond of dieraantallen. Allemaal vormen van uitbreiding van planologische mogelijkheden waarop het Plussenbeleid van toepassing is.

 

Aan uitbreidingen van niet-grondgebonden veehouderijen worden in door de provincie Gelderland de volgende eisen gesteld:

  • a)

    Uitbreiding van een niet-grondgebonden veehouderijbedrijf of veehouderijtak is alleen mogelijk als door de aanvrager plusmaatregelen worden getroffen;

  • b)

    De investering in de te treffen plusmaatregelen aantoonbaar € 15,- tot € 20.- per vierkante meter bruto staloppervlakte van de uitbreiding bedraagt;

  • c)

    De plusmaatregelen getroffen worden in de volgende rangorde:

    • I.

      Ter plaatse op het erf

    • II.

      In de directe omgeving van het erf

    • III.

      In de omgeving van de direct-omwonenden

  • d)

    De te treffen plusmaatregelen geborgd worden in:

    • I.

      Een privaatrechtelijke overeenkomst, inclusief een boetebeding

    • II.

      Een voorwaardelijke plicht in het bestemmingsplan, of

    • III.

      De voorschriften van een omgevingsvergunning.

Op basis van de Omgevingsverordening werkt het Plussenbeleid in de volgende situaties door:

  • Het vaststellen van een bestemmingsplan, op grond van artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening, waarin ook uitbreidingsruimte vastgelegd wordt van maximaal 500 m² per vijf jaar voor een niet-grondgebonden veehouderijtak

  • Het vaststellen van een wijzigingsplan gebaseerd op een bevoegdheid tot wijziging die is opgenomen in een bestemmingsplan, vastgesteld na 22 maart 2017 (datum inwerkingtreding provinciaal plussenbeleid.

De punten 1 en 2 doen zich niet voor als het ontwerp van het bestemmingsplan ter inzage is gelegd vóór 22 maart 2017 en daarop door Gedeputeerde Staten geen zienswijze is ingediend.

 

In het buitengebied van Oost Gelre zijn diverse bestemmingsplannen van toepassing. Het ‘bestemmingsplan landbouwontwikkelingsgebieden Ruurlosebroek en Marieenvelde’ is vastgesteld op 21 september 2010. Het bestemmingsplan Buitengebied Oost Gelre 2011 is vastgesteld op 18 december 2012. De bijbehorende reparatieplannen ‘Reparatieplan Buitengebied Oost Gelre’ en ‘Buitengebied, Reparatieplan 2016’ zij vastgesteld op respectievelijk 15 juli 2014 en 4 april 2017. Het reparatieplan ‘Buitengebied, Reparatieplan 2016’ is dus vastgesteld na 22 maart 2017. Het ontwerp is echter ter inzage gelegd op 9 december 2016 en er is geen zienswijze ingediend door Gedeputeerde Staten.

Een uitbreiding die mogelijk is op basis van de geldende bestemmingsplannen in het buitengebied van Oost Gelre, al dan niet met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, vallen daarom niet onder het Plussenbeleid. Dit zijn bestaande rechten die worden behouden.

 

Het Plussenbeleid is in Oost Gelre alleen van toepassing bij de volgende ruimtelijke procedures:

  • Partiële herziening bestemmingsplan

  • Het Plussenbeleid is van toepassing wanneer een partiële herziening ruimte biedt aan een uitbreiding van meer dan 500 m² bij een niet-grondgebonden veehouderij. In de toelichting van het bestemmingsplan worden de plusmaatregelen toegelicht en onderbouwd. Daarnaast wordt in de regels een voorwaardelijke verplichting voor de plusmaatregelen opgenomen.

  • Omgevingsvergunning met afwijking van het bestemmingsplan (uitgebreide procedure)

  • Wanneer de omgevingsvergunning met afwijking van het bestemmingsplan (projectafwijking) ruimte biedt aan een uitbreiding van meer dan 500 m² bij een niet-grondgebonden veehouderij moet toetsing aan het Plussenbeleid plaatsvinden. De plusmaatregelen worden daarbij als voorwaarde in de omgevingsvergunning opgenomen en toegelicht en onderbouwd in de ruimtelijke onderbouwing die onderdeel uitmaakt van de omgevingsvergunning. Wanneer de omgevingsvergunning wordt opgenomen in een herziening van het bestemmingsplan dan worden de plusmaatregelen verankerd in het bestemmingsplan.

Uitzondering Plussenbeleid

Aanvragers hebben maximaal één keer per vijf jaar de mogelijkheid om maximaal 500 m² te groeien zonder Plussenbeleid.

3.2 Plussenbeleid Oost Gelre

3.2.1 Begrippen

De begrippen uit de omgevingsverordening van provincie Gelderland worden overgenomen:

Grondgebonden veehouderijbedrijf

Agrarisch bedrijf dat gericht is op het ontwikkelen van activiteiten waarbij de productie voor meer dan 50 procent afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond waarover het bedrijf in de omgeving van de bedrijfsgebouwen kan beschikken.

Grondgebonden veehouderijtak

Onderdeel van een agrarisch bedrijf waarvoor het bedrijf beschikt over voldoende agrarische cultuurgrond in de omgeving van de bedrijfsgebouwen om de dieren binnen de veehouderijtak voor meer dan 50 procent zelf te kunnen voeren.

Hervestiging (bij veehouderijbedrijf)

Vestiging van een nieuw op te richten of een van elders te verplaatsen veehouderijbedrijf op een bestaand agrarisch bouwperceel.

Niet-grondgebonden veehouderijbedrijf

Agrarisch bedrijf dat hoofdzakelijk is gericht op veehouderij waarvan het voer voor de landbouwhuisdieren het grootste gedeelte niet geteeld wordt op de gronden die in de nabijheid van het agrarisch bouwperceel zijn gelegen en waarop de veehouderij rechten heeft.

Niet-grondgebonden veehouderijtak

Onderdeel van een agrarisch bedrijf dat is gericht op niet-grondgebonden veehouderij.

Plussenbeleid

Beleid met aanvullende kwaliteitsvoorwaarden die gelden voor het ruimtelijk beleid van gemeenten die een uitbreiding van een niet-grondgebonden veehouderijbedrijf mogelijk willen maken.

Plusmaatregel

Aanvullende fysieke maatregel ter verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving van een veehouderijtak op het gebied van het milieu, een goede landschappelijke inpassing of een verbetering van het dierenwelzijn.

Uitbreiding (bij veehouderij)

Vergroting van de agrarische bebouwing op een bestaand agrarisch bouwperceel al dan niet gepaard gaande met een vergroting van het bouwperceel.

 

3.2.2 Omgevingsdialoog

Het vroegtijdig betrekken van (mogelijke) belanghebbenden bij de voorbereiding van plannen of besluiten is belangrijk. De provincie verwacht van gemeenten dat zij in het beleid opnemen dat rondom een voorgenomen uitbreiding een zorgvuldige dialoog wordt gevoerd, gericht op het in kaart brengen van alle belangen. Het gaat hierbij zowel om de belangen van de ondernemer als die van de omgeving. Een verslag van de omgevingsdialoog moet deel uitmaken van de aanvraag tot uitbreiding.

 

Voor het voeren van een dialoog met de omgeving is in Oost Gelre het volgende stappenplan opgesteld:

Schema omgevingsdialoog

 

De initiatiefnemer voert de omgevingsdialoog op een manier die past bij het gebied en zijn plan en nodig daarbij de omwonenden en/of eigenaren van omliggende percelen uit die daarvan invloed zullen ondervinden. Dit kan in het ene geval een bijeenkomst zijn en in het andere geval kan de initiatiefnemer dit individueel aan de keukentafel bij de buren bespreken. Dit wordt voorafgaand samen met het basisuitbreidingsplan in een dialoogvoorstel voorgelegd aan de gemeente. De dialoog moet daarbij vooral gaan over de plusmaatregelen. Uitgangspunt is dat de initiatiefnemer de plusmaatregelen nog niet van tevoren zelf heeft ingevuld, maar dat deze in dialoog met de omgeving worden bepaald. In het verslag van de omgevingsdialoog dient de initiatiefnemer aan te geven:

 

  • Wie er zijn betrokken bij de dialoog;

  • Hoe de gevoerde dialoog eruit heeft gezien;

  • Welke inbreng de dialoog heeft opgeleverd;

  • Wat de initiatiefnemer met deze inbreng heeft gedaan bij de uitwerking van zijn plan.

De initiatiefnemer bepaalt ‘de omgeving’ op basis van de beoordeling wie ‘gevolgen van enige betekenis’ kan ondervinden door de uitbreiding van het agrarisch bedrijf. Daarbij kan gedacht worden aan afstand, zicht en milieugevolgen (geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico, etc.). Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn. Wie uitgenodigd wordt voor de omgevingsdialoog hangt dus af van de omgeving en van het specifieke uitbreidingsplan.

 

De omgevingsdialoog is bedoeld om draagvlak voor de plannen in de omgeving te creëren. Daarbij is het de bedoeling dat de dialoog leidt tot de voor de omgeving meest gewenste keuze voor de plusmaatregelen die de initiatiefnemer neemt ter compensatie van de uitbreiding. Als een initiatiefnemer er in de dialoog niet uitkomt met de omgeving, dan is dat op zichzelf geen grond voor het college of de gemeenteraad om geen medewerking te verlenen aan de plannen.

 

Overgangsregeling dialoog voor lopende verzoeken

Er zijn enkele lopende verzoeken voor uitbreiding van niet-grondgebonden veehouderijen. Wanneer vooruitlopend op de vaststelling van deze beleidsregel al een omgevingsdialoog heeft plaatsgevonden, hoeft niet opnieuw de omgevingsdialoog volgens bovenstaand stappenschema doorlopen worden.

 

Omgevingsdialoog en omgevingswet

In het kader van de omgevingswet zal een handreiking worden opgesteld over het voeren van een omgevingsdialoog. Zodra deze is vastgesteld zal voor het plussenbeleid worden aangesloten bij deze algemene handreiking.

3.2.3 Plusmaatregelen

Bij plusmaatregelen gaat het om niet gangbare maatregelen die al vanuit bestaande wettelijke en beleidskaders nodig zijn. Aanvullende maatregelen zijn extra maatregelen ter verbetering van de ruimtelijke kwaliteit op het gebied van landschappelijke inpassing, milieu en dierenwelzijn. Gemeenten kunnen in hun gemeentelijke Plussenbeleid aangeven of in bepaalde gebieden aandachtspunten worden gezien voor de inhoudelijke focus van deze aanvullende maatregelen vanuit een goede ruimtelijke ordening. Deze inhoudelijke focus is sturend voor de aard van de genoemde aanvullende maatregelen passend bij een gebied. Voor de Achterhoek geeft de provincie aan dat zij verwacht dat de gemeenten sturen op extra maatregelen die de landschappelijke kwaliteit verbeteren en sloop bevorderen.

 

De te nemen aanvullende duurzaamheidsmaatregelen moeten passen binnen een goede ruimtelijke ordening. Dit is afhankelijk van het gebied waar de uitbreiding plaatsvindt en is dus maatwerk. Hieronder worden voorbeelden van plusmaatregelen genoemd.

 

Ruimtelijke kwaliteit

Investeringen in:

  • Landschappelijke versterking door middel van landschapselementen;

  • Aanleggen van een fruitboomgaard;

  • Loop- en wandelpaden;

  • Bezichtigingsruimte;

  • Innovatieve architectuur van stalconcepten;

  • Bijdrage aan een ecologische verbindingszone;

  • Opvang hemelwater: afkoppelen bestaand verhard oppervlak;

  • Sloop van vrijkomende agrarische bebouwing.

Gemeente Oost Gelre wil dat sloop binnen dezelfde gemeente plaatsvindt en bij voorkeur zo dicht mogelijk bij het agrarische bedrijf.

 

Wanneer gekozen wordt voor landschappelijke versterking als plusmaatregel dan kan de afwaardering van de grond ook worden meegerekend, wanneer de bestemming wordt gewijzigd van ‘agrarisch’ naar ‘Natuur’. Er zal dan geen wijzigingsbevoegdheid worden opgenomen om terug te gaan naar de agrarische bestemming, zodat de grond ook echt gebruikt wordt voor de landschappelijke inpassing. In dat geval zullen de volgende normbedragen worden gehanteerd:

  • Agrarisch zonder bouwvlak €7

  • Natuur €1

Milieu

Investeringen in:

  • Bovenwettelijke maatregelen ter beperking van de milieugevolgen (o.a. geur, geluid, fijnstof, licht, trilling, emissie) van het agrarisch bedrijf die een aantoonbare verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving tot gevolg hebben;

  • Het realiseren van installaties voor duurzame energieopwekking waarbij de opgewekte energie volledig ten goede komt aan de omgeving.

Dierenwelzijn

  • Oppervlakte;

  • Groepsgrootte;

  • Stalinhoud;

  • Voorkomen hittestress;

  • Hygiënesluis;

  • Duurzame vloeren;

  • Extra brandpreventie.

Voorbeelden van maatregelen op het gebied van ruimtelijke kwaliteit, milieu en dierenwelzijn zijn ook te vinden in de Maatlat Duurzame Veehouderij en het Beter Leven Keurmerk (sterrensysteem) en Milieukeur. Deze certificaatsystemen zijn waardevol omdat zij aangeven wat in algemeenheid duurzamere stalconcepten zijn. Zij geven ondernemers houvast om duurzamere stalconcepten toe te passen door fiscaal voordeel te bieden. De controle op de uitvoering van de maatregelen wordt door een onafhankelijke instantie uitgevoerd. Jaarlijks worden deze systemen met stakeholders en ondernemers besproken en vinden er actualisaties plaats.

 

Aanvullende maatregelen

De plusmaatregelen moeten ruimtelijk relevant zijn en bovendien verder gaan dan de eisen die normaal gesproken ook worden gesteld bij een uitbreidingsplan. Zo moet het bijvoorbeeld niet gaan om de gebruikelijke landschappelijke inpassing maar om een extra investering voor ruimtelijke kwaliteit. De provincie geeft aan dat de volgende maatregelen niet zijn aan te merken als een extra maatregel:

  • goede erfinpassing

  • rekening houden met landschappelijke en natuurkwaliteiten

  • voldoen aan milieunormen of aan normen voor dierenwelzijn

  • emissie reducerende milieutechnieken die al worden voorgeschreven in (wettelijke) bepalingen.

Daarnaast beschouwt de provincie volksgezondheid niet als ‘plus’ maar als een basiskwaliteit.

3.2.4 Plussenbeleid Oost Gelre is aanvullend op reguliere toetsingsgronden

Deze beleidsregel geldt aanvullend op de reguliere toetsingsgronden bij verzoeken om uitbreiding van een agrarisch bedrijf. Bij elk initiatief moet sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening.

Daarnaast wordt voor de maximum grootte van het bouwvlak voor niet-grondgebonden veehouderijen aangesloten bij het op dat moment geldende beleid.

3.3 Afspraken met de ondernemer

De plusmaatregelen worden vastgelegd in een anterieure overeenkomst met de initiatiefnemer. Aan de uitvoering en instandhouding van deze plusmaatregelen wordt een boetebeding gekoppeld. Daarnaast wordt er voor uitvoering en instandhouding van de plusmaatregelen in het geval van een bestemmingsplanherziening een voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels en in het geval van een omgevingsvergunning een voorwaarde in het besluit.

3.4 Investeringsbijdrage

In de handreiking van de provincie is aangegeven dat de norm voor de investeringsbijdrage een bedrag tussen de €15 en €20 per vierkante meter stalvloeroppervlakte van de uitbreiding is. De investering vindt bij voorkeur plaats op of nabij het erf van de initiatiefnemer. Indien dit niet mogelijk is vindt de investering in de omgeving van het erf of verder in de omgeving plaats. Een uitzondering geldt voor gebieden waar gebouwen worden gesloopt ter verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Daarbij kan sloop op een andere locatie plaatsvinden mitst de sloop binnen gemeente Oost Gelre plaatsvindt en bij voorkeur zo dicht mogelijk bij het agrarisch bedrijf.

 

De vereiste investering die gemeente Oost Gelre in de plusmaatregelen vraagt is €15,- per vierkante meter bruto stalvloeroppervlakte van de uitbreiding. Onder bruto stalvloeroppervlakte valt alles binnen de buitenmuren, dus zowel de stallen als de hygiënesluis, voerkeuken et cetera.

Rekenvoorbeeld

Een agrarisch bedrijf wil graag een uitbreiding van 1.000 vierkante meter bruto stalvloeroppervlak. 500 vierkante meter bruto stalvloeroppervlak van deze uitbreiding is mogelijk binnen het geldende bestemmingsplan. Het investeringsbedrag moet echter over de gehele uitbreiding worden berekend. In dit geval betekend dat dus (1.000 x €15) € 15.000 investeren in plusmaatregelen.

Een berekening van de investeringsbijdrage wordt bij het besluit waarin de uitbreiding mogelijk wordt gemaakt gevoegd.

3.5 Omgevingsplan en omgevingsvisie

Vóór 1 januari 2027 moet het plussenbeleid ook planologisch in het omgevingsplan verankerd worden. Daarnaast zal het Plussenbeleid Oost Gelre worden meegenomen in de omgevingsvisie.

Bijlage 1: Nota Zienswijzen

Inhoud en beantwoording zienswijzen

Het ontwerp Plussenbeleid Oost Gelre heeft ter inzage gelegen van 4 oktober 2019 tot en met 14 november 2019. Tegen het ontwerpbeleid zijn twee zienswijzen ingekomen die in deze nota wordt samengevat en beantwoord.

 

Verwoording zienswijzen

Zienswijze 1 (per mail ingekomen op 14 november 2019) – Provincie Gelderland

De zienswijze is per mail op 14 november 2019 ingekomen en per post op 22 november 2019. De ingebrachte zienswijze per mail is binnen de daarvoor gestelde termijn ingekomen en is daarom ontvankelijk.

 

Samenvatting

  • 1.

    In de structuurvisie wordt gewerkt met normbedragen voor de afwaardering van gronden die van ‘agrarisch’ naar ‘natuur’ gaan. Voor gronden met een agrarisch bouwvlak is dit bedrag 25 euro. Dit vindt de provincie Gelderland een hoog bedrag. Dit betekent namelijk dat met een kleine oppervlakte een groot deel van de plusinvestering wordt gehaald. Hierdoor is er geen noodzaak meer om te investeren in andere plussen. Bovendien ziet de provincie investeringen in groen op het bouwvlak in de meeste gevallen als landschappelijke inpassing en niet als natuur. Er zijn uitzonderingen denkbaar, bijvoorbeeld als het bouwvlak tegen het Gelders Natuurnetwerk ligt, maar dat vraagt wel om een goede ecologische onderbouwing.

  • 2.

    Provincie adviseert om deze ‘plus’ in te zetten als er daadwerkelijk hoogwaardige natuur wordt aangelegd, waarbij sprake is van een toename van de biodiversiteit en een bijdrage aan de gebiedsdoelen. Dat hiervan sprake is moet door de initiatiefnemer worden onderbouwd.

 

Reactie

  • 3.

    Landschappelijke versterking als plusinvestering zal hoofdzakelijk buiten een agrarisch bouwvlak plaatsvinden. Binnen het bouwvlak wordt in principe als landschappelijke inpassing gezien en dat is voorwaarde voor het verlenen van medewerking aan het plan. In dat geval kan de landschappelijke inpassing niet worden gezien als plusinvestering. Daarom wordt het normbedrag voor agrarisch bouwvlak geschrapt uit het beleid. Het zal alleen mogelijk zijn om de afwaardering van de gronden met de bestemming Agrarisch zonder bouwvlak naar Natuur mee te nemen als plusinvestering.

  • 4.

    De initiatiefnemer moet met een goed plan komen voor landschappelijke versterking. De afwaardering van de grond kan alleen mee worden genomen bij de plusinvestering indien de bestemming van de grond ook daadwerkelijk wordt gewijzigd naar de bestemming ‘Natuur’ en de landschappelijke versterking dus ook zorgt voor aanleg van natuur.

Conclusie

De zienswijze leidt tot aanpassing van het beleid in paragraaf 3.2.3 Plusmaatregelen. Het normbedrag van € 25,- voor ‘Agrarisch met bouwvlak’ is geschrapt.

 

Zienswijze 1 (per mail ingekomen op 14 november 2019) – LTO Noord

De zienswijze is per mail op 14 november 2019 ingekomen en per post op 18 november 2019. De ingebrachte zienswijze per mail is binnen de daarvoor gestelde termijn ingekomen en is daarom ontvankelijk.

 

Samenvatting

  • 1.

    Het begrip ‘uitbreiding’ wijkt af van die uit de provinciale omgevingsverordening (dit ondanks dat staat dat de begrippen worden overgenomen. Door ook op dit begrip de provinciale definitie over te nemen wordt duidelijk dat het hier ruimtelijke beleid betreft en sluit de definitie tevens weer goed aan bij de berekening van de investeringsbijdrage (die immers alleen op oppervlakte ziet). (Stikstof)emissie en dieraantallen zijn onderwerp van andere gebieden in wet- en regelgeving en horen volgens LTO niet thuis in deze, vooral ruimtelijke, opzet.

  • 2.

    Inzake vrijkomende agrarische bebouwing delen wij uw ambitie maar zien we complicaties bij het zoeken naar locaties door boeren zelf. Het instellen van een sloopfonds vereenvoudigt deze opgave en versnelt de realisatie van de ambitie. LTO Noord stelt voor dit punt verder samen uit te werken.

Reactie

  • 1.

    In artikel 1.2 (begripsbepalingen) van de geconsolideerde omgevingsverordening (december 2018) is exact dezelfde definitie opgenomen als in paragraaf 3.2.1 van het Plussenbeleid Oost Gelre. Daarmee is er geen sprake van een afwijking van de begripsbepaling in het Plussenbeleid Oost Gelre ten opzichte van de provinciale omgevingsverordening. Op pagina 6 wordt nog een beschrijving aangehaald van ‘uitbreiding’. Dit komt uit de handreiking van de provincie Gelderland en is geen begripsbepaling, maar een beschrijving wanneer het plussenbeleid van toepassing kan zijn. Het plussenbeleid kan van toepassing zijn bij overschrijding van een bouwvlak, maar bijvoorbeeld ook wanneer een stikstofdepositieplafond is vastgelegd in een bestemmingsplan waardoor binnenplans niet kan worden meegewerkt aan een uitbreidingsplan met een hogere stikstofdepositie. Ditzelfde geldt voor dieraantallen die mogelijk vastgelegd kunnen zijn in een bestemmingsplan. In dat geval kan alleen met een bestemmingsplanherziening of projectafwijking medewerking worden verleend, waardoor getoetst moet worden aan het Plussenbeleid.

  • 2.

    De gemeente neemt het idee voor een sloopfonds mee. Het is echter niet mogelijk om voor dit beleidsstuk ook een sloopfonds in te stellen, aangezien het geen structuurvisie is.

Conclusie

De zienswijze leidt niet tot aanpassing van het beleid.