Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Horst aan de Maas

Beleidsregels lijkbezorging van overheidswege gemeente Horst aan de Maas

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHorst aan de Maas
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels lijkbezorging van overheidswege gemeente Horst aan de Maas
Citeertitel Beleidsregel lijkbezorging van overheidswege gemeente Horst aan de Maas
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is tevens vastgesteld door de burgemeester.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-03-2018nieuwe regeling

20-02-2018

gmb-2018-52911

18-0005837

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels lijkbezorging van overheidswege gemeente Horst aan de Maas

1. Inleiding

Als er niemand zorgdraagt voor de uitvaart van een overledene, dan is de burgemeester van de gemeente waar het overlijden plaatsvindt, verantwoordelijk voor lijkbezorging. De daaraan verbonden kosten komen voor rekening van de gemeente. Dit is geregeld in de artikelen 20 tot en met 22a van de Wet op de lijkbezorging (Wlb). Het regelen van een uitvaart door de gemeente vormt een vangnet als nabestaanden geen zorg dragen voor de overledene. Dit geldt voor iedere gemeente waar iemand overlijdt, waar geen familie bekend is, de familie er niets mee te maken wil hebben, er geen nabestaanden zijn, of als de identiteit van de overledene niet kan worden vastgesteld.

De complexiteit van situaties met emotionele en rationele afwegingen en de onduidelijkheid in procedures,

zijn aanleiding voor deze beleidsnotitie. In de Wlb is weinig geregeld. Gemeenten moeten zelf invulling geven aan het werkproces rondom lijkbezorging.

 

1.2 Probleemstelling

Het komt steeds vaker voor dat er geen opdrachtgever voor de uitvaart te vinden is. Er zijn geen nabestaanden, zij zijn niet te traceren of wanneer ze er wel zijn, zijn zij niet in de positie om de kosten te kunnen dragen. Ook weigeren ze om persoonlijke redenen om de uitvaart te regelen.

 

1.3 Uitgangspunten Wet op de lijkbezorging (Wlb)

Een van de uitgangspunten van de Wlb is dat de lijkbezorging primair geen taak is van de overheid, maar een zaak van burgers die zorgdragen voor elkaar. In de eerste plaats zijn dit de naaste familieleden tot en met de tweede graad van bloed- en aanverwantschap. De wetgever erkent dat dit soms ook van vrienden, niet gehuwde partners etc. mag worden verwacht. De wetgever heeft er nadrukkelijk niet voor gekozen om een specifiek persoon aan te wijzen die aansprakelijk en verantwoordelijk is voor de uitvaart.

 

Nabestaanden worden verzocht om opdracht te geven voor lijkbezorging. Indien nabestaanden geen verantwoordelijkheid hiervoor kunnen of willen nemen, is de burgemeester verantwoordelijk voor lijkbezorging. De kosten komen in eerste instantie ten laste van de gemeente. Deze heeft het wettelijke recht om deze kosten te verhalen op de nabestaanden en de nalatenschap. Leidend principe van de Wlb is dat de gemeente in het belang van de volksgezondheid en openbare orde voor lijkbezorging zorgdraagt, waarbij nabestaanden de uitvaartkosten voor hun rekening nemen.

 

De Wlb bevat voorschriften en aanwijzingen over de wijze waarop de lijkbezorging kan en moet plaatsvinden. Ook zijn regels gesteld over lijkschouwing en identificatie en de voorwaarden waaraan begraving of crematie moet voldoen. Er is geen wettelijke verplichting voor de gemeente om binnen een bepaalde termijn na melding actie te ondernemen. Wel dient de uitvaart in beginsel binnen zes werkdagen na overlijden plaats te vinden.

 

De gemeente heeft als plicht een akte van overlijden op te maken en te verstrekken (burgerlijke stand). De aangifte van overlijden vindt in de regel door de uitvaartondernemer plaats.

 

De uitvaartondernemer vraagt een schriftelijk verlof tot begraven, cremeren of ter beschikking stellen aan de wetenschap’ aan bij de ambtenaar van de burgerlijke stand (artikel 11 Wlb). Hoewel de burgemeester opdracht geeft, is dit ook in dat geval vereist.

 

1.4 Welke gemeente is verplicht de uitvaart te regelen?

Allereerst wordt nagegaan welke burgemeester feitelijk verplicht is over te gaan tot lijkbezorging. Het uitgangspunt van de Wlb is dat de burgemeester van de gemeente, waar de overledene zich bevindt op het moment dat niemand opdracht geeft tot het verzorgen van de uitvaart, de verantwoordelijkheid heeft voor lijkbezorging. Het is dus denkbaar dat dit een andere gemeente is dan waar de overledene woonachtig was.

 

1.5 Doelstelling beleidsnotitie

Een helder en duidelijk beleidskader creëren voor zowel de betrokken bestuurder en medewerkers van de gemeentelijke organisatie, als externe partners zoals verpleeghuizen, hospice, politie, uitvaartondernemers, woningcoöperaties, GGD, instanties etc. In deze notitie wordt het juridische kader beschreven, de te volgen procedures en taakverdeling tussen betrokken partijen. Heldere procedures zorgen voor een effectieve en efficiënte werkwijze.

2. Van melding tot lijkbezorging

Hoe verloopt het proces van lijkbezorging, welke stappen moet de gemeente zetten en welke keuzes moeten worden gemaakt?

 

Een melding dat er een overledene is waarover niemand opdracht geeft tot uitvaart, is meestal afkomstig van hulpverleners, zoals huisarts, verpleeg- of verzorgingshuis, hospice, politie, uitvaartondernemers, buren of kennissen. Volgens de Wlb moet de melding uiterlijk op de derde dag na het overlijden worden gedaan (artikel 20 Wlb).

 

Direct na de melding worden de volgende stappen gezet:

  • -

    vaststellen doodsoorzaak overledene

  • -

    vaststellen identiteit overledene

  • -

    overbrengen overledene naar mortuarium

  • -

    onderzoek naar nabestaanden

  • -

    onderzoek naar testament.- nabestaanden verzoeken de uitvaart te regelen

  • -

    eventuele beheersmaatregelen

Bij elke melding doet de gemeente zoveel mogelijk navraag om de omstandigheden van de overledene duidelijk te krijgen. Het is belangrijk om te weten of de overledene familie of andere relaties heeft en of deze op de hoogte zijn gebracht van het overlijden. Verder is van belang wie opdracht tot lijkbezorging geeft en of de overledene een uitvaartverzekering heeft en een wilsbeschikking of testament heeft opgesteld.

 

2.1 Termijn lijkbezorging

Beleidsregel 1:

De opdracht tot uitvaart wordt uiterlijk op de vierde werkdag na het overlijden gegeven.

 

De maximale termijn waarbinnen lijkbezorging moet plaatsvinden is uiterlijk op de zesde werkdag na overlijden. Om een uitvaart binnen de wettelijke termijn te kunnen realiseren, wordt de opdracht voor de uitvaart doorgaans uiterlijk de vierde werkdag na het overlijden gegeven.

 

De burgemeester is bevoegd om de wettelijke termijnen te verkorten of te verlengen, na raadpleging van een arts. Het verkorten van de termijn kan in beeld komen bij Islamitische begrafenissen. Termijnverlenging kan aan de orde zijn bij een vermoeden van een niet natuurlijke dood of bij onduidelijkheid over de identiteit van de overledene.

 

De mogelijkheid om van de wettelijke termijn af te wijken is niet bedoeld voor gevallen waarbij het onderzoek naar mogelijke nabestaanden nog niet is afgerond.

 

2.2 Vaststellen doodsoorzaak

De behandelend arts is verantwoordelijk voor het vaststellen van het overlijden én de doodsoorzaak (artikel 3 Wlb). In geval van een natuurlijke dood, geeft de arts een verklaring van overlijden af. Wanneer een arts twijfelt aan de natuurlijke dood, kan hij een gemeentelijk lijkschouwer inschakelen. Deze onderzoekt samen met de recherche de oorzaak van het overlijden. Wanneer de gemeentelijk lijkschouwer niet tot afgifte van een verklaring van overlijden kan overgaan, brengt deze verslag uit aan de officier van justitie en waarschuwt de ambtenaar van de burgerlijke stand.

 

Bij de GGD (Gemeenschappelijke GezondheidsDienst) Limburg Noord zijn forensisch artsen werkzaam. Deze zijn benoemd tot gemeentelijk lijkschouwer. De gemeentelijk lijkschouwer zorgt voor het afgeven van de juiste overlijdensdocumenten, tenzij nader onderzoek op laste van de officier van justitie, noodzakelijk is. Na afronding van het nader onderzoek geeft de officier van justitie een verklaring van geen bezwaar af.

 

2.3 Vaststellen identiteit overledene

Als niet duidelijk is wie de overledene is, wordt dit onderzocht. Aanwijzingen worden gevonden in documenten of papieren die de overledene bij zich draagt, getuigenverklaringen, vermissingberichten, e.d. Als na een globaal onderzoek de identiteit van de overledene nog niet bekend is, wordt lichaamsmateriaal afgenomen door een arts (artikel 21 lid 3 Wlb). De burgemeester blijft verantwoordelijk voor de lijkbezorging, ook al kan de identiteit van de overledene niet worden vastgesteld.

 

2.4 Overbrengen stoffelijk overschot naar mortuarium

Beleidsregel 2:

Als na melding van overlijden niet duidelijk is wie opdracht geeft tot lijkbezorging, dan maakt de gemeente met de uitvaartverzorger de afspraak voor het verplaatsen van de overledene en het realiseren van de eerste verzorging.

 

Het is ongewenst om de overledene op de plek van overlijden te laten. Het is noodzakelijk om de overledene zo snel mogelijk over te brengen naar een discrete locatie. De uitvaartverzorger ontvangt opdracht voor het verplaatsen van de overledene, als na de melding van overlijden niet duidelijk is wie opdracht geeft tot lijkbezorging. In eerste instantie vindt alleen de strikt noodzakelijke verzorging van de overledene plaats. Deze opdracht tot verplaatsing- en verzorging van de overledene betekent niet de opdracht tot lijkbezorging.

 

2.5 Binnentreden woning

Er is strikt genomen geen wettelijke grondslag aan te wijzen voor een bezoek aan de woning van een overledene. Als de lijkbezorging wordt belemmerd doordat de overledene zich in een woning of afgesloten ruimte bevindt waar geen toegang toe bestaat, dan heeft op grond van artikel 21 Wlb, tweede lid, de burgemeester of een ambtenaar van politie toegang tot de woning zonder toestemming van de bewoner, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is. Hierbij moet rekening gehouden worden met de kaders die de Algemene wet op het binnentreden (Awbi) stelt.

 

Bij concreet gevaar voor de openbare orde en veiligheid kan de burgemeester op grond van zijn bevoegdheid, volgend uit artikel 172 Gemeentewet optreden. Deze bepaling ziet nadrukkelijk toe op een specifieke bevoegdheid die mag worden aangewend in geval van direct, aanwijsbaar gevaar voor de openbare orde en/of veiligheid.

 

Beleidsregel 3:

De gemeente beperkt zich zoveel mogelijk tot de primaire taak lijkbezorging.

 

Het ontruimen van de woning, het opzeggen van gas, water en elektriciteit, het opzeggen van de huur en het inleveren van de sleutel is geen primaire taak voor de gemeente. De gemeentelijke inzet ten aanzien van een zogenaamde onbeheerde nalatenschap blijft beperkt.

 

2.6 Onderzoek naar nabestaanden

Uitgangspunt van de Wlb is dat nabestaanden zorgdragen voor de uitvaart. De Wlb biedt een ‘vangnet’ als er geen opdracht wordt gegeven omdat nabestaanden ontbreken of weigeren de uitvaart te regelen. In samenwerking met Team Klantcontactcentrum en Burgerzaken wordt aan de hand van registers van de BRP (Basisregistratie Personen) nagegaan of er directe nabestaanden zijn.

 

Beleidsregel 4:

Het onderzoek naar de nabestaanden strekt zich bij de gemeente niet verder uit dan tot en met de 2e graad van bloed- en aanverwantschap.

 

Om te bepalen welke nabestaanden het eerst in beeld komen, wordt bij de erfrechtelijke rangorde aangesloten (zie artikel 4:10-12 Burgerlijk Wetboek). In hoofdlijnen komen deze bepalingen in het BW op het volgende neer.

  • a.

    de echtgenoot/echtgenote / (geregistreerde) partner;

  • b.

    (klein)kinderen;

  • c.

    ouders.

Zijn deze er niet, dan bloedverwanten in de tweede graad (grootouders, broers, zussen)

 

Het onderzoek naar nabestaanden kan een tijdrovende klus zijn. Per geval wordt bepaald welke inspanningen daarvoor geleverd worden en binnen welk tijdsbestek dat wordt gerealiseerd. Daarbij wordt er rekening gehouden met de termijn van lijkbezorging aangezien deze uiterlijk binnen zes werkdagen na het overlijden moet plaatsvinden.

 

De Wlb kent geen wettelijke voorschriften voor het opsporen en benaderen van nabestaanden. Zoals bij iedere wettelijke taak geldt dat de gemeente zich moet gedragen als redelijk handelende overheid en zich aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur moet houden. In dit verband voornamelijk het zorgvuldigheidsbeginsel.

 

Beleidsregel 5:

De gemeente verricht geen bovenmatige inspanningen om nabestaanden op te sporen.

 

Van de gemeente mogen geen bovenmatige inspanningen worden verwacht om nabestaanden op te sporen. De burgemeester geeft opdracht tot lijkbezorging als uit de geleverde inspanningen blijkt dat er geen nabestaanden zijn of deze geen verantwoordelijkheid voor lijkbezorging willen- of kunnen nemen. Bijvoorbeeld omdat nabestaanden moeilijk te traceren zijn omdat ze in het buitenland wonen of gedetineerd zijn. De geleverde inspanningen voor het opsporen en benaderen van nabestaanden worden geregistreerd in een logboek. Het is mogelijk om hiermee achteraf verantwoording af te leggen aan bijvoorbeeld nabestaanden.

 

2.7 Hoe de nabestaanden te vinden?

Naast de BRP en de burgerlijke stand staan de gemeente andere middelen ter beschikking om nabestaanden op te sporen. Mogelijk ontving de overledene een uitkering of een voorziening van de gemeente.

Het uitkeringsdossier biedt mogelijk aanknopingspunten. Andere bronnen zijn: politie, maatschappelijk werk, Centraal Testamentenregister, andere uitkeringsinstanties, werkgever, buurtonderzoek, etc.

 

2.8 Onderzoek testament

Beleidsregel 6:

De gemeente onderzoekt of er sprake is van een testament.

 

Als de gemeente de uitvaart verzorgt, is het van belang na te gaan of de overledene een testament heeft laten opmaken of een wilsbeschikking heeft opgesteld. Uit een dergelijk document kan blijken dat er bepaalde vermogensbestanddelen aanwezig zijn die van belang zijn voor de afwikkeling van de nalatenschap.

 

Het Centraal Testamentenregister (CTR) is een landelijk register waarin wordt bijgehouden door wie, wanneer en bij welke notaris een testament is opgemaakt. Het CTR biedt geen inzage in de inhoud van het testament, maar beantwoordt wel de vraag of een overledene een testament heeft en bij welke notaris het zich bevindt. Voor het verkrijgen van deze (gratis) informatie is een schriftelijke aanvraag mét een uittreksel uit het overlijdensregister (akte van overlijden) noodzakelijk. (www.centraaltestamentenregister.nl)

 

2.9 Aanwezigheid van testament of wilsbeschikking

Beleidsregel 7:

De gemeente schakelt een notaris in als er sprake is van een testament of wilsbeschikking.

Als er sprake is van een testament of wilsbeschikking, wordt een notaris ingeschakeld. Een notaris is niet automatisch verantwoordelijk voor de afwikkeling van een nalatenschap, maar pas als deze daadwerkelijk een opdracht tot afwikkeling van de nalatenschap heeft of als vereffenaar optreedt.

 

2.10 Verzoek aan nabestaanden tot lijkbezorging

Beleidsregel 8:

Als er nabestaanden tot en met de 2e graad van bloed- en aanverwantschap bekend zijn, dan verzoekt de gemeente deze(n) om voor de uitvaart zorg te dragen.

 

Als uit onderzoek blijkt dat er nabestaanden zijn, dan worden zij nadrukkelijk verzocht de uitvaart te regelen. Hoewel de nabestaanden niet verplicht zijn om de uitvaart te regelen, is het uitgangspunt van de Wlb wel dat de uitvaart een particuliere verantwoordelijkheid is. De gemeente probeert alle nabestaanden tot en met de 2e graad van bloed- en aanverwantschap telefonisch dan wel schriftelijk te benaderen. Dit kan op volgorde van bloedverwantschap. De mogelijkheid blijft open om iemand uit een andere graad te belasten met de uitvaart.

Nabestaanden worden verzocht de uitvaart te regelen. Zij ontvangen informatie over de sobere wijze van lijkbezorging indien zij geen verantwoordelijkheid voor lijkbezorging nemen en de gemeente als opdrachtgever optreedt. Tevens wordt benadrukt dat de gemeente de uitvaartkosten zal verhalen op de nabestaanden. Vanwege de vereiste spoed is een schriftelijke kennisgeving van de nabestaanden, over het al dan niet nemen van de verantwoordelijkheid voor de lijkbezorging binnen twee dagen noodzakelijk.

3. Rondom de uitvaart

Als er geen nabestaanden en andere relaties in de opdracht voor lijkbezorging willen voorzien, moet de gemeente waar de overledene zich bevindt, hiervoor zorgen. De gemeente schakelt een uitvaartondernemer in voor een sobere en respectvolle uitvaart. De gemeente bepaalt op welke wijze de uitvaart plaatsvindt.

 

3.1 Welke uitvaartondernemer

Beleidsregel 9:

De gemeente zal enkelvoudig onderhands aanbesteden bij de keuze van een uitvaartondernemer.

 

Voor het verzorgen van de uitvaart kan een willekeurige uitvaartondernemer ingeschakeld worden. Met deze uitvaartondernemer worden duidelijke afspraken gemaakt over de verzorging van een sobere uitvaart. Het betreft incidentele losse opdrachten aan een uitvaartondernemer. Per opdracht wordt een offerte opgevraagd. De opdracht valt onder de toets van het inkoopbeleid van de gemeente.

 

3.2 Uitvaartverzekering overledene

Beleidsregel 10:

De gemeente geeft de uitvaartondernemer opdracht tot het innen van gelden en verrekenen van de uitvaartkosten als er sprake is van een naturaverzekering.

 

Als blijkt dat de overledene een uitvaartverzekering (of tegenwoordig ook wel een overlijdensrisico- of levensverzekering) heeft afgesloten, dan vraagt de gemeente de uitvaartonderneming deze gelden te innen. Dit verandert niets aan de mogelijkheid om kosten te verhalen op de nalatenschap en/of de nabestaanden.

 

3.3 Begraven, cremeren of ter beschikking stellen aan de wetenschap

Beleidsregel 11:

De gemeente houdt alleen rekening met de door de overledene vastgelegde wens over de wijze van lijkbezorging voor zover dit begraven, cremeren of ter beschikking stellen aan de wetenschap betreft.

 

De burgemeester is verantwoordelijk voor de lijkbezorging en respecteert de wens van de overledene voor wat betreft de wijze waarop dit plaatsvindt. Dit kan begraven, cremeren of ter beschikking stellen aan de wetenschap zijn. Andere vormen zijn wettelijk gezien niet mogelijk. Deze wens is mogelijk in een codicil, testament of andere wilsbeschikking bekendgemaakt. Het is ook denkbaar dat de wens op een andere manier is vastgelegd of uit andere bronnen blijkt.

 

Een wens kan bijvoorbeeld blijken uit het feit dat de overledene aanhanger was van een bepaalde godsdienst of levensovertuiging die verplicht tot cremeren of juist begraven. De gemeentelijke begraafplaats in Grubbenvorst biedt geen mogelijkheden voor begraven volgens de strikte voorwaarden van lijkbezorging bij andere godsdiensten of geloofsovertuigingen. Voor begraven wordt uitgeweken naar de islamitische begraafplaats in Venlo.

 

Een wens tot ontleding moet geregistreerd zijn bij een Anatomisch Instituut. Gelet op de randvoorwaarden van een Anatomisch Instituut, kan een uitdrukkelijke wens om ter beschikking gesteld te worden aan de wetenschap, niet altijd worden gehonoreerd.

 

Beleidsregel 12: De gemeente gaat, indien de identiteit van de overledene bekend is en een concrete aanwijzing over de wens van de overledene ontbreekt, over tot cremeren.

 

Cremeren inclusief asverstrooiing zonder familie is aanzienlijk goedkoper dan begraven. Is de identiteit van een overledene niet binnen de termijn van zes werkdagen vast te stellen, dan wordt de overledene begraven in een enkeldiep graf op de begraafplaats in Grubbenvorst. Nabestaanden die zich op een later tijdstip melden kunnen, na betaling van de volledige uitvaartkosten, alsnog een herbegraving of crematie regelen.

 

Beleidsregel 13:

De gemeente hanteert het uitgangspunt van de Wet op de lijkbezorging van een sobere maar respectvolle uitvaart.

 

Als er gekozen wordt voor een crematie, bijvoorbeeld omdat de overledene dit wenste, dan geldt ook hier het principe van een ‘sobere uitvaart’. Het crematorium bewaart de as minimaal een maand (artikel 59, eerste lid Wlb).

 

Als zich in deze periode nabestaanden melden, dan kan de asbus aan hen ter beschikking worden gesteld op het moment dat de kosten voor de uitvaart volledig betaald zijn. Indien zich geen nabestaanden melden, wordt de as ongeveer een maand na de crematie uitgestrooid. De asbus wordt niet bijgezet.

 

3.4 Sobere uitvaart

De Wlb stelt geen specifieke eisen aan de (gemeentelijke) lijkbezorging. De feitelijke praktijk is dat de gemeente een crematie of begrafenis verzorgt op basis van de minst kostbare-, doch acceptabele en respectvolle wijze, ofwel een sobere lijkbezorging.

 

Beleidsregel 14:

De gemeente betaalt in beginsel de volgende kosten:

  • -

    overbrengen overledene van plaats overlijden naar uitvaartcentrum/mortuarium;

  • -

    huur ‘bewaarplaats’ in uitvaartcentrum/mortuarium;

  • -

    eerste verzorging van overledene;

  • -

    eenvoudige kist;

  • -

    indien nodig rouwauto op dag van uitvaart;

  • -

    verzorgen van wettelijke formaliteiten en registratie;

  • -

    begraven in een algemeen graf (10 jaar wettelijke grafrusttermijn) zonder grafmonument;

  • -

    bij cremeren; bewaren as in een asbus gedurende een maand en asverstrooiing op het terrein van het crematorium.

Alle overige denkbare zaken vallen niet onder een sobere uitvaart en komen niet voor rekening van de gemeente. Nabestaanden en andere relaties kunnen hierbij niets bepalen. Het is niet mogelijk om de verantwoordelijkheid van de gemeente te delen met derden (familieleden, kerkgenootschappen e.d.).

 

Bij wensen van nabestaanden en andere relaties rondom de lijkbezorging, is er in de zin van de wet sprake van een uitvaart. De gemeente treedt terug en de volledige verantwoordelijkheid en kosten voor de lijkbezorging komen voor rekening van de nabestaanden.

4. Na de uitvaart

Na de uitvaart wordt de laatste fase van de lijkbezorging gekenmerkt door het vaststellen van de kosten en onderzoek naar de verhaalsmogelijkheden op de nalatenschap en nabestaanden. Uitgangspunt is dat de gemeente de kosten van alle werkzaamheden die verbonden zijn aan de uitvaart, in eerste instantie zelf draagt.

 

4.1 Beheersmaatregelen

Beleidsregel 15:

De gemeente neemt alleen beheersmaatregelen indien deze noodzakelijk zijn vanuit het oogpunt van de Openbare Orde en Veiligheid.

 

Het ontruimen van de woning, het opzeggen van gas, water en elektriciteit, het opzeggen van de huur en het inleveren van de sleutel is geen primaire taak van de gemeente. De gemeente blijft hier terughoudend in. De gemeentelijke inzet ten aanzien van een zogenaamde onbeheerde nalatenschap dient bij voorkeur beperkt te blijven. Voor al deze zaken geldt dat aan de gemeente geen bevoegdheden zijn toegekend.

Als de woning eigendom is van een woningcoöperatie, wordt deze in kennis gesteld van het overlijden. De gemeente gaat niet over tot huuropzegging en levert – indien aanwezig – de sleutels in bij de woningcoöperatie.

 

Indien de volgende situaties zich voordoen, neemt de gemeente een actieve rol in:

  • -

    bij gevaar / risico van beschadiging en ontvreemding van bezittingen in en rond de woning;

  • -

    tegengaan misbruik woonruimte uit het oogpunt van handhaving openbare orde;

  • -

    de zorg voor huisdieren;

  • -

    voorkomen van gevaarlijke situaties (afsluiten gas, licht, water uit oogpunt van veiligheid).

Als de lijkbezorging wordt belemmerd doordat het lijk zich in een woning bevindt dan kan op grond van artikel 21 Wlb tweede lid, de woning worden binnengetreden. Voor het binnentreden van de woning van de overledene terwijl het lijk buiten de woning gevonden is, ontbreekt in de Wlb een wettelijke titel.

Ingeval van concreet gevaar voor de openbare orde en veiligheid kan de burgemeester op grond van zijn bevoegdheid volgend uit artikel 172 Gemeentewet optreden. Een algemene titel tot binnentreden van de woning van de overledene is daarmee (eveneens) niet gegeven. De bepaling ziet nadrukkelijk op een specifieke bevoegdheid die pas mag worden gebruikt ingeval van direct, aanwijsbaar gevaar voor de openbare orde en/of veiligheid. In dat geval dient een belangenafweging plaats te vinden tussen enerzijds de openbare orde en veiligheid en de verantwoordelijkheid voor de lijkbezorging en anderzijds het respect voor de overledene en de nabestaanden.

 

In de Algemene wet op het binnentreden (Awbi) zijn de vormvoorschriften geregeld over het binnentreden van een woonruimte. Dit betekent onder andere dat:

  • -

    een schriftelijke machtiging door de burgemeester moet zijn afgegeven; deze is niet vereist bij voorkoming of bij bestrijding van ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen en/of goederen.

  • -

    direct in de woning moet worden binnengetreden;

  • -

    alleen kan worden binnengetreden door personen die bevoegd zijn verklaard;

  • -

    binnentreden gebeurt met inachtneming van de overige geldende regels, zoals de legitimatieplicht en de verplichting om van het binnentreden een verslag op te maken.

Beleidsregel 16:

De gemeente schakelt een notaris in als er sprake is van bezittingen met een verwachte waarde van meer dan € 5.000,00.

 

In de regel wordt een notaris ingeschakeld als de bezittingen van de overledene naar verwachting een waarde hebben van meer dan € 5.000,00. Dit bedrag is geen harde scheidslijn. De notaris zal de zekerheid willen hebben over de mogelijkheid tot betaling van zijn kosten. Een notaris kan een uitgebreid nabestaandenonderzoek doen (tot de zesde graad) en eventueel door tussenkomst van schuldeisers of het Openbaar Ministerie bij de Rechtbank een vereffenaar laten aanwijzen, die de afwikkeling verzorgt.

 

4.2 Verhaal van kosten

Beleidsregel 17:

De gemeente maakt gebruik van de bevoegdheid om de kosten van lijkbezorging te verhalen.

 

Alle kosten die de gemeente maakt voor lijkbezorging, rekening houdend met de (vermoedelijke) wens van de overledene, komen in aanmerking voor verhaal.

De gemeente beperkt zich zoveel mogelijk tot haar wettelijke taak, lijkbezorging. Als de nalatenschap niet toereikend is om in de kosten te voorzien, dan worden de (resterende) kosten verhaald op nabestaanden tot en met de 2e graad van bloed- en aanverwantschap.

 

4.3 Verhaal op de nabestaanden

Als er kosten voor de lijkbezorging voor rekening van de gemeente blijven, worden deze kosten verhaald op de bloed- en aanverwanten tot in de 2e graad, die volgens de artikelen 1:392en 1:394-396 BW tot onderhoud van de overledene verplicht zouden zijn geweest. Het betreft de (ex-) echtgenoot/ geregistreerde partner, ouders, kinderen, aangehuwde kinderen, schoonouders en stiefouders. Deze bloed- en aanverwanten hebben geen juridische verplichting om de uitvaart te verzorgen, maar wel de verplichting om de kosten ervan te betalen.

 

De kosten van een begrafenis of crematie behoren niet tot de noodzakelijke bestaanskosten van een overledene zelf, zodat bijstandsverlening voor deze kosten aan de overledene niet mogelijk is. De uitvaartkosten behoren tot de passiva (schulden) van de nalatenschap en komen voor rekening van de erfgenamen.

 

De erfgenamen kunnen ieder voor zich en op persoonlijke titel bijzondere bijstand aanvragen in hun woongemeente, voor zover hun erfdeel niet toereikend is en het hen aan middelen ontbreekt om hun aandeel in deze kosten te kunnen voldoen. Niet van belang is dat de nalatenschap eventueel beneficiair is aanvaard of verworpen.

 

Beleidsregel 18:

De gemeente ziet af van verhaal op nabestaanden als verhaal een ernstige inbreuk op de levenssfeer van de nabestaande teweegbrengt.

 

De beleidsvrijheid om al dan niet te verhalen betekent dat onder bijzondere omstandigheden kan worden besloten niet tot verhaal over te gaan. Deze omstandigheden zijn bijvoorbeeld situaties waarin verhaal een ernstige inbreuk op de levenssfeer van die nabestaande(n) teweegbrengt. De algemene beginselen van behoorlijk bestuur zijn onverminderd van toepassing.

 

Beleidsregel 19:

De gemeente maakt geen gebruik van de bevoegdheid om de kosten voor de lijkbezorging te verhalen op schoonouders, stiefouders, schoonzonen, schoondochters of partners uit een vroeger huwelijk of vroeger geregistreerd partnerschap.

 

De gemeente Horst aan de Maas verhaalt de kosten van de lijkbezorging niet op de schoonouders, stiefouders en behuwd kinderen (schoonzoon(s) of schoondochter(s)) of partners uit een vroeger huwelijk of vroeger geregistreerd partnerschap).

 

4.4 Verhaal op geld en goederen

Geld en goederen die bij de overledene zijn aangetroffen na het overlijden, kunnen worden benut voor het bekostigen van de lijkbezorging (tenzij blijkt of aangenomen kan worden dat ze aan een ander toebehoren). Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld contanten in een portemonnee maar ook waardepapieren of persoonlijke bezittingen, zoals sieraden die de overledene bij zich droeg.

 

Geld, waardepapieren en sieraden, worden door de gemeente in bewaring genomen. Hiervan wordt een rapport opgemaakt. Persoonlijke bezittingen die een vermoedelijke waarde van meer dan € 1.500,00 per stuk vertegenwoordigen, worden door tussenkomst van de rechter in bewaring gegeven.

 

Beleidsregel 20:

De gemeente verrekent voor zover mogelijk zelf de kosten van de uitvaart met inkomsten of tegoeden bij banken en verzekeringsmaatschappijen van de overledene.

 

Formeel gesproken kan de gemeente de kosten van lijkbezorging niet zelf invorderen of verhalen op de nalatenschap door bezittingen van de overledene te gelde te maken of door uitgaven te verrekenen met inkomsten of vermogen van de overledene (bijv. banksaldi of uitkeringen). De gemeente is immers niet benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap en een executoriale titel ontbreekt.

 

Toch is de praktijk dat veel gemeenten daar wel toe over gaan vanuit het perspectief dat de nalatenschap vaak onbeheerd zal blijven en het risico van een dergelijke handelwijze beperkt is. De gemeente Horst aan de Maas conformeert zich aan deze gedragslijn. In dat geval worden banksaldi opgevraagd en wordt verzocht om aanwezige positieve saldi over te boeken naar de gemeente.

 

Voor verhaal wordt een kostenopgave opgesteld en verstuurd naar de nabestaande(n). Is iemand anders vereffenaar of executeur of is de afwikkeling in handen van een notaris gesteld, dan vindt toezending van de factuur aan hem plaats met het verzoek tot uitbetaling over te gaan.

5. Beslissingsbevoegdheid

In de gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien of in geval van verschil van mening over de uitleg van een beleidsregel, beslist de burgemeester of, indien het zijn bevoegdheid betreft, het college van burgemeester en wethouders.

6. Tenslotte

Bij de uitvoering van de artikelen 20 tot en met 22a van de Wlb wordt rekening gehouden met de in deze notitie opgenomen beleidsregels. Afwijking daarvan is slechts in uitzonderlijke gevallen mogelijk.

7. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

Aldus vastgesteld op 20 februari 2018 door de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van Horst aan de Maas, ieder voor hun eigen bevoegdheid.

De burgemeester van Horst aan de Maas,

C.C. Leppink-Schuitema

Burgemeester en wethouders van Horst aan de Maas,

De burgemeester,

C.C. Leppink-Schuitema

De secretaris,

drs. J. van de Noordt MMO