Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rhenen

Gemeente Rhenen – Verordening kleinschalige nevenactiviteiten

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRhenen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingGemeente Rhenen – Verordening kleinschalige nevenactiviteiten
CiteertitelVerordening kleinschalige nevenactiviteiten
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

07-07-2005oude beleidsregel (voor verplichting 01-07-2022)

28-06-2005

Rhenense Betuwse Courant

Tekst van de regeling

Intitulé

Gemeente Rhenen – Verordening kleinschalige nevenactiviteiten

De raad van de gemeente Rhenen,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 24 mei 2005;

 

gelet op de artikelen 1 en 6, onder c van de Wet stankemissie veehouderijen in landbouwontwikkelings­ en verwevingsgebieden en artikel 149 van de Gemeentewet;

 

besluit:

 

vast te stellen de in de bijlage bij dit besluit opgenomen "Verordening kleinschalige nevenactiviteiten".

 

 

 

"Verordening kleinschalige nevenactiviteiten".

(artikelen 1 en 6, onder c van de Wet stankemissie veehouderijen in landbouwontwikkelings- en verwevingsgebieden en artikel 149 van de Gemeentewet)

 

Artikel 1  

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet:

    Wet stankemissie veehouderijen in landbouwontwikkelings- en verwevingsgebieden.

  • b.

    kleinschalige nevenactiviteit:

    Bij gemeentelijke verordening als zodanig aangewezen activiteit, die een organisatorische binding heeft met een agrarisch bedrijf en binnen de inrichting, of in de onmiddellijke nabijheid daarvan plaatsvindt

    Deze activiteiten zijn in artikel 4a van deze verordening opgesomd.

  • c.

    zodanige activiteit:

    Bij gemeentelijke verordening als zodanig aangewezen activiteit, qua aard en omvang vergelijkbaar met een kleinschalige nevenactiviteit (zie artikel 1, aanhef en lid b), die na het geheel of gedeeltelijk buiten werking stellen van het agrarische bedrijf op of na 19 maart 2000 is voortgezet of opgestart.

  • d.

    agrarisch bedrijf:

    Veehouderij of andere inrichting die tot een krachtens artikel 1.1 derde lid van de Wet milieubeheer aangewezen categorie behoort en uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor het verbouwen van akkerbouw- of tuinbouwproducten.

  • e.

    veehouderij:

    Inrichting die tot een krachtens artikel 1.1, derde lid van de Wet milieubeheer aangewezen categorie behoort en is bestemd voor het kweken, fokken, mesten, houden, verhandelen, verladen of wegen van dieren.

 

Artikel 2  

Op grond van artikel 6, onder c van de wet wordt een kleinschalige nevenactiviteit en een zodanige activiteit gelijkgesteld met een gevoelig object, behorende tot dezelfde categorie als een bij een veehouderij behorende woning.

 

Artikel 3a  

Een kleinschalige nevenactiviteit in de zin van artikel 4a van deze verordening kan slechts worden gelijkgesteld met een gevoelig object, behorende tot dezelfde categorie als een bij de veehouderij behorende woning, als is voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • 1.

    de aanvrager van de nevenactiviteit dient te beschikken over een agrarisch bedrijf met een positieve agrarische bestemming;

  • 2.

    de aanvrager van de nevenactiviteit dient te beschikken over een geldige milieuvergunning of het bedrijf dient te vallen onder het Besluit melkrundveehouderijen milieubeheer, het Besluit akkerbouwbedrijven milieubeheer of het Besluit glastuinbouwbedrijven milieubeheer;

  • 3.

    de nevenactiviteit moet plaatsvinden op het bedrijf (bouwblok en/of gebouwen) of direct aangesloten aan het bedrijf;

  • 4.

    de nevenactiviteit moet naar aard en schaal passen in het buitengebied;

  • 5.

    de nevenactiviteit dient te vallen onder categorie 1 of 2, en onder voorwaarden onder categorie 3 van de SBl-codes zoals opgenomen in de Standaard bedrijfsindeling 1993 editie 2002 van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG);

 

Artikel 3b  

Een zodanige activiteit in de zin van artikel 4a van deze verordening kan slechts worden gelijkgesteld met een gevoelig object, behorende tot dezelfde categorie als een bij de veehouderij behorende woning, als is voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • 1.

    de aanvrager van een zodanige activiteit moet kunnen aantonen dat de betreffende locatie minstens tot 19 maart 2000 een agrarisch bedrijf was met een positieve agrarische bestemming.

  • 2.

    de aanvrager van een zodanige activiteit moet kunnen aantonen dat het betreffende agrarische bedrijf minstens tot 19 maart 2000 beschikte over een geldende milieuvergunning of viel onder het Besluit melkrundveehouderijen milieubeheer, het Besluit akkerbouwbedrijven milieubeheer of het Besluit tuinbouwbedrijven met bedekte teelt;

  • 3.

    een zodanige activiteit moet plaatsvinden op het voormalige agrarische bedrijf (bouwblok en/of gebouwen) of direct aangesloten aan het voormalige agrarische bedrijf;

  • 4.

    een zodanige activiteit moet naar aard en schaal passen in het buitengebied;

  • 5.

    een zodanige activiteit dient te vallen onder categorie 1 of 2, en onder voorwaarden onder categorie 3 van de 5BI-codes zoals opgenomen in de Standaard bedrijfsindeling1993 editie 2002 van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG);

 

Artikel 4a  

De volgende activiteiten worden als kleinschalige nevenactiviteiten of als zodanige activiteiten aangemerkt:

Thema

Activiteit (*1)

Maxmale (*2) omvang bebouwd oppervlak en overige parameters (m2, aantal e.d.)

Landbouwverwante/agrarische functies

Agrarische hulpbedrijven

  • Landbouwmechanisatie

  • loonbedrijf

300 m2

 

Toeleverende bedrijven

  • Spermabank

  • Fouragehandel

  • Zaaizaad en pootgoed

  • hoefsmederij

300 m2

Bedrijven gebonden aan het landelijk gebied

  • hoveniersbedrijven

  • boomverzorgingbedrijven

300 m2

Agrotoerisme/Recreatie

Verblijven:

  • Vakantiewoning/bungalow

  • Kleinschalige verblijfsrecreatie (*3)

  • Appartementen

  • Bed & breakfast

 

300 m2

Maximaal 40 plaatenn

Max. 15 bedden

idem

 

Dagrecreatie

  • Horeca

  • Terras/theetuin

  • Ijsjesverkoop

  • Bezoekerscentrum

  • Paardenpension

  • Verhuur van fietsen, kano’s

  • Ijsmakerij

  • zalenverhuur

300 m2

 

Overige dienstverlening

  • Dierenarts

  • Atelier

  • (para)medische praktijk

  • kapper

300 m2

 

 

  • Privé kliniek

  • Kuuroord

  • Dierenkliniek

  • groepspraktijk

300 m2

 

 

  • Kinderopvang

  • Landbouw& zorg (dagopvang)

  • Zorg met woonvoorziening

  • Cursuscentrum

  • Adviesbureau

  • Kunsthandel

  • Museum

  • Dierenasiel

  • Verkoop aan huis

  • (zuivelproducten e.d.}

  • vergaderaccommodatie

300 m2

 

Ambachtelijke landbouwproductverwerkende bedrijven

  • zuivelverwerking+ verkoop

  • slachterij

300 m2

 

Overige bedrijven

  • rietdekkers bedrijf

  • bouwbedrijf

  • pallethandel

  • riet- en vlechtwerk

  • assemblage (fietsen, speelgoed, kleding)

300 m2

 

Alle qua aard en hinder

vergeliikbare activiteiten

 

300 m2

 

* 1 Alleen activiteiten die stankgevoelig zijn en activiteiten die in bepaalde omstandigheden stankgevoelig zouden kunnen zijn, zijn opgenomen.

* 2 De daadwerkelijk toegestane omvang wordt in een specifieke situatie bepaald door het ter plaatse geldend planologisch beleid.

*3 Vooruitlopend op de afschaffing van de WOR (in de loop van 2004) is kleinschalige verblijfsrecreatie opgenomen.

 

Artikel 4b  

Bij stapeling van meerdere activiteiten kan niet op voorhand worden uitgegaan van het optellen van de verschillende oppervlaktes. De maximaal toelaatbare hoeveelheid m' moet voor elke afzonderlijke situatie bepaald worden, waarbij het kleinschalige karakter behouden blijft (maatwerk).

 

Artikel 5  

Deze verordening kan worden aangehaald onder de titel "Verordening kleinschalige nevenactiviteiten".

 

Artikel 6

Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking"

 

 

Vastgesteld in de openbare vergadering van 28 juni 2005

De griffier de voorzitter,

Mr. A. Derks G.F. Naafs

 

 

Toelichting Verordening kleinschalige nevenactiviteiten

 

Het landelijk gebied is in beweging. De land- en tuinbouwsector ontwikkelt zich langs verschillende sporen. Eén van deze sporen is verbreding. Ook op voormalige agrarische bedrijven worden tal van kleinschalige activiteiten ontplooid. Het sturingsmechanisme voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten vindt via het spoor van de ruimtelijke ordening {bestemmingsplan e.d.} plaats. Daarnaast vormt bij vergunningverlening voor deze activiteiten stankhinder (naast andere milieu hygiënische items) een belangrijk toetsingskader.

Het huidige stankbeleid leidt ertoe dat kleinschalige (neven)activiteiten de omliggende agrarische bedrijven beperken in hun bedrijfsontwikkeling. Het nieuwe stankbeleid neemt -onder voorwaarden- deze beperkingen weg. Hiertoe dienen gemeenten een "verordening kleinschalige nevenactiviteiten" als bedoeld in de wet Stankemissie Veehouderijen in landbouwontwikkelings- en verwevingsgebieden vast te stellen.

Stankwet en stankverordening

Op 1 mei 2003 is de Wet "Stankemissie veehouderijen in landbouwontwikkelings- en verwevings gebieden" (kortweg "Stankwet") in werking getreden.

Deze wet geldt voor reconstructiegebieden en heeft betrekking op veehouderijen gelegen in een landbouwontwikkelingsgebied, een verwevingsgebied of een extensiveringsgebied met het primaat natuur. Deze gebieden worden in het kader van de reconstructie aangewezen. De wet is van toepassing zodra het reconstructieplan bekend is gemaakt door de Ministers van VROM en LNV. Naar verwachting zal dit in het voorjaar van 2005 gebeuren.

De Stankwet biedt gemeenten de mogelijkheid om een "Verordening kleinschalige nevenactiviteiten" (kortweg Stankverordening) voor haar gemeente vast te stellen. Kleinschalige activiteiten die in deze verordening zijn opgenomen worden dan -onder voorwaarden- voor de stankhinder gelijkgesteld met de bij een veehouderij behorende woning. Door zo'n verordening vast te stellen wordt duidelijk welke nevenactiviteiten uit het oogpunt van stank geen belemmering vormen voor de -uitbreiding van­ omliggende agrarische bedrijven. Hierdoor wordt ook helder welke nevenactiviteiten op basis van de stankwetgeving mogelijk zijn in het buitengebied.

 

Reikwijdte verordening

De stankverordening is opgesteld in het kader van de nieuwe Stankwet en is niet bedoeld om de toelaatbaarheid van dergelijke activiteiten in het buitengebied in het algemeen te regelen vanuit planologisch oogpunt. Daar is het bestemmingsplan voor: de beoordeling in het kader van stankhinder laat de toetsing in het ruimtelijke ordeningspoor dus onverlet. Dit heeft zijn eigenstandige beoordelingskader. Het kan dus voorkomen dat een kleinschalige (neven)activiteit wel is opgenomen in de bovengenoemde verordening maar dat het bestemmingsplan deze activiteit op die plaats niet of in beperktere mate toestaat. En daarnaast kan het betekenen dat een kleinschalige (neven)activiteit welke opgenomen is in de verordening en vanuit planologische oogpunt toegestaan is, bij stopzetten van de agrarische activiteit, opnieuw aan een RO-toets wordt onderworpen.

 

De verordening richt zich op kleinschalige nevenactiviteiten op agrarische bedrijven en op vergelijkbare kleinschalige activiteiten op voormalige agrarische bedrijven. De verordening richt zich niet op het bepalen van de omgevingscategorie (vanuit stankoogpunt) voor niet-agrarische bedrijvigheid in vrijkomende agrarische gebouwen in het algemeen.

 

Algemeen geldt dat de milieubelasting van de activiteiten niet te groot mag zijn. Er wordt in de eerste plaats getoetst aan de bedrijvenlijst van de VNG. Alle in Nederland voorkomende bedrijvigheid is in vijf milieucategorieën ingedeeld, van categorie 1 (weinig milieubelasting) tot categorie 5 (zeer zware milieubelasting). In deze verordening gaat het om bedrijvigheid die in de milieucategorie 1 of 2 en onder voorwaarden in categorie 3 geplaatst kan worden.

 

Vermeld dient te worden dat kleinschalige verblijfsrecreatie -vooruitlopend op de afschaffing van de Wet op de Openluchtrecreatie WOR- alvast opgenomen is in de lijst. In de onderhavige wet worden diverse vormen van kleinschalige verblijfsrecreatie bij een agrarisch bedrijf (zie artikel 1 lid 3 van de wet) niet aangemerkt als een voor stank gevoelig object.

Voorzien wordt echter dat de Wet op de Openluchtrecreatie in de loop van 2004 of 2005 zal verdwijnen. Daarom is kleinschalige verblijfsrecreatie toch opgenomen, waarbij het (maximaal) aantal kampeerplaatsen in het kader van deze verordening voor Rhenen bepaald is op 40.

 

Onderscheiden praktijksituaties

De verordening kleinschalige nevenactiviteiten (stankverordening) heeft betrekking op de volgende vijf situaties:

1.een kleinschalige nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf (zie artikel 1 aanhef en onder b van de verordening)

voorbeeld: Melkveebedrijf met varkenstak wil starten met kinderdagopvang voor 12 kinderen (op de deel). Als de ro-toets positief is dan valt de kinderopvang in categorie 4 of 5, afhankelijk van de categorie van het agrarisch bedrijf

2. een activiteit (begonnen als kleinschalige nevenactiviteit) die na het gedeeltelijk buiten werking stellen van het agrarisch bedrijf op of na 19 maart 2000 wordt voortgezet.

Voorbeeld: Melkveebedrijf met varkenstaken met kinderopvang voor 12 kinderen stopt met de koeien, varkenstak blijft, kinderopvang blijft (zelfde omvang als voorheen)

Officieel moet er opnieuw een ro-toets plaatsvinden. Is deze positief dan blijft de activiteit categorie 4 of 5.

3. een activiteit (begonnen als kleinschalige nevenactiviteit) die na het geheel buiten werking stellen van het agrarisch bedrijf op of na 19 maart 2000 wordt voortgezet.

Voorbeeld: Melkveebedrijf met varkenstaken met kinderopvang voor 12 kinderen stopt zowel met zijn melkveebedrijf als zijn varkenstak, kinderopvang blijft (zelfde omvang als voorheen)

Er moet opnieuw een ro-toets plaatsvinden: Als die positief uitvalt is er vanuit stank geen belemmering: de kinderdagopvangactiviteit blijft gewoon categorie 4 of 5.

4. een activiteit (vergelijkbaar met een kleinschalige nevenactiviteit) die na het gedeeltelijk buiten werking stellen van het agrarisch bedrijf op of na 19 maart 2000 is opgestart.

Voorbeeld: Melkveebedrijf met varkenstak is in 2001 gestopt met de koeien en gaat in de voormalige ka/verstal een kinderdagopvang voor 12 kinderen beginnen (varkenstak is nog steeds aanwezig, tot 19 maart 2000 was er ook nog een melkveehouderijtak aanwezig). Als de ro-toets positief uitvalt, valt de activiteit in categorie 4 of 5.

5. een activiteit (vergelijkbaar met een kleinschalige nevenactiviteit) die na het geheel buiten werking stellen van het agrarisch bedrijf op of na 19 maart 2000 is opgestart

Voorbeeld. Melkveebedrijf met varkenstak is in 2001 gestopt met zijn agrarisch bedrijf (geen agrarisch bouwperceel meer, geen amvb of milieuvergunning meer) en gaat in de voormalige agrarische gebouwen van start met kinderopvang voor 12 kinderen.

Bij de aanvraag voor deze kinderdagopvang vindt -net als altijd- een ro-toets plaats. Is deze positief (aanvrager zit bijv. in extensiveringsgebied) en de aanvrager kan de voormalige agrarische activiteit aantonen (zie artikel 4b} dan is de activiteit categorie 4 of 5.

Tot slot: Relatie ruimtelijke ordening-stankhinder

De vraag of een bepaalde activiteit ook daadwerkelijk mag worden uitgevoerd, hangt in de eerste plaats af van planologische aspecten. Bij de aanvraag voor een kleinschalige (neven)activiteit dient altijd een ro-toets plaats te vinden.

Ook als er een wijziging optreedt in de situatie (bijv. agrarisch bedrijf wordt geheel of gedeeltelijk beëindigd) moet er weer een ro-toets plaats vinden.

Indien de voorgenomen activiteit op grond van deze verordening kan worden aangemerkt als een kleinschalige nevenactiviteit of als zodanige activiteit kunnen daaraan geen rechten worden ontleend voor het verkrijgen van de benodigde toestemming op het planologisch gebied.

De verordening is geen statisch document, maar kan worden aangepast als gewijzigd planologisch beleid dat zou vereisen (als blijkt dat de ro-discussie voortschrijdt).