Organisatie | Nieuwkoop |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | VVE-beleid 2020-2023 gemeente Nieuwkoop |
Citeertitel | VVE-beleid 2020-2023 gemeente Nieuwkoop |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-07-2022 | nieuwe regeling | 06-02-2020 |
Niet altijd verloopt de ontwikkeling van kinderen volgens het ideale plaatje. Kinderen kunnen door diverse oorzaken een achterstand oplopen in hun ontwikkeling. Wanneer deze ontwikkelachterstand niet op adequate wijze wordt aangepakt kan het zijn dat een kind met achterstand de schoolloopbaan begint. De ervaring leert dat een opgelopen achterstand later moeilijk in te halen is.
VVE staat voor Voor- en Vroegschoolse Educatie en richt zich op jonge kinderen van 2 tot 6 jaar met een ontwikkelachterstand en is een pakket van maatregelen die worden genomen om onderwijsachterstanden bij alle kinderen te voorkomen en te verminderen bij de start van groep 3 van de basisschool. Deze kinderen worden binnen de VVE doelgroepkinderen genoemd.
Voorschoolse educatie vindt plaats op de peuteropvanglocaties en/of bij het kinderdagverblijf en is bedoeld voor alle peuters van 2 tot 4 jaar. We spreken bij de voorschoolse educatie over doelgroeppeuters. De voorschoolse educatie is de verantwoordelijkheid van de gemeente.
De vroegschoolse educatie is gericht op kinderen uit de groepen 1 en 2 van het basisonderwijs. De schoolbestuurders zijn verantwoordelijk voor de vroegschoolse educatie. De gemeente heeft daarnaast de verantwoordelijk voor een VVE-beleid dat zorgt voor een doorgaande lijn van Voorschool naar de Vroegschool.
De gemeente Nieuwkoop ontvangt van de Rijksoverheid een doeluitkering in het kader van het onderwijsachterstandenbeleid (OAB). VVE is onderdeel van het OAB. Vanuit het ministerie wordt nu veel vaker gesproken over onderwijskansenbeleid in plaats van onderwijsachterstandenbeleid.
De volgende wetten zijn van invloed op het VVE-beleid: de Wet Kinderopvang (Wko), de Wet ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie (Wet Oke), Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang (Wet IKK) de Wet op Primair Onderwijs (WPO) en de Wet op het onderwijstoezicht (Wot). In bijlage 1 is meer informatie te vinden over deze wetten.
De gemeente heeft een aantal wettelijke taken ten aanzien van VVE. In de WPO staat dat burgemeester en wethouders ten minste jaarlijks overleg voeren met de schoolbestuurders, de houders van de kinderdagverblijven en de peuteropvang en zorgdragen voor het maken van afspraken over onder andere onderwijsachterstandenbeleid en de organisatie van een doorlopende leerlijn van voorschoolse naar vroegschoolse educatie. Verder is de verplichting voor gemeente voldoende aanbod VVE te bieden en om toezicht te houden op VVE in de kinderopvang.
Dit voorliggende VVE-beleid 2020-2023 is geschreven in samenwerking met het onderwijs, kinderopvang, Koninklijk Auris Groep1 (Auris) en het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). Al deze partijen zijn nauw betrokken bij de uitvoering van het beleid. Wij vinden het daarom als gemeente heel waardevol dat we met elkaar het VVE-beleid hebben opgesteld. In bijlage 2 is een overzicht te vinden van de betrokken partners.
De notitie beschrijft waarom het VVE-beleid is aangepast. In hoofdstuk twee wordt beschreven wat de landelijke en lokale ontwikkelingen zijn. In hoofdstuk drie wordt de gemeentelijke visie op het VVE-beleid weergegeven. Hoofdstuk vier beschrijft hoe het VVE-beleid uitvoering krijgt in de gemeente Nieuwkoop. In hoofdstuk vijf wordt ingegaan op monitoring en evaluatie van het beleid. En als laatst wordt in hoofdstuk zes ingegaan op de financiën.
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat de aanleiding is voor een nieuw VVE beleid. Eerst wordt ingegaan op landelijke ontwikkelingen. Vervolgens worden lokale ontwikkelingen beschreven. Daarna wordt geschetst wat het oordeel is van de Onderwijsinspectie over het gemeentelijke VVE-beleid. Als laatste wordt beschreven wat er in deze nieuwe beleidsnotitie is veranderd ten opzichte van de oude beleidsnotitie.
Het kabinet wil de VVE versterken en heeft hiervoor structureel € 170 miljoen extra beschikbaar gesteld. “Jong geleerd is oud gedaan. Zeker als het om de ontwikkeling van talent gaat. Ook het onderwijskansenbeleid is het invloedrijkst als dit zich richt op jonge kinderen.” (citaat minister Slob kamerbrief 29-11-2018)
Minister Slob heeft 170 miljoen beschikbaar gesteld voor volgende maatregelen:
Om invloed te kunnen hebben op de ontwikkeling van doelgroeppeuters, moet het aanbod van Voorschoolse Educatie (VE) voldoende intensief zijn en van goede kwaliteit. In het regeerakkoord is daarom een uitbreiding van het aanbod aan doelgroeppeuters opgenomen. Gemeenten moeten vanaf augustus 2020 in totaal 960 uur voorschoolse educatie gaan aanbieden aan doelgroeppeuters tussen de 2,5 en 4 jaar. Dit is gemiddeld zestien uur per week. Nu ontvangen de doelgroep peuters tien uur VE per week.
De uren uitbreiding vanaf augustus 2020 geldt alleen voor alle nieuw startende kinderen. Het aantal uren is gebaseerd op 1,5 jaar x 40 weken x 16 uur = 960 uur. Per dag dat de peuter de peuteropvang bezoekt mag maximaal zes uur meetellen als aanbod VE voor die 960 uur.
Vanaf 1 januari 2022 zijn VE-locaties verplicht om een pedagogisch beleidsmedewerker op HBO-niveau een minimaal aantal uur in te zetten op een VE-groep. De inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker op HBO-niveau heeft tot doel de kwaliteit van de voorschoolse educatie op de groep te verhogen. Het minimum aantal uren wordt bepaald met een rekenregel. De norm is 10 uur per doelgroeppeuter per jaar. Het berekende aantal uren mag flexibel over de VE-locaties worden verdeeld. De pedagogisch beleidsmedewerker kan worden ingezet op de groep, als coach of voor het pedagogisch beleid van de VE. Deze inzet is aanvullend op de inzet aan pedagogisch beleidsmedewerker IKK die vanaf 2019 is ingevoerd. Van 1 januari 2019 moeten alle kinderopvangorganisaties een pedagogisch beleidsmedewerker hebben. De pedagogisch beleidsmedewerker heeft twee taken: de ontwikkeling en invoering van het pedagogisch beleid en het coachen van pedagogisch medewerkers (pm’er) bij hun werkzaamheden. Het aantal uur wat een pedagogische beleidsmedewerker moet worden ingezet is afhankelijk van het aantal fte pedagogische medewerkers en het aantal locaties van de organisatie.
Minister Slob vindt het van groot belang om de inzet van de middelen voor de versterking van de voorschoolse educatie goed te volgen om meer zicht te krijgen op de vroegschoolse educatie.
Er wordt ingezet op een breed monitorings-, evaluatie- en onderzoeksprogramma. De Inspectie van het Onderwijs (IvhO) zal, in haar rol als toezichthouder, de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie in beeld brengen. Daarnaast zal onderzoek aanbesteed worden om de implementatie van de investeringen in de voorschoolse educatie te volgen en de vraag te beantwoorden hoe gemeenten hun middelen besteden. Ook zal, gekoppeld aan de urenuitbreiding, onderzocht worden hoe de ontwikkeling van (doelgroep)peuters verloopt.
Parallel aan de uitvoering van het programma wordt er vanuit het ministerie gewerkt aan een manier om ook op de middellange- en lange termijn op een structurele manier de ontwikkeling te monitoren van kinderen die deelnemen aan VE.
In de afgelopen jaren zijn zowel kinderopvangorganisaties als gemeenten bij de uitvoering van het (gemeentelijk) onderwijsachterstandenbeleid geholpen middels een ondersteuningstraject. De minister wil de ondersteuning verder doorzetten en zal in samenspraak met het veld de manier van ondersteuning nader vormgeven. Daarnaast zullen de basisscholen van 2019-2023 intensief worden ondersteund bij hun onderwijs- en kennisontwikkeling van effectieve interventies.
Het Rijk heeft vanaf 2019 de middelen verhoogd. Ook zijn de OAB-middelen vanaf 2019 op een andere manier over de gemeenten verdeeld. Tot en met het schooljaar 2018/2019 gebeurde dat volgens de ‘gewichtenregeling’. Het opleidingsniveau van de ouders of verzorgers bepaalde het zogenoemde gewicht dat een school toekent aan een leerling. Vanaf 2019 zijn ze verdeeld op basis van nieuwe CBS criteria. Ieder kind wordt gewogen langs de vijf nieuwe criteria, op basis daarvan wordt een achterstandsscore bepaald. Deze nieuwe criteria zijn: het opleidingsniveau van de ouders, het land van herkomst van de ouders, verblijfsduur van moeder in Nederland, gemiddeld opleidingsniveau van de moeders op scholen, of ouders in de schuldsanering zitten. Voor Nieuwkoop betekent dit dat de OAB-middelen flink zijn gestegen.
Het landelijk budget voor onderwijsachterstandenbeleid is als volgt opgebouwd:
Er zal een overgangstermijn van drie jaren worden gehanteerd, waarbij in drie gelijke stappen wordt overgegaan op de nieuwe verdeelsystematiek. Hiermee krijgen alle gemeenten en scholen voldoende tijd om het beleid aan te passen. Dit betekent bij invoering van de nieuwe verdeling per 2019 voor gemeenten dat het bedrag dat gemeenten ontvangen per 2022 volledig gebaseerd is op de nieuwe systematiek.
Op 11 juni 2015 werd de beleidsnotitie ‘VVE-beleid 2015-2018 Gemeente Nieuwkoop’ vastgesteld door de gemeenteraad. Na 11 juni 2015 zijn er lokaal heel wat ontwikkelingen geweest die vragen om aanpassing van het beleid.
De afgelopen 4 jaar is er veel gebeurd. In 2016 heeft er een bestuurswisseling plaats gevonden bij de Stichting Samenwerkende Peuterspeelzalen Nieuwkoop (SPN). In 2017 zijn alle peuterspeelzalen geharmoniseerd naar kinderopvang. Vanaf dat moment spreken we niet meer over peuterspeelzalen maar noemen we het peuteropvang. Het grootste verschil is dat door de harmonisatie ouders die recht hebben op kinderopvangtoeslag (kot) sindsdien dit ook bij de peuteropvang kunnen aanvragen. Het nieuwe bestuur van SPN heeft door de harmonisatie de opgebouwde schulden van de voorgaande jaren kunnen wegwerken.
We hebben in 2019 Buitenhek Management & Consult een onderzoek laten doen naar de peuteropvang in onze gemeente. Op basis van deze bezettingsdata van de peuteropvang locaties van SPN en de data van de Belastingdienst Toeslagen is een raming gemaakt van het actuele gebruik van het voorschoolse aanbod op de peuteropvang locaties in de gemeente per april 2019.
Raming bereik voorschools aanbod 2-4 jaar gemeente Nieuwkoop 2019
Het bereik in de gemeente Nieuwkoop van het voorschoolse aanbod onder peuters ligt met 83% iets onder het landelijke gemiddelde (2017: 86%).
Volgens de nieuwe definitie van het CBS2 heeft de gemeente Nieuwkoop 35 peuters in de leeftijd vanaf 2,5 jaar met een risico op een onderwijsachterstand. Het daadwerkelijk bereik van deze groep in de peuteropvang bedraagt in 2019 zeventien peuters ofwel 49%. Hierbij is het bereik van de kinderopvang niet meegerekend.
Auris heeft in de afgelopen 4 jaar ‘Praatpret’ ontwikkeld. Dit is een programma dat aansluit bij het VVE-programma Peuterpraat en is speciaal ontwikkeld voor ouders en is verkrijgbaar in meerdere talen. Het bevordert de betrokkenheid van de ouders bij de ontwikkeling van hun kind. Het bevat allerlei activiteiten die ouders samen met hun kind kunnen doen, waarbij verschillende ontwikkelgebieden worden gestimuleerd.
Er zijn de afgelopen 5 jaar veel nieuwkomerskinderen in onze gemeente komen wonen. Vanaf 2015 is er een toestroom geweest van statushouders en daarna hebben er ook nog herenigingen plaats gevonden. Dit waren de afgelopen 5 jaar ongeveer twintig gezinnen met kinderen jonger dan 4 jaar. Op dit moment zijn er vijftien statushouders kinderen onder de 4 jaar. Naast de statushoudersgezinnen zijn er andere nieuwkomersgezinnen die zich in de gemeente Nieuwkoop vestigen. Denk hierbij aan Poolse en Roemeense gezinnen die onder andere in de tuinbouw werken. Dit heeft voor meer anderstalige kinderen gezorgd in de kinderopvang. Dit zijn veelal kinderen die binnen de VVE doelgroep vallen. De VVE-locaties hebben zich ingezet om deze kinderen een zo goed mogelijke start te geven door hen een veilige en stimulerende omgeving te bieden waarin zij zich optimaal kunnen ontwikkelen om hun achterstand in te lopen.
Binnen de gemeente zijn we IKC’s aan het realiseren. IKC’s bieden mogelijkheden voor een meer integrale aanpak van activiteiten en begeleiding voor kinderen van 0 tot 12 jaar. Het college van de gemeente Nieuwkoop beschrijft in haar collegeprogramma ‘Verbinden, vertrouwen en vooruitgaan’ het volgende: “De ontwikkeling van IKC’s is een goede aanjager van een stapsgewijs steeds verdergaande samenwerking tussen kinderopvang en het onderwijs. De langetermijnvisie die onderwijs, opvang en gemeente voorstaan is dat partijen in een IKC uiteindelijk functioneren als zijnde één organisatie. Waar mogelijk wordt binnen het IKC samengewerkt met zorg- en ondersteuningsinstellingen (CJG), de bibliotheek en andere maatschappelijke organisaties.” Bij de ontwikkeling van het IKC is er veel aandacht voor doorlopende zorgstructuur. Hier is ook het VVE-beleid een onderdeel van. De ontwikkeling van de IKC’s draagt bij aan goede samenwerking tussen de partners ook op het gebied van VVE.
2.4 Inspectie van het Onderwijs
In 2017 heeft de Inspectie van het Onderwijs onderzoek gedaan naar het gemeentelijke VVE-beleid in de gemeente Nieuwkoop in 2016. De Inspectie van het Onderwijs heeft geconstateerd dat wij verbetering hebben laten zien op vier gebieden, namelijk: bereik, toeleiding, VVE-coördinatie en het gemeentelijke subsidiekader. Op de onderdelen bereik, toeleiding en VVE coördinatie op gemeentelijk niveau vindt de Inspectie van het Onderwijs ons hierbij een voorbeeld voor andere gemeenten.
De beleidsgebieden ouderbetrokkenheid, interne kwaliteitszorg van de voor- en vroegscholen, systematische evaluatie en verbetering van VVE op gemeentelijk niveau heeft de Inspectie als verbeterpunten aangemerkt. Deze verbeterpunten zijn meegenomen in deze beleidsnotitie.
Bij het onderdeel resultaatafspraken hebben we een verbeterpunt met een afspraak gekregen: “Leg voor 1 april 2018 op gemeentelijk niveau ambitieuze en meetbare VVE-doelstellingen vast. Vertaal deze in concrete en meetbare inhoudelijke resultaatafspraken voor de (voor-) en vroegscholen. De afspraken moeten betrekking hebben op relevante (leer/vaardigheid)ontwikkeling bij de doelgroepkinderen”.
Deze resultaatafspraken zijn gemaakt en opgestuurd naar de Inspectie van het Onderwijs. Ook zijn deze resultaatafspraken net als de andere verbeterpunten meegenomen in deze beleidsnotitie.
2.5 Aanpassingen in de nieuwe beleidsnotitie
Hierboven staat beschreven wat de landelijke en lokale ontwikkelingen zijn en ook wat verbeterpunten die vanuit inspectie zijn aangewezen. In de oude beleidsnotitie stonden zaken die nog verder uitgewerkt moesten worden en afspraken die nog gemaakt moesten worden. Al deze onderdelen zorgen er voordat we de huidige beleidsnotitie aanpassen. Daarbij zijn we uitgegaan van de huidige maatregelen en afspraken. Deze zijn aangescherpt, verder uitgewerkt en er zijn daarnaast ook nieuwe afspraken en maatregelen bijgekomen. De gemeente heeft samen met de werkgroep 6-3 deze nieuwe beleidsnotitie opgesteld. Daarnaast is ook het LEA4 nauw betrokken geweest.
In de nieuwe notitie zijn de volgende wijzigingen ten opzichten van het oude beleid opgenomen:
3 VVE in de gemeente Nieuwkoop
In dit hoofdstuk zijn de visie en de doelstellingen van de gemeente en haar partners beschreven voor de Voor en Vroegschoolse educatie voor de periode 2020-2023. De resultaatafspraken die gemaakt zijn binnen de LEA zijn voor de gemeente, de onderwijsbestuurders en de bestuurders van de kinderopvang het streven om met elkaar te behalen. Deze worden ook gebruikt om het effect van het beleid te toetsen en wanneer nodig aan te passen.
In de gemeente Nieuwkoop willen we dat alle kinderen de kans krijgen op te groeien in een gezonde, pedagogisch, sociaal en stabiele omgeving. Daarom zet de gemeente in op preventie, om problemen bij opgroeien te verminderen en ouders en jeugdigen tijdig goed te informeren en te begeleiden. Iedere jeugdige moet zich kunnen ontwikkelen tot een persoon die op zelfstandige en volwaardige wijze deel kan nemen aan de samenleving. Kinderen met een ontwikkelingsachterstand, bijvoorbeeld een taal- of sociaal-emotionele achterstand, krijgen in een vroeg stadium adequate ondersteuning om deze achterstand te verminderen.
In Nieuwkoop profiteren bijna alle kinderen van de VVE, omdat de meeste kinderdagverblijven5 en peuteropvanglocaties werken met hetzelfde VVE-programma en al hun pedagogische medewerkers6 hiervoor geschoold zijn. Hier gaat een preventieve werking vanuit. Alle kinderen hebben immers baat bij extra aandacht voor hun ontwikkeling. Spelend leren is hierbij uitgangspunt. Het VVE-beleid legt de nadruk met name op de spraak-taalontwikkeling. Dit omdat de basisscholen aangeven dat zij constateren dat het spraak- en taalniveau bij kinderen in de gemeente in het algemeen laag is. Maar ook voor de sociaal-emotionele ontwikkeling, motorische ontwikkeling en rekenvaardigheid is voldoende aandacht binnen het VVE-programma.
De betrokken partijen werken goed met elkaar samen en weten elkaar te vinden. Er wordt gebruik gemaakt van elkaars expertise. Samen wordt gezorgd voor een doorlopende ontwikkellijn. Ouders zijn primair verantwoordelijk voor de ontwikkeling van hun kind(eren) en worden daarom goed betrokken.
Uiteindelijk moet het voor- en vroegschoolse programma leiden tot blije en gelukkige peuters, die opgroeien tot kleuters, die zich zo optimaal mogelijk ontwikkelen waarbij een eventuele ontwikkelingsachterstand voorkomen/verkleind wordt en ze een goede start maken in groep 3.
Tot de doelgroepkinderen behoren kinderen van 2 tot 6 jaar woonachtig in de gemeente Nieuwkoop met een ontwikkelingsachterstand van meer dan een half jaar op één van de ontwikkelgebieden met het accent op het gebied van spraak-taalontwikkeling.
De ontwikkelingsgebieden zijn:
Bij de hierboven beschreven doelstellingen zijn door de schoolbesturen, kinderopvangorganisaties en de gemeente Nieuwkoop resultaatafspraken opgesteld. Deze dragen bij aan het bereiken van de VVE-doelstellingen, om kinderen zo goed mogelijke ontwikkelingskansen te bieden. Het werken met deze resultaatafspraken ligt in het verlengde van de kwaliteitsprocessen van de peuteropvang, kinderopvang en de basisscholen.
Resultaatafspraken voor de voorscholen (peuteropvang 2 tot 4 jaar):
Resultaatafspraken voor de vroegscholen (kleuterklas 4 tot 6 jaar):
Er vindt goede registratie en monitoring plaats om de opbrengsten in beeld te hebben. Aan de hand van de opbrengsten kunnen de resultaatafspraken geëvalueerd worden. De evaluatie van de resultaatafspraken moet, als nodig, leiden tot aanpassingen in het VVE-beleid of in de VVE-uitvoering gericht op het verhogen van de leeropbrengsten van de doelgroepkinderen.
In dit hoofdstuk staat beschreven hoe het VVE-beleid wordt uitgevoerd. Er staat beschreven welke afspraken en maatregelen er zijn binnen de gemeente om de doelstellingen en de resultaatafspraken te kunnen bereiken. Eerst wordt er ingegaan op de voorschoolse voorzieningen en hoe de uitbreiding naar 960 uur uitgevoerd kan worden. Daarna wordt er beschreven hoe de doelgroeppeuters gesignaleerd en toegeleid worden naar een VE voorziening en hoe de doelgroeppeuters worden geregistreerd. Vervolgens word er ingegaan op het VVE aanbod en het programma. Daarna wordt de ouderbetrokkenheid en de externe zorg beschreven.
4.2 Uitbreiding naar zestien uur VE per week in de voorschoolse voorzieningen
In de gemeente zijn bijna alle peuteropvanglocaties en kinderdagverblijven een voorschoolse voorziening. Doelgroeppeuters volgen in Nieuwkoop VE binnen dezelfde groep als andere peuters die naar de reguliere peuteropvang gaan. Dit is praktisch handig, het aantal VVE-kinderen per kern is erg laag. Daarnaast leren doelgroeppeuters meer als zij in groepen functioneren met andere peuters die verder zijn in hun ontwikkeling. Ook gaat het stigmatisering en segregatie van de doelgroep tegen.
Vanaf 2020 verplicht het Rijk gemeenten om meer uren voorschoolse educatie aan te bieden. Het minimum aantal uren stijgt van tien uur per week naar zestien uur voorschoolse educatie per week voor doelgroeppeuters tussen de 2,5 en 4 jaar oud. Deze zestien uur zijn niet bedoeld als opvang. Daarom hanteert het kabinet een maximum van zes uur VE per dag. Het Rijk geeft de gemeenten een verplichting om voor alle doelgroeppeuters in de periode vanaf 2,5 jaar tot 4 jaar een aanbod van 9607 uur VE te organiseren.
Peuters zijn in onze gemeente vanaf 2 jaar welkom op de VE-locaties. We maken onderscheid in halve en hele dag opvang.
De VE-locaties die halve dagopvang aanbieden mogen zelf bepalen hoe zij de uren over de week verdelen, als er maar een aanbod is van 960 uur in 1,5 jaar is. Opties zijn onder andere vier dagdelen van vier uur 40 weken lang of drie dagdelen van zes uur 40 weken lang.
Op de hele dag opvang komen de meeste doelgroeppeuters al drie dagen of meer. Doelgroeppeuters die wel maar twee hele dagen naar de peuteropvang gaan komen aan maximaal 12 uur VE per week (vanwege de 6-uur regel). Deze peuters zullen als ze 3 jaar zijn nog 60 uur (of meer) extra VE aangeboden moeten krijgen. Hierbij wordt uitgegaan van 50 weken. Dit is nodig om aan de 960 uur te komen. De opvanglocatie bepaalt samen met de ouders wanneer die 60 uur worden afgenomen. Door dit pas in te plannen nadat de peuters 3 jaar zijn, zorgt dit voor een rustige opbouw naar de kleutergroep.
We hebben in de gemeente in bepaalde kernen kleine opvanglocaties. Dit komt door het minimale aantal kinderen in die kernen. Het is niet rendabel om voor een minimaal aantal kinderen vier dagdelen peuteropvang aan te bieden. Om ook in die kernen VE aan te kunnen bieden is er voor gekozen dat de 960 uur VE verdeeld mag worden over (maximaal) twee peuteropvanglocaties. Op de kleine peuteropvanglocaties is dan minimaal acht uur VE per week beschikbaar. Wanneer er op die locatie een doelgroeppeuter aanwezig is dan zal deze peuter op een ander locatie ook nog minimaal acht uur VE-ontvangen om aan die 960 uur te komen. Hiermee borgen we dat de opvang zo laagdrempelig mogelijk en zo dicht mogelijk bij huis aan kunnen blijven bieden.
Voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag en voor ouders van doelgroep kinderen is er een subsidieregeling vanuit de gemeente beschikbaar. Ouders krijgen over die 960 uur VE maximaal 480 uur vergoed vanuit de VVE-middelen.
Om zoveel mogelijk doelgroeppeuters gebruik te laten maken van het VE-aanbod is goede signalering en toeleiding noodzakelijk. Zowel bij het CJG, met name de pijler jeugdgezondheidszorg, als op de VE-locaties worden doelgroeppeuters gesignaleerd en vervolgens toegeleid naar een voorschoolse voorziening. Maar ook de gastouders spelen een rol bij de signalering en toeleiding van doelgroeppeuters.
Het CJG is een belangrijke toeleider naar de VVE. Het Nieuwkoopse CJG heeft in de leeftijdscategorie 0-4 jarigen een bereik van 97%. Het CJG besteedt op de diverse bezoekmomenten uitgebreid aandacht aan de ontwikkeling van het kind. Als de jeugdarts of -verpleegkundige een ontwikkelingsachterstand constateert, krijgen ouders het advies om hun kind aan voorschoolse educatie deel te laten nemen. Bij nieuwkomerskinderen is hier extra aandacht voor. Mocht er gedacht worden aan spraak- of taalachterstand dan worden ouders doorverwezen naar het logopedisch spreekuur binnen het CJG.
De medewerker van het CJG neemt, in overleg met de ouders, contact op met het kinderdagverblijf of de peuteropvanglocatie dat het kind al bezoekt of gaat bezoeken. Dit om te waarborgen dat een goede overdracht plaatsvindt en de pedagogisch medewerkers op de voorschoolse voorziening direct kunnen handelen.
Alle peuters die een peuteropvanglocatie of een kinderdagverblijf bezoeken worden op drie momenten geobserveerd. Vanaf 2 jaar en 3 maanden vindt de eerste observatie plaats op de opvang. Wanneer het nodig is zal er ook een uitgebreide observatie gedaan worden, waarna wordt bepaald of de peuter wel of geen doelgroeppeuter is. Bij de uitgebreide observatie is altijd een medewerker van Auris of een plusleidster betrokken. De procedures voor de observaties zijn beschreven in ‘protocol vroegsignalering en overdracht basisschool’ (bijlage 3) en ‘Afspraken doorgaande leerlijn VVE Nieuwkoop’ (bijlage 4).
We gaan vanaf 2020 gastouders opleiden om ook peuters te gaan observeren op spraak- en taalachterstanden. Een gedeelte van de ouders die geen gebruik maken van een kinderdagverblijf brengen hun kind naar een gastouder. In de gemeente hebben we 63 ingeschreven gastouders, die met elkaar ruim 300 kinderen kunnen opvangen. Hiervan is niet te zeggen hoeveel peuters het zijn en we weten daardoor ook niet hoeveel (mogelijke) doelgroeppeuters er worden opgevangen bij de gastouders. Dit is een groep kinderen die we nu grotendeels niet bereiken. Door de gastouders te betrekken bij het VVE-beleid bereiken we nog meer peuters en kunnen we doelgroeppeuters beter ondersteunen. Tijdens de basiscursus leren de gastouders wat normale en wat afwijkende spraak-taalontwikkeling is en leren ze observeren met Peuterpraat Focus. Tijdens de cursus leren ze ook hoe ze spraak- en taalontwikkeling bij peuters kunnen stimuleren als ze een achterstand laten zien.
Een goede registratie van de doelgroeppeuters is van belang om structureel zicht te krijgen op de doelgroep en om passende ondersteuning aan te kunnen bieden. Het CJG, de voorschoolse voorzieningen, de basisscholen, Auris en de gemeente hebben hierin een rol. In het protocol ‘vroegsignalering en overdracht basisschool’ (bijlage 3) staan afspraken over de registratie van gegevens.
In bijlage 5 is per soort instelling aangegeven welke gegevens geregistreerd worden en wanneer de organisaties deze gegevens aan de gemeente aanleveren. De gemeente zorgt ervoor dat de aangeleverde gegevens worden samengevoegd in een overzicht. Dit overzicht zal gebruikt worden voor monitoring en evaluatie.
Het komende jaar gaan we onderzoeken of we samen met de kinderopvang en het onderwijs een systeem kunnen gaan gebruiken voor de registratie van de gegevens en om dossiers op een veilige en snelle manier aan elkaar over te kunnen dragen.
We gaan twee plusleidsters inzetten op alle voorschoolse voorzieningen. Deze plusleidsters zullen de pedagogisch medewerkers ondersteunen bij het observeren van de peuters, handelingsplannen voor doelgroeppeuters opstellen en doelgroeppeuters een halfjaar lang twee keer per week één op één begeleiden. De plusleidsters intensiveren de huidige VVE aanpak. Doordat zij één op één de doelgroeppeuters begeleiden, krijgen de peuters optimale aandacht en begeleiding om op een speelse wijze aan hun achterstand te werken. De plusleidsters zijn in het begin vooral bezig met de ontwikkelachterstanden op spraak- en taalgebied. Auris gaat de plusleidsters opleiden en begeleiden. De plusleidsters gaan een gedeelte van de taken(observaties) overnemen die nu uitgevoerd worden door Auris. In bijlage 6 is te lezen wat de taken van plusleidsters zijn en hoe dit ingevoerd wordt op de voorschoolse voorzieningen.
Alle peuteropvanglocaties en kinderdagverblijven gebruiken het VVE-programma ‘Peuterpraat’8. Peuterpraat is ontwikkeld door Auris. Het is een totaalprogramma voor het stimuleren van de brede ontwikkeling van kinderen tussen de 2 en 4 jaar. Het biedt een leidraad voor pedagogisch medewerkers om de verschillende ontwikkelingsgebieden bij jonge kinderen te stimuleren en in te spelen op eventuele ontwikkelingsachterstanden. Peuterpraat is ontwikkeld aan de hand van de richtlijnen van de Wet OKE voor VVE en werkt met de tussendoelen zoals door de Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO) is opgesteld. SLO is een landelijk kenniscentrum die het curriculum in het primair, speciaal en voortgezet onderwijs in Nederland ontwikkeld. Peuterpraat beschrijft activiteiten om de zes verschillende ontwikkelingsgebieden systematisch te stimuleren. Een uitgebreide beschrijving van het programma Peuterpraat is te lezen in bijlage 8.
Peuterpraat sluit aan op alle programma’s voor de kleuters. Peuterpraat volgt de SLO leerlijnen voor de peuters en sluit aan bij de SLO leerlijnen voor de kleuters. De onderwijsprogramma’s die de basisscholen in de gemeente gebruiken zijn: Sil op School, Kleuterplein, Fonemisch bewustzijn, Cijferend bewustzijn, Wat zeg je, Ik ben Bas. Daarnaast zijn de instrumenten Kinderklanken en Berenslim aanwezig die specifiek in te zetten zijn bij kinderen met een spraak- en/of taalachterstand.
Om een kwalitatief goed VE-aanbod te hebben worden alle pedagogisch medewerkers opgeleid om met Peuterpraat te werken. Daarnaast zijn opfriscursussen en andere trainingen en cursussen nodig ten behoeve van de deskundigheidsbevordering van de pedagogisch medewerkers. Daarom is er een gezamenlijk scholingsplan voor de komende jaren gemaakt (zie bijlage 7).
Een doorgaande lijn van voor- naar vroegschool is belangrijk voor een succesvolle ontwikkeling van een kind. Het is van belang dat het overstapmoment op de juiste wijze wordt begeleid. Voor de overdracht van kinderen die op een peuteropvanglocatie/kinderdagverblijf hebben gezeten is een formulier ontwikkeld. Deze overdracht vindt alleen plaats met toestemming van ouders.
Bij zorgleerlingen (waaronder de doelgroepkinderen VVE) vindt een warme overdracht plaats. Bij een warme overdracht geeft de pedagogisch medewerker in een overleg met de leerkracht van de basisschool toelichting op de observatiegegevens. Ook de overige waarnemingen over het kind worden tijdens een warme overdracht overhandigd. Ook dit gebeurt alleen als er toestemming is van ouders.
Wanneer dit nodig is zal er een breed overleg georganiseerd worden met alle betrokken partijen. Hierbij wordt gebruikt gemaakt van Jeugdmatch en eventuele ander instrumenten voor integrale aanpak .
Voor de peuters die geen groei laten zien in hun ontwikkeling (of specifieke onderdelen in de ontwikkeling) ten opzicht van leeftijdgenoten, wordt altijd een breed overleg georganiseerd met ouders en diverse partijen om te bespreken of en met welke ondersteuning de peuter het basisonderwijs kan volgen. Hierbij sluiten in ieder geval de ouders en vertegenwoordiging van Kinderopvang en basisschool aan en afhankelijk van de problematiek kun je denken aan: logopediste, jgz, Het initiatief voor het organiseren van dit breed overleg ligt bij de kinderopvang.
Doelgroepkinderen worden binnen de eerste 3 maanden dat ze op de basisschool zijn, getest door de logopedist van de GGD. De logopedist bespreekt daarna samen met de intern begeleider hoe het doelgroepkind het beste ondersteund kan worden. Alle andere kinderen worden op 5-jarige leeftijd gescreend door de logopedist. Bij de doelgroepkinderen worden dezelfde testen nogmaals afgenomen op 5-jarige leeftijd. In groep 5 zullen de doelgroepkinderen nog een extra keer door de logopediste gescreend worden op passieve en actieve woordenschat. Dit is een extra screeningmoment. Zie afspraken over de screening in ‘afspraken doorgaande lijn VVE Nieuwkoop’ (bijlage 4).
De basisscholen maken gebruik van verschillende leerlingvolgsystemen, zoals Parnassys Jonge Kind, Cito Taal voor Kleuters en Cito Rekenen voor Kleuters. De resultaten van de logopediste van de GGD zullen ook in het kindvolgsysteem van de basisschool worden bij gehouden. Ook observatielijsten van Kijk en de SEO lijnen worden gebruikt voor risicoscreening bij kleuters. De werkgroep Onderwijs en Kwaliteit (een werkgroep van het onderwijs) buigt zich op dit moment over het toetsen van de kleuters. Zij zullen met adviezen komen over het meten van andere ontwikkelgebieden dan de taal.
Alle betrokkenen gebruiken het protocol ‘vroegsignalering doelgroepkinderen en overdracht psz/kdv naar basisschool gemeente Nieuwkoop’ (bijlage 3).
De primaire verantwoordelijkheid voor de opvoeding en ontwikkeling van kinderen ligt bij de ouders. De voorschoolse, schoolse en buitenschoolse voorzieningen spelen hiernaast een belangrijke rol. Uit onderzoek blijkt dat de band met ouders en de kwaliteit van een voorziening wordt versterkt wanneer men erin slaagt het ouderbeleid, de ouderparticipatie en ouderbetrokkenheid goed vorm te geven. Investering in de ouderbetrokkenheid thuis (ouders als opvoeder) heeft de meest positieve effecten op de ontwikkelingskansen van kinderen. Bij het CJG werken professionals die opvoedingsondersteuning kunnen bieden aan ouders als daar behoefte aan is.
Voor een optimale ontwikkeling hebben kinderen ouders nodig die zowel opvoedings- als onderwijsondersteunend gedrag vertonen. Dit komt tot uiting in:
Essentieel is de interactie tussen ouders en kind, hun houding ten opzichte van leren en hun voorbeeldgedrag als ouder en persoon. Wanneer ouders geen beeld hebben welk gedrag ondersteunend is voor de ontwikkeling en educatie, ligt er een taak voor de peuteropvang, het kinderdagverblijf, de school, de buitenschoolse opvang, het CJG en de bibliotheek. Dit vraagt een investering in het betrekken en bereiken van ouders in het algemeen en van specifieke (groepen) ouders in het bijzonder. Binnen de VE-locaties worden activiteiten ontplooit en ook vanuit de bibliotheek en het CJG zijn er interventies om de ouderbetrokkenheid te vergroten, hieronder wordt daar verder op ingegaan.
Binnen het VVE-programma Peuterpraat wordt expliciet aandacht besteed aan de betrokkenheid van ouders bij de ontwikkeling van hun kind. De voorschoolse locaties worden geacht een aantal van deze activiteiten uit te voeren en in de jaarlijkse verantwoording naar de gemeente te verantwoorden de VVE-locaties hoe de activiteiten zijn verlopen. In bijlage 8 staan deze activiteiten beschreven.
Iedere VE organisatie binnen de gemeente Nieuwkoop beschrijft in het eigen pedagogisch beleid hoe het ouderbeleid, de ouderparticipatie en de ouderbetrokkenheid binnen de organisatie is geregeld. De vaste onderwerpen uit peuterpraat worden er minimaal in verwerkt. Verder is het van belang om de ouderparticipatie en de ouderbetrokkenheid te versterken door een aantal acties verder uit te werken, toe te passen en op te nemen in het eigen pedagogisch beleid. In bijlage 9 staan verschillende opties beschreven.
Activiteiten van de bibliotheek
Vanuit de bibliotheek Rijn en Venen worden verschillende programma’s om het voorlezen en taalontwikkeling thuis te stimuleren, namelijk Boekstart, de VoorleesExpress en de cursus Taal voor Thuis. Daarnaast doen alle kinderopvangorganisaties mee met ‘BoekStart op de kinderopvang’. In bijlage 9 is beschreven wat Boekstart, de VoorleesEspress en Taal voor Thuis inhoudt.
De bibliotheek wil gezamenlijk met de kinderopvang, het onderwijs en het CJG werken aan het zo veel mogelijk voorkomen van laaggeletterdheid. Dit willen ze doen door waar het mogelijk is aanbod te integreren en elkaar te versterken. Zo willen ze gaan bekijken hoe het voorleesplan van Boekstart op de kinderopvang geïntegreerd kan worden binnen Peuterpraat. De bibliotheek wordt ook standaard deelnemer van de werkgroep 6-.
De gemeente is, in het kader van integraal jeugdbeleid, verantwoordelijk voor een sluitend netwerk van zorgverleners, zodat kinderen op effectieve en efficiënte wijze de zorg en ondersteuning krijgen die ze nodig hebben om zich optimaal te kunnen ontwikkelen.
Daarvoor heeft de gemeente Nieuwkoop een Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) voor 0 tot 23 jarigen ingericht. Het CJG bestaat uit twee teams namelijk team jeugd gezondheidszorg (jgz) en het Jeugd en Gezins Team (jgt). Zij volgen de groei en ontwikkeling van ieder kind en bij hen kan men terecht voor alle vragen over gezondheid, opvoeden en opgroeien van kinderen tot 23 jaar. Het JGT bestaat uit deskundigen vanuit verschillende organisaties die samen snel en persoonlijk ondersteunen bij complexere vragen over of problemen rondom opvoeding en opgroeien.
Naast het jgz en het jgt heeft het CJG ook een pedagogisch adviseur in hun team. De pedagogisch adviseur is er voor vragen over opvoeden die meer aandacht nodig hebben en gaat hierover in gesprek of geeft kortdurende begeleiding.
Alle kinderopvangorganisatie hebben een vast contactpersoon voor het CJG en vanuit het jgt. Deze kunnen ze benaderen voor consultatie en voor het aansluiten bij een breed overleg. Daarnaast vindt er vanuit het CJG twee keer per jaar een gesprek plaats met alle peuteropvanglocaties en kinderdagverblijven. Deze gesprekken zijn vooral informerend. De gesprekken gaan ook over de ondersteuningsbehoefte van de kinderdagverblijven en de peuteropvang waar het CJG mogelijk iets in kan betekenen. Wanneer de kinderdagverblijven of peuteropvang bepaalde signalen opvangen over thema’s waar ouders meer informatie over willen hebben, dan kan het CJG hier een thema-avond over organiseren.
Vanaf 2021 moet de jeugdhulp opnieuw ingekocht worden. Hierbij is uitgangspunt dat aan één partij een integrale opdracht voor alle vrijwillige jeugdhulp in Nieuwkoop voor een langere periode tegen een vast bedrag wordt verstrekt. Door het inkooptraject zal de zorgstructuur er anders uit gaan zien.
5 Kwaliteitsborging en monitoring
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze waarop de kwaliteit van het VVE-beleid wordt geborgd, gemonitord en verbeterd. Eerst wordt ingegaan op wie de kwaliteit van de VVE opvanglocaties toetst en wie het gemeentelijke VVE-beleid toetst en welke afspraken er zijn over de interne kwaliteitszorg op de locaties. Vervolgens wordt beschreven hoe de monitoring en evaluatie wordt uitgevoerd.
5.2 Kwaliteit en Interne kwaliteitszorg
Van de VVE-instellingen wordt verwacht dat zij de interne kwaliteit regelmatig evalueren, verbeteren en borgen. Daarnaast zijn er inspecties van de GGD en van de Inspectie van het Onderwijs die kijken naar de kwaliteit van de VVE-locaties.
De VVE-instellingen worden op kwaliteitseisen gecontroleerd. De GGD voert voor de gemeente controle uit op de kwaliteitseisen bij alle peuteropvang en kinderdagverblijven. De GGD toetst zowel de algemene basiskwaliteit (zoals veiligheid en gezondheid) als de basiskwaliteit van de voorschoolse educatie: hoeveel uren per week, groepsgrootte en dubbele bezetting, opleidings- en scholingseisen van de VVE-beroepskrachten en gebruik van het voorschoolse educatieprogramma. De gemeente krijgt vanuit de GGD een terugkoppeling over de bevindingen. Hierin staat beschreven of er tekortkomingen zijn geconstateerd. Wanneer er tekortkomingen zijn dan adviseert de GGD aan de gemeente om wel of niet te handhaven. De gemeente beoordeelt aan de hand van het rapport en het gemeentelijke handhavingsbeleid of zij tot handhaving overgaat.
Sinds 1 oktober 2010 houdt de inspectie van het Onderwijs toezicht op de kwaliteit van de VVE op zowel kinderopvang en peuteropvang. De inspectie richt zich op het gemeentelijke VVE-beleid en op de kwaliteit van de VVE-voorzieningen. De inspectie van het Onderwijs stelt rapportages op, waarin verbeterpunten beschreven worden. Deze rapportages worden door gemeente gebruikt om het VVE-beleid aan te scherpen of aan te passen.
De gemeente heeft met de VVE-voorzieningen afspraken gemaakt over de wijze waarop zij zelf hun kwaliteit evalueren, verbeteren en borgen en hoe zij dit verantwoorden aan de gemeente. De VVE-voorzieningen nemen de VVE op in hun pedagogische beleidsplan en dit beleidsplan wordt regelmatig geëvalueerd en wanneer nodig aangepast. De VVE-voorzieningen rapporteren jaarlijks aan het einde van het schooljaar aan de gemeente:
Auris maakt elk jaar een verslag. Daarin verantwoorden zij de activiteiten die zij hebben uitgevoerd. Verder leveren ze gegevens aan over de observaties die zij hebben uitgevoerd en welke adviezen zij hebben gegeven.
Om de resultaten van het VVE-programma te kunnen meten en het beleid te evalueren is het belangrijk om de gegevens over de doelgroeppeuters systematisch te registeren. Een goede registratie is bij het CJG, de voorschoolse voorzieningen, de basisscholen en Auris van groot belang. In bijlage 5 staat beschreven welke gegevens er worden geregistreerd en hoe deze gegevens aan de gemeente worden verstrekt.
De gemeente zorgt er voor dat de gegevens per schooljaar worden samengevoegd. Aan het einde van het schooljaar kan er een analyse gemaakt worden van deze gegevens. De werkgroep 6- zal de analyse bespreken en een verbetervoorstellen doen naar de LEA voor verbetering van het VVE-beleid.
Met behulp van de geregistreerde gegevens stelt de gemeente, in samenwerking met de betrokken partijen, een jaarverslag op. Dit jaarverslag wordt in het begin van het volgende schooljaar tijdens een LEA besproken. Naar aanleiding van de evaluatie bespreekt de LEA eventuele verbeterpunten van het VVE-beleid. Ook de rapportages van de Inspectie van het Onderwijs van het gemeentelijke VVE-beleid worden in de LEA besproken en de uitkomsten daarvan meegenomen als verbeterpunten.
Bij de registratie, monitoring en evaluatie zal rekening gehouden worden met de AVG wetgeving. Er zal altijd toestemming aan ouders gevraagd worden voor het registreren van de gegevens. Daarnaast zullen de gegevens anoniem worden gedeeld. En in de monitoring en evaluatie zullen gegevens zo weergegeven worden dat ze niet te herleiden zijn.
Jaarlijks ontvangen we van het Rijk middelen voor het Onderwijsachterstandenbeleid (OAB). Vanaf 2019 vindt een andere verdeling van de middelen over gemeenten plaats. Dit betekent voor Nieuwkoop dat het budget fors stijgt. Dit budget kunnen we inzetten voor VVE en de uitbreiding van de uren van voorschoolse educatie, maar ook voor het terugdringen van onderwijsachterstanden op andere manieren.
In 2019 hebben wij € 200.400 als specifieke uitkering OAB ontvangen. Het is nog niet bekend hoeveel we de jaren erna exact gaan ontvangen. De voorlopige beschikking voor 2020 komt uit op € 262.501. De verwachting is dat we in 2021 en 2022 het zelfde bedrag als in 2020 zullen ontvangen.
We voegen de begrote middelen voor peuteropvang toe aan de VVE-middelen. Deze middelen gingen voorheen rechtstreeks naar SPN. Van 1 september 2020 zal overgegaan worden op “kind gebonden subsidie”.
Omdat we extra middelen vanuit het Rijk ontvangen kunnen we hier ook extra en andere dingen mee gaan doen. We hebben de voorgaande jaren al het geld voor de OAB middelen uitgegeven aan VVE gerelateerde activiteiten. Vanaf 2019 willen we het breder in gaan zetten. Hieronder lichten we de geplande uitgaven per post toe.
1. Subsidie VVE en Peuteropvang
Het grootste gedeelte van het budget gaat naar het uitbreiden van de voorschoolse educatie naar 960 uur per ander half jaar (gemiddeld 16 uur per week). Dit is een opdracht die het Rijk aan de gemeentes heeft meegegeven bij het verstrekken van de extra middelen. Daarnaast wil de gemeente de financiering van deze peuterplaatsen aanpassen en openstellen voor alle kinderopvangorganisaties binnen de gemeente die peuteropvang aanbieden.
Om dit te realiseren wordt er overgegaan op een kind gebonden subsidie die aan de organisaties wordt uitbetaald. Kinderopvangorganisaties vragen voor hun peuteropvang subsidie aan, aan de hand van het aantal ingeschatte peuters. Aan het einde van het jaar wordt er afgerekend op het aantal werkelijk bereikte peuters. Hierdoor blijft peuteropvang en VE voor ouders betaalbaar en kan het laagdrempelig aangeboden blijven worden. Per 1 september 2020 zal de nieuwe bekostigingssystematiek in gaan. Hiervoor zal een subsidieregeling opgesteld worden.
‘Buitenhek management en consult’ heeft de gemeente geadviseerd over deze nieuwe manier van subsidiëren. Hij heeft berekend dat er in 2020 € 234.000 en 2021 € 300.000 nodig is voor deze vorm van subsidiëren. In de berekening zijn de kosten voor de oudercompensatie voor de ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag meegenomen, de vergoeding voor de extra VVE-uren en de kosten die komen kijken bij de extra eisen die een VE-groep met zich mee brengt.
Vanaf 2022 geldt een aanvullende wettelijke norm voor de inzet van pedagogisch beleidsmedewerkers op HBO-niveau voor het VE aanbod. Deze norm bedraagt tien uur per VE peuter per jaar. Als kostendekkend tarief voor deze inzet is gerekend met € 40,00 per uur. Op basis van 26 VE peuters bedragen de extra kosten dan € 10.000 per jaar9. Daarom is voor 2022 € 310.000 begroot.
Het is nog lastig te bepalen hoeveel geld er precies nodig is vanaf september 2020 als ook andere aanbieders subsidie kunnen gaan aanvragen. Het positieve resultaat wat nu nog elk jaar verwacht wordt zal onder andere gebruikt worden als buffer voor het geval dat de kosten voor de subsidie hoger worden dan verwacht. Ook kunnen we het inzetten wanneer de rijksbijdrage neerwaarts wordt bijgesteld, of als er aanvullende maatregelen nodig zijn om doelstelling te bereiken.
In 2020 starten we met het opleiden van één groep van vijftien gastouders in 2020 en één groep van 15 gastouders in 2021. Mochten meer gastouders interesse hebben dan zullen we ook nog een tweede groep van gastouders opleiden. Vooralsnog is voor één groep per jaar (€ 3.500) meegenomen in de begroting.
We willen het VVE-beleid versterken door twee plusleidsters op te gaan leiden, die beide tien uur per week krijgen voor deze ondersteuning. Zij kunnen beginnen met achttien peuters per jaar. De plusleidsters zullen in dienst komen bij, of al in dienst zijn bij één van de kinderopvangorganisaties. De jaarlijkse uitgaven worden ingeschat op € 27.000. Er is vanaf 2021 € 30.000 begroot zodat er een reserve is voor onverwachtste kosten. Denk aan ziekte of wisseling personeel. Voor het eerste jaar zijn wat extra kosten verwacht voor de opleiding en begeleiding van de plusleidsters. Daarom is er voor het eerste jaar € 35.000 begroot.
Auris blijft de voorschoolse voorzieningen ondersteunen bij het uitvoeren van het VVE-beleid, het werken met Peuterpraat en met Peuterpraat Focus. Daarnaast gaan ze de plusleidsters ondersteunen bij de uitgebreide observaties en het opstellen van de behandelplannen. Wat deze ondersteuning precies inhoudt is te lezen in bijlage 6.
Elk jaar organiseert Auris twee bijscholingsbijeenkomsten voor de pedagogisch medewerkers, op basis van het scholingsplan zie bijlage 7. De observatie van de peuters en de begeleiding van de plusleidster zullen steeds minder tijd gaan kosten. Deze tijd zal Auris inzetten om op de groepen met de pedagogische medewerkers aan kwaliteitsverbetering te gaan werken. De totale uitgaven voor deze ondersteuning is begroot op € 35.000 voor 2020 en 2022. Voor 2021 is er € 37.000 begroot vanwege de bijeenkomst voorschoolse voorzieningen en basisonderwijs die eens in de twee jaar wordt georganiseerd. Er is € 2.000 per bijeenkomst begroot om sprekers te kunnen inhuren.
5. Logopedische screening groep 5
Om het effect op langer termijn te kunnen bepalen is er een extra screeningsmoment door de logopediste in groep 5 afgesproken. De kosten voor dit screeningsmoment zijn € 1.300.
Er wordt uitgegaan van minimaal tien gezinnen per jaar die meedoen aan de VoorleesExpress hiervoor is € 5.000 per jaar begroot.
Vanaf 1 mei 2019 is er een Taaldocent beschikbaar voor alle Nieuwkoopse basisscholen. De taaldocent moet bijdragen aan het op een zo kort mogelijke termijn eigen maken van de Nederlandse taal bij nieuwkomerskinderen om zo min mogelijk achterstand op te lopen en zo snel mogelijk aan te kunnen sluiten bij het reguliere onderwijsaanbod. De kosten voor de taaldocent zijn begroot op € 50.000. De afspraak is dat de gemeente 50% van deze kosten op zicht neemt. De overige 50% zal door het onderwijs zelf bekostigd worden. Vandaar dat er € 25.000 in de begroting is meegenomen.
Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzalen
Met ingang van januari 2018 is de Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzalen van kracht. Met deze wet worden de kwaliteitseisen voor beide voorzieningen volledig gelijk getrokken. Tweeverdieners ontvangen dan, ongeacht of ze gebruikmaken van kinderdagopvang, gastouderopvang of de peuterspeelzaal/peuteropvang kinderopvangtoeslag via het Rijk. Per 1 januari 2018 zijn alle resterende peuterspeelzalen omgezet tot kinderdagverblijven in het Landelijk Register Kinderopvang.
Aan kinderopvang worden kwaliteitseisen gesteld. Deze kwaliteitseisen staan in de Wet kinderopvang (Wko) en in de daarop gebaseerde algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen en aanverwante regelingen.
De regelgeving stelt kwaliteitseisen aan de volgende onderwerpen:
De wet wil de combinatie arbeid en zorg vergemakkelijken en de kwaliteit van de kinderopvang waarborgen. In de wet kinderopvang staan globale eisen voor 'verantwoorde kinderopvang' opgenomen en er zijn concrete eisen, waaronder een verplichte Verklaring Omtrent het Gedrag voor personeel, een risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid, het organiseren van inspraak van ouders en het gebruik van de Nederlandse taal als voertaal.
De kwaliteitseisen zijn verder uitgewerkt in het ‘Besluit kwaliteit kinderopvang’. De uitgewerkte eisen betreffen onder meer het pedagogisch beleidsplan, de groepsgrootte, de beroepskracht/ kind-ratio en de verblijfsruimten.
Voldoen aan de kwaliteitseisen is een voorwaarde voor start en exploitatie. De Wko bepaalt dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor toezicht op en handhaving van deze eisen. De GGD is bij wet de aangewezen toezichthouder voor kinderopvang. Het college heeft de directeur publieke gezondheid van de GGD aangewezen als toezichthouder.
Op 1 augustus 2010 is de Wet OKE van kracht geworden. Het doel van de wet is om de taalontwikkeling van jonge kinderen te stimuleren en de kwaliteit van de peuteropvang te verbeteren.
De belangrijkste onderdelen van de Wet OKE zijn:
behoud van de financiële toegankelijkheid van peuteropvang voor ouders van kinderen die in aanmerking komen voor voor- en vroegschoolse educatie (vve); ouders van doelgroeppeuters betalen per saldo niet meer dan ouders die gebruik maken van kinderopvang die voor de hoogste belastingtoeslag in aanmerking komen.
Besluit basisvoorwaarde kwaliteit voorschoolse educatie:
In het 'Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie', dat is gebaseerd op de Wet OKE, staan de eisen voor voorschoolse educatie vermeld. Per 1 januari 2018 zijn de kwaliteitseisen aangescherpt om de kwaliteit te verhogen.
Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang
In 2018 in de nieuwe Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang (IKK) ingegaan. Deze wet zorgt er voor een aantal ingrijpende nieuwe maatregelen en kwaliteitseisen waaraan kinderopvangorganisaties moeten voldoen. De nieuwe kwaliteitseisen gelden voor alle kinderopvangvoorzieningen: zowel voor dagopvang, als buitenschoolse opvang, peuteropvang als voor gastouders
De wet IKK bestaat uit vier thema’s:
Per thema zijn er kwaliteitseisen opgesteld. De belangrijkste nieuwe eisen voor de peueropvang en de VVE van de Wet IKK zijn:
Wijziging beroepskracht-kind-ratio (BKR):
Buitenschoolse opvang: Voor kinderen van 7 jaar en ouder gaat het maximaal aantal kinderen per pm’er omhoog. Deze gaat van één op tien kinderen naar één pm’er op twaalf kinderen. Voor groepen met kinderen van 4 tot 13 jaar gaat het maximaal aantal kinderen per pm’er naar elf. Deze wijziging kan gevolgen hebben voor de groepssamen¬stelling en de maximale groepsgrootte.
Invoering pedagogisch beleidsmedewerker.
Een pedagogisch beleidsmedewerker coacht de pm’er bij de dagelijkse werkzaamheden. Per fulltime formatieplaats wordt minimaal 10 uur coaching per jaar berekend. Daarnaast houdt de pedagogisch beleidsmedewerker zich ook bezig met de ontwikkeling van pedagogisch beleid.
Er zijn een aantal nieuwe maatregelen en eisen uitgesteld tot 2023, dit zijn:
Artikel 166 tot en met artikel 168 uit de WPO hebben betrekking op de VVE.
In artikel 167 staat dat burgemeester en wethouders ten minste jaarlijks overleg voeren met de schoolbestuurders, de houders van de kinderdagverblijven en de peuteropvang en zorgdragen voor het maken van afspraken over onder andere onderwijsachterstandenbeleid en de organisatie van een doorlopende leerlijn van voorschoolse naar vroegschoolse educatie.
In artikel 15i van de Wot is geregeld dat de inspectie van het onderwijs onderzoeken verricht op de voorschoolse voorzieningen. Dit onderzoek wordt gedaan aan de hand van de kwaliteitsvoorwaarde voor de voorschoolse uit de Wko, te weten:
Bijlage 2: Rollen en verantwoordelijkheden partners
Bij het VVE-beleid zijn verschillende partners betrokken. Deze partners hebben binnen de VVE in Nieuwkoop allemaal hun eigen rol en verantwoordelijkheden.
De gemeente is verantwoordelijk voor het VVE-beleid.
De Inspectie van het Onderwijs controleert de gemeente op hun wettelijke taken en daarnaast controleert de Inspectie op hun eigen gestelde kaders.
In de gemeente hebben we één peuteropvang-stichting en vier kinderdagverblijf-organisaties. Bijna al deze organisaties zijn VVE-locatie. De opvangorganisaties zijn zelf verantwoordelijk dat ze voldoen aan de kwaliteitseisen. De GGD controleert de kwaliteit van de verschillende locaties. De voorschoolse voorzieningen moeten samen met de andere partners (o.a. het onderwijs) zorgen voor een goede doorgaande lijn. Samen dragen zij de verantwoordelijkheid om doelgroepkinderen goed over te dragen van de opvang naar de basisscholen.
Stichting Samenwerkende Peuterspeelzalen Nieuwkoop (SPN):
SPN heeft zeven peuteropvanglocaties verspreid over de gemeente. Sinds 2016 is er een nieuw bestuur. Het huidige bestuur bestaat uit twee bestuurders van KDV Polderpret en 2 van Stichting Kinderopvang Liemeer. De peuteropvanglocaties zullen overgedragen worden naar deze twee kinderopvangorganisaties. Daarna zal SPN ophouden met bestaan.
Kinderdagverblijf Polderpret is een kinderdagverblijforganisatie die naast kinderopvang voorschoolse, tussenschoolse en buitenschoolse opvang aanbiedt. In totaal heeft Polderpret op 6 verschillende opvanglocaties verdeeld over Noorden, Nieuwkoop en Woerdense Verlaat. Daarnaast hebben ze nog 2 locaties buiten onze gemeente.
Stichting Kinderopvang Liemeer (SKL)
SKL biedt kinderopvang, buitenschoolse opvang (Voorschool, naschool en vakantie opvang) peuteropvang en tussenschoolse opvang. SKL heeft locaties in Nieuwveen, Zevenhoven, Ter Aar en Langeraar.
Kinderopvang De Ark biedt kinderopvang van 0 tot 13 jaar op een agrarische kinderopvanglocatie in Zevenhoven. Zij bieden dagopvang, peuteropvang, voor- en tussenschoolse opvang, buitenschoolse opvang en vakantieopvang aan.
De Posterij is een locatie in Nieuwkoop van de organisatie Smallsteps. De Posterij biedt kinderopvang en buitenschoolse opvang. De Posterij heeft er onlangs voor gekozen om het VVE-programma Peuterpraat niet meer te gebruiken in de groep, omdat het te veel overlap heeft met hun eigen programma.
Kindercentrum de Boomhut biedt opvang voor dat de school begint, tussenschoolse opvang, kinderopvang, peuteropvang en buitenschoolse opvang.
De schoolbestuurders zijn verantwoordelijk voor vroegschoolse educatie. Samen met de andere partners spelen de schoolbestuurders een belangrijke rol in het organiseren van de doorgaande lijn. Doelgroepkinderen moeten een soepele start kunnen maken in de kleuterklas. Er moet een goede overdracht plaatsvinden.
Stichting Primair Onderwijs WIJ de Venen
SPO WIJ de Venen bestaat uit tien basisscholen in het Groene Hart, waarvan acht scholen in de gemeente Nieuwkoop.
Stichting Primair Onderwijs Morgenwijzer
Morgenwijzer is een organisatie voor basisonderwijs in gemeente Alphen aan den Rijn, gemeente Kaag en Braasem en gemeente Nieuwkoop. In onze gemeente hebben ze 2 openbare scholen.
Stichting Protestants-Christelijke Onderwijsstichting Groene Hart
Bij SPCO Groene Hart zijn dertien scholen aangesloten waarvan één school in de gemeente Nieuwkoop.
Alle kinderen worden uitgenodigd voor een consultatie bij de jgz. Tijdens de bezoeken aan de jeugdverpleegkundige / jeugdarts wordt gekeken naar de ontwikkelingen van het kind. Het jgz is hierdoor één van de grootste toeleiders naar het VVE.
De GGD verzorgt de logopedie op de basisscholen in Nieuwkoop en verzorgt ook het logopedisch spreekuur bij het CJG.
Auris helpt mensen die problemen hebben met horen, spreken of taal. Van peuters die net hebben leren praten tot volwassenen met ernstige problemen met horen. Ook zorgt Auris voor passend onderwijs en begeleidt Auris professionals door bijvoorbeeld scholing en advies. In de gemeente Nieuwkoop ondersteund Auris de VE-locaties bij de uitvoering van het VVE-programma Peuterpraat en bij de observatie van de peuters. Dit programma is ontwikkeld door Auris. Ook verzorgt Auris de opleidingen van de PM’ers voor het VVE-programma.
Is organisatie waar de bibliotheken in de regio Rijnstreek onder vallen. Ze hebben in de gemeente nieuwkoop twee bibliotheken en in Ter Aar en in Nieuwkoop. Bibliotheek Rijn en Venen staat voor persoonlijke groei, in het bijzonder voor mensen in kwetsbare situaties en daarmee voor het ontwikkelen van wijsheid. Ze zijn onder andere een belangrijke partner in de aanpak van laaggeletterdheid.
Bijlage 3: Protocol vroeg signalering en overdracht basisschool
De gemeente Nieuwkoop heeft het terugdringen van achterstanden bij hoog in het vaandel staan. Hiervoor is vroeg signalering en het juist inspelen op eventuele achterstanden van groot belang. Pedagogisch medewerkers op de kinderopvang spelen hierin een belangrijke rol. Alle kinderopvanggroepen maken gebruik van het VVE-programma Peuterpraat om alle ontwikkelingsgebieden van de kinderen op systematische wijze te stimuleren. Het observatie instrument Peuterpraat Focus wordt gebruikt om gericht te observeren op alle ontwikkelingsgebieden. Daarnaast geeft het handvatten om het kind gericht te stimuleren.
Ten behoeve van een zorgvuldige behandeling van gegevens betreffende de ontwikkeling van peuters is het volgende protocol opgesteld (binnen het kader van de Wet persoonsregistraties).
Telkens wanneer hieronder gesproken wordt over ouders worden de wettelijke vertegenwoordigers van het kind bedoeld.
Onder zorgkinderen verstaan we kinderen waarbij de professional een “niet-pluis” gevoel heeft en de behoefte heeft aan een nadere observatie / overleg / extra consult bij het CJG.
Onder doelgroepkinderen verstaan we de kinderen die een achterstand hebben in een specifiek ontwikkelingsgebied van een half jaar of meer vergeleken bij leeftijdgenoten.
Het observatieformulier maakt deel uit van de afspraken binnen de kinderopvang over het volgen van de ontwikkeling en signalering van ontwikkelingsproblemen bij kinderen en bespreking hiervan met de ouders. Het mag niet zo zijn dat ouders pas bij het vertrek van hun kind naar de basisschool geconfronteerd worden met gegevens over problemen in de ontwikkeling van hun kind, die al eerder gesignaleerd zijn.
Slechts de gegevens over aspecten van de ontwikkeling van peuters worden geregistreerd.
Het gaat niet om een uitgebreid leerlingvolgsysteem. Op het observatieformulier mag geen gevoelige informatie over gezinsachtergrond worden opgenomen.
De kinderopvang draagt het basis observatieformulier en wanneer aanwezig het uitgebreide observatie formulier en het handelingsplan over aan de basisschool, gericht aan de IB-er en/of de leerkracht groep 1, nadat het voor de 3e keer is ingevuld. Indien een uitgebreid observatieformulier van Peuterpraat Focus is ingevuld wordt dit ook overgedragen. Indien er een observatieverslag van een Plusleidster is, wordt dit ook overgedragen.
Aanvraag vergoed extra uren VE door gemeente
Invullen basis observatieformulier Peuterpraat
Wanneer op de onderdelen, sociaal-emotionele ontwikkeling, spelen, kringactiviteiten en werken 2x “nee” of 3x “enigszins” wordt ingevuld (of indien er opvallende zaken zijn ten aanzien van het gedrag van het kind), wordt het uitgebreide observatieformulier voor desbetreffend onderdeel ingevuld van Peuterpraat Focus (SPEL, SOCIAAL-EMOTIONELE ONTWIKKELING, GEDRAG).
De logopedist van de GGD en de beleidsmedewerker van de gemeente ontvangen 2x per jaar een overzicht van de kinderen die door de plusleidster of medewerker van Auris zijn geobserveerd (in september en in januari). In dit overzicht worden de geobserveerde kinderen weergegeven, het aandachtspunt van de zorg en eventuele toekenning extra uren VE. Dit overzicht is gebaseerd op dit protocol en de afspraken doorgaande lijn VVE Nieuwkoop.
Dit protocol wordt 1 x per jaar geëvalueerd door de werkgroep 6-. Eerst volgende evaluatie juni 2019. Gemeente Nieuwkoop zorgt voor verspreiding onder de kinderopvang organisaties in Nieuwkoop.
Bijlage 4: Afspraken doorgaande lijn VVE Nieuwkoop:
Over de doorgaande lijn VVE zijn afspraken gemaakt per leeftijdsgroep tussen het cjg, peuteropvang, Auris en de logopediste van de GGD die actief is op de Nieuwkoopse scholen.
Bij twee jarige wordt de “Snel” of de “Uniforme signalering taalachterstanden”, volgens de richtlijn van het NCJ, afgenomen door verpleegkundige van het CJG bij alle peuters.
Als kind gebruik maakt van voorschoolse voorziening:
Consult consultatiebureau door jeugdarts.
Afspraken IB’ers basisscholen Nieuwkoop met logopedist GGD
Doel: goede doorgaande lijn waarborgen in de vroegsignalering en aanpak van taalproblemen bij doelgroepkinderen (VVE-leerlingen).
De logopediste neemt bij alle doelgroepkinderen de volgende testen af:
Indien er alleen sprake is van articulatieproblemen, worden deze testen niet allemaal afgenomen.
De logopediste doet bij 5 jarige doelgroepleerlingen screening PLUS, bij niet-pluis worden de bovenstaande testen nogmaals afgenomen.
Monitoren bij begin groep 3 met behulp van overzichtsformulier “Doelgroep leerlingen VVE” (actie logopedist). Op grond van de gegevens van de basisschool wordt de ontwikkeling van een doelgroeppeuter (anoniem) tov leeftijdgenoten op diverse ontwikkelingsgebieden (technisch – en begrijpend lezen, rekenen).
Bijlage 5: Registreren gegevens
Per organisatie is beschreven welke gegevens er worden geregistreerd en er is ook beschreven hoe al deze gegevens worden gebundeld.
Bij het CJG worden de gegevens van de kinderen bijgehouden door de jeugdverpleegkundige, jeugdarts en/of logopediste in het kinddossier. Wanneer er een achterstand wordt geconstateerd en er advies gegeven wordt voor voorschoolse educatie of andere interventies dan wordt dit ook in het kinddossier genoteerd.
De volgende gegevens worden bijgehouden in het kinddossier:
De registratie op de peutergroep vindt plaats met behulp van het basisobservatieformulier. Het formulier wordt door de pm’ers ingevuld. Het observatieformulier wordt ingevuld tijdens de drie observatiemomenten. Het observatieformulier van de laatste observatie (3 jaar en 10 maanden) wordt met de ouders besproken en voor akkoord getekend voor overdracht naar basisschool.
De volgende gegevens worden in het kind-volgsysteem bijgehouden:
Per doelgroepkind word bekeken op het onderdeel waarvoor hij/zij een achterstand heeft wat voor groei hij/zij laat zien tussen de eerste observatie (2 jaar en 3 maanden) en de laatste observatie (3 jaar en 10 maanden). Hiervoor houdt de locaties zelf een overzicht bij. Voor het bij houden van het overzicht is een standaard sjabloon. Elk kwartaal worden de gegevens van de peuters die dat kwartaal naar school zijn gegaan beveiligd naar de gemeente gestuurd. De gemeente houdt een lijst bij met alle binnen gekomen gegevens.
Wanneer er een uitgebreid observatieformulier wordt ingevuld dan worden deze gegevens gedeeld met Auris voordat zij komen observeren. Auris houdt zelf een lijst bij met de kinderen die zij observeren en wat het advies is voor deze peuters. Wanneer er extra uren VE worden aangevraagd en goedgekeurd dan wordt dit bijgehouden op het overzicht. Auris houdt ook de gegevens bij van de peuters waar de Plusleidsters hebben geobserveerd.
Op de lijst worden de volgende gegevens bijgehouden:
Wanneer er een (warme) overdracht plaatsvindt dan wordt het observatieformulier, met toestemming van de ouders, verstrekt. De doelgroepkinderen worden in het schoolsysteem aangeduid. Zodat zij voor de school goed zichtbaar zijn in hun systeem.
De logopediste voert testen uit bij de doelgroepkinderen op 4 jarige leeftijd. Deze gegevens registreert zij in het systeem van de GGD en het wordt ook in het kind volgsysteem van de school geregistreerd.
De basisscholen nemen in hun kind-volgsystemen de volgende gegevens op:
De logopediste van de GGD test de doelgroepkleuters als ze 4 zijn en als ze 5 zijn. De doelgroeppeuters die met 5 nog onvoldoende scoren worden op 6 jarige leeftijd ook nog getest.
Wanneer een kind het advies krijgt voor extra uren VE dan komt deze aanvraag ook bij de gemeente binnen via Auris of via de plusleidster. De gemeente houdt een lijst bij met de volgende gegevens:
Bij het aanleveren van de gegevens aan de gemeente gebruikt iedereen een code in plaats van de naam van de peuter/kleuter. Alle partijen sturen voor 1 september een overzicht van de bijgehouden gegevens van het voorgaande schooljaar naar de gemeente. De gemeente zorgt ervoor dat de aangeleverde gegevens worden samengevoegd in een overzicht. De gegevens worden via een beveiligd systeem naar elkaar verstuurd. Bij de overdracht van de gegevens worden geen namen genoemd. De gemeente bundelt deze gegevens en gebruikt dit voor het jaarverslag.
De plusleidster speelt een rol bij de warme overdracht van de peuters die ze begeleid hebben naar het regulier onderwijs. Als de peuter tot 4 jaar is begeleid, kan de plusleidster bij de warme overdracht aanwezig zijn. Als de begeleiding eerder is afgerond, wordt het handelingsplan meegegeven (na toestemming van ouders).
Rol medewerker projectgroep Peuterpraat van Auris
Er kan voor een overgangsvorm worden gekozen waarbij de medewerker van Auris aanvankelijk nog de observatie doet en handelingsadviezen geeft en de plusleidster voert dit uit. De medewerker van Auris trekt zich steeds verder terug, zodat de observatie en het handelingsplan door de plusleidster worden gedaan.
De plusleidster krijgt 1 uur voor een ½ uur directe begeleiding per peuter. Binnen dit uur valt:
Invoering uitgaande van twee begeleidingsmomenten per peuter per week:
Bijlage 7: Scholingsplan voorschoolse voorzieningen Nieuwkoop 2020 - 2024
Kinderopvang Polderpret, Stichting Kinderopvang Liemeer, SPN, de Ark, Kindcentrum de Boomhut.
Alle pm’ers die op groepen werken met kinderen vanaf 2 jaar hebben de basiscursus Peuterpraat gevolgd.
Nieuwe medewerkers volgen de basiscursus Peuterpraat zo snel als mogelijk.
Minimaal 1x per jaar wordt deze cursus aangeboden door de projectgroep van Auris.
De kosten zijn voor rekening van de kinderopvangorganisaties.
Deskundigheidsbevordering van 5 jaar voor alle pedagogisch medewerkers
Ieder jaar wordt een scholing door Auris aangeboden voor alle pm’ers werkzaam bij bovengenoemde organisaties. De kosten zijn voor rekening van de gemeente.
1ste jaar Onderwerp nader te bepalen in de werkgroep 6-;
2de jaar Opfris cursus Gebaren Peuterpraat (voor pm-ers die de basiscursus hebben gevolgd) en basiscursus gebaren Peuterpraat (voor nieuwe pm-ers);
3de jaar Onderwerp nader te bepalen in de werkgroep 6-;
4de jaar Opfris cursus gebruik van Peuterpraat;
5de jaar Onderwerp nader te bepalen in de werkgroep 6-.
De wekgroep 6- zal bij het bepalen van het onderwerp rekening houden met de actualiteit en behoefte van de pm’ers. Om alle pm’ers deel te kunnen laten nemen, zullen de scholingen 3x per jaar worden aangeboden voor een groep van vijftien a twintig personen.
Alle pm’ers hebben de basiscursus gebaren Peuterpraat gevolgd t/m 2017. Voor nieuwe pm’ers wordt Eén keer per 5 jaar een volledige basiscursus gebaren Peuterpraat aangeboden (3 bijeenkomsten).
Opfriscursus gebaren Peuterpraat:
Voor alle pm-ers wordt één keer per 5 jaar de workshop gegeven.
Eén bijeenkomst voor 15-20 personen waarbij de gebaren van de thema’s van Peuterpraat in verschillende werkvormen worden herhaald.
Opfris cursus gebruik van Peuterpraat
Voor alle pm-ers wordt één keer per 5 jaar de workshop gegeven.
Twee bijeenkomsten voor 15-20 personen
Bijeenkomst voorschoolse voorzieningen en basisonderwijs
Naast bovengenoemde deskundigheidsbevordering wordt 1x per 2 jaar een bijeenkomst georganiseerd voor pm’ers van de voorschoolse voorzieningen en leerkrachten groep 1 en 2 basisonderwijs, IB-ers, CJG. Hierbij staat een thema centraal dat betrekking heeft op VVE.
Gekoppeld aan de deskundigheidsbevordering: werkbezoek op locaties
Bijlage 8: VVE-programma Peuterpraat
Peuterpraat is ontwikkeld door de Koninklijk Auris Groep (Auris). Het is een totaalprogramma voor het stimuleren van de brede ontwikkeling van kinderen tussen de 2 en 4 jaar. Het biedt een leidraad voor pm’ers om de verschillende ontwikkelingsgebieden bij jonge kinderen te stimuleren en in te spelen op eventuele ontwikkelingsachterstanden. Peuterpraat is ontwikkeld aan de hand van de richtlijnen van de Wet OKE voor VVE en werkt met de tussendoelen zoals door de Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO) is opgesteld. Peuterpraat beschrijft activiteiten om zes verschillende ontwikkelingsgebieden systematisch te stimuleren, namelijk de spraak- en taalontwikkeling, luistervaardigheid, sociaal-emotionele ontwikkeling, (ontluikende) reken¬vaardigheid, motorische ontwikkeling en spelvaardigheid.
Peuterpraat bestaat uit 13 verschillende thema’s, die in willekeurige volgorde kunnen worden gebruikt op voorscholen. Per thema worden ideeën gegeven voor ontwikkeling van stimulerende activiteiten. Er worden suggesties gedaan voor vereen¬voudiging en verdieping, waardoor er op het niveau van individuele kinderen kan worden ingespeeld. Er zijn weekplanners die de pm’ers gebruiken om de activiteiten in te plannen.
Bij Peuterpraat horen ook het observatiemiddel Peuterpraat Focus en Praatpret, hier werken ook alle VE locaties mee. Peuterpraat FOCUS bestaat uit observatieformulieren gericht op de verschillende ontwikkelingsgebieden én adviezen gekoppeld aan de geobserveerde punten.
Praatpret is een programma dat speciaal ontwikkeld is voor ouders. Het bevat allerlei activiteiten die ouders samen met hun kind kunnen doen waarbij verschillende ontwikkelgebieden worden gestimuleerd. Het is bedoeld voor kinderen van 3 tot 5 jaar. Het samen doen en plezier beleven aan de activiteiten staat voorop. Praatpret bestaat uit 13 themaboekjes met verschillende spelsuggesties, die aansluiten bij thema’s van het programma Peuterpraat. Praatpret is beschikbaar in 7 verschillende talen onder andere Pools, Arabisch, Turks.
Doelstellingen gebruik Peuterpraat
De werkgroep 6- heeft de volgende doelstellingen en ambities afgesproken die worden nagestreefd door het werken met Peuterpraat.
Ambitie: Op iedere VVE locatie worden dagelijks minimaal 3 activiteiten aangeboden aan de groep kinderen van 2-4 jaar. Deze activiteiten worden gestructureerd in kleine groepjes aangeboden, waarbij alle ontwikkelingsgebieden van een kind aan bod komen. Hierdoor wordt er doelgericht met de kinderen aan de vaardigheden gewerkt. De VVE locaties registreren deze activiteiten dagelijks.
Ambitie: Na de implementatie van het VVE programma zijn interactievaardigheden van de pm’ers uitgebreid door gebruik te maken van de ’Hanen principes’: Volgen, Aanpassen en Toevoegen (VAT- principe, Pepper & Weitzman, 2009). Op deze wijze sluiten de pm’ers aan bij de ontwikkeling van het kind en nodigen hen uit een volgende stap in hun ontwikkeling te maken.
Ambitie: Ouders worden per thema op 3 verschillende manieren betrokken bij het VVE programma (ouderbrief, ouderactiviteit, haal- en brengmoment met ouders). Ouders van doelgroepkinderen worden per thema nog extra betrokken bij het VVE programma in de vorm van ouderboekjes per thema en de inzet van het ouderprogramma Praatpret. Iedere VVE organisatie heeft deze momenten vastgelegd in hun pedagogisch beleid en gebruiken daarvoor de afspraken die gemaakt zijn over het versterken van de ouderbetrokkenheid.
Binnen Peuterpraat wordt expliciet aandacht besteed aan ouderbetrokkenheid bij de ontwikkeling van het kind. Ouderbetrokkenheid betreft de betrokkenheid van ouders bij de opvoeding en het onderwijs van hun kind. Dit kan door het kind thuis voor te lezen, maar ook door op het kinderdagverblijf of peutersopvang mee te doen aan een activiteit. In Peuterpraat wordt op verschillende manieren aandacht besteed aan de ouderbetrokkenheid, namelijk door:
Elke themaboek bevat een ouderbrief met informatie over wat er op de voorschoolse voorziening wordt gedaan gedurende het thema. Er worden ideeën gegeven over hoe ouders de ontwikkeling van hun kind thuis spelenderwijs kunnen stimuleren. Ook staan er boekentips in en bevat iedere ouderbrief een versje. De pedagogische medewerkers verspreiden deze in een papieren en/of digitale versie. Ook worden deze brieven op de website van de peuteropvang-locatie en de kinderdagverblijven geplaatst.
Ter afsluiting van ieder thema wordt er een ouderactiviteit uit peutpraat aangeboden in de groep. Dit bevordert de betrokkenheid van de ouders.
Praatpret is een programma dat aansluit bij alle VVE-programma’s, speciaal ontwikkeld voor ouders. Het bevat allerlei activiteiten die ouders samen met hun kind kunnen doen waarbij verschillende ontwikkelgebieden worden gestimuleerd. Het is bedoeld voor kinderen van 3 tot 5 jaar. Het samen doen en plezier beleven aan de activiteiten staat voorop. Praatpret bestaat uit 13 themaboekjes met verschillende spelsuggesties, die aansluiten bij thema’s van het programma Peuterpraat.
Het observatieformulier wordt gebruikt bij het voeren van oudergesprekken. Aan de hand van het formulier worden alle ontwikkelingsgebieden besproken en is er gelegenheid om met elkaar te spreken over de ontwikkeling van het kind.
Peuterpraat adviseert materialen die aan ouders meegegeven kunnen worden. Met deze oudermaterialen kunnen ouders thuis de spraak-taalontwikkeling van hun kind stimuleren. Het oudermateriaal wordt aan doelgroepkinderen meegegeven en kan bestaan uit boekjes, lotto- en memoriespelletjes.
Binnen het VVE programma Peuterpraat wordt expliciet aandacht besteed aan de betrokkenheid van ouders bij de ontwikkeling van hun kind. De voorschoolse-locaties worden geacht deze activiteiten allemaal uit te voeren en in de jaarlijkse verantwoording naar de gemeente verantwoorden de VVE-locaties hoe de activiteiten zijn verlopen. In bijlage 8 ‘VVE programma Peuterpraat’ staan de onderdelen die hieronder opgesomd zijn beschreven. Naast de activiteiten uit peuterpraat moeten de VE-locatie in hun pedagogisch beleidsplan hier aandacht aan besteden. In de gemeente zijn daarnaast Boekstart, Voorleesexpress en Taal voor Thuis vanuit de bibliotheek beschikbaar om ouder betrokkenheid te versterken.
Peuterpraat en ouderbetrokkenheid
Om de ouderbetrokkenheid te vergroten wordt er op VVE-locaties op de volgende manieren aandacht aan besteed:
Iedere VE organisatie binnen de gemeente Nieuwkoop beschrijft in het eigen pedagogisch beleid hoe het ouderbeleid, de ouderparticipatie en de ouderbetrokkenheid binnen de organisatie is geregeld. De vaste onderwerpen die hierboven staan beschreven worden er minimaal in verwerkt. Verder is het van belang om de ouderparticipatie en de ouderbetrokkenheid te versterken door een aantal acties verder uit te werken, toe te passen en op te nemen in het eigen pedagogisch beleid. Hieronder staan verschillende opties voor het versterken van de ouderparticipatie beschreven.
Opties versterking ouderbetrokkenheid:
Vanuit het CJG ontvangen alle ouders van kinderen rond de 6 maanden tijdens een consult een waardebon om hun kind gratis lid te laten worden van de bibliotheek. Wanneer zij hun kind inschrijven ontvangen ze een Boekstart-koffertje. In het Boekstart-koffertje zitten twee wisselende boekjes. Bij ieder boekje zitten handige en leuke voorleestips. Dit om het voorlezen thuis te stimuleren.
In 2017 zijn de bibliotheek en het CJG gestart met het project BoekStart Coach. Dit is een intensivering van het programma BoekStart en onderdeel van het programma Kunst van Lezen. Doelstelling van het programma is bevorderen van voorlezen en preventie van laaggeletterdheid door:
De boekstartcoach is een medewerker van de bibliotheek die taalspreekuren houdt bij het CJG voor ouders die vragen hebben over (voor-) lezen.
Alle kinderopvangorganisaties doen mee met ‘BoekStart op de kinderopvang’. De leidsters leren interactief voor te lezen en er is per locatie een voorleescoördinator waardoor ook op de kinderopvang en bij de peuteropvang veel aandacht is voor lezen en voorlezen.
Als ondersteuning en extra stimulering voor gezinnen waar voorlezen en taalontwikkeling aandacht moet krijgen heeft de bibliotheek het programma de VoorleesExpress. Een vrijwilliger komt gedurende 20 weken, 1 x per week thuis bij (doelgroep)kinderen voorlezen. Het programma is naast kinderen juist gericht op ouders, zodat zij worden meegenomen in hoe ze moeten voorlezen. Ze zien hoe leuk kinderen het vinden en tegelijk leren zij hoe belangrijk het is voor de ontwikkeling van hun kind. De VoorleesExpress is ook aan het Taalhuis van de bibliotheek gekoppeld. Veel gezinnen waar wordt voorgelezen hebben ook behoefte aan taalondersteuning. De ouders worden via het Taalhuis toegeleid naar ‘Taal voor Thuis’ en/of naar andere taalactiviteiten.
In 2019 is de cursus Taal voor Thuis gestart. Deze cursus is bedoeld voor ouders met jonge kinderen (peuters en basisschool kinderen) die de Nederlandse taal nog niet helemaal vaardig zijn en voor taalarme gezinnen. Deze cursus helpt de betrokkenheid van ouders bij de ontwikkeling van hun kind te vergroten. Zij leren over de (taal)ontwikkeling van hun kind, over activiteiten op school en hoe zij hieraan kunnen bijdragen. Door ‘Taal voor Thuis’ worden ouders indirect zelf ook (taal-) vaardiger. Zij kunnen hun kind daardoor beter helpen.
KDV de Posterij heeft er een paar jaar geleden voor gekozen om niet meer met het VVE-programma te werken. Momenteel zijn ze wel weer aan het bekijken of ze weer kunnen aansluiten. Ze werken momenteel wel met een eigen ontwikkelvolgsysteem waarbij peuters 4 keer per jaar worden geobserveerd en er minimaal 1 keer per jaar een oudergesprek plaats vindt.