Organisatie | Oost Gelre |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel Hogere geluidgrenswaarden Afdeling Bouwen en Milieu, eenheid milieu |
Citeertitel | Beleidsregel Hogere geluidgrenswaarden |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
N.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-01-2010 | nieuwe regeling | 18-10-2010 ELNA/Groenlose Gids, 28-01-2010 |
Met de inwerkingtreding van de nieuwe Wet geluidhinder (verder te noemen Wgh) per 1 januari 2007, hebben gemeenten meer beleidsvrijheid gekregen om binnen het grenswaardenregime van de Wgh (tussen voorkeursgrenswaarden en de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting) te opereren. De gemeente is in veel gevallen het bevoegd gezag geworden voor het verlenen van hogere geluidwaarden.
Tot voor kort waren in de Wgh en bijbehorende uitvoeringsbesluiten diverse criteria opgenomen op grond waarvan van de voorkeursgrenswaarden kon worden afgeweken. De laatste jaren is echter meer en meer het besef ontstaan dat geluidhinder in het merendeel van de gevallen een lokaal probleem is dat het beste door de lokale overheid kan worden aangepakt. Met de wijziging van de Wgh, zoals deze in 2007 in werking is getreden, is aan deze gedachte tegemoetgekomen. Tegelijkertijd is door het ministerie van VROM aanbevolen dat de lokale overheid eigen beleid voor onder andere hogere geluidwaarden ontwikkelt en vaststelt. Deze beleidsregel geeft hier dan ook invulling aan.
Het doel van de beleidsregel is het geven van eenduidig beleid voor en door het college van burgemeester en wethouders voor het behandelen van aanvragen hogere geluidwaarden. Daarnaast geeft de beleidsregel voor inwoners, projectontwikkelaars, initiatiefnemers etc. duidelijkheid over aan welke criteria, maximale grenswaarden en procedures voldaan moet worden.
Vooral bij het maken van bestemmingsplannen1 moet de aandacht worden gericht op geluidgevoelige bestemmingen en dienen daarvoor geldende grenswaarden in acht te worden genomen. Voor verschillende typen geluidbelastingen (industrielawaai, wegverkeerslawaai en railverkeerlawaai) worden in de Wgh grenswaarden aangegeven waarvoor een voorkeursgrenswaarde en een wettelijk maximaal toelaatbare geluidbelasting geldt. In principe moet er altijd naar worden gestreefd de voorkeursgrenswaarde aan te houden. Er zijn uitzonderingen mogelijk, zolang de wettelijke maximale grenswaarden niet overschreden worden. Deze uitzonderingen (criteria) waren in de oude Wgh omschreven en zijn voor een deel opnieuw als beleid opgenomen.
In de gemeente Oost Gelre is tot op heden gebleken dat de uitvoeringspraktijk van de oude Wgh en bijbehorende algemene maatregelen van bestuur (toetsing van de criteria) niet tot knelpunten heeft geleid.
Hogere waarden mochten verleend worden als bijvoorbeeld sprake was van vervanging van bestaande bebouwing, opvulling van een open plaats tussen aanwezige bebouwing, bebouwing dat fungeert als doelmatige afscherming van andere woningen en woningen die ter plaatse noodzakelijk zijn om reden van grond of bedrijfsgebondenheid. Deze beschreven situaties zijn opnieuw in de beleidsregel opgenomen.
Op grond van de oude Wgh kon de provincie bij een geluidbelasting van meer dan 55 dB(A) eisen stellen aan de indeling van de woningen, bijvoorbeeld door als eis op te nemen dat de slaapkamer aan de zijde met de laagste geluidbelasting wordt gesitueerd. Dit stond op gespannen voet met de vrije indeelbaarheid die in de bouwregelgeving is opgenomen. In de nieuwe Wgh is dit artikel dan ook niet meer opgenomen. Om flexibiliteit bij indelingen te kunnen garanderen, is de indelingseis dan ook niet meer als beleid in deze beleidsregel opgenomen. Met de gehanteerde criteria van de oude Wgh is het mogelijk gebleken zowel goede ruimtelijke ordening te bedrijven en tegelijkertijd aan de doelstellingen ten aanzien van het voorkomen en beperken van geluidhinder te voldoen.
Het hanteren van minimaal één geluidluwe gevel
Op grond van de oude Wgh gold voor het wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai dat gestreefd werd naar minimaal één geluidluwe gevel. Dit onderdeel is in verband met het minimale beschermingsniveau voor bewoners opnieuw opgenomen.
1 In de Wet geluidhinder en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder een bestemmingsplan: een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening, een inpassingsplan als bedoeld in artikel 3.26 of 3.28 van die wet hieronder mede begrepen; projectbesluit als bedoeld in artikel 1.1, lid 1, letter f van de Wet ruimtelijke ordening.
Het begrip cumulatie is verduidelijkt. Recente uitspraken van de Raad van State benadrukken dat de cumulatie van de geluidniveaus ook inzichtelijk gemaakt moet worden voor bijvoorbeeld wegverkeer, railverkeer en industrielawaai. De methode voor bepaling van gecumuleerde hinder is beschreven en de bepaling van de benodigde gevelisolatie is verduidelijkt. Dit betekent in de praktijk een beter beschermingsniveau voor bewoners van de daadwerkelijk ondervonden geluidhinder (betere gevelisolatie).
De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel het voorkomen en beperken van geluidhinder. Eén van de kenmerken van de Wgh ten opzichte van andere wetten is dat de normen in de wet zijn opgenomen. Verder is het begrip zone in de Wgh geïntroduceerd om de geluidoverlast zoveel mogelijk te beperken. Een zone kan worden gezien als een aandachtsgebied voor geluid langs of rond een geluidbron, waar binnen gestreefd moet worden naar een akoestisch optimale situatie. Met de zonering wordt een koppeling gelegd tussen de geluidhinderbestrijding en de ruimtelijke ordening. Vooral bij het maken van bestemmingsplannen moet de aandacht dan worden gericht op geluidgevoelige bestemmingen en dienen daarvoor de geldende grenswaarden in acht te worden genomen.
Bijna overal in de Wgh wordt gebruikgemaakt van termen als geluidbelasting en grenswaarden.
De geluidbelasting wordt gemeten of berekend op de gevel van een woning of een ander geluidgevoelig object. Voor verschillende typen geluidbelastingen worden in de Wgh grenswaarden aangegeven waarvoor een voorkeursgrenswaarde en een wettelijk maximaal toelaatbare geluidbelasting geldt. In principe moet er altijd naar worden gestreefd de voorkeursgrenswaarde aan te houden. Er zijn uitzonderingen mogelijk, zolang de wettelijke maximale grenswaarden niet overschreden worden.
Tot voor kort waren in de Wgh en bijbehorende uitvoeringsbesluiten diverse criteria opgenomen op grond waarvan van de voorkeursgrenswaarden kon worden afgeweken. De laatste jaren is echter meer en meer het besef ontstaan dat geluidhinder in het merendeel van de gevallen een lokaal probleem is dat het beste door de lokale overheid kan worden aangepakt. In dat verband past het niet dat centraal in de Wgh en de bijbehorende uitvoeringsbesluiten ontheffingscriteria zijn opgenomen, welke door de lokale overheid in acht moeten worden genomen. Met de wijziging van de Wgh, zoals deze op 1 januari 2007 in werking is getreden, is aan deze gedachte tegemoetgekomen en is het merendeel van de eerder geldende ontheffingscriteria vervallen. Tegelijkertijd is door het ministerie van VROM aanbevolen dat de lokale overheid hiervoor eigen beleid ontwikkelt en vaststelt.
In voorliggende beleidsregel is dan ook aangegeven welk beleid de gemeente Oost Gelre in dat kader wenst aan te houden. Daarbij is zoveel mogelijk aangesloten bij het, op grond van de oude Wgh geldende beleid omdat dat in het merendeel van de gevallen goed bleek te voldoen.
Het doel van de beleidsregel is dan ook het geven van éénduidig beleid voor het college van burgemeester en wethouders voor het behandelen van aanvragen hogere geluidwaarden. Daarnaast geeft de beleidsregel voor inwoners en projectontwikkelaars duidelijkheid over aan welke criteria, maximale grenswaarden en procedures voldaan moet worden.
Het voorliggende beleidstuk is het afwegingskader voor het omgaan met situaties waarbij de voorkeursgrenswaarde bij woningen of geluidgevoelige bestemmingen in het geding zijn. Het is daarmee een beleidsregel in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (artikel 1:3 Awb en artikelen 4:81 tot en met 4:84 Awb)
Afwijking is in individuele gevallen mogelijk, indien het hanteren van de beleidsregel voor één of meer belanghebbenden gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen (artikel 4:84 Awb).
4. OPZET VAN DE WET GELUIDHINDER
De Wet geluidhinder (Wgh) is een complexe wet waarin een groot aantal normen voor toelaatbare geluidbelasting van woningen en andere geluidgevoelige gebouwen is opgenomen. Het is niet de enige wetgeving op het gebied van geluidhinder. De geluidhinder van de meeste bedrijven is geregeld in de Wet milieubeheer. De toelaatbare geluidhinder in woningen en andere gebouwen is geregeld in het Bouwbesluit.
Wanneer een nieuw bestemmingsplan het mogelijk maakt geluidgevoelige bebouwing in de geluidzone van een weg, spoorbaan of industrieterrein te realiseren, is een toetsing aan de wettelijke geluidhindernormen verplicht. Plannen voor nieuwe wegen, spoorbanen of industrieterreinen worden aan de zelfde normen getoetst. Uitbreidingen (reconstructies) van wegen en spoorbanen zijn ook genormeerd.
Een geluidzone is een gebied aan weerszijden van een weg of spoorbaan of rondom een industrieterrein. De omvang van de geluidzones is in de wet geregeld. De breedte van de zone langs een weg is onder andere afhankelijk van het type weg en van het aantal rijstroken en varieert van 200 tot 600 meter aan weerszijden van de weg. Wegen die deel uitmaken van een woonerf of waarvoor een maximum snelheid van 30 km/uur geldt, hebben geen geluidzone.
Rondom industrieterreinen waarop bepaalde lawaaiproducerende bedrijven zijn gevestigd dan wel kunnen worden gevestigd, zijn geluidzones vastgesteld. De omvang van de zones is gebaseerd op de geluidproductie van alle bedrijven op het industrieterrein. Woningbouwplannen binnen deze zones worden getoetst aan de normen van de Wet geluidhinder.
De breedte van de geluidzones van spoorbanen is aangegeven op een kaart die conform artikel 1 van de Wet geluidhinder en de artikelen 1.3 en 1.4 van het Besluit geluidhinder door de Minister is vastgesteld. De breedte is afhankelijk van de treinintensiteit van de baan en varieert van 100 tot 800 meter, gemeten uit de buitenste spoorstaaf
Bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan of bij een projectbesluit moet voor het aspect wegverkeerslawaai akoestisch onderzoek worden uitgevoerd, waarbij voor woningen een voorkeursgrenswaarde van 48 dB in acht moet worden genomen doch waarbij de hoogste toelaatbare gevelbelasting als volgt is:
Als gevolg van de Wgh en het Besluit geluidhinder kan voor andere geluidgevoelige gebouwen en terreinen het volgende samenstel aan grenswaarden worden afgeleid:
Onderwijsgebouwen, zieken of verpleeghuizen: Buitenstedelijk gebied 58 dB Stedelijk gebied 63 dB, Andere gezondheidszorggebouwen en woonwagenstandplaatsen 53 dB | ||
Ingeval van reconstructie van wegen gelden voor woningen de volgende waarden:
Ingeval van reconstructies van wegen gelden de volgende waarden:
Voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting aan de grens van geluidgevoelige terreinen kunnen hogere waarden, dan de hiervoor genoemde, worden vastgesteld, met dien verstande dat de verhoging als gevolg van de reconstructie niet meer mag bedragen dan 5 dB en de waarde niet hoger mag worden vastgesteld dan 53 dB voor woonwagenstandplaatsen en 68 dB voor andere geluidgevoelige terreinen dan woonwagenstandplaatsen.
Voor het aspect railverkeerslawaai (doorgaand spoor, geen emplacement) kan voor de gemeente Oost Gelre worden gesteld dat bij een vaststelling of herziening van een bestemmingsplan of bij een projectbesluit) akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd, waarbij de volgende systematiek van voorkeursgrenswaarden en ten hoogste toelaatbare gevelbelastingen in acht moet worden genomen
Voor het aspect industrielawaai kan voor de gemeente Oost Gelre worden gesteld dat bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan of bij een projectbesluit) akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd, waarbij de hierna genoemde systematiek van voorkeursgrenswaarden en ten hoogste toelaatbare gevelbelastingen in acht moet worden genomen.
Voor bestaande zones geldt het volgende overzicht:
Het geluidniveau binnen geluidgevoelige bestemmingen mag niet hoger worden dan de wettelijk vereiste binnenwaarde. Voor wegverkeerslawaai bedraagt deze waarde voor nieuw te bouwen woningen 33 dB. Voor industrielawaai is dit 35 dB(A). Voor onderwijsvoorzieningen, medische voorzieningen en woonwagenstandplaatsen gelden andere normen dan voor woningen. Op grond van de Woningwet dient dit, bij de verlening van een bouwvergunning, te worden gezekerd.
De Wgh kent al enkele jaren het begrip “dove gevel”, wat een bouwkundige constructie is waarin geen te openen delen aanwezig zijn en welke een zekere geluidwering dient te bezitten. Ingeval een geluidgevoelige bestemming van een dergelijke gevel is voorzien, behoeft voor die gevel niet te worden getoetst aan de grenswaarden van de Wgh.
Met de wijziging van de Wgh wordt het begrip “dove gevel” verruimd. Er mag nu ook sprake zijn van een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidgevoelige ruimte.
6 BELEID VAN DE GEMEENTE OOST GELRE
Bij het nemen van maatregelen ter beperking van geluidhinder legt de Wet geluidhinder prioriteit bij maatregelen aan de bron, zoals bijvoorbeeld toepassing van stille wegdekken en beperking van de rijsnelheid. Als daardoor onvoldoende effect wordt bereikt, komen maatregelen in de overdrachtssfeer (plaatsing wallen of schermen) in aanmerking. Als laatste worden maatregelen bij de ontvanger, zoals bijvoorbeeld gevelisolatie, overwogen. De achtergrondgedachte van deze volgorde is een zo klein mogelijk gebied aan een hoog geluidniveau bloot te stellen. Dit leidt tot een efficiënt gebruik van de ruimte.
6.2 Criteria voor hogere geluidwaarden
Doorgaans laat de initiatiefnemer van het bestemmingsplan, bouwplan, of de aanleg/reconstructie van een weg of spoorweg in de voorbereidende fase een akoestisch onderzoek uitvoeren. Uit dit akoestisch onderzoek zal blijken of de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. Als dit het geval is, dan dient een procedure hogere grenswaarde doorlopen te worden. Het akoestisch onderzoek geeft inzicht in de geluidbelasting voor het maatgevende jaar (10 jaar na vaststelling bestemmingsplan). Ook geeft het onderzoek inzicht in of er bronmaatregelen en/of overdrachtsmaatregelen mogelijk zijn om de toekomstige geluidbelasting tot de voorkeursgrenswaarde te beperken. Als het geluidniveau niet tot de voorkeursgrenswaarde kan worden teruggebracht, dan dient dat voldoende gemotiveerd te worden.
De criteria als doelmatig, stedenbouwkundig, verkeers of vervoerskundig, landschappelijk of financieel blijven ook nu van toepassing en zijn ter verduidelijking hieronder beschreven.
Dit criterium wordt veel gebruikt bij geluidschermen. Het aantal gevoelige bestemmingen met de verminderde geluidniveaus wordt vergeleken met de kosten van de schermen. Als de kosten te hoog zijn in vergelijking met de geluidreductie bij de geluidgevoelige bestemmingen, dan is het niet doelmatig.
De vraag wanneer sprake is van bezwaren van stedenbouwkundige aard, kan niet eenduidig worden beantwoord. Het realiseren van overdrachtsmaatregelen, zoals bijvoorbeeld een geluidscherm langs een gemeentelijke weg in een stads of dorpscentrum, zal al snel als bezwaarlijk worden gezien. Vaak is daar geen ruimte voor, past een dergelijk scherm niet in een stedelijke omgeving en/of willen bewoners dergelijke maatregelen niet in verband met de belemmering van het uitzicht.
Als de aanvrager kan aantonen dat woningbouw ter plaatse wenselijk is en dat de bebouwing niet anders gesitueerd kan worden, dan is het mogelijk op basis van stedenbouwkundige argumenten en locatiespecifieke kenmerken een hogere grenswaarde vast te stellen.
Overdrachtsmaatregelen buiten de bebouwde kom kunnen in verband met bijvoorbeeld doorsnijdingen in het landschap en esthetische aspecten bezwaarlijk zijn. Het kan bij deze gevallen relevant zijn dat een deskundige op de onderdelen landschap, flora en fauna de overdrachtsmaatregelen toetst.
Verkeers of vervoerskundige aspecten
Overwegingen van verkeers of vervoerskundige aard hebben onder meer betrekking op maatregelen die het aantal verkeersbewegingen op een weg beïnvloeden. Te denken valt bijvoorbeeld aan verkeersbesluiten die voor vermindering van de verkeersintensiteiten en daardoor ook de geluidbelasting zorgen. Dit is vaak niet eenvoudig omdat dit voor een ander deel van de gemeente voor een verslechtering kan zorgen. De consequenties van dergelijke besluiten dienen dan ook voor een groter gebied door een verkeersdeskundige en een geluiddeskundige onderzocht te worden. Daarbij moet ook het aspect veiligheid in acht worden genomen. Zo kunnen overdrachtsmaatregelen (geluidschermen binnen de bebouwde kom) bijvoorbeeld tot verkeersonveiligheid leiden.
Overwegingen van financiële aard betreffen veelal de afweging tussen (de kosten van) het treffen van bron en overdrachtsmaatregelen en het accepteren (aanvragen) van een hogere grenswaarde.
Het zal bijvoorbeeld, naarmate het om een groter aantal woningen gaat eerder financieel acceptabel zijn om schermen te realiseren dan ingeval slechts sprake is van een enkele woning. Ook bronmaatregelen als stilasfalt kunnen in verband met financiële aspecten niet opwegen tegen kosten van gevelisolatie als er slechts een gering aantal woningen geïsoleerd dient te worden.
Het zal duidelijk zijn dat hier geen eenduidig criterium voor te formuleren is. In elk geval zal een afweging gemaakt dienen te worden tussen de kosten van geluidmaatregelen en het verzoeken om hogere grenswaarden. Belangrijk is in ieder geval dat uit het akoestisch onderzoek naar voren komt wat de kosten van mogelijke geluidmaatregelen zijn en welke afweging er wordt gemaakt om deze wel of niet te (laten) treffen. Als het initiatief van het project bij de gemeente ligt en er zijn geluidmaatregelen noodzakelijk, dan dient hiermee in de bestemmingsplanexploitatie rekening te worden gehouden.
Met de wijziging van de Wgh verkrijgen gemeenten meer beleidsvrijheid om binnen het grenswaardenregime van de Wgh (tussen voorkeursgrenswaarde en ten hoogste toelaatbare geluidbelasting) te opereren. In de gemeente Oost Gelre is tot op heden echter gebleken dat de uitvoeringspraktijk van de oude Wgh en bijbehorende algemene maatregelen van bestuur (toetsing van de criteria) niet tot problemen heeft geleid. Het is mogelijk gebleken zowel goede ruimtelijke ordening te bedrijven en tegelijkertijd aan de doelstellingen ten aanzien van het voorkomen en beperken van geluidhinder te voldoen. In de volgende paragraaf is dan ook een deel van de oude criteria, die volgens de nieuwe Wgh zouden vervallen, opnieuw opgenomen. De paragraaf beschrijft situaties die van toepassing moeten zijn om hogere geluidbelastingen toe te staan.
Bij een ruimtelijke ordeningsprocedure (vaststelling of herziening bestemmingsplan of een projectbesluit) zullen burgemeester en wethouders akoestisch onderzoek uitvoeren dan wel de initiatiefnemer van een plan daartoe verplichten, gericht op het treffen van maatregelen ten behoeve van het realiseren van de in het vorige hoofdstuk genoemde voorkeursgrenswaarden voor woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen
Daar waar toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de verwachte geluidbelasting van de gevel van de betrokken woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen tot de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeers of vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard, zal een hogere geluidbelasting worden vastgesteld van maximaal de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting, voor woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen zoals in deze beleidsregel is vastgelegd.
Burgemeester en wethouders zullen van deze hogere geluidbelasting slechts onder voorwaarden gebruikmaken. De voorwaarden zijn, afhankelijk van de geluidbron, hieronder weergegeven (een toelichting van de voorwaarden is opgenomen in bijlage 2).
Als gevolg van een aanwezige weg:
Als gevolg van de aanleg of reconstructie van een weg:
Aanvullend wordt bij het vaststellen van hogere grenswaarden voor wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai als eis gesteld dat tenminste één geluidluwe gevel aanwezig moet zijn.
De gemeente Oost Gelre wenst het gebruik van de zogenaamde “dove gevel” zoveel mogelijk te vermijden. Daar waar dit niet anders kan, zal voor de betreffende woning (en daarmee gelijk te stellen geluidgevoelige bestemmingen) ten minste altijd één geluidluwe gevel aanwezig moeten zijn, terwijl ernaar gestreefd wordt het aantal “dove gevels” per woning tot maximaal één te beperken.
Bij de procedure hogere geluidwaarden hoeven de aangevraagde hogere geluidniveaus volgens de Wgh niet gecumuleerd te worden (het geluid van meerdere bronnen hoeft niet bij elkaar opgeteld te worden). De hoogste geluidimmissiewaarde per bron (per gevel) geeft de waarde aan waarvoor een hogere grenswaarde gesteld moet worden.
Bij het dimensioneren van gevelisolatie moet bij bijvoorbeeld wegverkeerslawaai wel rekeninggehouden worden met cumulatie van de geluidbelasting als gevolg van meerdere wegen. De aangevraagde hogere geluidniveaus en de gecumuleerde geluidniveaus worden beide op het aanvraagformulier vermeld. Wegen die dicht bij elkaar liggen, worden indien akoestisch relevant (verschil minder dan 10 dB) en gelegen binnen de zone van de weg wel bij elkaar opgeteld en op basis van deze cumulatie wordt de gevelisolatie bepaald. Recente uitspraken van de Raad van State benadrukken echter dat de cumulatie van de geluidniveaus ook inzichtelijk gemaakt moet worden voor bijvoorbeeld wegverkeer, railverkeer en industrielawaai.
Daar waar sprake is van cumulatie, wordt de hinder bepaald en beoordeeld volgens de methode uit het Reken en meetvoorschrift geluidhinder 2006.
7 PROCEDURES EN ADMINISTRATIEVE ORGANISATIE
In de Wet geluidhinder is aangegeven wie bevoegd is tot het vaststellen van een hogere grenswaarde.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd hogere grenswaarden vast te stellen ten behoeve van de realisatie van geluidgevoelige bebouwing in de geluidzones van wegen, spoorbanen en industrieterreinen. Dit geldt ook voor geluidgevoelige bebouwing in de geluidzones van regionale bedrijfsterreinen, rijkswegen en provinciale wegen.
Daarnaast zijn burgemeester en wethouders bevoegd voor de vaststelling van hogere grenswaarden voor de aanleg en reconstructies van gemeentelijke wegen.
Gedeputeerde Staten zijn bevoegd een hogere grenswaarde vast te stellen, indien deze betrekking heeft op de aanleg of de wijziging van een geluidzone van een regionaal bedrijfsterrein, zoals aangewezen in de provinciale milieuverordening, de aanleg of wijziging van een hoofdspoorweg (buiten de invloed van de Tracewet) en de aanleg of reconstructie van een weg in beheer bij de Provincie of het Rijk.
De Minister is bevoegd tot het vaststellen van een hogere grenswaarde in het geval van gekoppelde sanering en reconstructie van een weg of bij wijziging van een spoorweg. Bij de wijziging van een spoorweg is de Minister zelfs bevoegd tot het vaststellen van hogere grenswaarde voor alle woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen langs het betreffende baanvak, ook als het geen saneringssituatie betreft. Ook voor projecten die vallen binnen het regime van de Tracewet is de Minister het bevoegd gezag voor vaststelling van de hogere grenswaarde.
7.2 Procedurele aspecten hogere waarden versus bestemmingsplan
In artikel 110c Wgh is bepaald dat op de voorbereiding van een besluit tot vaststelling van een hogere waarde de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing is, met dien verstande dat indien burgemeester en wethouders bevoegd zijn de hogere waarde vast te stellen en het besluit ten behoeve van de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan wordt genomen, het ontwerp van het besluit tegelijkertijd met het ontwerp van het bestemmingsplan gedurende 6 weken ter inzage wordt gelegd.
Wanneer het besluit verband houdt met een projectbesluit, hoeft het ontwerpbesluit niet gelijktijdig met het ontwerpprojectbesluit ter inzage worden gelegd. Formeel is er dus geen koppeling maar het ligt voor de hand om beide ontwerpbesluiten tegelijk ter inzage te leggen.
Belangrijk blijft dat de vaststelling/beschikking voor de hogere waarden niet later genomen mag worden dan de vaststelling van het bestemmingsplan.
In de navolgende tabel is een overzicht van de procedure met de wettelijke termijnen opgenomen
* In verband met de Wro termijnen dient een beslissing binnen 4 maanden te worden genomen
In artikel 110i lid 1 Wgh is bepaald dat burgemeester en wethouders een door hen genomen onherroepelijk geworden besluit betreffende het vaststellen van een hogere waarde zo spoedig mogelijk inschrijven in de openbare registers van het kadaster. De besluiten dienen (zodra de betreffende kadastrale aanduiding bekend is) in tweevoud aan het kadaster te worden aangeleverd, waarvoor door het kadaster enkele specifieke vormvereisten zijn gesteld. Eén exemplaar wordt door het kadaster met het “relaas” (bewijs) van inschrijving geretourneerd.
Voor een verzoek om hogere waarden ingevolge de Wet geluidhinder moet een standaardformulier worden ingevuld waarin alle relevante gegevens vermeld dienen te worden zodat een goede beoordeling kan plaatsvinden.
Het verzoek dient onder andere de volgende gegevens te bevatten:
Het bevoegd gezag kan van de verzoeker een nadere toelichting, tekening en kaarten verlangen indien deze noodzakelijk zijn voor de beoordeling van het verzoek.
De aanvraagformulieren voor hogere grenswaarden zijn opgenomen in bijlage 3.
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
de geluidbelasting ter plaatse van woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen, waarbij sprake is van een goede geluidkwaliteit en die dan ook in alle gevallen moet worden nagestreefd.
hoogst toelaatbare gevelbelasting of ten hoogste toelaatbare geluidbelasting:
de geluidbelasting ter plaatse van woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen, die volgens de Wet geluidhinder onder voorwaarden maximaal aanvaardbaar is.
een door het bevoegd gezag vastgestelde waarde voor de geluidbelasting ter plaatse van woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen, in het geval de voorkeursgrenswaarde niet kan worden behaald, en welke waarde nimmer hoger kan zijn dan de hoogst toelaatbare gevelbelasting of ten hoogst toelaatbare geluidbelasting.
gebouwen en terreinen die in de Wet geluidhinder het bijbehorende Besluit geluidhinder zijn aangewezen als geluidgevoelig (woningen, onderwijsgebouwen (exclusief de gymzaal), ziekenhuizen en verpleeghuizen, verzorgingshuizen, psychiatrische inrichtingen, medisch centra, poliklinieken, medische kleuterdagverblijven, woonwagenstandplaatsen en terreinen die behoren bij gezondheidszorggebouwen (niet zijnde algemene, categoriale en academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen) voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg.
afgebakend gebied waarbinnen de normen en grenswaarden van de Wet geluidhinder en bijbehorende uitvoeringsbesluiten van toepassing zijn.
bebouwde kom: bebouwde kom, vastgesteld krachtens de Wegenverkeerswet 1994.
gebied buiten de bebouwde kom.
een gevel of geveldeel die niet rechtstreeks wordt belast met een geluidniveau boven de voorkeursgrenswaarde.
nog niet in aanleg zijnde weg, in de aanleg waarvan door een geldend bestemmingsplan wordt voorzien.
geprojecteerde woning of gebouw:
nog niet aanwezige woning of nog niet aanwezig gebouw, waarvoor geldende bestemmingsplan verlening van de bouwvergunning toelaat, maar deze nog niet is afgegeven.
bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak
Een bouwkundige constructie zonder te openen delen met een zekere geluidwering. In de nieuwe gewijzigde Wet geluidhinder mag de dove gevel te openen delen hebben mits deze niet direct grenzen aan een geluidgevoelige ruimte (bijvoorbeeld een nooduitgang).
terrein waaraan een bestemming is gegeven die de mogelijkheid van vestiging van inrichtingen, behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie van inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, insluit
een of meer wijzigingen op of aan een aanwezige weg met als gevolg dat de berekende geluidbelasting vanwege de weg in het toekomstig maatgevende jaar ten opzichte van de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting met 2 dB of meer wordt verhoogd.
spoorweg als bedoeld in artikel 1 van de Spoorwegwet, voor zover deze is aangegeven op een bij of krachtens deze wet vastgestelde kaart.
gebied binnen de bebouwde kom.
gebouw dat voor bewoning gebruikt wordt of daartoe bestemd is.
nog niet aanwezige woning of nog niet aanwezig gebouw, waarvoor de bouwvergunning is afgegeven.
BIJLAGE 2: TOELICHTING ONTHEFFINGSCRITERIA
Woningen zijn/worden verspreid gesitueerd buiten de bebouwde kom
Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan woningen buiten de bebouwde kom gelegen langs invalsroutes van de stad of kernen, waarbij de afstand tot de weg minimaal die van bestaande woningen in de directe omgeving is.
Woningen zijn noodzakelijk vanwege grond of bedrijfsgebondenheid
Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan (agrarische) bedrijfswoningen of aanleunwoningen.
Woningen vullen open plaats tussen aanwezige bebouwing op
Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan woningen, die een gevelrij sluitend maken of een planmatige verdichting met enige woningen van een bestaande stedelijke structuur; aan meerdere zijden begrensd door bestaande bebouwing en ter verbetering van die stedenbouwkundige structuur.
Woningen worden gesitueerd als vervanging van bestaande bebouwing
Het gaat hierbij om woningen die gebouwd worden op de plaats van al bestaande bebouwing.
Woningen vervullen doelmatige akoestische afscherming
Het gaat hierbij om woningen waarvan het afschermende effect minimaal 3 dB bedraagt voor andere bestaande of nieuw te bouwen woningen, waarbij het aantal af te schermen woningen minimaal 50% bedraagt van het aantal betrokken woningen.
Woningen die zijn opgenomen in een wijkontwikkelingsplan dan wel ruimtelijk ordeningsplan Het gaat hier om woningen die al in een dorps of stadsvernieuwingsplan zijn opgenomen. Hierbij kan gedacht worden aan woningen die zijn genoemd in een gemeentelijk structuurplan of structuurvisie
Weg vervult noodzakelijke verkeers en vervoersfunctie
Een cijfermatige onderbouwing aan de hand van ruimtelijke of verkeerskundige plannen of nota’s kan hierover duidelijkheid verschaffen
Weg vervult verkeersverzamelfunctie zodat elders lagere geluidbelastingen optreden Ook hier kan een cijfermatige onderbouwing met aantallen woningen en/of veranderingen in geluidbelastingen duidelijkheid verschaffen.
Woningen zijn/worden in omgeving station of halte gesitueerd
Hierbij wordt gedacht aan woningen gelegen in de directe omgeving van stations of haltes van het openbaar vervoer
Eén gevel van de woning is geluidluw
Hierbij gaat het bijvoorbeeld om een woning die ten minste één buitenverblijfsruimte bezit waar de geluidbelasting kleiner of gelijk is aan de voorkeursgrenswaarden uit de Wet geluidhinder.
BIJLAGE 3: AANVRAAGFORMULIEREN HOGERE GRENSWAARDEN (WEGVERKEERSLAWAAI, INDUSTRIELAWAAI EN RAILVERKEERLAWAAI)
Toelichting op de kolommen (vraag onder 6)
Toelichting op de kolommen (vraag onder 6)
Toelichting op de kolommen (vraag onder 6)
In de bijlage wordt een korte samenvatting gegeven van de wettelijke kaders.
Wet ruimtelijke ordening (Wro) en Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
Volgens artikel 3.1 Wro dient de overheid zorg te dragen voor een goede ruimtelijke ordening. Bij het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan of wijziging van een bestaand bestemmingsplan (inclusief projectbesluit) moet daarom worden onderbouwd dat het bestemmen van een functie (activiteit) op een bepaalde plek mogelijk is binnen de voorkeursgrenswaarden van de Wet geluidhinder. In de meeste gevallen is voor de ruimtelijke onderbouwing een akoestisch onderzoek nodig. Als uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van geluidgevoelige bestemmingen wordt overschreden, dient een hogere grenswaarde te worden aangevraagd.
Artikel 3.3.1 Bro bevat de eisen die met het oog op de uitvoering van de Wet geluidhinder aan een bestemmingsplan moeten worden gesteld. In het bestemmingsplan moeten de ligging en de afmetingen van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen, die gelegen zijn binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein, worden aangegeven. Dan kan worden bepaald of en voor welke woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen hogere waarden moeten worden aangevraagd. Tevens moet de hoogst toelaatbare geluidbelasting worden aangegeven. Bij een uitwerking of wijziging van het bestemmingsplan kan worden volstaan met het aangeven van de voor woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen hoogst toelaatbare geluidbelasting die bij de uitwerking of wijziging in acht genomen moet worden.
Bepaalde geluidbronnen en bepaalde geluidgevoelige functies vallen buiten de werking van de Wet geluidhinder. Het gaat onder meer om 30 km/hwegen, woonboten en recreatiewoningen. Strikt genomen kan in die gevallen de toetsing aan de normering van de Wet geluidhinder bij ruimtelijke besluiten op grond van de Wro achterwege blijven.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft echter in een aantal uitspraken gewezen op de geluidhinder die desondanks kan optreden. De Afdeling acht het noodzakelijk dat ook in die gevallen de aanvaardbaarheid van de geluidbelasting wordt onderbouwd. Allereerst stelt de Wro dat sprake dient te zijn van ‘een goede ruimtelijke ordening’. Daarnaast moet op grond van de Algemene wet bestuursrecht besluiten berusten op een zorgvuldige voorbereiding, belangenafweging en onderbouwing.
Op basis van deze jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening de aanvaardbaarheid van het akoestische klimaat bij onder andere 30 km/hwegen, woonerven, kinderdagverblijven en gebouwen voor buitenschoolse opvang te worden onderbouwd.
Als in dergelijke gevallen verwacht mag worden dat er sprake kan zijn van overschrijding van de ten hoogste toelaatbare waarde dan moet dit worden meegewogen in de ruimtelijke onderbouwing. In deze gevallen kan deze beleidsregel als leidraad worden gebruikt voor de beoordeling of wordt voldaan aan het criterium “goede ruimtelijke ordening”.
De procedure hogere grenswaarde is vastgelegd in de Wet geluidhinder en de daarbij behorende uitvoeringsbesluiten. De procedure voor het vaststellen van een hogere grenswaarde wordt apart gevoerd. Het ontwerpbesluit moet gelijktijdig met het ontwerpbesluit tot vaststelling of herziening van een bestemmingsplan c.q. de vaststelling van een projectbesluit of verlening van een ontheffing ter inzage worden gelegd. Voor de reconstructie van bestaande wegen en bestaande spoorwegen kan in sommige situaties ook een procedure hogere grenswaarde noodzakelijk zijn, zonder dat sprake is van een wijziging van het bestemmingsplan.
In het Besluit geluidhinder zijn geen ontheffingscriteria opgenomen voor de hogere grenswaarden. Het vaststellen van hogere grenswaarden dient echter nog steeds goed gemotiveerd te worden. Voor elke geluidbron geldt een voorkeursgrenswaarde (ondergrens) en een maximaal toelaatbare geluidgrenswaarde na ontheffing (hogere grenswaarde/bovengrens). Daarbij is ook nog een differentiatie mogelijk naar het type geluidgevoelige bestemming (woningen, scholen, ziekenhuizen)
Het vaststellen van een hogere grenswaarde is alleen mogelijk als wordt voldaan aan het Bouwbesluit. Volgens het bouwbesluit dient een minimum geluidniveau in woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen altijd gegarandeerd te zijn. De hoogst toelaatbare binnenniveaus kunnen verschillen naar het type geluidbron en naar bestaande of nieuwe situaties. Bij nieuwbouw moet voldaan worden aan een binnenniveau van 33 dB Lden (weg en railverkeer) of 35 dB(A) etmaalwaarde (industrielawaai).
Bouwakoestisch onderzoek dient aan te tonen dat het wettelijk toelaatbare binnenniveau niet wordt overschreden. Zonodig moeten aanvullende geluidwerende voorzieningen worden getroffen.
In de Wet geluidhinder en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder een bestemmingsplan: een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening, een inpassingsplan als bedoeld in artikel 3.26 of 3.28 van die wet hieronder mede begrepen; projectbesluit als bedoeld in artikel 1.1, lid 1, letter f van de Wet ruimtelijke ordening.