Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Heeze-Leende

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Heeze-Leende 2020

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHeeze-Leende
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Heeze-Leende 2020
CiteertitelBeleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Heeze-Leende 2020
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-07-2022nieuwe regeling

10-12-2019

gmb-2022-304402

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Heeze-Leende 2020

 

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze Beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      Verordening: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Heeze-Leende.

    • b.

      Besluit: Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Heeze-Leende.

    • c.

      Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

  • 2.

    Alle begrippen die in deze Beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, de Verordening, het Besluit en de Algemene wet bestuursrecht.

HOOFDSTUK 2 HULP BIJ HET HUISHOUDEN

artikel 2.1 Omschrijving hulp bij het huishouden

De maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden 1 kan, voor wat betreft een schoon en leefbaar huis, bestaan uit de in het in de bijlage II normenkader opgenomen activiteiten. Daarnaast kan hulp bij het huishouden 1 bestaan uit de volgende (deel) activiteiten:

  • indien nodig verzorgen van de (brood-)maaltijd;

  • indien nodig bereiden van maaltijden;

  • actief meedenken met de klant t.b.v. verbetering van de hulp aan de klant;

  • actief signaleren of deze vorm van hulp bij het huishouden nog voldoet of dat er overgegaan moet worden naar HH2 en contact hierover met het sociaal team in afstemming met de gebruiker.

Bij HH2 (organisatie van het huishouden) in verband met chronische ziekte of beperkingen kan de ondersteuning bestaan uit werkzaamheden zoals genoemd bij HH1 en daarbij (deel) taken zoals:

  • dagelijkse organisatie van het huishouden;

  • observatie en actief signaleren van veranderingen in de gezondheids- en sociale situatie;

  • adviseren en/of verwijzen;

  • actief handelen naar aanleiding van signalen;

Dit op basis van het zo veel mogelijk stimuleren waar mogelijk om zaken zelf op te pakken.

artikel 2.2 Omvang hulp bij het huishouden

De omvang van hulp bij het huishouden wordt uitgedrukt in uren, waarbij de toe te kennen taken in de beschikking worden vastgesteld en worden uitgedrukt in aantal minuten per taak, met als doel om te komen toe een schoon en leefbaar huis, zoals gedefinieerd in de bijlage II opgenomen normenkader.

HOOFDSTUK 3 BEGELEIDING

artikel 3.1 Begeleidingsvormen

Bij begeleiding wordt onderscheid gemaakt in vier vormen begeleiding:

  • a.

    Begeleiding A: Individuele begeleiding, die indien passend/noodzakelijk vanwege de situatie van de cliënt kan worden gecombineerd met begeleiding B.

  • b.

    Begeleiding B: Dit is een structurele tijdsbesteding in groepsverband met een welomschreven doel waarbij de cliënt actief betrokken wordt en die hem zingeving geeft. Onder begeleiding B wordt niet verstaan: welzijnsactiviteiten zoals zang, bingo, uitstapjes en dergelijke. Indien passend/noodzakelijk bij of gezien de situatie van de cliënt kan een combinatie met individuele begeleiding worden gemaakt.

  • c.

    Begeleiding C: Gespecialiseerde begeleiding bij bijvoorbeeld NAH (niet aangeboren hersenletsel) en psychische stoornissen. Maar ook andere specifieke aandoeningen (zoals begeleiding aan doof/blinden en dergelijke) kunnen onder begeleiding C vallen.

  • d.

    Begeleiding D: In uitzonderlijke gevallen (die niet onder Begeleiding A, B of C vallen) worden individuele afspraken gemaakt omtrent de te verzorgen begeleiding.

Met de inzet van begeleiding wordt een van de onderstaande resultaten nagestreefd. Er worden drie resultaten onderscheiden, eerst wordt onderzocht of verandering en groei mogelijk is. Is dat niet mogelijk, dan is stabiliteit en behoud het te behalen resultaat. Is ook dat niet aan de orde, dan is de maatwerkvoorziening gericht op welbevinden.

 

  • 1)

    Verandering en groei: persoon (en omgeving) leert (leren) vaardigheden om voldoende te participeren, dagelijkse levensverrichtingen uit te voeren en het persoonlijk leven te structureren en daar zoveel mogelijk regie over te voeren. Het participatieniveau wordt ontwikkeld, verhoogd en behouden op hoogst haalbare niveau (zelfstandigheid).

  • 2)

    Stabiliteit en behoud: individu in staat stellen op het hoogst haalbare niveau van participatie en zelfredzaamheid te komen en te blijven, door het creëren van stabiliteit en het stimuleren van participatie en zelfredzaamheid.

  • 3)

    Welbevinden: het bevorderen van welzijn en de kwaliteit van leven, achteruitgang vertragen en mantelzorgers ontlasten door het dragelijk houden van de effecten van de aandoening van de cliënt en langer thuis wonen mogelijk maken.

HOOFDSTUK 4 KORTDUREND VERBLIJF

artikel 4.1 Kortdurend verblijf

  • 1.

    Kortdurend verblijf is een vorm van respijtzorg, waarbij degene die ondersteuning behoeft elders verblijft en de mantelzorger even de tijd heeft om op adem te komen. Uitgangspunt is een verblijf van 3 etmalen per week. Kortdurend verblijf is uitdrukkelijk preventief bedoeld: een indicatie heeft als doel om overbelasting bij mantelzorgers te voorkomen, zodat zij de zorg thuis vol kunnen houden en (veel duurdere) opname in een intramurale instelling wordt voorkomen, of op zijn minst uitgesteld. Er mag geen sprake zijn van 24 uurs zorg. Kortdurend verblijf kan ook repressief zijn.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 is het mogelijk om langer dan 3 etmalen per week te verblijven indien dit noodzakelijk is en vaststaat dat andere oplossingen geen optie zijn.

  • 3.

    De cliënt is primair zelf verantwoordelijk voor vervoer van en naar de instelling voor kortdurend verblijf.

HOOFDSTUK 5 NORMALE GEBRUIK VAN DE WONING

artikel 5.1 Algemeen gebruikelijk

In ieder geval worden de volgende voorzieningen als algemeen gebruikelijk aangemerkt:

  • hendelmengkranen

  • centrale verwarming

  • verhoogd toilet (6+ en 10+)

  • inductie of keramische kookplaat

  • douchekop op glijstang

  • zonwering incl. elektrische bediening, tenzij het hele huis ermee moet worden voorzien op grond van de aanwezige beperkingen

  • wandbeugels

  • badplank

  • intercom (baby)

  • thermostatische kranen

  • wasdroger

  • wasmachine

  • hangtoilet

  • toiletverhoger

  • handgrepen

  • douche of douchecabine

  • bad

  • badkameraccessoires

  • douchezitjes (opklapbaar of vast met rugleuning/armleuning)

  • douchekruk

  • antislipvloer

  • 2e trapleuning

  • bad-, douchebak- en lavetverwijdering

  • keukenapparatuur

  • automatische garagedeuren

  • verwijderen van drempelhulpen deurdrangers

  • (losse) airco units/installaties

  • lucht – bevochtigers/ontvochtigers

Er wordt altijd in het individuele geval bekeken of de voorziening ook voor de cliënt algemeen gebruikelijk is.

artikel 5.2 Woonvoorziening niet zijnde woningaanpassing

De aan te schaffen voorziening moet minimaal voorzien zijn van het CE-keurmerk (indien van toepassing).

artikel 5.3 Afschrijvingstermijn

Op grond van de Verordening bestaat geen aanspraak op een maatwerkvoorziening indien de afschrijvingstermijn nog niet is verstreken of het algemeen gebruikelijk is dat de cliënt zelf de voorziening aanbrengt. De gemeente hanteert daarbij de volgende termijnen:

 

Vervangen sanitair

20 jaar

Bad- of douchegelegenheid

20 jaar

Aanleg van of aanpassingen aan toilet

20 jaar

Vervangen keukeninstallatie

20 jaar

 

HOOFDSTUK 6 VERPLAATSEN IN EN OM DE WONING

artikel 6.1 Algemeen gebruikelijk

In ieder geval wordt de rollator als algemeen gebruikelijk aangemerkt. Er wordt altijd in het individuele geval bekeken of de voorziening ook voor de cliënt algemeen gebruikelijk is.

artikel 6.2 Voorwaarden (aan te kopen voorziening met) persoonsgebonden budget

  • 1.

    Op het persoonsgebonden budget voor een rolstoelvoorziening zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

    • a.

      De voorziening moet voorzien zijn van minimaal het CE-keurmerk.

    • b.

      De afschrijvingstermijn bedraagt 5 jaar.

    • c.

      Als na 5 jaren de voorziening nog in alle redelijkheid bruikbaar is, wordt geen nieuwe maatwerkvoorziening verstrekt. Vervanging na 5 jaar geschiedt alleen na een technisch afkeurings-rapport.

    • d.

      Indien de cliënt geen gebruik meer kan maken van de voorziening binnen 5 jaren dan gaat het college over tot herziening/intrekking en terugvordering. Bij de vaststelling van de hoogte van het terug te vorderen persoonsgebonden budget wordt de beginwaarde van de maatwerkvoorziening gerelateerd aan een reële lineaire afschrijvingsduur.

    • e.

      Indien de cliënt geen gebruik meer kan maken van de voorziening binnen 5 jaren kan het verstrekte voorschot voor onderhoud, reparatie en verzekering van het persoonsgebonden budget teruggevorderd worden door de gemeente, waarbij rekening wordt gehouden met de tijd tussen verstrekking en gebruik.

  • 2.

    De rolstoel mag enkel door de cliënt worden gebruikt.

HOOFDSTUK 7 LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL

artikel 7.1 Algemeen gebruikelijk

In ieder geval worden de volgende voorzieningen als algemeen gebruikelijk aangemerkt:

  • rollator

  • fiets met lage instap

  • automatische transmissie voor auto

  • bromfiets

  • brommobiel

  • elektrisch aangedreven fiets

  • fiets

  • fiets met hulpmotor

  • elektrisch aangedreven driewieler

  • driewieler

  • snorfiets

  • rembekrachtiging auto

  • stuurbekrachtiging auto

  • automaat auto

  • fietskar

  • aanhangfietsje

  • voeten-aan-de-grond fiets

  • gewone regen en thermokleding/schootskleed

  • bakfiets

  • tandem

  • buggy

  • auto

  • autoaccessoires (trekhaak en aanhanger)

  • bagagetas/boodschappenmand/boodschappennet voor rolstoel of scootmobiel

Er wordt altijd in het individuele geval bekeken of de voorziening ook voor de cliënt algemeen gebruikelijk is.

artikel 7.2 Voorwaarden (aan te kopen voorziening met) persoonsgebonden budget

  • 1.

    Op het persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening, bestaande uit een hulpmiddel, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

    • a.

      De voorziening moet voorzien zijn van minimaal het CE-keurmerk.

    • b.

      De afschrijvingstermijn bedraagt 5 jaar.

    • c.

      Als na 5 jaren de voorziening nog in alle redelijkheid bruikbaar is, wordt geen nieuwe maatwerkvoorziening verstrekt. Vervanging na 5 jaar geschiedt alleen na een technisch afkeurings-rapport.

    • d.

      Indien de cliënt geen gebruik meer kan maken van de voorziening binnen 5 jaren dan gaat het college over tot herziening/intrekking en terugvordering. Bij de vaststelling van de hoogte van het terug te vorderen persoonsgebonden budget wordt de beginwaarde van de maatwerkvoorziening gerelateerd aan een reële lineaire afschrijvingsduur.

    • e.

      Indien de cliënt geen gebruik meer kan maken van de voorziening binnen 5 jaren kan het voorschot voor onderhoud, reparatie en verzekering van het persoonsgebonden budget teruggevorderd worden door de gemeente, waarbij rekening wordt gehouden met de tijd tussen verstrekking en gebruik.

  • 2.

    De vervoersvoorziening mag enkel door de cliënt worden gebruikt.

artikel 7.3 Collectief vervoer

  • 1.

    Collectief vervoer wordt alleen in natura verstrekt en niet als persoonsgebonden budget.

artikel 7.4 Rijvaardigheidstest

Het college kan vóór de verstrekking van een vervoersvoorziening (bv. een scootermobiel) de cliënt verplichten een rijvaardigheidstest af te leggen of rijlessen te nemen, indien er twijfel bestaat over de rijvaardigheid van de cliënt.

HOOFDSTUK 8 HEBBEN VAN CONTACTEN EN DEELNAME RECREATIEVE, MAATSCHAPPELIJKE EN RELIGIEUZE ACTIVITEITEN

artikel 8.1 Sportvoorzieningen

  • 1.

    De voorziening (zorg in natura of persoonsgebonden budget) is bedoeld voor aanschaf en onderhoud gedurende een periode van drie jaar. Als na 3 jaren de voorziening nog in alle redelijkheid bruikbaar is, wordt geen nieuwe maatwerkvoorziening verstrekt. Vervanging na 3 jaar geschiedt alleen na een technisch afkeuringsrapport.

  • 2.

    Op het persoonsgebonden budget voor een sportvoorziening zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

    • a.

      Indien de cliënt geen gebruik meer kan maken van de voorziening binnen 3 jaren dan gaat het college over tot herziening/intrekking en terugvordering.

    • b.

      Indien de cliënt geen gebruik meer kan maken van de voorziening binnen 3 jaren kan het college het voorschot voor onderhoud, reparatie en verzekering van het persoonsgebonden budget terugvorderen, waarbij rekening wordt gehouden met de tijd tussen verstrekking en gebruik.

  • 3.

    De sportvoorziening mag enkel door de cliënt worden gebruikt.

HOOFDSTUK 9 PERSOONSGEBONDEN BUDGET

artikel 9.1 Algemene verplichtingen

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget wordt uitsluitend gebruikt voor betaling van de maatwerkvoorziening en de daarmee samenhangende kosten.

  • 2.

    De maatwerkvoorziening die de cliënt inkoopt met het persoonsgebonden budget dient adequaat, veilig, cliëntgericht en kwalitatief verantwoord te zijn conform het vastgestelde programma van eisen.

  • 3.

    De maatwerkvoorziening moet binnen 6 maanden na de verzenddatum van de beschikking zijn aangeschaft.

  • 4.

    De cliënt levert vóór verstrekking van het persoonsgebonden budget, maar na bepaling van de noodzaak voor een maatwerkvoorziening, een budgetplan aan waarin omschreven staat:

    • a.

      wie de aan persoonsgebonden budget verbonden taken gaat uitvoeren en waarom deze persoon pgb-vaardig is;

    • b.

      de reden waarom een hulpmiddel, aanpassing of dienst in natura niet passend geacht wordt;

    • c.

      de maatwerkvoorziening die ingekocht gaat worden;

    • d.

      welke persoon/personen de maatwerkvoorziening gaat/gaan uitvoeren dan wel waar de maatwerk-voorziening gekocht wordt;

    • e.

      welk resultaat met de maatwerkvoorziening moet worden behaald en op welke wijze;

    • f.

      hoe de kwaliteit van de maatwerkvoorziening is gewaarborgd;

    • g.

      het tarief dat betaald moet worden aan de leverancier/zorgverlener.

artikel 9.2 Verantwoording persoonsgebonden budget

  • 1.

    Het college controleert of de afgesloten zorgovereenkomst voldoet aan het budgetplan. Na goedkeuring kan de SVB pas overgaan tot betaling van het persoonsgebonden budget.

  • 2.

    De sociale verzekeringsbank toetst in het kader van het wettelijk verplichte trekkingsrecht de door de cliënt ingediende declaraties/stukken op wettelijke en arbeidsrechtelijke aspecten en draagt zorg voor betaling van declaraties indien deze voldoen aan de genoemde toetsen.

HOOFDSTUK 10 TERUGVORDERING

artikel 10.1 Afzien terugvordering

Het college ziet af van terugvordering indien het terug te vorderen bedrag minder dan € 150,00 bedraagt.

artikel 10.2 Waardering voorziening in natura

  • 1.

    Voor de vaststelling van de geldwaarde van de maatwerkvoorziening gaat het college uit van de dagwaarde. Bij de vaststelling van de geldwaarde wordt de dagwaarde bij aanschaf gerelateerd aan een reële lineaire afschrijvingsduur.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 geldt bij woningaanpassing het volgende: Wanneer een woning binnen 10 jaar na gereed melding van de woningaanpassing wordt verkocht, dienen de kosten die de gemeente heeft gemaakt te worden terugbetaald volgens onderstaand afschrijvingsschema. Terug te betalen bij verkoop binnen:

    • a)

      Jaar 1 en 2: 100% van de kosten van de gemeente;

    • b)

      Jaar 3 en 4: 80% van de kosten van de gemeente;

    • c)

      Jaar 5 en 6: 60% van de kosten van de gemeente;

    • d)

      Jaar 7 en 8: 40% van de kosten van de gemeente;

    • e)

      Jaar 9 en 10: 20% van de kosten van de gemeente.

HOOFDSTUK 11 SLOTBEPALINGEN

artikel 11.1 Inwerkingtreding

Deze Beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2020.

artikel 11.2 Citeertitel

Deze Beleidsregels wordt aangehaald als “Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Heeze-Leende 2020”.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders, op 10 december 2019

Bijlage I Gebruikelijke hulp

Gebruikelijke hulp is van toepassing indien er huisgenoten aanwezig zijn die in staat zijn huishoudelijke taken uit te voeren. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen volwassenen vanaf 23 jaar en kinderen en jongeren tot 23 jaar. In geval de leefeenheid van de zorgvrager mede bestaat uit kinderen, dan gaat de indicatiesteller ervan uit, dat de kinderen, afhankelijk van hun leeftijd en psychosociaal functioneren, een bijdrage kunnen leveren aan de huishoudelijke taken.

 

  • 1.

    Kinderen tot 5 jaar leveren geen bijdrage aan de huishouding;

     

  • 2.

    Kinderen van 5 tot 12 jaar (basisschool) kunnen helpen met eigen speelgoed / spullen opruimen, tafel dekken en afruimen, afwassen, afdrogen, vaatwasser inruimen en uitruimen, kleding in de wasmand gooien.

     

  • 3.

    Kinderen van 12 – 18 jaar mogen geacht worden emotioneel niet belastende hulp te kunnen leveren als hun taak in het huishouden. Kinderen tussen 12 – 18 jaar worden naar hun eigen mogelijkheden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden als opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen, boodschap doen, kleding in de wasmand gooien, de eigen kamer op orde houden maar ook bij stofzuigen, bed afhalen en opmaken.

     

    In het geval van noodzaak tot overname huishoudelijke hulp wordt bovenstaande meegewogen bij de indicatie. Daarbij zijn 2 aspecten van belang: Kinderen moeten kunnen blijven deelnemen aan maatschappelijke activiteiten en kinderen zijn niet verantwoordelijk voor het huishouden. Een volwassene blijft verantwoordelijk voor het huishouden.

     

    De kinderen, zeker de jongere, zullen dan ook begeleid moeten worden bij deze taken om hen te stimuleren in dit leerproces tot het zelfstandig leren dragen van verantwoordelijkheden. Bij het toekennen van minuten hulp zal hiermee rekening gehouden moeten worden.

     

  • 4.

    Een 18-23 jarige wordt verondersteld de volgende taken van een 1-persoonshuishouden uit te kunnen voeren die zijn te normeren naar 1:30 uur uitstelbare zware taken en 1:00 uur textielverzorging en 1:00 uur lichte, niet uitstelbare taken per week:

    • schoonhouden van sanitaire ruimte,

    • keuken en een kamer,

    • de was doen,

    • boodschappen doen,

    • maaltijd verzorgen,

    • afwassen en opruimen,

    • jongere gezinsleden verzorgen en begeleiden.

  • 5.

    Vanaf 23 jaar wordt iemand geacht de huishoudelijke taken volledig over te nemen.

Wanneer kan een uitzondering worden gemaakt voor gebruikelijke hulp:

In bepaalde situaties is gebruikelijke hulp niet van toepassing of dient er soepeler mee omgegaan te worden. Die situaties doen zich voor in het geval van:

 

Gezondheidsproblemen:

Indien uit (medisch) onderzoek blijkt dat een huisgenoot aantoonbare beperkingen heeft op grond van een aandoening, beperking, handicap of probleem waardoor redelijkerwijs de taken niet overgenomen kunnen worden is gebruikelijke hulp niet van toepassing.

 

Onderzoek moet aangeven of een leefeenheid, gegeven de voor die leefeenheid geldende gebruikelijke hulp, door de (chronische) uitval van een gezinslid niet alsnog onevenredig belast wordt en overbelasting dreigt. Er dient onderzoek gedaan te worden naar de verhouding tussen draagkracht en draaglast van de individuele cliënt.

 

Factoren die van invloed kunnen zijn op de draagkracht zijn bijvoorbeeld de lichamelijke en/of geestelijke conditie van de partner of huisgenoot maar ook het sociale netwerk en de wijze van omgaan met problemen. Factoren die van invloed kunnen zijn op draaglast zijn bijvoorbeeld de mate waarin er sprake is van (on)planbare zorg, het ziektebeeld en de prognose, bijkomende problemen van sociale, emotionele of relationele aard.

 

Wanneer partner of volwassen huisgenoot door de combinatie van een (volledige) werkkring of opleiding en het voeren van het huishouden overbelast dreigt te raken, zal er indien nodig door de consulent medisch advies moeten worden opgevraagd om de overbelasting te objectiveren.

 

Wanneer de dreigende overbelasting wordt veroorzaakt door een combinatie van werk en gebruikelijke zorg en andere activiteiten dan werk en huishouden, gaan werk en gebruikelijke zorg voor. onder andere activiteiten wordt bijvoorbeeld verstaan het beoefenen van een vrijetijdsbesteding. Indien een partner of volwassen huisgenoot overbelast raakt door het beoefenen van vrijetijdsbesteding is dat op zich geen reden om een indicatie voor hulp bij het huishouden te krijgen.

 

In geval de huisgenoten overbelast dreigen te raken door de combinatie van werk en verzorging van de zieke partner/huisgenoot, kan een indicatie worden gesteld op de onderdelen die normaliter tot

de gebruikelijke hulp worden gerekend. In principe zal die indicatie van korte duur zijn (3-6 maanden) om de cliënt en diens huisgenoten de gelegenheid te geven de onderlinge taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen. Hetzelfde geldt als een partner/ouder ten gevolge van het plotseling overlijden van de andere ouder overbelast dreigt te raken door de combinatie van werk en verzorging van de inwonende kinderen.

 

Fysieke afwezigheid:

Indien de huisgenoot van een zorgvrager vanwege werk fysiek niet aanwezig is wordt hiermee bij het indiceren uitsluitend rekening gehouden, wanneer het om aaneengesloten perioden van tenminste zeven etmalen gaat. De afwezigheid van de huisgenoot moet een verplichtend karakter hebben en inherent zijn aan diens werk; denk hierbij aan offshore werk, internationaal vrachtverkeer en werk in het buitenland. Wanneer iemand aaneengesloten perioden van tenminste zeven etmalen van huis is, is er in die periode feitelijk sprake van een éénpersoonshuishouden en kan er geen gebruikelijke hulp worden geleverd.

 

Wanneer de fysieke afwezigheid van de partner minder dan 7 etmalen bedraagt, zal er altijd onderzocht moeten worden of de huisgenoot feitelijk kan voorzien in het verlenen van de zorg. Het gaat hier met name om niet-uitstelbare taken. Uitstelbare taken worden in een dergelijke situatie gezien als gebruikelijke hulp.

 

Overige aspecten:

  • In terminale situaties (levensverwachting is minder dan 3 maanden) is het ontlasten van de huisgenoot in de vorm van hulp bij het huishouden gebruikelijk.

  • Bij het plotseling overlijden van een van de ouders met als gevolg dat de achterblijvende ouder wordt belast met de opvoeding en verzorging van de kinderen in combinatie met werk. Ook in deze situatie kan tijdelijk (3 maanden) hulp bij het huishouden worden ingezet om de ouder de kans te geven op zoek te gaan naar andere oplossingen.

  • Indien de aanwezige huisgenoten niet (meer) leerbaar zijn. Dit betreft een individuele beoordeling.

  • Voorkomen van crisis en ontwrichting bij verzorging en opvang van gezonde kinderen; indien opvang van gezonde kinderen noodzakelijk is heeft de inzet van een voorliggende voorziening een verplichtend karakter. Indien de voorliggende voorziening niet beschikbaar is -een consulent moet zich hier van op de hoogte stellen – kan tijdelijke inzet van hulp bij het huishouden noodzakelijk zijn.

  • Bij echtscheiding vervalt het samenwonen en daarmee dus ook de gebruikelijke hulp voor het huishouden en de onderlinge persoonlijke verzorging van partners. De zorgplicht voor de kinderen verdwijnt niet. Bij uitval van de verzorgende ouder moet wel onderzoek gedaan worden naar de mogelijkheid van opvang van de kinderen door de niet thuiswonende ouder door te kijken naar de voor de rechtbank vastgelegde afspraken tussen de ex-echtgenoten.

  • Voor die perioden dat de kinderen bij de verzorgende -uitgevallen- ouder zijn kan er dan een indicatie voor opvang zijn. Als de zorgplicht door de niet-verzorgende ouder kennelijk niet wordt nagekomen, beschouwen we de situatie als een eenoudergezin.

Bijlage II Normering huishoudelijke activiteiten

Bij het bepalen van de omvang van het persoonsgebonden budget wordt een normering gehanteerd. Deze tijdsnormering is overeenkomstig hetgeen is ontwikkeld door bureau HHM. ND/19/0616 juni 2019. De normering is gerelateerd aan een schoon en leefbaar huis.

 

Definitie: Een huis is schoon en leefbaar indien het normaal bewoond en gebruikt kan worden en voldoet aan basale hygiëne eisen. Schoon staat voor: een basis hygiëne borgen, waarbij vervuiling van het huis en gezondheidsrisico’s worden voorkomen. Leefbaar staat voor: opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen. De inwoner moet gebruik kunnen maken van een schone woonkamer, slaapvertrekken, de keuken, sanitaire ruimtes en gang/trap. Het schoonmaken van de buitenruimte van het huis (ramen, balkon, tuin etc.) maken geen onderdeel uit van huishoudelijke ondersteuning.

 

Wanneer cliënten als gevolg van hun (medische) beperkingen onvoldoende ondersteund worden door de basisvoorziening schoon huis, kunnen aanvullende maatwerkmodules ingezet worden. Dit zijn bijvoorbeeld een hoger niveau van hygiëne of schoonhouden realiseren, het klaarzetten van maaltijden en beschikken over schone kleding.

 

De gemiddelde cliëntsituatie is als volgt omschreven:

 

  • een huishouden met 1 of 2 volwassenen zonder thuiswonende kinderen;

  • wonend in een zelfstandige huisvestingssituatie, gelijkvloers of met een trap;

  • er zijn geen huisdieren aanwezig die extra inzet van ondersteuning vragen;

  • de cliënt kan de woning dagelijks op orde houden (bijvoorbeeld aanrecht afnemen, algemeen opruimen) zodat deze gereed is voor de schoonmaak;

  • de cliënt heeft geen mogelijkheden om zelf bij te dragen aan de activiteiten die moeten worden uitgevoerd;

  • er is geen ondersteuning vanuit mantelzorgers, netwerk en vrijwilligers bij activiteiten die moeten worden uitgevoerd;

  • er zijn geen beperkingen of belemmeringen aan de orde bij de cliënt die maken dat de woning extra vervuilt of dat de woning extra schoon moet zijn;

  • de woning heeft geen uitzonderlijke inrichting en is niet extra bewerkelijk of extra omvangrijk.

Niet iedere cliënt past in deze omschrijving van de gemiddelde cliëntsituatie. Voor cliënten waarbij de gemiddelde situatie niet van toepassing is, kunnen invloedsfactoren worden meegewogen. Deze staan in het normenkader als ‘meer inzet’ of ‘minder inzet’. Daarmee wordt voor iedere cliënt maatwerk gerealiseerd.

 

De aanwezigheid van deze kenmerken leidt niet automatisch leidt tot meer inzet. Het is steeds de vraag aan de toegang of een kenmerk leidt tot extra vervuiling of vraagt om een extra niveau van schoon, waardoor meer inzet nodig is.

 

De volgende invloedsfactoren kunnen maken dat meer of minder ondersteuningstijd nodig is:

 

  • a.

    Kenmerken van de cliënt

     

    • Mogelijkheden cliënt zelf: de fysieke mogelijkheden van de cliënt om bij te dragen aan de uit te voeren activiteiten. Dit hangt af van het kunnen bewegen, lopen, bukken en omhoog reiken, het vol kunnen houden van activiteiten, het kunnen overzien wat moet gebeuren en daadwerkelijk tot actie kunnen komen. Ook speelt hier de trainbaarheid en leerbaarheid van de cliënt mee.

    • Beperkingen en belemmeringen van de cliënt, die gevolgen hebben voor de benodigde inzet. De hoeveelheid extra ondersteuning die nodig is, is leidend, niet de problematiek als zodanig. Voorbeelden zijn Huntington, ALS, Parkinson, dementie, visuele beperking, revalidatie, bedlegerig, psychische aandoeningen, verslaving/alcoholisme e.d. Dit kan op twee manieren uitwerken:

      • -

        Het kan nodig zijn extra vaak schoon te maken of te wassen, doordat meer vervuiling optreedt. Bijvoorbeeld als gevolg van rolstoelgebruik, ernstige incontinentie, overmatig zweten, (ernstige) tremoren, besmet wasgoed (bijvoorbeeld bij chemokuur of Norovirus).

      • -

        Het kan nodig zijn de woning extra goed schoon te maken. Ter voorkoming van problemen bij de cliënt voortkomend uit bijvoorbeeld allergie, astma, longemfyseem, COPD.

    • Ondersteuning vanuit mantelzorgers, netwerk en vrijwilligers: de hoeveelheid ondersteuning die wordt geboden vanuit mantelzorgers, het netwerk van de cliënt en eventuele vrijwilligers, waardoor minder professionele inzet vanuit de gemeente noodzakelijk is omdat een deel activiteiten door niet-professionals wordt gedaan.

  • b.

    Kenmerken van het huishouden

     

    • Samenstelling van het huishouden: het aantal personen en de leeftijd van leden in het huishouden. Als sprake is van een huishouden van twee personen, is niet persé extra inzet nodig. Dit is bijvoorbeeld wel het geval als zij gescheiden slapen, waardoor een extra slaapkamer in gebruik is. Het kan ook betekenen dat er minder ondersteuning nodig is, omdat de partner een deel van de activiteiten uitvoert (gebruikelijke zorg).

    • Huisdieren: door de aanwezigheid van een of meer huisdieren in het huishouden, kan door meer vervuiling extra inzet nodig zijn dan in de norm is opgenomen. Dit staat nog los van de verzorging van huisdieren. Een huisdier veroorzaakt niet altijd extra benodigde inzet (goudvis in een kom, een niet verharende hond, etc.). Een huisdier heeft vaak ook een functie ten aanzien van participatie en eenzaamheidsbestrijding. Met de cliënt moet in voorkomende gevallen overleg plaatsvinden over aantal of aard van huisdieren en welke gevolgen hiervan wel of niet ‘voor rekening’ van de gemeente komen.

  • c.

    Kenmerken woning

     

    • Inrichting van de woning: extra inzet nodig door bijvoorbeeld extra veel beeldjes of fotolijstjes in de woonkamer of een groot aantal meubelstukken in de ruimte. Het gaat in dit geval om de extreme situaties, waarin de inrichting een aanzienlijke extra ondersteuning vergt. Ook hierbij kan nader overleg met de cliënt zijn aangewezen over wie wat doet in het huishouden.

    • Bewerkelijkheid van de woning: extra inzet nodig door bouwkundige en externe factoren, bijvoorbeeld de ouderdom van het huis, de staat van onderhoud, de aard van de wand-of vloerafwerking, de aard van de deuren, schuine wanden, hoogte van de plafonds, tocht en stof, eventuele gangetjes en hoekjes.

    • Omvang van de woning: een grote woning kan, maar hoeft niet persé meer inzet te vragen. Een extra grote oppervlakte van de in gebruik zijnde ruimtes kan meer tijd vergen om bijvoorbeeld stof te zuigen, maar kan het stofzuigen ook makkelijker maken omdat je makkelijk overal omheen kunt werken. Een extra slaapkamer die daadwerkelijk in gebruik is als slaapkamer vergt wel extra tijd.