Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Stichtse Vecht

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang Stichtse Vecht 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieStichtse Vecht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels handhaving Wet kinderopvang Stichtse Vecht 2022
CiteertitelBeleidsregels handhaving Wet kinderopvang Stichtse Vecht 2022
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp
Externe bijlageAfwegingsmodel Beleidsregels Handhaving

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

https://www.overheid.nl/

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

08-07-2022nieuwe regeling

27-06-2022

gmb-2022-307891

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang Stichtse Vecht 2022

Burgemeester en wethouders van Stichtse Vecht

Gelet op artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

Gelet op de artikelen 1.61 lid 1, 1.65 lid 1 en 4, 1.66 en 1.72 lid 1 Wet kinderopvang;

besluiten:

de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang Stichtse Vecht 2022 vast te stellen.

Hoofdstuk 1 Algemeen  

Visie op handhaving

De gemeente heeft de volgende integrale visie op handhaving. Wanneer geconstateerd wordt dat een kwaliteitseis niet nageleefd wordt grijpt de gemeente actief in met een handhavingsmaatregel. Feiten en omstandigheden waaronder de overtreding is begaan worden daarbij meegewogen.

Het doel van het handhavend optreden is de overtreding (te laten) herstellen en te bestraffen indien nodig.

Artikel 1 Toepassing  

Deze beleidsregels zijn van toepassing op de handhaving naar aanleiding van een overtreding van de bij of krachtens de Wet kinderopvang gestelde regelgeving.

De beleidsregels hebben betrekking op alle gastouderbureaus, voorzieningen voor kinderopvang en gastouderopvang binnen de gemeente, hierna genoemd kinderopvangvoorziening.

Artikel 2 Vormen van handhaving  

Bij het uitvoeren van het handhavingsbeleid heeft het college de volgende mogelijkheden:

1. informeel middel zoals een waarschuwing;

2. op herstel gericht handhavingsmiddel zoals een herstelsanctie;

3. bestraffende sanctie.

Artikel 3 Kwaliteitseisen  

1. De kwaliteitseisen, waar aan voldaan moet worden, staan genoemd in de Wet kinderopvang en alle onderliggende regelgeving.

2. De toezichthouder kinderopvang onderzoekt de naleving van deze kwaliteitseisen en legt de bevindingen vast in een inspectierapport.

3. In de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang Stichtse Vecht 2022 wordt uitgegaan van deze kwaliteitseisen.

4. In het afwegingsmodel worden per domein de kwaliteitseisen geclusterd weergegeven en voorzien van maximale hersteltermijn en bepaling van de hoogte van de bestuurlijke boete in geval van een overtreding. Het afwegingsmodel is als bijlage aan deze beleidsregels toegevoegd.

Hoofdstuk 2 Herstellend traject  

Artikel 4 Herstelmaatregel  

1. Indien gebleken is dat een houder van een kinderopvangvoorziening niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang en alle onderliggende regelgeving, start het college in beginsel een herstellend handhavingstraject. Dit traject is gericht op beëindiging van de overtreding(en) en op voorkoming van herhaling van de overtreding(en).

2. Bij het uitvoeren van een herstellend handhavingstraject hanteert het college de volgende stappen:

a. stap 1: aanwijzing;

b. stap 2: last onder dwangsom/last onder bestuursdwang;

c. stap 3: exploitatieverbod;

d. stap 4: intrekken van de toestemming tot exploitatie en verwijdering van de registratie uit het landelijk register kinderopvang.

3. Indien de aard van de overtreding hiertoe aanleiding geeft, kan het college besluiten om een bepaalde stap of bepaalde stappen in het herstellende traject over te slaan dan wel meerdere keren toe te passen.

4. De duur van de hersteltermijn is vastgelegd in het afwegingsmodel dat als bijlage is opgenomen.

5. Bij het geven van een aanwijzing gelden de hersteltermijnen zoals opgenomen in het afwegingsmodel:

a. maximaal 2 weken

b. maximaal 2 maanden

c. maximaal 6 maanden

Deze termijnen worden eveneens gehanteerd als begunstigingstermijn indien ervoor gekozen is om een last onder dwangsom / last onder bestuursdwang in te zetten.

Artikel 5 Intrekken exploitatie  

Indien niet (langer) wordt voldaan aan de definities van de Wet kinderopvang voor wat betreft de geregistreerde kinderopvangvoorziening, wordt de gegeven toestemming tot exploitatie ingetrokken door middel van een beschikking. Aansluitend wordt de registratie onverwijld verwijderd uit het landelijk register kinderopvang.

Hoofdstuk 3 Bestraffend traject

Artikel 6 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete  

1. Het college kan een bestuurlijke boete opleggen bij overtredingen zoals opgenomen in het afwegingsmodel in de bijlage.

2. Aan de veiligheid van kinderen komt zwaarwegend belang toe bij de afweging omtrent het opleggen van een bestuurlijke boete.

Artikel 7 Hoogte bestuurlijke boete  

1. Bij de berekening van de bestuurlijke boete wordt voor alle overtredingen het boetebedrag dat is neergelegd in het bij dit beleid behorende afwegingsmodel gehanteerd.

2. In afwijking van het vorige lid, geldt voor voorzieningen waar in het afwegingsmodel geen specifiek boetebedrag voor gastouders is opgenomen dat het boetebedrag op 50% wordt gesteld.

3. Het is mogelijk meerdere boetes gelijktijdig op te leggen indien er sprake is van meerdere overtredingen.

Artikel 8 Recidive  

Bij de vaststelling van de boete wordt uitgegaan van:

a. 1,5 maal het onder artikel 7 bepaalde boetebedrag indien een door een bestuurlijke boete te handhaven overtreding plaatsvindt binnen een periode van twee jaar nadat een eerdere overtreding van dezelfde wettelijke norm heeft plaatsgevonden waarvoor eveneens een bestuurlijke boete was opgelegd;

b. 2 maal het onder artikel 7 bepaalde boetebedrag indien er sprake is van een derde of volgende overtreding van dezelfde wettelijke norm binnen een periode van twee jaar nadat de daaraan voorafgaande overtreding zich heeft voorgedaan waarvoor eveneens een bestuurlijke boete was opgelegd.

Artikel 9 Matiging  

1. Het college kan besluiten om de bestuurlijke boete te matigen indien de aard en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en/of de belanghebbende aannemelijk maakt dat op grond van

a. de ernst van de overtreding;

b. de mate van verwijtbaarheid;

c. de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan of;

d. de omstandigheden waarin de overtreder verkeert,

boeteoplegging volgens deze beleidsregels handhaving Wet kinderopvang onevenredig is.

2. Van een situatie als bedoeld in het vorige lid kan in beginsel slechts sprake zijn, indien sprake is van bijzondere omstandigheden waarin bij de vaststelling van deze beleidsregels niet is voorzien.

Artikel 10 Samenloop  

De totale bij boetebeschikking op te leggen boete bestaat, ingeval er sprake is van meerdere overtredingen, uit de som van de per overtreding berekende boetebedragen.

Artikel 11 Citeertitel  

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang Stichtse Vecht 2022’.

 

 

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 27 juni 2022.

De gemeentesecretaris,

M.J.J. Rommers

De burgemeester,

drs. A.J.H.T.H. Reinders

Algemene en artikelsgewijze toelichting  

 

Hoofdstuk 1  

Artikel 1 Toepassing

In de kinderopvang wordt een veilige basis gelegd voor de toekomst van kinderen. Kinderen worden gestimuleerd in hun ontwikkeling. Ouders kunnen erop vertrouwen dat zij hun kind in een veilige, stimulerende en vertrouwde omgeving achterlaten. Houders van een kinderopvangvoorziening zijn zelf verantwoordelijk voor het aanbieden van kwalitatief goede kinderopvang in een veilige en gezonde omgeving. De gemeenten zijn eindverantwoordelijk voor het naleven van de kwaliteitsregels voor kinderopvang via toezicht en handhaving. Bij wet is geregeld dat de GGD het toezicht op deze kinderopvangvoorzieningen uitvoert. In deze beleidsregels wordt de term kinderopvangvoorziening gebruikt voor de volgende vormen van opvang:

 

Kinderdagverblijven

Opvang in een kinderdagverblijf bedoeld voor kinderen van 3 maanden tot 4 jaar. Op een aantal van de kinderdagverblijven wordt peuteropvang aangeboden. Dit is in de regel een aparte groep voor peuters van 2.5 tot en met 4 jaar. Een groot aantal van deze peutergroepen biedt voorschoolse educatie (VE) aan. VE is gericht op het voorkomen en bestrijden van (taal)achterstanden.

 

Buitenschoolse opvang

Buitenschoolse opvang (BSO) biedt opvang aan kinderen in de basisschoolleeftijd (van 4 tot ongeveer 12 jaar), in de uren buiten schooltijd en in schoolvakanties. Belangrijk uitgangspunt van deze vorm van opvang is dat het gaat om een vrijetijdsvoorziening voor kinderen.

 

Ouderparticipatie opvang

Kinderopvangvoorziening waarvan tenminste een ouder van elk van de kinderen de verzorging doet. Deze opvang is per definitie niet op het thuisadres van een van de ouders. Ouders ontvangen geen bezoldiging. Alle inkomsten worden ten bate van de kinderopvang aangewend.

 

Gastouderopvang

Gastouderopvang is een kleinschalige vorm van opvang waarbij het kind wordt opgevangen bij een gastgezin thuis of waarbij een gastouder opvangt in de woning van het kind. Een gastouder biedt opvang aan kinderen van 3 maanden tot 12 jaar. Deze vorm van opvang komt tot stand door bemiddeling van een gastouderbureau.

 

Gastouderbureau

Het gastouderbureau is een organisatie die de bemiddeling tussen gastouders en (vraag)ouders regelt en de gastouder begeleidt.

 

Artikel 2 Vormen van handhaving

In dit artikel worden de vormen van handhaving benoemd. Een herstelmaatregel is gericht op herstel van een overtreding en/of voorkoming van herhaling. Een bestraffende sanctie is gericht op bestraffen van een begane overtreding. In de Algemene wet bestuursrecht wordt ook wel gesproken over leedtoevoeging.

 

Artikel 3 Kwaliteitseisen

De kwaliteitseisen waaraan bij of krachtens de Wet kinderopvang voldaan moet worden staan in de wet- en regelgeving. Een volledige opsomming is ook terug te vinden in de door de toezichthouder kinderopvang gebruikte modelrapporten.

 

Hoofdstuk 2 Herstellend traject  

Om te komen tot de uiteindelijke beoordeling van de situatie en de in te zetten handhaving worden meerdere afwegingen gemaakt om te bepalen of en zo ja welke actie nodig is. Deze beoordeling van de afwegingen kan leiden tot gemotiveerd afwijken van de reguliere escalatieladder.

Voor de herstellende handhaving zijn dit onder andere de volgende afwegingen:

- Is er herstelaanbod geweest?

- Wat is de aard van de overtreding?

- Wat is de ernst van de overtreding?

- Hoeveel overtredingen zijn er totaal?

- Betreft het een herhaalde overtreding (recidive)?

- Wat zijn de omstandigheden waaronder de overtreding begaan is?

- Komt de overtreding voort uit economisch belang?

Artikel 4 Herstelmaatregel

In een herstellend traject zijn verschillende stappen te onderscheiden.

Stap 1: aanwijzing,

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin zich een vorm van kinderopvangvoorziening bevindt dat de (bij of krachtens de) gegeven voorschriften van de Wet kinderopvang (de ‘kwaliteitseisen’) niet of in onvoldoende mate naleeft, geeft de houder een schriftelijke aanwijzing.

1. In een aanwijzing wordt met redenen omkleed aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder binnen de gestelde termijn genomen dienen te worden. De duur van de hersteltermijn is opgenomen in het afwegingsmodel dat als bijlage is opgenomen.

2. Na het verstrijken van de hersteltermijn dient de overtreding duurzaam beëindigd te zijn. Ter controle hiervan kan de handhaver schriftelijke bewijsstukken opvragen dan wel aan de GGD opdracht geven voor een her-inspectie. Is de overtreding niet beëindigd, dan kan een volgende stap uit het herstellend handhavingstraject ingezet worden.

 

Stap 2: last onder dwangsom of last onder bestuursdwang,

Last onder dwangsom

De algemene bestuursdwangbevoegdheid is neergelegd in artikel 125 van de Gemeentewet. In gevallen waarin het bestuursorgaan de mogelijkheid heeft om zelf de overtreding te beëindigen (op kosten van de overtreder) kan een last onder bestuursdwang opgelegd worden. De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom is een van de bestuursdwangbevoegdheid afgeleide bevoegdheid; neergelegd in artikel 5:32 Awb.

1. De last onder dwangsom is een herstelmaatregel die doorgaans wordt gegeven na het niet opvolgen van een aanwijzing. Of indien in het verleden al eerder een aanwijzing voor eenzelfde overtreding gegeven is.

2. De stap last onder dwangsom kan meerdere keren worden genomen voor een geconstateerde overtreding. Indien een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen. Dit vereist dan wel een nieuw besluit. Ook kan besloten worden tot een volgende stap in het herstellend handhavingstraject.

3. De last onder dwangsom kan ook preventief worden opgelegd. Van een preventieve last is sprake als de last wordt opgelegd voordat enige overtreding heeft plaatsgevonden. Hiervoor geldt dat het gevaar van de overtreding klaarblijkelijk dreigt: dat wil zeggen dat de overtreding zich met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen.

4. De gemeente stelt de hoogte van de dwangsom als volgt vast: het bedrag is gelijk aan het bedrag dat in het afwegingsmodel staat genoemd als boete.

5 .Een dwangsom kan worden opgelegd:

- Als bedrag ineens. In dat geval wordt er na de begunstigingstermijn eenmalig beoordeeld of wel of niet aan de opgelegde last is voldaan en of de dwangsom dus wel of niet is verbeurd.

- Per constatering van een overtreding. Hierbij wordt na de hersteltermijn de dwangsom verbeurd elke keer wanneer (door of namens de gemeente) geconstateerd wordt dat de houder de last overtreedt. Er wordt een maximumbedrag aan gekoppeld, welke in het besluit is opgenomen.

- Per periode dat de last wordt overtreden. Hierbij wordt na de hersteltermijn per in het besluit aangegeven periode beoordeeld of wel of niet aan de last is voldaan en of deze derhalve is verbeurd of niet. Aan deze vorm is een maximum bedrag verbonden, die in het besluit wordt genoemd. Deze vorm van de last onder dwangsom wordt bij zogenaamde voortdurende overtredingen opgelegd.

- De houder waaraan een last onder dwangsom is opgelegd, kan, indien een jaar nadat de last van kracht is geworden geen overtreding van de betreffende kwaliteitseis is geconstateerd, verzoeken om de last op te heffen.

 

Last onder bestuursdwang

Bij een last onder bestuursdwang neemt de gemeente bepaalde maatregelen om de overtreding van de kwaliteitseis op te heffen. De kosten die hierbij gemaakt worden zijn voor rekening van de houder. Een last onder dwangsom kan worden opgelegd als bedrag ineens, per constatering en per periode. Zie de toelichting op deze vormen bij last onder dwangsom.

 

Stap 3: exploitatieverbod,

Het college kan de houder verbieden een kinderopvangvoorziening in exploitatie te nemen dan wel de exploitatie voort te zetten. Dit kan het college onder andere in de volgende gevallen:

- Zolang de houder een bevel of aanwijzing niet opvolgt en het opleggen van een last onder bestuursdwang niet mogelijk is.

- Als een kinderopvangvoorziening niet of niet langer aan de kwaliteitseisen voldoet.

 

Stap 4: het intrekken van de beschikking met toestemming tot exploitatie en het verwijdering van de registratie uit het landelijk register kinderopvang.

- Er zijn verschillende gronden waarop het college, in het kader van handhaving, de toestemming tot exploitatie kan intrekken en de registratie van deze voorziening verwijdert uit het register:

- Indien is gebleken dat de houder niet langer de kinderopvangvoorziening exploiteert.

- Indien uit een GGD-onderzoek of anderszins is gebleken dat de houder naar verwachting niet dan wel niet langer voldoet aan de gegeven voorschriften.

- Indien drie maanden na de registratie de exploitatie van de kinderopvangvoorziening niet daadwerkelijk is aangevangen.

- Vanaf het moment dat voor een voorziening voor kinderopvang de toestemming tot exploitatie is ingetrokken en de registratie van deze voorziening verwijderd is uit het landelijk register kinderopvang, is er geen sprake meer van kinderopvang in de zin van de wet. Voortzetten van de exploitatie leidt tot niet geregistreerde kinderopvang (illegale kinderopvang) en kan leiden tot een bestuurlijke boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet op de Economische Delicten.

 

Artikel 5

Indien een geregistreerde kinderopvangvoorziening niet meer voldoet aan de definitie hiervan in de Wet kinderopvang, wordt de gegeven toestemming tot exploitatie door middel van een beschikking ingetrokken en wordt de registratie onverwijld uit het landelijk register kinderopvang verwijderd. Dit, omdat uitsluitend kinderopvangvoorzieningen die aan de definitie voldoen worden geregistreerd en geëxploiteerd mogen worden. Er wordt in dit geval geen herstellend handhavingstraject ingezet.

 

Hoofdstuk 3 Bestraffend traject  

Een bestraffende sanctie bestraft een overtreding die ‘in het verleden’ begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wet kinderopvang is de bestuurlijke boete.

In deze Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang Stichtse Vecht 2022 is neergelegd op welke wijze het college invulling geeft aan zijn beleidsvrijheid.

1. Het beleid houdt in dat het college in geval van een overtreding altijd gebruik kan maken van zijn bevoegdheid en een boete ter hoogte van het in het afwegingsmodel genoemde bedrag (met inachtneming van de bepalingen over de boete in deze beleidsregels) op kan leggen.

2. Uitzondering hierop is de voorziening voor gastouderopvang. Hiervoor geldt dat de hoogte van de boete, zoals opgenomen in het afwegingsmodel wordt gehalveerd daar waar in het afwegingsmodel geen specifiek boetebedrag voor gastouders is opgenomen. De achterliggende gedachte hierbij is het bijzondere karakter van deze voorziening.

 

Artikel 6 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete

Het opleggen van een bestuurlijke boete is een bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het college een bestuurlijke boete op kan leggen, maar daartoe niet verplicht is. Indien het college overgaat tot het opleggen van een boete, is hetgeen in deze beleidsregels is bepaald onverkort van toepassing.

 

Artikel 7 Hoogte bestuurlijke boete

Eerste lid

In de Wet kinderopvang is het maximaal op te leggen boetebedrag aangegeven. Het college heeft naar aanleiding van specifieke overtredingen de boetebedragen vastgelegd in het afwegingsmodel.

Uitzonderingen hierop zijn:

- In geval van overtreding van de artikelen 1.66 en 1.45 Wet kinderopvang is er sprake van economische delicten, gesanctioneerd in de Wet op de Economische Delicten. In artikel 1 en 6 van deze wet is bepaald dat deze overtredingen beboet worden met een boete van de vierde categorie. De boetebedragen in onderhavig beleid komen hiermee overeen.

- Overtreding van artikel 5:20 Algemene wet bestuursrecht is een strafbaar feit; strafbaar gesteld in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht: “Hij die opzettelijk niet voldoet aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, alsmede hij die opzettelijk enige handeling, door een van die ambtenaren ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belet, belemmert of verijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.” Het boetebedrag voor deze overtreding, komt overeen met het in het Wetboek van Strafrecht genoemde bedrag voor overtredingen van de tweede categorie.

Tweede lid

Gezien het bijzondere karakter van de voorziening voor gastouderopvang is ervoor gekozen de hoogte van de op te leggen boete met de helft te verlagen. Dit geldt niet wanneer het een kwaliteitseis is die specifiek alleen aan de gastouder wordt gesteld. In dat geval is de boete al op deze situatie afgestemd.

Het voorgaande laat onverlet dat het college op grond van de Algemene wet bestuursrecht gehouden is de hoogte van de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, waarbij het college zo nodig rekening houdt met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.

 

Artikel 8 Recidive

Bij recidive treedt strafverzwaring op. Dit artikel bepaalt de hoogte van de strafverzwaring.

In het geval de overtreder (de houder) de afgelopen twee jaar al eerder is beboet voor eenzelfde overtreding kan het college de boete met 50% verhogen. Daarbij is irrelevant of de in het verleden gepleegde overtreding(en) al dan niet betrekking hadden op dezelfde kinderopvangvoorziening waarvoor de nieuwe boete wordt opgelegd. Bepalend is of de overtreder als houder al eerder een boete is opgelegd. Iedere volgende overtreding van dezelfde wettelijke norm binnen de periode van twee jaar kan worden bestraft met een boete van 2 maal het in het afwegingsoverzicht opgenomen boetebedrag.