Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
's-Gravenhage

Subsidieregeling preventie en participatie jeugd Den Haag 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Organisatie's-Gravenhage
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSubsidieregeling preventie en participatie jeugd Den Haag 2022
CiteertitelSubsidieregeling preventie en participatie jeugd Den Haag 2022
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerpSubsidieregeling preventie en participatie jeugd Den Haag 2022

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene subsidieverordening Den Haag 2020

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-2022nieuwe regeling

28-06-2022

gmb-2022-299293

RIS312621 OCW/10337895

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieregeling preventie en participatie jeugd Den Haag 2022

Toelichting

 

Conform de Kadernota subsidiebeleid Den Haag 2020-2023 is er een nieuwe Subsidieregeling preventie en participatie Jeugd Den Haag 2022 opgesteld. Afgelopen jaar werden jeugdparticipatie en preventieve ondersteuning van jeugdigen, ouders of opvoeders gefinancierd op basis van de Subsidieregeling preventie en participatie jeugd Den Haag 2021 (RIS 309245). Deze regeling is grondig geëvalueerd en herschreven op basis van de geleerde lessen van vorig jaar.

 

Besluitvorming

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag,

 

gelet op:

 

  • -

    artikel 5 van de Algemene subsidieverordening Den Haag 2020,

 

besluit vast te stellen de navolgende Subsidieregeling preventie en participatie jeugd Den Haag 2022:

 

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

 

- ASV:

Algemene subsidieverordening Den Haag 2020;

- Awb:

Algemene wet bestuursrecht;

- gemeentelijk vastgoed:

bebouwde en onbebouwde onroerende zaken in eigendom van of in gebruik door de gemeente Den Haag;

- CJG:

Centrum Jeugd & Gezin; voert de jeugdgezondheidszorg en de jeugdhulp uit in gemeente Den Haag, voor alle Haagse kinderen en jongeren van 0 tot 18 jaar en hun ouders en opvoeders;

- college:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag;

- innovatie:

proces van vernieuwing via het uitvoeren van een activiteit die vernieuwend is vanwege de methodiek, of het inspelen op actuele maatschappelijke ontwikkelingen;

- jeugdigen:

kinderen, jongeren en jong volwassenen;

- jongeren:

inwoners van Den Haag van 12 tot 23 jaar;

- jong volwassenen:

inwoners van Den Haag van 23 tot 27 jaar;

- kinderen:

inwoners van Den Haag tot 12 jaar;

- kwetsbare positie:

de positie van de jeugdige, ouder of opvoeder die wordt beïnvloed door problemen op een of meerdere leefgebieden waardoor de zelfredzaamheid wordt beperkt;

- maatschappelijke betrokkenheid:

de zinvolle betrokkenheid van de jeugdige in de maatschappij waarin hij of zij leeft;

- nazorg:

alle ondersteuning of begeleiding die geleverd wordt aan de jeugdige, ouder of opvoeder na afronding van een activiteit, training of traject;

- overhead:

kosten die de aanvrager maakt die niet rechtstreeks verbonden zijn met het uitvoeren van de subsidiabele activiteiten;

- (jeugd)participatie:

actief en naar vermogen meepraten, meedenken en meedoen van jeugdigen aan de samenleving, op wijk- of stadsniveau;

- (jeugd)preventie:

bijdragen aan een gezond, veilig en kansrijk opgroei – en opvoedklimaat voor jeugdigen door preventieve en lichte ondersteuning, uitgaande van de kracht van de jeugdige en zijn omgeving;

- professional:

iemand die beroepsmatig een beroep beoefent, waaronder begrepen het uitoefenen van een beroep in stageverband;

- project:

een proces waarbij binnen een bepaalde tijd wordt toegewerkt naar een gesteld doel. Het is per definitie eenmalig en wordt gekenmerkt door een beperkt tijdsbestek, waarbinnen de gestelde doelen behaald dienen te worden;

- psycho-educatie:

voorlichting en advies met betrekking tot psychische klachten, leer- of gedragsproblematiek;

- samenwerking:

het richten van de inspanningen van twee of meer partijen op het bereiken van hetzelfde doel, waarbij de partijen interactief handelen, betrokkenheid ervaren en verantwoordelijkheids- gevoel dragen.

- stadsdelen:

de acht delen waarin Den Haag is verdeeld, respectievelijk Centrum, Escamp, Haagse Hout, Laak, Leidschenveen-Ypenburg, Loosduinen, Scheveningen en Segbroek;

- talentontwikkeling:

de ontwikkeling van sportieve, artistieke, sociale of muzikale talenten bij jeugdigen die plaatsvindt binnen buitenschoolse activiteiten;

- vaardigheidsontwikkeling:

de ontwikkeling van competenties bij jeugdigen die nodig zijn voor zelfredzaamheid;

- vrijwilliger:

iemand die niet tegen betaling en zonder daartoe verplicht te zijn werkzaamheden verricht;

- vroegsignalering:

het zo snel mogelijk signaleren van opgroei- en opvoedproblemen, zodat hulp, zorg of ondersteuning zo beperkt mogelijk ingezet hoeft te worden;

- zelfredzaamheid:

het vermogen om zelfstandig je leven te leiden en met tegenslagen om te kunnen gaan.

 

Artikel 1:2 Toepassingsbereik

Deze subsidieregeling is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college voor de in artikel 1:4 bedoelde activiteiten.

 

Artikel 1:3 Doel van de subsidie

  • 1.

    Het doel van de subsidieregeling is het versterken van jeugdigen in kwetsbare posities en hun ouders of opvoeders door middel van trainingen, ondersteuning en ontwikkelingsgerichte activiteiten gericht op participatie of preventie zodat alle jeugdigen in een stimulerende en kansrijke omgeving kunnen opgroeien.

  • 2.

    Het achterliggende maatschappelijke doel van de subsidieregeling is dat alle jeugdigen kunnen opgroeien tot zelfredzame volwassenen die naar vermogen kunnen meedoen aan de samenleving.

 

Artikel 1:4 Activiteiten

  • 1.

    Subsidie wordt verstrekt voor activiteiten die zoveel mogelijk gericht zijn op de gehele stad, met een bereik van jeugdigen, ouders of opvoeders in minimaal 3 stadsdelen.

  • 2.

    Subsidie wordt verstrekt voor activiteiten in de volgende categoriën:

    a. categorie A: activiteiten die bijdragen aan de talentontwikkeling en de maatschappelijke betrokkenheid van jeugdigen in kwetsbare posities, waarbij de activiteit wordt uitgevoerd door medewerkers waarvan minimaal 25% vrijwilligers zijn;

    b. categorie B: activiteiten die, met inzet van vrijwilligers, jeugdigen in kwetsbare posities of hun ouders of opvoeders ondersteunen, ter voorkoming van de escalatie van opgroeiproblematiek dan wel ter versterking van het opvoedklimaat, waarbij geldt dat:

    1° de activiteit wordt uitgevoerd door medewerkers waarvan minimaal 50% vrijwilligers zijn;

    2° de aanvrager over een opleidings- en begeleidingsplan beschikt voor de vrijwilligers;

    3° de aanvrager bij de uitvoering van de activiteit samenwerkt met het CJG;

    c. categorie C: bijdragen aan de vaardigheidsontwikkeling en weerbaarheid van jeugdigen met een licht verstandelijk beperking dan wel jeugdigen met beginnende gedragsproblemen of psychische klachten en hun ouders of opvoeders,waarbij geldt dat:

    1° de aanvrager een opleidings- en begeleidingsplan heeft voor de vrijwilligers en structureel werkt aan de deskundigheidsontwikkeling van medewerkers;

    2° de aanvrager bij de uitvoering van de activiteit samenwerkt met het CJG;

    d. categorie D: met het verstrekken van informatie en advies in het kader van preventie aan jeugdigen of hun ouders of opvoeders bijdragen aan een sterk opvoed- en opgroeiklimaat, waarbij geldt dat:

    1° de aanvrager een opleidings- en begeleidingsplan heeft voor de vrijwilligers en structureel werkt aan de deskundigheidsontwikkeling van medewerkers;

    2° de aanvrager bij de uitvoering van de activiteit samenwerkt met het CJG;

    e. categorie E: met behulp van professionele begeleiding jeugdigen in kwetsbare posities, of hun ouders of opvoeders, ondersteunen, ter versterking van het opvoed- en opgroeiklimaat dan wel ter versoepeling van de overgang van jeugd naar volwassenheid, waarbij geldt dat:

    1° de aanvrager een opleidings- en begeleidingsplan heeft voor de vrijwilligers en structureel werkt aan de deskundigheidsontwikkeling van medewerkers;

    2° de aanvrager bij de uitvoering van de activiteit samenwerkt met het CJG;

    f. categorie F: innoverende activiteiten op het gebied van jeugdparticipatie of jeugdpreventie, die betrekking hebben op één van de activiteiten zoals genoemd onder a, b, c, d of e, die nog niet eerder in de stad zijn uitgevoerd.

 

Artikel 1:5 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan rechtspersonen.

 

Artikel 1:6 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1.

    De subsidie heeft uitsluitend betrekking op de redelijkerwijs gemaakte kosten die resteren na aftrek van bijdragen van derden en die naar het oordeel van het college direct zijn verbonden met en noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een activiteit.

  • 2.

    Voor subsidie in aanmerking komen de BTW over de gesubsidieerde kosten voor zover die BTW niet teruggevorderd, verrekend of anderszins in mindering kan worden gebracht.

  • 3.

    Niet voor subsidie in aanmerking komen:

    a. kosten voor vrijwilligers;

    b. de kosten die gemaakt worden voor de waardering van vrijwilligers die meer bedragen dan € 15,-- per vrijwilliger per jaar tot een maximum van € 5.000,-- per aanvraag;

    c. kosten voor overhead indien wordt aangevraagd in categorie F;

    d. kosten voor overhead die meer bedragen dan 15 % van de kosten van de subsidiabele activiteiten in de categorieën A tot en met E;

    e. de kosten voor activiteiten die eerder door het college op basis van deze subsidieregeling of anderszins zijn gesubsidieerd.

 

Artikel 1:7 Hoogte van de subsidie

Een subsidieaanvraag voor een activiteit bedraagt per categorie maximaal:

  • a. categorie A: maximaal € 150.000,-- per aanvraag per jaar;

    b. categorie B: maximaal € 250.000,-- per aanvraag per jaar;

    c. categorie C: maximaal € 500.000,-- per aanvraag per jaar;

    d. categorie D: maximaal € 1.000.000,-- per aanvraag per jaar;

    e. categorie E: maximaal € 3.500.000,-- per aanvraag per jaar;

    f. categorie F: maximaal € 50.000,-- per aanvraag per jaar.

 

Artikel 1:8 Subsidieplafond

  • 1.

    Het subsidieplafond voor 2023 bedraagt € 12.250.000,--.

  • 2.

    In aanvulling op het eerste lid wordt het subsidieplafond verdeeld in de volgende deelplafonds:

    a. voor categorie A: € 850.000,-- ;

    b. voor categorie B: € 1.100.000,-- ;

    c. voor categorie C: € 1.000.000,-- ;

    d. voor categorie D: € 2.300.000,-- ;

    e. voor categorie E: € 6.700.000,--;

    f. voor categorie F: € 300.000,--.

  • 3.

    Het college kan het subsidieplafond jaarlijks bij afzonderlijk besluit wijzigen.

  • 4.

    Het college kan het subsidieplafond verlagen conform artikel 7 van de ASV.

  • 5.

    Een verlaging geldt ook voor reeds ingediende aanvragen.

 

Artikel 1:9 Wijze van verdeling activiteiten categorie A

  • 1.

    Het college brengt een rangschikking aan in de aanvragen voor categorie A die in aanmerking komen voor subsidie.

  • 2.

    Bij de rangschikking van de aanvragen bedoeld voor activiteiten in categorie A kent het college punten toe aan de hand van de volgende criteria en tot het daarbij vermelde maximum aantal:

    a. uit de aanvraag blijkt dat de aanvrager inzicht heeft in welke behoeften jeugdigen in kwetsbare posities hebben om talenten te kunnen ontwikkeling en betrokken te kunnen zijn bij de maatschappij en dat de activiteit aansluit bij deze behoeften:

    1◦ goede aansluiting: 6 punten;

    2◦ redelijke aansluiting: 3 punten;

    3◦ weinig tot geen aansluiting: 0 punten;

    b. jeugdigen worden structureel betrokken bij het opzetten en uitvoeren van de activiteiten, wat blijkt uit welke rol de jeugdigen hebben en hoe de aanvrager ervoor gaat zorgen dat de jeugdigen actief betrokken worden bij het opzetten en uitvoeren van de activiteit:

    1◦ zeer betrokken: 8 punten;

    2◦ betrokken: 4 punten;

    3◦ beperkt betrokken: 2 punt;

    4◦ niet betrokken: 0 punten;

    c. er zijn veel vrijwilligers betrokken bij de uitvoering van de activiteit ten opzichte van het aantal professionals, wat blijkt uit de verhouding tussen het aantal vrijwilligers en professionals die betrokken zijn bij de uitvoering van de activiteit:

    1◦ meer dan 75% vrijwilligers t.o.v. professionals: 4 punten;

    2◦ meer dan 50% vrijwilligers t.o.v. professionals: 2 punten;

    3◦ 25% tot 50% vrijwilligers t.o.v. professionals: 1 punt;

    4° 25% of minder vrijwilligers t.o.v. professionals: 0 punt;

    d. de aanvrager werkt actief samen met andere organisaties om de activiteit bekend te maken bij de doelgroep van de activiteit, blijkend uit de beschrijving van de wijze waarop de aanvrager met de activiteit, via andere organisaties, zo goed mogelijk de doelgroep gaat bereiken:

    1° actief communiceren via relevante organisaties voor de doelgroep : 6 punten;

    2° passief communiceren via relevante organisatie voor de doelgroep: 3 punten;

    3° niet of minimaal communiceren via relevante organisatie voor de doelgroep: 0 punt;

    e. de activiteit is gericht op ontmoeten tussen jeugdigen met een zo groot mogelijke diversiteit in culturele en sociaaleconomische achtergronden. Dit blijkt uit de beschrijving hoe de aanvrager voor een zo groot mogelijke diversiteit in deelnemers van de activiteit gaat zorgen:

    1° de kans is groot dat aan de activiteit een grote diversiteit van jeugdigen deelneemt: 6 punten;

    2° de kans is redelijk dat aan de activiteit een grote diversiteit van jeugdigen deelneemt: 3 punten;

    3° de kans is klein dat aan de activiteit een grote diversiteit van jeugdigen deelneemt: 0 punten.

  • 3.

    Alleen aanvragen met een toegekend puntenaantal van 10 of meer komen in aanmerking voor subsidie. 

  • 4.

    Wanneer het totaalbedrag van de te honoreren aanvragen hoger is dan het vastgestelde deelplafond, honoreert het college de aanvragen in volgorde van de door het college aangebrachte rangschikking, totdat het vastgestelde subsidieplafond voor categorie A bereikt is.

  • 5.

    Als het subsidieplafond wordt overschreden door een aanvraag, die het plafond met niet meer dan 10% van het gevraagde subsidiebedrag overschrijdt, kan het college de aanvrager het nog beschikbare bedrag als subsidie verlenen, onder de voorwaarde dat de aanvrager binnen 10 werkdagen een aangepaste sluitende begroting overlegt.

  • 6.

    Als het subsidieplafond wordt overschreden als gevolg van aanvragen die bij de beoordeling gelijk zijn gerangschikt, stelt het college de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast door middel van loting.

 

Artikel 1:10 Wijze van verdeling categorie B

  • 1.

    Het college brengt een rangschikking aan in de aanvragen voor categorie B die in aanmerking komen voor subsidie.

  • 2.

    Bij de rangschikking van de aanvragen bedoeld voor activiteiten in categorie B kent het college punten toe aan de hand van de volgende criteria en tot het daarbij vermelde maximum aantal:

    a. de activiteit wordt uitgevoerd met inzet van vrijwilligers:

    1° de activiteit wordt uitgevoerd door medewerkers, waarvan 75% of meer vrijwilligers zijn: 4 punten;

    2° de activiteit wordt uitgevoerd door medewerkers, waarvan 50 tot 75% vrijwilligers zijn: 2 punten;

    b. uit de aanvraag blijkt dat er met een duidelijke werkwijze wordt gewerkt waarbij het traject in etappes is verdeeld om samen met de jeugdige of de ouder of opvoeder te werken aan een concreet doel:

    1° de kans is groot dat met de beschreven werkwijze concrete doelen worden behaald: 3 punten;

    2° de kans is redelijk dat met de beschreven werkwijze concrete doelen worden behaald: 2 punten;

    3° de kans is klein dat met de beschreven werkwijze concrete doelen worden behaald: 0 punten.

    c. uit de aanvraag blijkt dat er een werkwijze wordt gebruikt waarbij de eigen kracht van de jeugdige of ouder of opvoeder wordt versterkt:

    1° de activiteit versterkt de zelfredzaamheid van de jeugdige of ouder of opvoeder: 2 punten;

    2° de activiteit versterkt het sociaal netwerk van de jeugdige of ouder of opvoeder: 2 punten;

    3° de activiteit versterkt de zelfredzaamheid en het sociaal netwerk van de jeugdige of ouder of opvoeder niet: 0 punten.

    d. het netwerk van de aanvrager is voldoende relevant en betrokken bij de activiteit om in staat te zijn deelnemers naar de uit te voeren activiteit toe te leiden:

    1° de kans is groot dat de doelgroep naar de activiteit wordt geleid, door het netwerk van de aanvrager: 6 punten;

    2° de kans is redelijk dat de doelgroep naar de activiteit wordt geleid, door het netwerk van de aanvrager : 3 punten;

    3° de kans is klein dat de doelgroep naar de activiteit wordt geleid, door het netwerk van de aanvrager: 0 punten;

    e. de aanvrager maakt gebruik van methodieken of interventies die zijn opgenomen in de databank effectieve interventies van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi):

    1° alle te gebruiken methodieken of interventies zijn opgenomen in de databank: 2 punten;

    2° een deel van de te gebruiken methodieken of interventies is opgenomen in de databank: 1 punt;

    3° geen van de te gebruiken methodieken of interventies is opgenomen: 0 punten.

  • 3.

    Alleen aanvragen met een toegekend puntenaantal van 9 of meer komen in aanmerking voor subsidie. 

  • 4.

    Wanneer het totaalbedrag van de te honoreren aanvragen hoger is dan het vastgestelde deelplafond voor categorie B, honoreert het college de aanvragen in volgorde van de door het college aangebrachte rangschikking, totdat het vastgestelde subsidieplafond bereikt is.

  • 5.

    Als het subsidieplafond wordt overschreden door een aanvraag, die het plafond met niet meer dan 10% van het gevraagde subsidiebedrag overschrijdt, kan het college de aanvrager het nog beschikbare bedrag als subsidie verlenen, onder de voorwaarde dat de aanvrager binnen 10 werkdagen een aangepaste sluitende begroting overlegt.

  • 6.

    Als het subsidieplafond wordt overschreden als gevolg van aanvragen die bij de beoordeling gelijk zijn gerangschikt, stelt het college de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast door middel van loting.

 

Artikel 1:11 Wijze van verdelingvan van activiteiten categorie C

  • 1.

    Het college brengt een rangschikking aan in de aanvragen voor categorie C die in aanmerking komen voor subsidie.

  • 2.

    Bij de rangschikking van de aanvragen bedoeld voor activiteiten in categorie C kent het college punten toe aan de hand van de volgende criteria en tot het daarbij vermelde maximum aantal:

    a. de activiteit draagt bij aan een versterking van de weerbaarheid van de jeugdige, ouder of opvoeder en zet daarbij in op lotgenotencontact, psycho-educatie en nazorg :

    1° de training zorgt voor lotgenotencontact voor de jeugdige, ouder of opvoeder: 2 punten;

    2° in de training is aandacht voor psycho-educatie voor de jeugdige, ouder of opvoeder: 2 punten;

    3° nadat de training aan de jeugdige, ouder of opvoeder is afgerond levert de aanvrager, waar nodig, passende nazorg en verwijst door wanneer andere hulp nodig is: 2 punten;

    b. het netwerk van de aanvrager is voldoende relevant en betrokken bij de activiteit om in staat te zijn deelnemers naar de uit te voeren activiteit toe te leiden:

    1° de kans is groot dat de doelgroep naar de activiteit wordt geleid door het netwerk van de aanvrager: 6 punten;

    2° de kans is redelijk dat de doelgroep naar de activiteit wordt geleid door het netwerk van de aanvrager: 3 punten;

    3° de kans is klein dat de doelgroep naar de activiteit wordt geleid door het netwerk van de aanvrager: 0 punten;

    c. de aanvrager zet zich in om zoveel mogelijk jeugdigen, ouders of opvoeders te bereiken om deel te nemen aan de activiteit. Dit blijkt uit de beschrijving van hoe de communicatie over de activiteit aan de doelgroep uitgevoerd gaat worden, waarbij proactief staat voor het actief opzoeken van de doelgroep:

    1° hoofdzakelijk proactieve communicatie: 3 punten;

    2° hoofdzakelijk passieve communicatie: 2 punten;

    3° beperkt proactieve communicatie: 1 punt;

    4° geen of beperkte passieve communicatie: 0 punten.

    d. de aanvrager heeft aantoonbare ervaring met het aanbieden van de aangevraagde activiteit:

    1° ervaring van 3 jaar of meer: 4 punten;

    2° ervaring van 1 tot 3 jaar: 2 punten;

    3° ervaring van minder dan 1 jaar: 0 punt;

    e. de aanvrager maakt gebruik van methodieken of interventies die zijn opgenomen in de databank effectieve interventies van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi):

    1° alle te gebruiken methodieken of interventies zijn opgenomen in de databank: 2 punten;

    2° een deel van de te gebruiken methodieken of interventies is opgenomen in de databank: 1 punt;

    3° geen van de te gebruiken methodieken of interventies is opgenomen: 0 punten.

  • 3.

    Alleen aanvragen met een toegekend puntenaantal van 8 punten of meer komen in aanmerking voor subsidie. 

  • 4.

    Wanneer het totaalbedrag van de te honoreren aanvragen hoger is dan het vastgestelde deelplafond voor categorie C, honoreert het college de aanvragen in volgorde van de door het college aangebrachte rangschikking, totdat het vastgestelde subsidieplafond bereikt is.

  • 5.

    Als het subsidieplafond wordt overschreden door een aanvraag, die het plafond met niet meer dan 10% van het gevraagde subsidiebedrag overschrijdt, kan het college de aanvrager het nog beschikbare bedrag als subsidie verlenen, onder de voorwaarde dat de aanvrager binnen 10 werkdagen een aangepaste sluitende begroting overlegt.

  • 6.

    Als het subsidieplafond wordt overschreden als gevolg van aanvragen die bij de beoordeling gelijk zijn gerangschikt, stelt het college de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast door middel van loting.

 

Artikel 1:12 Wijze van verdeling van activiteiten categorie D

  • 1.

    Het college brengt een rangschikking aan in de aanvragen voor categorie D die in aanmerking komen voor subsidie.

  • 2.

    Bij de rangschikking van de aanvragen bedoeld voor activiteiten in categorie D kent het college punten toe aan de hand van de volgende criteria en tot het daarbij vermelde maximum aantal:

    a. de aanvrager is bekend met de advies- en informatiebehoeften van de jeugdige, ouder of opvoeder waarop de activiteit zich richt, weet welke communicatiemiddelen er moeten worden ingezet om de jeugdige, ouder of opvoeder te bereiken en hoe de activiteit aansluit op de behoeften van de jeugdige, ouder of opvoeder:

    1° de advies- en informatiebehoefte en de effectieve communicatiemiddelen zijn in beeld gebracht en de activiteit sluit hier uitstekend op aan: 4 punten;

    2° de advies- en informatiebehoefte en de effectieve communicatiemiddelen zijn in beeld gebracht en de activiteit sluit hier goed op aan: 2 punten;

    3° de advies- en informatiebehoefte en de effectieve communicatiemiddelen zijn in beeld gebracht en de activiteit sluit hier redelijk op aan: 1 punt;

    4°de advies- en informatiebehoefte en de effectieve communicatiemiddelen zijn niet in beeld of de activiteit sluit hier onvoldoende op aan: 0 punten.

    b. de aanvrager heeft aantoonbaar ervaring met het aanbieden van de aangevraagde activiteit:

    1° ervaring van 3 jaar of meer: 4 punten;

    2° ervaring van 1 tot 3 jaar: 2 punten;

    3° ervaring van minder dan 1 jaar: 0 punt

    c. het netwerk van de aanvrager is voldoende relevant en betrokken bij de activiteit om in staat te zijn deelnemers naar de uit te voeren activiteit toe te leiden:

    1° de kans is groot dat de doelgroep naar de activiteit wordt geleid door het netwerk van de aanvrager: 6 punten;

    2° de kans is redelijk dat de doelgroep naar de activiteit wordt geleid door het netwerk van de aanvrager: 3 punten;

    3° de kans is klein dat de doelgroep naar de activiteit wordt geleid door het netwerk van de aanvrager: 0 punten;

    d. de aanvrager zet zich in om zoveel mogelijk jeugdigen, ouders of opvoeders te bereiken om deel te nemen aan de activiteit. Dit blijkt uit de beschrijving van hoe de communicatie over de activiteit aan de doelgroep uitgevoerd gaat worden, waarbij proactief staat voor het actief opzoeken van de doelgroep:

    1° hoofdzakelijk proactieve communicatie: 3 punten;

    2° hoofdzakelijk passieve communicatie: 2 punten;

    3° beperkt proactieve communicatie: 1 punt;

    4° geen of beperkt passieve communicatie: 0 punten

    e. de aanvrager maakt gebruik van methodieken of interventies die zijn opgenomen in de databank effectieve interventies van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi):

    1° alle te gebruiken methodieken of interventies zijn opgenomen in de databank: 2 punten;

    2° een deel van de te gebruiken methodieken of interventies is opgenomen in de databank: 1 punt;

    3° geen van de te gebruiken methodieken of interventies is opgenomen: 0 punten.

  • 3.

    Alleen aanvragen met een toegekend puntenaantal van 8 of meer komen in aanmerking voor subsidie. 

  • 4.

    Wanneer het totaalbedrag van de te honoreren aanvragen hoger is dan het vastgestelde deelplafond voor categorie D, honoreert het college de aanvragen in volgorde van de door het college aangebrachte rangschikking, totdat het vastgestelde subsidieplafond bereikt is.

  • 5.

    Als het subsidieplafond wordt overschreden door een aanvraag, die het plafond met niet meer dan 10% van het gevraagde subsidiebedrag overschrijdt, kan het college de aanvrager het nog beschikbare bedrag als subsidie verlenen, onder de voorwaarde dat de aanvrager binnen 10 werkdagen een aangepaste sluitende begroting overlegt.

  • 6.

    Als het subsidieplafond wordt overschreden als gevolg van aanvragen die bij de beoordeling gelijk zijn gerangschikt, stelt het college de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast door middel van loting.

 

Artikel 1:13 Wijze van verdeling van activiteiten categorie E

  • 1.

    Het college brengt een rangschikking aan in de aanvragen voor categorie E die in aanmerking komen voor subsidie.

  • 2.

    Bij de rangschikking van de aanvragen bedoeld voor activiteiten in categorie E kent het college punten toe aan de hand van de volgende criteria en tot het daarbij vermelde maximum aantal:

    a. de aanvrager heeft aantoonbaar ervaring met het aanbieden van de aangevraagde activiteit:

    1° ervaring van 3 jaar of meer: 4 punten;

    2° ervaring van 1 tot 3 jaar: 2 punten;

    3° ervaring van minder dan 1 jaar: 0 punt;

    b. de activiteit versterkt de eigen kracht van de jeugdige, ouder of opvoeder:

    1° de activiteit versterkt de zelfredzaamheid van de jeugdige, ouder of opvoeder: 2 punten;

    2°de activiteit versterkt het sociaal netwerk van de jeugdige, ouder of opvoeder: 2 punten;

    3° de activiteit versterkt de zelfredzaamheid en het sociaal netwerk van de jeugdige, ouder of opvoeder niet: 0 punten.

    c. uit de aanvraag blijkt dat er met een duidelijke werkwijze wordt gewerkt waarbij het traject in etappes is verdeeld om samen met de jeugdige, ouder of opvoeder te werken aan een concreet doel:

    1° de kans is groot dat met de beschreven werkwijze concrete doelen worden behaald: 3 punten;

    2° de kans is redelijk dat met de beschreven werkwijze concrete doelen worden behaald: 2 punten;

    3° de kans is klein dat met de beschreven werkwijze concrete doelen worden behaald: 0 punten.

    d. nadat de begeleiding aan de jeugdige, ouder of opvoeder is afgerond levert de aanvrager, waar nodig, passende nazorg en verwijst door wanneer andere hulp nodig is: 2 punten;

    e. het netwerk van de aanvrager is voldoende relevant en betrokken bij de activiteit om in staat te zijn deelnemers naar de uit te voeren activiteit toe te leiden:

    1° de kans is groot dat de doelgroep naar de activiteit wordt geleid door het netwerk van de aanvrager: 6 punten;

    2° de kans is redelijk dat de doelgroep naar de activiteit wordt geleid door het netwerk van de aanvrager: 3 punten;

    3° de kans is klein dat de doelgroep naar de activiteit wordt geleid door het netwerk van de aanvrager: 0 punten;

    f. de aanvrager maakt gebruik van methodieken of interventies die zijn opgenomen in de databank effectieve interventies van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi):

    1° alle te gebruiken methodieken of interventies zijn opgenomen in de databank: 2 punten;

    2° een deel van de te gebruiken methodieken of interventies is opgenomen in de databank: 1 punt;

    3° geen van de te gebruiken methodieken of interventies is opgenomen: 0 punten.

  • 3.

    Alleen aanvragen met een toegekend puntenaantal van 11 of meer komen in aanmerking voor subsidie. 

  • 4.

    Wanneer het totaalbedrag van de te honoreren aanvragen hoger is dan het vastgesteld deelplafond voor categorie E, honoreert het college de aanvragen in volgorde van de door het college aangebrachte rangschikking, totdat het vastgestelde subsidieplafond bereikt is.

  • 5.

    Als het subsidieplafond wordt overschreden door een aanvraag, die het plafond met niet meer dan 10% van het gevraagde subsidiebedrag overschrijdt, kan het college de aanvrager het nog beschikbare bedrag als subsidie verlenen, onder de voorwaarde dat de aanvrager binnen 10 werkdagen een aangepaste sluitende begroting overlegt.

  • 6.

    Als het subsidieplafond wordt overschreden als gevolg van aanvragen die bij de beoordeling gelijk zijn gerangschikt, stelt het college de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast door middel van loting.

 

Artikel 1:14 Wijze van verdeling van activiteiten categorie F

  • 1.

    Het college verleent subsidies in categorie F in volgorde van ontvangst van de aanvraag bij het college, totdat het vastgestelde subsidieplafond is bereikt.

  • 2.

    Als de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt als datum van indiening van de aanvraag de datum waarop de aanvraag volledig is aangevuld.

  • 3.

    Indien het college op de dag dat het subsidieplafond wordt bereikt, meer dan één aanvraag ontvangt, stelt het de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast door middel van loting.

 

Hoofdstuk 2 Aanvraag subsidie en termijnen

 

Artikel 2:1 Aanvraag subsidie

  • 1.

    Subsidie wordt aangevraagd per categorie A tot en met F.

  • 2.

    Een aanvraag voor categorie F vermeldt op welke van de categorieën A, B, C, D of E de innovatie betrekking heeft.

  • 3.

    Onverminderd artikel 8, tweede en derde lid, van de ASV legt de aanvrager de volgende gegevens over:

    a. een verklaring waaruit blijkt in hoeverre de subsidieontvanger als BTW belaste ondernemer is aan te merken;

    b. indien het een aanvraag betreft voor categorie A tot en met E overlegt de aanvrager:

    1° een opleidings- en begeleidingsplan; en

    2° een communicatieplan

    c. indien het een aanvraag betreft voor categorie F overlegt de aanvrager een plan van aanpak, dat inzichtelijk maakt wat de innovatieve aanpak inhoudt en hoe deze aanpak wordt gerealiseerd.

  • 3.

    De aanvrager maakt voor de aanvraag gebruik van het door het college vastgestelde digitale aanvraagformulier en het bijbehorende begrotingsformat.

 

Artikel 2:2 Aanvraagtermijn

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de ASV worden aanvragen om subsidie bedoeld voor activiteiten in categorie A, B, C, D en E ingediend in het tijdvak gelegen tussen 1 juli en 1 september in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd zullen plaatsvinden.

  • 2.

    In aanvulling op het bepaalde in artikel 9, tweede lid, van de ASV worden aanvragen om subsidie bedoeld voor activiteiten in categorie F ingediend vanaf 1 september voorafgaand aan het jaar waarin de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd zullen plaatsvinden tot 30 juni in het jaar waarin de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd zullen plaatsvinden.

 

Artikel 2:3 Beslistermijn

In afwijking van artikel 10, eerste lid , van de ASV beslist het college voor aanvragen om subsidie bedoeld voor activiteiten in categorie A, B, C, D en E uiterlijk 23 november in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd zullen plaatsvinden

 

Hoofdstuk 3 Weigeringesgronden

 

Artikel 3:1 Weigeringsgronden

Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 11 eerste, tweede en derde lid, van de ASV weigert het college een subsidieaanvraag als:

  • a. de aanvraag wordt gedaan voor activiteiten die naar het oordeel van het college al worden door anderen of anderszins gesubsidieerd zijn;

    b. een aanvraag voor categorie F ook onder de categorie A, B, C, D of E is ingediend.

 

Hoofdstuk 4 Verplichtingen en betaling

 

Artikel 4:1 Verplichtingen

  • 1.

    Onverminderd de artikelen 12 en 14 van de ASV, gelden voor de subsidieontvanger volgende verplichtingen:

    a. de subsidieontvanger is verplicht mee te werken aan de steekproefcontrole door het college om te beoordelen of de subsidie terecht is verstrekt;

    b. de subsidieontvanger monitort de effectiviteit van de activiteit en meet de ervaring van de jeugdigen, ouders of opvoeders na afloop van de activiteit en deelt de resultaten hiervan met de gemeente;

    c. de vrijwilligers, die jeugdigen of ouders in kwetsbare posities begeleiden, beschikken over een verklaring omtrent gedrag (VOG);

    d. de activiteit wordt uitgevoerd door medewerkers die beschikken over de benodigde kwalificaties om jeugdigen, ouders of opvoeders in kwetsbare posities te ondersteunen.

  • 2.

    In aanvulling op het eerste lid geldt voor de subsidieontvanger onder categorie F de aanvullende verplichting, dat er halverwege de projectduur door subsidieontvanger een voortgangsrapportage wordt overlegd.

  • 3.

    Het college kan de subsidieontvanger bij de subsidieverlening verplichten:

    a. om een zakelijk zekerheidsrecht aan de gemeente te verlenen of een andere vorm van zekerheidsstelling voor de vorderingen die ontstaan uit vorderingen op grond van 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht;

    b. om de activiteiten van de subsidieontvanger te laten plaatsvinden in of op gemeentelijk vastgoed, voor zover het gemeentelijk vastgoed geschikt is om deze activiteiten uit te oefenen, of daartoe redelijkerwijs geschikt te maken is.

  • 4.

    Het college kan de subsidieontvanger bij de subsidieverlening verplichtingen opleggen die:

    a. bijdragen aan het bevorderen van social return;

    b. bijdragen aan het bevorderen van duurzaamheid;

    c. bijdragen aan het bevorderen van inclusie;

    d. bijdragen aan het bevorderen van diversiteit; en

    e. bijdragen aan het bevorderen van de toegankelijkheid voor mensen met een beperking.

 

Artikel 4:2 Kostensoorten

Subsidie die bij de beschikking tot verlening verdeeld is over verschillende kostensoorten, mag van de ene kostensoort naar de andere kostensoort worden overgeheveld na voorafgaande uitdrukkelijke toestemming van het college.

 

Artikel 4:3 Bevoorschotting

  • 1.

    Bevoorschotting vindt plaats op de volgende wijze:

    a. subsidieverleningen tot € 20.000,00: 100% van de verleende subsidie in één keer;

    b. subsidieverleningen tussen € 20.000,00 en € 100.000,00: 90% van de verleende subsidie in één keer;

    c. subsidieverleningen boven € 100.000,00: 90% van de verleende subsidie in 12 maandelijkse termijnen.

  • 2.

    Indien de realisatie van de activiteiten een andere bevoorschotting vereist kan bij verlening van het eerste lid worden afgeweken.

 

Hoofdstuk 5 Eindverantwoording en vaststelling na verlening vooraf

 

Artikel 5:1 Indieningstermijn aanvraag tot vaststelling

In afwijking van artikel 17, eerste lid, van de ASV dient de subsidieontvanger voor activiteiten in categorie F de aanvraag tot vaststelling in uiterlijk twaalf weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

 

Artikel 5:2 Wijze van verantwoorden

  • 1.

    Onverminderd de artikelen 17 van de ASV, bevat de aanvraag tot vaststelling:

    a. een voor openbaarmaking geschikt inhoudelijk verslag conform artikel 17, vierde lid, van de ASV;

    b. een voor openbaarmaking geschikt financieel verslag conform artikel 17, vijfde lid, van de ASV;

    c. een bestuursverklaring of directieverklaring dat de verantwoording juist en volledig is volgens het door burgemeester en wethouders vastgestelde model.

  • 2.

    Onverminderd artikel 17, vierde lid, van de ASV, bevat het inhoudelijk verslag inzicht in de effectiviteit van de activiteit en de ervaring van de jeugdigen, ouders of opvoeders.

  • 3.

    Onverminderd artikel 17, vijfde lid, van de ASV bevat het financieel verslag:

    a. een toelichting op afwijkingen groter dan 10% op de hoofdposten van de begroting;

    b. de (niet verrekenbare) BTW.

 

Hoofdstuk 6 Overige bepalingen

 

Artikel 6:1 Hardheidsclausule

Het college kan een of meer artikelen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing ervan gelet op het belang van het doel van deze regeling leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

 

Artikel 6:2 Evaluatie

Het college evalueert deze subsidieregeling in elk geval 1 jaar na inwerkingtreding en vervolgens elke 2 jaar, én binnen 1 jaar na afloop van de regeling.

 

Artikel 6:3 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na datum van uitgifte van het Gemeenteblad waarin zij wordt geplaatst.

 

Artikel 6:4 Intrekking

De Subsidieregeling preventie en participatie jeugd Den Haag 2021 (RIS309245) wordt ingetrokken op 30 juni 2022.

 

Artikel 6:5 Citeertitel

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling preventie en participatie jeugd Den Haag 2022.

 

Den Haag, 28 juni 2022

Het college van burgemeester en wethouders,

 

de secretaris,

Ilma Merx

 

de burgemeester,

Jan van Zanen