Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Samenwerking De Bevelanden

Beleidsregels individuele inkomenstoeslag GR De Bevelanden 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSamenwerking De Bevelanden
OrganisatietypeRegionaal samenwerkingsorgaan
Officiële naam regelingBeleidsregels individuele inkomenstoeslag GR De Bevelanden 2015
Citeertitel
Vastgesteld doordagelijks bestuur
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2015Beleidsregels individuele inkomenstoeslag GR De Bevelanden 2015

23-02-2015

bgr-2022-703

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels individuele inkomenstoeslag GR De Bevelanden 2015

Het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Samenwerking de Bevelanden;

gelet op artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 36 van de Participatiewet en artikel 5 van de Verordening individuele inkomenstoeslag van de gemeenten Goes, Noord-Beveland, Kapelle, Reimerswaal en Borsele;

besluit:

vast te stellen de "Beleidsregels individuele inkomenstoeslag GR De Bevelanden 2015".

 

Artikel 1 Recht op individuele Inkomenstoeslag

Het college verleent een persoon op verzoek individuele inkomenstoeslag indien hij voldoet aan de voorwaarden als opgenomen in artikel 36 van de wet en de verordening individuele inkomenstoeslag.

Artikel 2. Uitzicht op inkomensverbetering

  • 1.

    Een belanghebbende heeft zicht op inkomensverbetering, waardoor hij niet in aanmerking komt voor een individuele inkomenstoeslag indien:

    • 1.

      aan hem in de 12 maanden voorafgaande aan de aanvraag een maatregel is opgelegd wegens een schending van een arbeids- of re-integratieverplichting voor zover die schending tot gevolg had dat daarmee een concreet vooruitzicht op werk is verspeeld en men daardoor langer aangewezen is op bijstand;

    • 2.

      hij uit 's Rijks kas bekostigd onderwijs volgt of tijdens de referteperiode heeft gevolgd;

    • 3.

      hij inkomsten uit arbeid ontvangt en bewust kiest voor een deeltijdbaan, maar wel potentieel heeft om zijn inkomen te verbeteren.

  • 1.

    Als bij een andere situatie dan gesteld in het eerste lid van dit artikel onomstotelijk kan worden vastgesteld dat er sprake is van uitzicht op inkomensverbetering, behoudt het dagelijks bestuur zich het recht voor de aanvraag af te wijzen.

Artikel 3. Hardheidsclausule

Het dagelijks bestuur kan in de gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien, dan wel in gevallen waarin toepassing van deze beleidsregel leidt tot onevenredig nadelige gevolgen voor de belanghebbende, besluiten om op individuele gronden van de verordening of deze beleidsregels af te wijken.

Artikel 4. Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: "Beleidsregels individuele inkomenstoeslag GR De Bevelanden 2015".

  Artikel 5. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2015.

Vastgesteld door het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Samenwerking de Bevelanden in zijn openbare vergadering van 23 februari 2015.

mr. L.J. Verhuist

  Algemene Toelichting

Per 1 januari 2015 treedt de Participatiewet in werking. In artikel 36 van de Participatiewet is de Individuele inkomenstoeslag opgenomen. Deze toeslag komt in de plaats van de langdurigheidstoeslag die tot 1 januari 2015 op grond van de Wet Werk en Bijstand werd verstrekt.

Een verschil met de langdurigheidstoeslag is dat de individuele omstandigheden van de aanvrager moeten worden afgewogen bij de beoordeling van de aanvraag.

Onder deze omstandigheden worden in ieder geval gerekend: de krachten en bekwaamheden van de persoon en de inspanningen die de persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen. Een ander verschil is dat het geen verplichting voor het college is maar een discretionaire bevoegdheid: een 'kan­ bepaling'.

De memorie van toelichting zegt het volgende over de individuele inkomenstoeslag (TK 2013-2014, 33 801, nr. 3, p. 22).

In het regeerakkoord is afgesproken dat de langdurigheidstoeslag in de bijstand wordt vervangen door een individuele toeslag voor personen die langdurig van een laag inkomen rond moeten komen zonder dat zij zicht hebben op verbetering van dat inkomen. De regering hecht eraan te benadrukken dat deze individuele toeslag evenals de individuele bijzondere bijstand is bedoeld voor personen die deze - gelet op hun individuele omstandigheden - echt nodig hebben.

Met de invoering van de Participatiewet is de mogelijkheid van een categoriale benadering van de langdurigheidstoeslag afgeschaft. De categoriale langdurigheidstoeslag is omgevormd tot een individuele inkomenstoeslag voor personen tot de AOW gerechtigde leeftijd die langdurig van een laag inkomen rond moeten komen en gelet op hun individuele omstandigheden geen zicht hebben op verbetering van het inkomen. Hiertoe heeft de regering ervoor gekozen om in de bijstand op te nemen welke individuele omstandigheden de colleges in ieder geval in de beoordeling van het recht op een individuele inkomenstoeslag, moeten betrekken.

Het betreft hier de krachten en bekwaamheden van de desbetreffende persoon, alsmede de inspanningen die de persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen. Aan de hand van mede deze weging van de individuele omstandigheden, stelt het college vast of de betreffende persoon naar het oordeel van het college al dan niet «zicht op inkomensverbetering» heeft en recht heeft op een individuele inkomenstoeslag. Doordat de langdurigheidstoeslag op deze wijze wordt geïndividualiseerd komt de centrale inkomensnorm van 110% van het toepasselijke sociaal minimum die is gesteld aan het begrip «laag inkomen», te vervallen.

Omdat de individuele toeslag een beoordeling van de individuele omstandigheden van de belanghebbende door het dagelijks bestuur vergt, is er - net als bij de verlening van individuele bijzondere bijstand - voor gekozen om artikel 36 Participatiewet te formuleren als een «kan-bepaling». Dit neemt niet weg dat de gemeenteraad desondanks verplicht blijft om in een verordening in ieder geval de hoogte van de individuele toeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen aan te geven.

Op grond van artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en tweede lid, van de Participatiewet stelt de gemeenteraad bij verordening regels met betrekking tot het verlenen van een Individuele inkomenstoeslag. De verordening heeft in ieder geval betrekking op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen 'langdurig en laag inkomen'.

 

De gemeenteraden van Goes, Noord-Beveland, Kapelle, Reimerswaal en Borsele hebben in hun Verordening Individuele inkomenstoeslag de volgende keuzes gemaakt:

  • 1.

    De inkomensgrens is 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm;

  • 2.

    Een langdurig laag inkomen is een inkomen dat gedurende drie jaar niet hoger is geweest dan de inkomensgrens;

  • 3.

    De hoogte van de toeslag is 38% van de voor de aanvrager van toepassing zijnde bijstandsnorm.

In artikel 5 van genoemde verordeningen is vastgelegd dat het dagelijks bestuur van GR De Bevelanden beleidsregels vaststelt met betrekking tot uitvoering van de verordening en dat deze beleidsregels in ieder geval betrekking hebben op de vraag aan wie een individuele inkomenstoeslag kan worden verstrekt en welke groepen worden uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag.

In deze beleidsregels wordt invulling gegeven aan deze bevoegdheid.

  Artikelgewijze toelichting Artikel 1. Recht op individuele inkomenstoeslag

Het college verleent een persoon individuele inkomenstoeslag indien hij voldoet aan de in artikel 36 van de wet en de in de verordening individuele inkomenstoeslag opgenomen voorwaarden.

Deze bepaling is opgenomen in de beleidsregels omdat het verlenen van individuele inkomenstoeslag een bevoegdheid is en geen verplichting. Artikel 36 lid 1 van de Participatiewet bepaalt immers dat het college een individuele inkomenstoeslag kan verlenen aan een persoon indien hij voldoet aan de in die bepaling opgenomen voorwaarden. Dit betekent dat het college de mogelijkheid heeft af te zien van het toekennen van een individuele inkomenstoeslag, ook al voldoet een persoon wel aan de voorwaarden voor een dergelijke toeslag. Dit vindt de gemeenteraad niet wenselijk. Daarom bepaalt artikel 1 van deze beleidsregels dat het college individuele inkomenstoeslag moet verstrekken als een persoon voldoet aan de voorwaarden daarvoor, tenzij sprake is van een in artikel 2 van de beleidsregels bepaalde uitzonderingen.

Artikel 2. Uitzicht op inkomensverbetering

Aan de hand van de krachten en bekwaamheden van een belanghebbende en de inspanningen die belanghebbende heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen, moet worden beoordeeld of hij op de peildatum uitzicht heeft op inkomensverbetering.

Maatregel

Een schending van de arbeidsverplichtingen kan alleen leiden tot een weigering van de individuele inkomenstoeslag als er een verband bestaat tussen een schending van de arbeidsverplichtingen en een verspeeld perspectief op inkomensverbetering. Dit wordt ondersteund door uitspraken van de CRvB waaruit is gebleken dat er een relatie moet zijn tussen het opleggen van een sanctie en het recht op langdurigheidstoeslag. Dit is bijvoorbeeld niet het geval bij een maatregel als gevolg van het niet (tijdig) verlengen van het inschrijfbewijs bij het UWV. Maar het is wel het geval als iemand door eigen toedoen zijn kansen op een concrete baan heeft verspeeld of door eigen toedoen werkloos is geworden. Daarom moet het college telkens individueel beoordelen of sprake was van een concreet uitzicht op inkomensverbetering.

Bewust kiezen voor deeltijdbaan

Indien een belanghebbende op de peildatum inkomsten uit een deeltijdbaan heeft en er geen vastgestelde belemmeringen zijn om (meer uren) te gaan werken, dan heeft belanghebbende uitzicht op inkomensverbetering. De gevolgen die er zijn als belanghebbende zicht heeft op inkomensverbetering, maar niet wil werken of niet meer uren wil werken, kunnen niet worden afgewenteld op de gemeente.

In een dergelijk geval bestaat alleen recht op individuele inkomenstoeslag als is vastgesteld dat belanghebbende door redenen van medische of sociale aard niet in staat is (meer uren) te gaan werken of als belanghebbende gedurende de referteperiode aantoonbaar naar vermogen heeft geprobeerd arbeid te verkrijgen en te aanvaarden.

De artikelen 3, 4 en 5 behoeven geen nadere toelichting.

 

Namens deze,

F.L.A.R. Marquinie, secretaris

L.J. Verhulst, voorzitter