Organisatie | Eindhoven |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Rentebesluit invordering gemeentelijke belastingen gemeente Eindhoven |
Citeertitel | Rentebesluit invordering gemeentelijke belastingen gemeente Eindhoven |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
N.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-03-2018 | 20-03-2018 | nieuwe regeling | 20-03-2018 Gemeenteblad |
Bij de invordering van de gemeentelijke belastingen vindt de ministeriële regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990 overeenkomstige toepassing.
1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking en
werkt terug tot en met 1 januari 2018.
2. Dit besluit kan worden aangehaald als “Rentebesluit gemeentelijke belastingen
Bij de invordering van gemeentelijke belastingen is hoofdstuk V van de Invorderingswet 1990 van toepassing.
Dit betekent dat invorderingsrente moet worden berekend indien na de betalingstermijn niet of te weinig is betaald.
Indien sprake is van een betalingsregeling kan na iedere termijnbetaling invorderingsrente in rekening worden gebracht.
De gemeente vergoedt in de volgende twee gevallen rente:
1. De gemeente vergoedt rente als zij meer dan zes weken te laat is met het terugbetalen van belastinggeld aan de belanghebbende. Als het aan de belanghebbende te wijten is dat de uitbetaling niet tijdig plaatsvindt, bijvoorbeeld als de belanghebbende een onjuist rekeningnummer aan de gemeente heeft verstrekt, dan wordt geen invorderingsrente vergoed. Het tijdvak waarover de invorderingsrente enkelvoudig wordt berekend vangt aan op de dag na de dagtekening van de tot uitbetaling strekkende belastingaanslag of beschikking en eindigt op de dag voorafgaand aan die van de betaling.
2. Als een belanghebbende in verband met zijn bezwaarschrift uitstel van betaling heeft gevraagd en dit uitstel door de ontvanger bij beschikking is afgewezen. De gemeente vergoedt rente als de belanghebbende in de bezwaarprocedure in het gelijk wordt gesteld. Het tijdvak waarover de invorderingsrente wordt berekend vangt aan op de dag na de dag waarop de belastingaanslag ingevolge artikel 9 van de IW 1990 invorderbaar is en eindigt zes weken na de dagtekening van de vermindering of de herziening. Als in de gemeentelijke belastingverordening een van artikel 9 afwijkende invorderingstermijn is opgenomen, is de vervaldatum van die invorderingstermijn de begindatum voor het vergoeden van invorderingsrente.
Het betaalde bedrag vormt het maximum bedrag waarover invorderingsrente wordt vergoed en wordt eventueel verminderd met een nog openstaand bedrag van de belastingaanslag of het gevorderde bedrag.
Het percentage van de invorderingsrente is gelijk aan dat van de wettelijke rente zoals dat bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 120, eerste lid, Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek is vastgesteld, met een minimum van 4%.
Artikel 31 van de Invorderingswet 1990 bepaalt dat bij ministeriële regeling regels kunnen worden gesteld voor de bij de berekening van invorderingsrente toe te passen afrondingen en voor het niet in rekening brengen van invorderingsrente die een bij die regeling bepaald bedrag niet te boven gaat. Een en ander is geregeld in de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990. Daarin wordt onder meer bepaald dat het bedrag van de in rekening te brengen invorderingsrente naar beneden wordt afgerond op gehele euro's. Het bedrag van de te vergoeden invorderingsrente wordt naar boven afgerond op gehele euro’s (artikel 32). Ook wordt bepaald dat bij de enige of laatste betaling een bedrag aan invorderingsrente van euro 23 of minder niet in rekening wordt gebracht (artikel 33).
Ingevolge artikel 231, derde lid, van de Gemeentewet dient voor ministeriële regeling te worden gelezen: collegebesluit. Het college dient over de toepassing van de invorderingsrente regels te stellen. In verband hiermee is in deze uitvoeringsregeling ervoor gekozen de ministeriële regeling (de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990) van overeenkomstig toepassing te verklaren en de drempel vast te stellen per betaling. Tenslotte geldt dat, ingevolge artikel 31 van de Invorderingswet 1990, de ministeriële regeling niet voorziet in een minimumbedrag voor te vergoeden invorderingsrente. Dit kan derhalve ook niet in deze uitvoeringsregeling worden opgenomen.