Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Samenwerking De Bevelanden

Beleidsregels giften en schadevergoedingen GR De Bevelanden

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSamenwerking De Bevelanden
OrganisatietypeRegionaal samenwerkingsorgaan
Officiële naam regelingBeleidsregels giften en schadevergoedingen GR De Bevelanden
Citeertitel
Vastgesteld doordagelijks bestuur
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2019Beleidsregels giften en schadevergoedingen GR De Bevelanden

10-12-2018

bgr-2022-719

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels giften en schadevergoedingen GR De Bevelanden

Het dagelijks bestuur van het samenwerkingsverband Gemeenschappelijke regeling Samenwerking De Bevelanden,

 

  • 1.

    gelet op de bepalingen in artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

  • 2.

    gelet op de bepalingen in artikel 31 lid 2 onderdeel m van de Participatiewet (Pw)

Besluit vast te stellen de:

Beleidsregels giften en schadevergoedingen GR De Bevelanden

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1. Begrippen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet (Pw) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2.

    Deze regeling verstaat onder:

a. belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken; b. wet: de Participatiewet;

c. de van toepassing zijnde bijstandsnorm: de norm als bedoeld in artikel 5 aanhef en onder c Pw

Hoofdstuk 2. Giften Artikel 2. Giftendrempel

  • 1.

    Giften zijn vanuit oogpunt van bijstandsverlening verantwoord, zolang de giften (tezamen) niet hoger zijn dan € 1.200,00 in een kalenderjaar. Deze drempel wordt gehanteerd per kalenderjaar en per uitkering (dus niet per persoon). Dit bedrag wordt niet geïndexeerd. 

  • 1.

    De giftenvrijlating wordt toegerekend aan het kalenderjaar (1 januari tot en met 31 december). Heeft iemand minder ontvangen mag het restant niet meegenomen worden naar het volgende jaar. Voor mensen die een uitkering toegekend hebben gekregen is de vrijlating van € 1.200,00 van toepassing vanaf datum toekenning tot en met 31 december. 

Artikel 3. Giften met een specifieke bestemming

  • 1.

    Giften die bestemd zijn om aan een specifiek doel te besteden, waarvoor de belanghebbende - indien hij de gift niet had ontvangen- aanspraak zou kunnen maken op een voorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning, de bijzondere bijstand of het participatiebudget, worden volledig buiten beschouwing gelaten.

  • 2.

    Een gift die wordt verstrekt ter delging van een problematische schuld, ontstaan in een periode voor aanvang van de bijstandsverlening, wordt niet in aanmerking genomen als middel. Een schuld is in ieder geval problematisch als op het moment van aanvang van de bijstandsverlening een negatief vermogen is vastgesteld en er een terugbetalingsverplichting rust op deze schulden, waarvan de termijn is overschreden. Wanneer er bij ontvangst van de gift geen negatief vermogen meer is, dient beoordeeld te worden of de schuld niet reeds door belanghebbende voldaan had kunnen worden.

  • 3.

    De in het eerste en tweede lid genoemde vrijlating geldt slechts indien de belanghebbende binnen een termijn van acht weken na ontvangst van de gift, aantoont dat hij de gift aan de specifieke doelen heeft

besteed.

  • 1.

    Indien de gift niet of niet volledig voldoet aan de criteria genoemd in het eerste of tweede lid van dit artikel of indien de belanghebbende niet voldoet aan het bepaalde in het derde lid van dit artikel, wordt de (resterende) gift overeenkomstig artikel 3 of 4 van deze beleidsregels beoordeeld.

  • 2.

    Een gift die wordt ontvangen in afwachting van de beslissing op een aanvraag om bijstand, wordt overeenkomstig deze beleidsregels beoordeeld. 

Artikel 4. Giften verstrekt door bepaalde organisaties

  • 1.

    Giften verstrekt vanuit de woongemeente of een geïnitieerde samenwerking zoals de door gemeenten aangeboden vakantie voor alleenstaande ouders, verstrekkingen vanuit Stichting Leergeld en voedsel- en kledingpakketten van de Voedsel- en Kledingbank worden buiten beschouwing gelaten.

  • 2.

    Een dagdeel- of dagbestedingsvergoeding welke niet bedoeld is voor onkosten wordt als gift beoordeeld aan de hand van deze beleidsregels

Artikel 5. Giften in natura

  • 1.

    Van een gift in natura wordt de tegenwaarde in het economische verkeer in aanmerking genomen.

  • 2.

    Giften in natura die een geringe waarde vertegenwoordigen worden niet tot de middelen gerekend en hoeven niet te worden gemeld voor zover de totale waarde per maand minder is dan € 50,00.

  • 3.

    Wanneer de totale waarde per maand meer bedraagt dan € 50,00 dient het karakter en de bestemming getoetst te worden aan de overige beleidsregels en aan de hand daarvan bepaald worden of het meerdere als middel of als gift in aanmerking wordt genomen.

Artikel 6. Giften hoger dan het drempelbedrag

  • 1.

    Bij een gift hoger dan de vrijlatingsgrens wordt het meerdere aangemerkt als inkomen over de betreffende maand.

  • 2.

    Is de gift dusdanig hoog dat dit na vrijlating niet volledig in mindering gebracht kan worden op de maanduitkering, wordt het meerdere toegerekend aan het vermogen.

  • 3.

    Wanneer het in aanmerking nemen van (het meerdere van) de gift als inkomen leidt tot onbillijkheid kan (het meerdere van) de gift op gemotiveerde gronden ook toegerekend worden aan het vermogen.

Artikel 7. Individualiseren

Indien het in aanmerking nemen van een gift leidt tot onbillijkheid van overwegende aard, is er de mogelijkheid om op gemotiveerde gronden te individualiseren. 

Hoofdstuk 3. Schadevergoedingen Artikel 8. Materiële schadevergoeding

  • 1.

    De schadevergoeding die de belanghebbende ontvangt voor materiële schade wordt niet als vermogen aangemerkt tenzij de schadevergoeding niet wordt gebruikt voor het wegnemen van de schade.

  • 2.

    Een schadevergoeding die is bedoeld ter compensatie van het verlies van arbeidsvermogen wordt aangemerkt als inkomen voor de periode waarop de vergoeding betrekking heeft.

Artikel 9. Immateriële schadevergoeding

  • 1.

    Een immateriële schadevergoeding wordt niet als vermogen in aanmerking genomen als deze minder bedraagt dan het vrij te laten vermogen genoemd in artikel 34 lid 3 onder a van de wet.

  • 2.

    Van een immateriële schadevergoeding die meer bedraagt dan het vrij te laten vermogen genoemd in artikel 34 lid 3 onder a van de wet wordt 2/3 van het meerdere boven dit vrij te laten vermogen in aanmerking genomen als vermogen.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen 

Artikel 10. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2019.

Artikel 11. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels giften en schadevergoedingen GR De Bevelanden.

Vastgesteld door het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Samenwerking De Bevelanden in de vergadering van 10 december 2018.

De directeur, De voorzitter,

Mr. F.L.A.R. Marquinie, MBA Drs. M. Mulder MSc.

Algemene toelichting 

Deze beleidsregels geven aan hoe giften en schadevergoedingen moeten worden beoordeeld.

Giften 

Artikel 31, tweede lid, onder m, van de Participatiewet bepaalt dat giften niet tot de middelen van belanghebbende worden gerekend, voor zover deze naar het oordeel van het college (lees: dagelijks bestuur) uit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord zijn.

Door de giften niet volledig in aanmerking te nemen wordt voorkomen dat de Participatiewet een ontmoediging vormt voor de vrijgevigheid van instellingen of personen. Uitgangspunt is dat kerkelijk en particulier initiatief zoveel mogelijk wordt gerespecteerd.

Gezien het minimumbehoeftenkarakter van de bijstand kan de vrijlating niet onbeperkt zijn. Wat betreft de hoogte van de gift geldt dat giften met een specifieke bestemming, waarvoor anders bijzondere bijstand, een Wmo voorziening of een voorziening op grond van het participatiebudget was verstrekt, onder bepaalde voorwaarden buiten beschouwing worden gelaten. In andere gevallen is het redelijk om de gift in aanmerking te nemen voor zover cumulatie daarvan met de bijstand leidt tot een bestedingsniveau dat niet verenigbaar is met hetgeen op bijstandsniveau gebruikelijk is.

Bij de beoordeling of een betaling als een gift kan worden beschouwd is doorslaggevend of de betaling een onverplicht karakter draagt. Betalingen die zijn gebaseerd op wederkerige overeenkomsten kunnen om die reden dan ook niet aangemerkt worden als giften.

Voorbeelden van giften die volledig buiten beschouwing worden gelaten:

  • 1.

    Voedselpakketten via de Voedselbank, Kledingpakket via Kledingbank en vergelijkbare giften van andere instellingen.

  • 2.

    Een gratis vakantie aangeboden door een stichting.

  • 3.

    Verstrekkingen uit steunfondsen voor de minima, al dan niet onder beheer van de lagere overheden of door hen opgerichte stichtingen als hieraan geen betalingsverplichting ten grondslag ligt. Deze giften worden alleen verstrekt na een aanvraag door hulpverleners en hebben betrekking op echte noodsituaties.

Schadevergoedingen 

Schadevergoedingen kunnen zowel een materieel als een immaterieel karakter hebben. Een materiële schadevergoeding is een vergoeding voor kosten die gemaakt zijn of nog gemaakt moeten worden als gevolg van bijvoorbeeld een ongeval. Een immateriële schadevergoeding wordt ook wel smartengeld genoemd. Smartengeld is bedoeld als vergoeding voor emotionele schade.

Artikel 34 lid 2 onderdeel e van de Participatiewet bepaalt dat niet tot het vermogen wordt gerekend vergoedingen voor immateriële schade als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdelen l en m:

Artikel 31, tweede lid onder l van de Participatiewet bepaalt dat bij ministeriële regeling aan te wijzen uitkeringen en vergoedingen voor materiële en immateriële schade niet tot de middelen van belanghebbende worden gerekend. Het gaat hier om de vergoedingen voor:

  • 1.

    slachtoffers van de Bijlmerramp;

  • 2.

    asbestslachtoffers;

  • 3.

    omwonenden van het luchtvaartterrein Maastricht;

  • 4.

    slachtoffers van legionella besmetting;

  • 5.

    eenmalige uitkering oud-mijnwerkers in verband met silicose;

  • 6.

    eenmalige uitkering twee tot vijfjarige diensttijd veteranen;

  • 7.

    slachtoffers Tweede Wereldoorlog (Joodse, Sinti-, Roma- en Indische gemeenschappen); - slachtoffers DES-gebruik tijdens de zwangerschap;

  • 8.

    niet-loondienstgerelateerde slachtoffers van mesothelioom;

  • 9.

    slachtoffers seksueel misbruik in de Rooms-Katholieke Kerk. Het gaat hier om een eenmalige vergoeding met een gemengd karakter: het is zowel smartengeld als een onkostenvergoeding voor therapie of reiskosten;

  • 10.

    slachtoffers misbruik van minderjarigen in instellingen en pleeggezinnen.

Artikel 31, tweede lid onder m van de Participatiewet bepaalt dat niet tot de middelen van belanghebbende worden gerekend giften en andere dan de in onderdeel l bedoelde vergoedingen voor materiële en immateriële schade voorzover deze naar het oordeel van het college (lees: dagelijks bestuur) uit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord zijn.

Dit betekent dat het dagelijks bestuur beleidsvrijheid heeft welk deel van de vergoedingen voor materiële en immateriële schade vrijgelaten mag worden. Dat is in deze beleidsregels vastgelegd.

In de beleidsregels is geen hardheidsclausule opgenomen. Op grond van de Algemene beginselen van behoorlijk bestuur moet in elke situatie een individuele belangenafweging worden gemaakt.

Artikelsgewijze toelichting Artikel 1. Begrippen

De begrippen die in deze beleidsregels zijn gebruikt hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet. Daar waar in de beleidsregels wordt gesproken over de voor de belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm wordt mede de kostendelersnorm bedoeld.

Artikel 2. Giftendrempel

Er wordt een maximale vrijlating gehanteerd van € 1200,00 per kalenderjaar per uitkeringseenheid. Een kalenderjaar loopt van 1 januari tot en met 31 december.

Artikel 3. Giften met een specifieke bestemming

Lid 1

Giften voor kosten waarvoor bijzondere bijstand, een Wmo voorziening of een voorziening op grond van het Participatiebudget mogelijk is worden buiten beschouwing gelaten. Krijgt iemand bijvoorbeeld een gift om zelf een scootmobiel te kopen, dan wordt deze gift in principe buiten beschouwing gelaten.

Dit is ook het geval als de bijzondere bijstand tot een bepaald bedrag de kosten vergoedt en de gift hoger is. Stel dat de bijzondere bijstand voor een wasmachine € 250 is, maar de klant krijgt een gift van € 500 en besteedt deze volledig aan een wasmachine. In dat geval wordt de gift van € 500 volledig buiten beschouwing gelaten.

Lid 2

De Participatiewet biedt maar beperkte mogelijkheden tot bijstandsverlening in schulden. Het hebben van problematische schulden is in algemene zin een belemmering in het sociaal functioneren. Als iemand de bijstandsgerechtigde daarin tegemoet wil komen, worden deze bedragen in principe niet als middel in aanmerking genomen, maar als gift beoordeeld. Een studieschuld of een (nog) niet opeisbare schuld wordt niet als een problematische schuld beschouwd. Wanneer iemand inmiddels een positief vermogen heeft, wordt beoordeeld of de schuld reeds voldaan had kunnen worden, bijvoorbeeld wanneer iemand een erfenis heeft ontvangen, maar deze niet aan de aflossing van de schuld heeft besteed, maar aan andere niet noodzakelijke kosten.

Lid 3 en 4

Hierin is bepaald dat de belanghebbende binnen acht weken na ontvangst van de gift moet aantonen dat deze is besteed aan het specifieke doel. Doet hij dat niet, dan wordt de gift overeenkomstig artikel 3 of 4 van de Beleidsregels beoordeeld.

Lid 5

Het komt voor dat iemand in afwachting van de beslissing op zijn aanvraag een gift ontvangt ter overbrugging van de periode tot de eerste uitbetaling van de uitkering. Dergelijke giften dienen beoordeeld te worden aan de hand van deze beleidsregels.

Artikel 4. Giften verstrekt door bepaalde organisaties

Lid 1

Giften verstrekt van uit de woongemeente of een geïnitieerde samenwerking zoals de door gemeenten aangeboden vakantie voor alleenstaande ouders, verstrekkingen vanuit Stichting Leergeld en voedsel- en kledingpakketten van de Voedsel- en Kledingbank worden buiten beschouwing gelaten, omdat hier zeer strikte criteria voor gelden.

Lid 2

Een dagdeel- of dagbestedingsvergoeding welke niet bedoeld is voor onkosten wordt als gift beoordeeld aan de hand van deze beleidsregels.

Artikel 5. Giften in natura

Lid 1

Een gift is in het algemeen een betaling ineens. Niettemin zijn er situaties aanwijsbaar dat een gift in natura de vermogens- of inkomenspositie van de bijstandsgerechtigde sterk beïnvloedt. In dit artikel is bepaald dat van giften die in natura worden verstrekt, de tegenwaarde in het economische verkeer in aanmerking wordt genomen.

Lid 2

Uit oogpunt van administratieve lastenverlichting is er voor gekozen om giften in natura met een geringe waarde van totaal minder dan € 50,00 per maand buiten beschouwing te laten en is bepaald dat dergelijke giften niet gemeld hoeven te worden.

Artikel 6. Giften hoger dan het drempelbedrag

Dit artikel geeft aan hoe moet worden omgegaan met giften die meer bedragen dan het vrij te laten bedrag.

Artikel 7. Individualiseren

Indien het in aanmerking nemen van een gift leidt tot onbillijkheid van overwegende aard, is er de mogelijkheid om op gemotiveerde gronden te individualiseren. 

Artikel 8. Materiële schadevergoeding

Een materiële schadevergoeding is een vergoeding voor kosten die gemaakt zijn of nog gemaakt moeten worden na bijvoorbeeld een (verkeers-)ongeval of brand. Hierbij kun je denken aan de kosten om een beschadigde auto of bril te laten repareren. Maar het kunnen ook ziektekosten zijn, reiskosten of revalidatiekosten. Daarbij kan iemand zijn baan verliezen omdat hij na het ongeval niet of niet volledig meer kan werken. Een materiële schadevergoeding is dus een vergoeding voor kosten die gemaakt zijn of nog gemaakt moeten worden of voor het verlies aan inkomen.

Het kan voorkomen dat niet duidelijk is welk deel van de schadevergoeding is bedoeld voor het verlies aan arbeidsvermogen en welk deel voor overige materiële schade. In dat geval moet de belanghebbende aantonen hoe de schadevergoeding is opgebouwd. De wijze van toerekening van de schadevergoeding dient daarbij te berusten op concrete en verifieerbare uitgangspunten (zie CRvB 26-06-2013, nrs. 11/5379 WWB e.a.).

Lid 1

Indien een belanghebbende een materiële schadevergoeding heeft ontvangen, zal beoordeeld moeten worden of de vergoeding is aangewend om de geleden schade weg te nemen. Blijkt dit niet of niet geheel het geval te zijn, dan wordt het deel dat niet is aangewend om de geleden schade weg te nemen als vermogen in aanmerking genomen. Houdt hierbij rekening met het feit dat een materiële schadevergoeding vaak ook bedoeld is voor kosten die gemaakt worden in de toekomst. Het kan bijvoorbeeld zijn dat iemand voor de rest van zijn leven fysiotherapie nodig heeft of hulpmiddelen. Als dat zo is kan de vergoeding, voor zover deze nog niet is aangewend om de geleden schade weg te nemen, niet aangemerkt worden als vermogen.

Lid 2

Een materiële schadevergoeding kan ook bedoeld zijn ter compensatie van het verlies van arbeidsvermogen. Door (tijdelijke of blijvende) arbeidsongeschiktheid kan iemand zijn baan verliezen. In veel gevallen daalt hierdoor het inkomen op korte of lange termijn of valt het zelfs helemaal weg.

Een schadevergoeding die is bedoeld ter compensatie van het verlies van arbeidsvermogen wordt aangemerkt als inkomen voor de periode waarop de vergoeding betrekking heeft. Dit kan ook een periode in het verleden zijn. Het afhandelen van schade kan immers lang duren. Het lastige hieraan is dat het in de meeste gevallen om één bedrag gaat waarbij het bedrag per maand niet duidelijk is. De belanghebbende zal moeten aantonen om welk verlies van arbeidsvermogen het gaat. Dit kunnen salarisspecificaties of jaaropgaven zijn maar ook beschikkingen van een uitkeringsinstantie of werkgever. Ook kan een overzicht van de geleden of nog te lijden schade opgemaakt door een letselschadespecialist duidelijkheid geven.

Artikel 9. Immateriële schadevergoeding

Een immateriële schadevergoeding wordt ook wel smartengeld genoemd. Smartengeld is bedoeld als vergoeding voor emotionele schade. Het smartengeld is puur en alleen bedoeld ter compensatie van verdriet, pijn of een ander verlies van levensvreugde. Meestal krijgt iemand smartengeld náást de vergoeding van overige letselschade, zoals extra kosten en verlies aan inkomsten (materiële schadevergoeding).

De hoogte van immateriële schadevergoedingen kan sterk verschillen. Daarom is er voor gekozen om immateriële schadevergoedingen tot een bepaald bedrag volledig vrij te laten. Uit het oogpunt van bijstandsverlening wordt een bedrag ter hoogte van het vrij te laten vermogen voor een alleenstaande genoemd in artikel 34 lid 3 onder a van de Participatiewet verantwoord geacht. Dit bedrag geldt dus ook voor belanghebbenden die gehuwd zijn of samenwonen. Is de immateriële schadevergoeding hoger, dan wordt van al het meerdere 2/3 deel in aanmerking genomen als vermogen. De eerste vrijlating ter hoogte van het vrij te laten vermogen voor een alleenstaande geldt dus ook bij hogere immateriële schadevergoedingen.

Een vrijlating van 1/3e deel van de immateriële schadevergoeding is gebaseerd op een uitspraak van de CRvB (CRvB 06-07-1999, nr. 97/5510 NABW en CRvB 13-09-2005, nrs. 04/1980 NABW). In deze uitspraken heeft de Raad geaccepteerd dat een derde deel van de schadevergoeding wordt vrijgelaten. Het overige deel van de schadevergoeding zal als vermogen in aanmerking worden genomen op basis van artikel 34 lid 1 onder b Participatiewet.

Rekenvoorbeeld:

Een alleenstaande heeft bij aanvang van de bijstandsuitkering een vermogen van € 3.500,-. Vervolgens ontvangt hij op 1 maart 2016 een immateriële schadevergoeding van € 7.500,-.

Op grond van artikel 7 van deze beleidsregels geldt een eerste vrijlating van € 5.920,-. Vervolgens geldt een tweede vrijlating van 1/3e deel van het meerdere boven de eerste vrijlating: € 7.500,- minus

€ 5.920,- = € 1.580,- X 1/3e = € 526.67. 2/3e deel van € 1.580,- wordt wel in aanmerking genomen als vermogen, dit is € 1.053,33. Het nieuwe vermogen per 1 maart 2016 bedraagt dan € 3.500,- + € 1.053,33 = € 4.553,33.

Soms is het zo dat een schadevergoeding wordt ontvangen waarbij niet duidelijk is welk deel is bedoeld voor materiële schade en welk deel voor immateriële schade. In zo’n situatie moet bepaald worden waar de vergoeding uit opgebouwd is. Zie hiervoor de algemene toelichting bij artikel 6. Het deel wat bedoeld is voor materiële schade valt onder artikel 6. Wat overblijft is de schadevergoeding voor immateriële schade.

Als deze beleidsregel voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen kan hiervan afgeweken worden. Dit dient uiteraard wel voldoende gemotiveerd te worden.

Artikel 10. Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 11. Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Namens deze,

Mr. F.L.A.R. Marquinie, MBA , directeur. Drs. M. Mulder MSc.voorzitter