Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Oost Gelre

Geluidbeleid Oost Gelre

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOost Gelre
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingGeluidbeleid Oost Gelre
CiteertitelGeluidbeleid Oost Gelre
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-02-2020nieuwe regeling

01-01-2020

Gemeentepagina, 20-02-2020

Tekst van de regeling

Intitulé

Geluidbeleid Oost Gelre

 

1. Inleiding

 

In het jaar 2008 heeft de gemeente Oost Gelre, net als de gemeenten Aalten en Winterswijk, een door de Regio Achterhoek voorgesteld geluidbeleid vastgesteld. Een aantal gemeenten heeft een eigen geluidbeleid vastgesteld. De overige gemeenten binnen het werkgebied van de Regio Achterhoek hebben geen geluidbeleid vastgesteld.

 

Dit geluidbeleid wordt alweer meer dan 10 jaar gebruikt en de tijd staat natuurlijk niet stil.

Er is gezien de vele veranderingen in het rijksbeleid, behoefte aan een nieuw geluidbeleid.

Daarom heeft de gemeente Oost Gelre de Omgevingsdienst Achterhoek (ODA) verzocht een voorstel te doen voor nieuw geluidbeleid.

2. Geluidbeleid 2008

 

In 1998 toen de “Handreiking industrielawaai en vergunningverlening” (hierna de Handreiking) is vastgesteld, was de insteek bij geluid lokaal maatwerk en differentiatie. Kortom geluid per gebied regelen.

Hoofdstuk 3 van de Handreiking geeft de mogelijkheid en een voorstel om lokaal per gebied geluidsnormen op te kunnen leggen. Het Geluidbeleid van Oost Gelre uit 2008 is volledig hierop gebaseerd. Een werkgroep bestaande uit mensen van de gemeenten en de toenmalige milieudienst van de Regio Achterhoek heeft met ondersteuning van het akoestisch Adviesburo van der Boom het geluidbeleid opgesteld.

Dat het opstellen van geluidbeleid een moeilijke materie is, is gebleken. Slechts 3 gemeenten hebben het geluidbeleid van de Regio Achterhoek ook daadwerkelijk vastgesteld. Een aantal gemeenten hebben hun eigen geluidbeleid vastgesteld.

3. Waarom nieuw geluidbeleid?

 

Met de komst van het Activiteitenbesluit is de landelijke overheid een nieuwe weg ingeslagen. In het streven naar vereenvoudiging van regels en stroomlijning van procedures voor bouw en milieu is de insteek van de Handreiking verlaten.

Ten aanzien van het aspect geluid is in het Activiteitenbesluit de weg van het sectorgericht en gebiedsgericht benaderen van geluidshinder definitief verlaten. Het Activiteitenbesluit kent wat betreft geluidnormering maar twee gebiedstypes (bedrijventerrein en al het overige) met twee bedrijfstypes (agrarisch en tankstations) als uitzondering. Dit staat in schril contrast met het geluidbeleid van Oost Gelre met de negen verschillende gebiedstypen en de vele (streef-, grens- en plafond)waarden.

Het Activiteitenbesluit is nu op het overgrote deel van de bedrijven van toepassing.

 

Het geluidbeleid dat is gebaseerd op de Handreiking kent zoals aangegeven een gebiedsgerichte benadering. Dit levert bij bepaalde gebiedstypen grote verschillen op.

Het verschil in geluidsnorm voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) tussen een bedrijf dat onder het Activiteitenbesluit valt en een bedrijf met een vergunningplicht in hetzelfde gebied kan op grond van het Geluidbeleid wel 20 dB(A) verschillen (natuurgebied). Een toch wel grote rechtsongelijkheid.

In de praktijk wordt bijvoorbeeld vaak geconstateerd dat een bedrijf dat overgaat van het Activiteitenbesluit naar een vergunning stevig terug gaat in geluidsnorm. Er moet dan vaak flink worden geïnvesteerd (BBT toepassen) om te kunnen voldoen aan de strengere geluidsnormen.

 

Nu is het natuurlijk zo dat, met het geluidsbeleid in de hand, voor een bedrijf dat valt onder het Activiteitenbesluit, ook strengere normen moeten worden gesteld (hoofdstuk 7.1, tweede alinea Geluidbeleid 2008).

Wil men het geluidsbeleid goed uitvoeren dan zal elke kennisgeving Activiteitenbesluit moeten worden getoetst aan het geluidbeleid. Ligt het bedrijf in een gebied met een streefwaarde die lager is dan de norm in het Activiteitenbesluit of is er een geluidgevoelig object binnen 50 meter, dan zullen er nadere eisen moeten worden opgelegd.

Hiervoor moet dan een procedure worden doorlopen. Naast het doorlopen van de procedure, hetgeen de nodige tijd en moeite kost, moet er akoestisch worden aangetoond (en dat kan alleen met akoestisch onderzoek) dat het bedrijf ook kan voldoen aan die strengere norm. Elk bedrijf zal dus in bovengenoemde situaties bij een kennisgeving Activiteitenbesluit een akoestisch onderzoek moeten overleggen.

Naast de kosten en de hoeveelheid tijd die dit met zich meebrengt, betekent het ook dat aan het doel van het Activiteitenbesluit voorbij wordt gegaan, namelijk het eenvoudiger maken van procedures en regels.

 

Gaandeweg is door de gemeente geconstateerd dat dit geluidbeleid soms ook tot een knelpunt leidt bij nieuwe initiatieven. Bestaande bedrijven worden getoetst aan het Activiteitenbesluit, terwijl nieuwe initiatieven aan de strengere normen uit het Geluidbeleid moeten voldoen. Nieuwe initiatieven kunnen in sommige gevallen niet aan het geluidbeleid voldoen, terwijl ze wel kunnen voldoen aan de landelijke normen (Activiteitenbesluit). Hiervan is met name sprake in gebieden met functiemenging. Het is daarom gewenst om in gemeente Oost Gelre aan te sluiten bij het landelijke beleid.

4. Het nieuwe geluidbeleid

4.1 Toepassing

Wat betreft geluid zijn er een aantal vormen te onderscheiden die afzonderlijk in de wetgeving wordt geregeld. Te weten:

 

  • Industrielawaai;

  • Wegverkeerslawaai

  • Railverkeerslawaai;

  • Vliegverkeerslawaai;

  • Overige.

 

Deze vormen spreken waarschijnlijk voor zich, waarbij bij de overige kan worden gedacht aan evenementen, markten, bouw- en sloop activiteiten, burenlawaai, etc.

In dit geluidbeleid zal alleen het industrielawaai aan de orde komen, overige vormen van geluidsoverlast zijn of niet van toepassing of reeds in andere beleidsstukken geregeld.

In dit beleid wordt richting gegeven aan het onderwerp geluid ten aanzien van vergunningverlening en maatwerkvoorschriften Activiteitenbesluit voor bedrijven.

4.2 Keuze werkwijze

Zoals al uit de voorgaande paragrafen blijkt zit er een groot verschil tussen de regels en de methodiek van het Activiteitenbesluit en die bij vergunningverlening op basis van het geluidbeleid 2008. Om dit beter op elkaar aan te laten sluiten is dit nieuwe geluidbeleid ontwikkeld.

Nu is het mogelijk een geluidbeleid vast te stellen dat afwijkt van het Activiteitenbesluit. Echter hierdoor zal de ongelijkheid blijven. Om de ongelijkheid op te heffen kunnen de normen uit het geluidbeleid 2008 natuurlijk als maatwerkvoorschriften worden opgelegd, maar dat is omslachtig, tijdrovend en duur. En het Activiteitenbesluit op zich kan niet worden gewijzigd met geluidbeleid. Beter is het geluidbeleid te stroomlijnen met het Activiteitenbesluit.

Meldingen Activiteitenbesluit hoeven dan niet te worden getoetst en de ongelijkheid is opgeheven. De normen in het Activiteitenbesluit worden door de wetgever als aanvaardbaar beschouwd en kunnen dus ook bij vergunningverlening als aanvaardbaar worden aangemerkt.

 

In dit nieuwe geluidbeleid zullen grotendeels de normen en methodiek van het Activiteitenbesluit worden overgenomen, dat als basis zal dienen voor de vergunningverlening milieu1.

 

Net als met de maatwerkvoorschriften in het Activiteitenbesluit zal in dit geluidbeleid een mogelijkheid aan college van Burgemeester en Wethouders worden gegeven om gemotiveerd af te wijken van de normen. In dit geluidbeleid zullen in het kader van de rechtszekerheid criteria en randvoorwaarden worden opgenomen ten aanzien van het afwijken.

4.3 Toetsen bij ruimtelijke procedures.

In dit beleid wordt aangegeven dat het beleid basis zal dienen voor de vergunningverlening milieu. Bij Ruimtelijke procedures moet echter breder worden getoetst dan alleen dit Geluidbeleid.

 

In dergelijke procedures wordt het volgende getoetst:

  • Wordt voldaan aan de Wet geluidhinder;

  • Is er geen sprake van belemmering van (de ontwikkelingsmogelijkheden van) aanwezige bedrijven;

  • Is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;

  • Wordt voldaan aan het gemeentelijk Geluidbeleid.

 

Aan de eerste 2 punten wordt alleen getoetst als het een geluidgevoelig object betreft. Hiertoe hoort ook een woning.

Ten aanzien van het woon- en leefklimaat wordt in eerste instantie getoetst aan de richtafstanden uit de VNG Brochure. Als aan deze brochure wordt voldaan kan worden gesteld dat wat betreft geluid een aanvaardbaar woon- en leefklimaat aanwezig is. Kan echter niet worden voldaan aan de brochure dan kan dit geluidbeleid een aanvullend toetsingskader bieden.

5. Omgevingswet

5.1. Algemeen

Een nieuw geluidbeleid vaststellen zonder rekening te houden met de grootste verandering die op komst is, is niet verstandig.

In het jaar 2021 treedt naar verwachting de nieuwe Omgevingswet in werking. Met de Omgevingswet wil de Rijksoverheid de vele sectorale wetten die de leefomgeving regelen gaan bundelen in 1 wet. Daarnaast geeft de Omgevingswet de gemeenten meer ruimte om plaatselijk af te wegen en te regelen.

Middels een Omgevingsvisie en een Omgevingsplan (uitwerking van de visie) kan de gemeente dit concreet naar eigen goeddunken regelen. Er moet uiteraard wel worden voldaan aan Omgevingswet en onderliggende besluiten. Hiervan is het Besluit kwaliteit leefomgeving (hierna Bkl) de belangrijkste.

 

Afgesproken is dat de decentrale overheden, waaronder de gemeente, bij inwerkingtreding van de wet meteen over een Omgevingsplan gaan beschikken. De geldende bestemmingsplannen, inpassingsplannen en andere ruimtelijke besluiten vormen samen met overige beleid ten aanzien van de leefomgeving tijdens de overgangsfase (tot 2029) het Omgevingsplan. Het plan wordt daarbij aangevuld met een set algemene regels uit bijvoorbeeld Activiteitenbesluit en Activiteitenregeling. Dit wordt wel de bruidsschat genoemd.

Al deze regels en regelingen zijn op het moment van inwerkingtreding van Omgevingswet decentraal en dus van de gemeente. Dat betekent dat de gemeente deze “eigen” regels ook kan aanpassen. De gemeente heeft tot 2029 de tijd om een eigen Omgevingsplan te maken.

5.2. Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl)

Het Bkl is gelieerd aan de nieuwe omgevingswet en geeft de kaders aan waarbinnen de wetgever de kwaliteit van de omgeving nog als aanvaardbaar beschouwt. In ‘§ 5.1.4.2 Geluid’ van het Bkl wordt het onderwerp geluid behandeld. In Bijlage 1 wordt deze paragraaf nader uitgelegd.

 

Hoe verhouden de normen uit het Activiteitenbesluit zich tot het Bkl? Met andere woorden zal er strijd ontstaan tussen de normen uit het Activiteitenbesluit en de kaders van het Bkl als de Omgevingswet in werking treedt?

Uit een vergelijking van beide besluiten blijkt dat de besluiten grotendeels op elkaar aansluiten. Toch kan worden gesteld dat het Bkl meer ruimte geeft om ruimere normen op te leggen en eigen beleidsinvulling te ontwikkelen. De normen en de werkwijze van het Activiteitenbesluit is dus niet in strijd met het Bkl.

5.3. Bruidsschat

Op 1 januari 2021 treedt naar verwachting de nieuwe Omgevingswet met bijbehorende besluiten in werking. Onder de Omgevingswet verhuizen veel regels van het Rijk naar de gemeente. Tevens krijgen gemeenten van rechtswege een omgevingsplan. Echter hierin ontbreken dan nog de regels die nu in de verschillende besluiten zijn vastgelegd, maar die bij het van kracht worden van de Omgevingswet vervallen. De wetgever zorgt ervoor dat met een Invoeringsbesluit een groot aantal regels automatisch in het Omgevingsplan komen. Dit wordt ook wel de Bruidsschat genoemd. De Bruidsschat is nog in consultatie fase en nog niet officieel vastgesteld.

 

Tot de gemeente een eigen Omgevingsplan heeft met eigen milieuregels is het de bedoeling dat de Bruidsschat van kracht blijft.

De eigen regels voor geluid die de gemeente maakt, moeten voldoen aan het Bkl.

6. Activiteitenbesluit

 

Voor bedrijven die onder de werking van het Activiteitenbesluit vallen bevat Afdeling 2.8 Geluidhinder van het Besluit de geluidvoorschriften. Hierbij worden standaardvoorschriften gesteld en voor agrarische inrichtingen, tankstations en bedrijventerreinen bijzondere voorschriften.

 

In onderstaande tabel 1 worden de normen uit het Activiteitenbesluit voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) op de gevel van geluidgevoelige objecten weergegeven.

 

Gehele gemeente m.u.v. aangewezen industrie- en bedrijventerreinen

Agrarische bedrijven

6:00-19:00

19:00-22:00

22:00-6:00

 

45

40

35

Overige bedrijven

7:00-19:00

19:00-23:00

23:00-7:00

 

50

45

40

Tankstations

7:00-21:00

21:00-7:00

 

50

40

Bedrijventerreinen

Alle bedrijven

7:00-19:00

19:00-23:00

23:00-7:00

 

55

50

45

Industrieterreinen

Alle bedrijven (zonebeheer)2

7:00-19:00

19:00-23:00

23:00-7:00

 

maatwerk

maatwerk

maatwerk

Tabel 1. Waarden dB(A).

 

Noot: bij agrarische bedrijven wordt de geluidsbelasting bepaald aan de hand van de vaste bronnen binnen het bedrijf.

 

In Tabel 2 worden de normen uit het Activiteitenbesluit voor het maximaal geluidniveau (LAmax)op de gevel weergegeven.

 

Gehele gemeente alle gebieden

Agrarische bedrijven

6:00-19:00

19:00-22:00

22:00-6:00

 

70

65

60

Tankstations

7:00-21:00

21:00-7:00

 

70

60

Overige bedrijven

7:00-19:00

19:00-23:00

23:00-7:00

 

70

65

60

Tabel 2. Waarden in dB(A).

7. Geluidbeleid nu en straks

7.1 Algemeen beleid

Het is duidelijk dat er na het inwerking treden van de Omgevingswet het nodige zal veranderen. Dit is echter geen reden om met nieuw geluidbeleid te wachten. Immers nu vastgesteld geluidbeleid zal met het in werking treden van de nieuwe Omgevingswet van kracht blijven met het Omgevingsplan.

Wanneer de Omgevingswet in werking is kan de gemeente het Omgevingsplan zelf verder wijzigen en invullen. Het Omgevingsplan zal een globaal kader krijgen, dat per perceel of gebied gedetailleerd kan worden uitgewerkt. Dit geluidbeleid zal het globale kader vormen. Al naar gelang de zich voordoende behoefte kan het plaatselijk worden uitgewerkt. In dit geluidbeleid wordt hiervoor ruimte gemaakt.

Om het geluidbeleid ook onder de Omgevingswet werkbaar te houden is het Bkl en de Bruidsschat meegenomen bij opstellen van dit beleid. Echter tot het inwerking treden van de Omgevingswet is het geldende Activiteitenbesluit uitgangspunt.

 

Als het Activiteitenbesluit wordt vergeleken of wordt getoetst aan het Bkl en de Bruidsschat, blijkt dat normen in het Activiteitenbesluit ruim binnen de normen vallen van het Besluit kwaliteit leefomgeving en vergelijkbaar zijn met de Bruidsschat.

 

Er is echter één essentieel verschil. In het huidige Activiteitenbesluit wordt de geluidsbelasting van agrarische bedrijven uitsluitend bepaald aan de hand van de vaste bronnen binnen het bedrijf. Niet-vaste bronnen, zoals verkeersbewegingen tellen daar niet in mee. Dit zal met de invoering van de Omgevingswet veranderen. Agrarische bedrijven zullen dan net als ieder ander bedrijf, worden beoordeeld aan de hand van alle bronnen binnen het bedrijf.

 

Met uitzondering van het hier voorgaande, is er geen strijd met het Bkl of de Bruidsschat om de normen van het Activiteitenbesluit als uitgangspunt voor dit beleid te nemen.

 

Met dit beleid worden de uitgangspunten en de normen van het Activiteitenbesluit als basis genomen voor het bepalen van de geluidsnormen bij de vergunningverlening milieu.

Uitzondering hierop zijn agrarische bedrijven.

 

 

Volgens de wetgever bieden de voorschriften in het Activiteitenbesluit voldoende waarborgen om een onaanvaardbare situatie bij geluidgevoelige objecten te voorkomen. Als deze normen in dit besluit aanvaardbaar zijn, dan is het niet meer dan logisch dat deze normen ook voor de vergunningverlening aanvaardbaar zijn.

De gemeente heeft daarom besloten deze standaard voorschriften ook van toepassing te laten zijn bij vergunningverlening.

 

Bij de vergunning verlening worden in beginsel de van toepassing zijnde voorschriften uit Afdeling 2.8 van het Activiteitenbesluit overgenomen in de vergunning. Als er bij de vergunningverlening maatwerk noodzakelijk is of er zich een bijzondere situatie voordoet, kan hiervan worden afgeweken3.

 

Bij agrarische bedrijven wordt bij vergunningverlening afgeweken van Afdeling 2.8 van het Activiteitenbesluit en wordt de geluidsbelasting bepaald aan de hand van alle bronnen binnen het bedrijf.

 

Het Activiteitenbesluit zal met het van kracht worden van de Omgevingswet overgaan in het Besluit activiteiten leefomgeving. In dit laatste besluit zullen de voorschriften voor geluid grotendeels vervallen. Deze zullen dan als Bruidsschat een onderdeel gaan vormen van het Omgevingsplan dat van rechtswege aan de gemeente wordt toegewezen.

Omdat de normen in de Bruidsschat, met uitzondering van agrarische bedrijven, nagenoeg gelijk zijn aan die uit het Activiteitenbesluit, kan de bruidsschat in de plaats komen van het voorgaande deel van dit beleid.

 

Uitgangspunt is dat met het van kracht worden van het Omgevingswet de normen van de Bruidsschat bij vergunningverlening in de plaats komen van de normen uit het Activiteitenbesluit.

 

Als uiteindelijk alle Omgevingsplannen door de gemeente zelf zijn ingevuld zal dit deel van het geluidbeleid en de Bruidsschat eindigen en zal het toetsingskader zijn overgenomen door het Omgevingsplan.

7.2 Gezoneerde Industrieterreinen

Bedrijventerreinen waarop bedrijven zijn gevestigd, of kunnen worden gevestigd, als bedoeld in de Wet geluidhinder, zijn conform de Wet geluidhinder voorzien van een zone.

In de Wet geluidhinder worden deze terreinen aangeduid als industrieterreinen. De grens van een industrieterrein alsmede de zone wordt in een bestemmingsplan vastgelegd.

Alle bedrijven op een industrieterrein mogen gezamenlijk niet meer geluid uitstoten op de zone dan 50 dB(A).

Dit betekent dat elk bedrijf dat zich wil vestigen, uitbreiden of veranderen moet worden getoetst aan de zone. Dit geldt voor zowel een melding Activiteitenbesluit als voor vergunningverlening. Maatwerk is dan ook bijna altijd nodig.

Woningen op een industrieterrein worden niet getoetst en hiervoor worden geen geluidsnormen opgenomen in de vergunning.

 

Het onder 7.1 genoemde beleid is niet van toepassing voor bedrijven op een gezoneerde industrieterreinen. Deze bedrijven moeten altijd worden getoetst aan de zone. Deze bedrijven worden niet getoetst aan woningen op een industrieterrein.

 

Met het van kracht worden van de Omgevingswet, zal de Wet geluidhinder komen te vervallen. De Aanvullingswet geluid Omgevingswet neemt dan de plaats in. Deze wet is nog in de consultatiefase. Industrieterreinen zullen blijven maar in plaats van een zone zal de gemeente geluidsproductieplafonds moeten vaststellen rond een industrieterrein. Daarnaast zal de etmaalwaardes LAr,LT in dB(A) worden gewijzigd in Lden en Lnight.

De zone rond een industrieterrein blijft van kracht totdat de gemeente geluidsproductieplafonds in een omgevingsplan heeft vastgesteld.

8. Maatwerk- en vergunningvoorschriften

8.1 Algemeen

Dit deel van het geluidbeleid is van toepassing op de vergunningverlening milieu en op maatwerkvoorschriften op grond van het Activiteitenbesluit en na het van kracht worden van de Omgevingswet op de Bruidsschat.

Ook nadat het Activiteitenbesluit en de Bruidsschat niet meer van kracht zijn, kan dit deel nog worden gebruikt als toetsingskader bij afwijkende situaties in een omgevingsplan.

8.2 Afwijkende situaties

Er zullen zich altijd situaties voor kunnen doen waarbij bedrijven niet aan de standaard normen kunnen voldoen of situaties waar lagere normen gewenst zijn.

Het Activiteitenbesluit en de Bruidsschat geven in dergelijke gevallen de mogelijkheid hiervoor maatwerkvoorschriften op te leggen. Hiervoor is aangegeven dat ten aanzien van vergunningverlening het Activiteitenbesluit en na het van kracht worden van Omgevingswet de Bruidsschat zal worden gevolgd.

 

Het bevoegd gezag kan, mits onderbouwd en afgewogen, afwijken van de standaardnormen. Dit geldt voor lagere maar ook voor hogere normen.

 

Omdat het opleggen van lagere normen niet veel zal voorkomen is het hieronder aangegeven beleid alleen van toepassing voor het vaststellen van hogere normen bij zowel vergunningaanvragen als bij meldingen.

 

Het Activiteitenbesluit en ook de Bruidsschat geven niet aan welke hogere normen maximaal aanvaardbaar zijn.

Om een kader te krijgen over wat maximaal aanvaardbaar is kan de Handreiking worden gevolgd, maar ook het Bkl. Hoewel het Bkl pas met het van kracht worden van de nieuwe Omgevingswet rechtskracht krijgt kan en mag deze worden meegenomen als beleidskader.

 

In de Handreiking is het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) voor bestaande bedrijven 55 dB(A) de maximale norm en voor woningen op bedrijventerreinen gaat deze tot 65 dB(A)4. Het Bkl geeft hierin nog meer vrijheid5. Het verhogen van de standaardnormen met 5 dB(A) voor bestaande bedrijven in afwijkende situaties is dan ook aanvaardbaar. Voor bedrijventerreinen kan dit voor alle bedrijven tot maximaal 10 dB(A).

 

Als er nog geen gemeentelijke omgevingsplan in werking is, is de werkwijze om te komen tot (maatwerk)voorschriften hoger dan de standaardnormen als volgt:

 

  • 1.

    Bij maatwerkvoorschriften en bij een aanvraag om een omgevingsvergunning milieu voor nieuwe en bestaande bedrijven moeten de akoestische gevolgen daarvan in eerste instantie getoetst worden aan de standaardwaarden die voor het bedrijf gelden.

 

  • 2.

    Geluidniveaus boven de standaardwaarden kunnen alleen bij bestaande bedrijven in de gehele gemeente en bij nieuwe bedrijven op een bedrijventerrein, op grond van een bestuurlijke afweging door het bevoegd gezag worden toegestaan. De maximaal te vergunnen waarden liggen voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) 5 dB(A) boven de standaardwaarden voor overige terreinen en 10 dB(A) voor bedrijfsterreinen6. Voor het maximaal geluidniveau (LAmax) is dit 5 dB(A).

 

  • 3.

    Bij nieuwe bedrijven (uitgezonderd op een bedrijventerrein) fungeren het Activiteitenbesluit en na het van kracht worden van de Omgevingswet de Bruidsschat als toetsingskader bij de vraag of al dan niet vergunning kan worden verleend.

 

Noot:

De geluidsnormen voor bedrijventerrein gelden voor woningen op een bedrijventerrein. Voor de woningen buiten het bedrijventerrein gelden de normen voor overig gebied

 

Met nieuwe situaties worden bedoeld:

 

  • de vestiging van een nieuw bedrijf bij bestaande woningen;

  • de vestiging van een geheel andersoortig bedrijf in een bestaand(e) bedrijfspand of –locatie (bv. van boerderij naar zorglocatie)

  • de bouw van woningen of andere geluidgevoelige objecten bij een bestaand bedrijf.

 

Ten aanzien van de onder 2 bedoelde bestuurlijke afweging zijn de volgende uitgangspunten van toepassing:

 

  • In beginsel worden de afwegingcriteria gebruikt als genoemd in de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening 1998 alsmede de Aanvulling Handreiking 2001;

  • Er hoeft echter niet meer per vergunningsaanvraag of per vestiging van een bedrijf dat valt onder het Activiteitenbesluit een referentieniveau van het achtergrondgeluid te worden bepaald.

  • Het bedrijf heeft de best beschikbare technieken toegepast om de geluidsuitstoot zo laag mogelijk te maken;

  • Met het toekennen van een hogere waarde wordt geen onaanvaardbare woon- en leefklimaat gecreëerd;

  • Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) binnen in een geluidgevoelige ruimte van een geluidgevoelig object waarvoor de hogere waarde wordt bepaald mag niet hoger zijn dan 35 dB(A) etmaalwaarde7;

  • Het maximaal geluidniveau (LAmax) binnen in een geluidgevoelige ruimte van een geluidgevoelig object waarvoor de hogere waarde wordt bepaald mag niet hoger zijn dan 55 dB(A) etmaalwaarde8.

 

Kan niet aan de regels ten aanzien van het binnen niveau worden voldaan dan kan de aanvrager middelen ter beschikking stellen om voorzieningen aan te brengen teneinde wel te kunnen voldoen. Als hiertegen bezwaren zijn van bouwkundige aard of de eigenaar van het geluidgevoelige object waarop een hogere waarde wordt bepaald wenst niet mee te werken, neemt het college dit mee in de afwegingen.

 

Het college kan, als voorzieningen niet mogelijk zijn, een hogere waarde voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) binnen in een geluidgevoelige ruimte van een geluidgevoelig object als acceptabel aanmerken. De maximale waarde zal dan niet hoger zijn dan 40 dB(A)9 etmaalwaarde.

 

Uitzonderingen hierop zijn in dit beleid bedrijfswoningen of voormalige bedrijfswoningen.

8.3 Bedrijfswoningen

 

In de huidige wetgeving wordt geen onderscheid gemaakt tussen “bedrijfswoningen” en zogenoemde “burgerwoningen”. In de wet wordt slechts gesproken van een woning als geluidgevoelig object. In dit beleid wordt hier wel een onderscheid gemaakt.

Gezien de wijziging van de regel dat de bestemde functie bepalend is en niet het feitelijke gebruik, zal bij toetsing moeten worden uitgegaan van de bestemming.

Staan er woningen op een aantal naast elkaar liggende percelen met een bedrijfsbestemming, maar dit gebied heeft geen bestemming bedrijventerrein dan geldt voor de woningen de standaardvoorschriften voor overig gebied.

Woningen daarentegen op een bedrijventerrein hebben in het Activiteitenbesluit en de Bruidsschat standaard een hogere waarde.

Het kan dus van belang zijn of de bestemming bedrijventerrein op een gebied rust.

Bedrijven op een bedrijventerrein hebben dus een voordeel. En dat is waarschijnlijk om te stimuleren dat bedrijven naar een bedrijventerrein gaan. Echter er zijn binnen de gemeente ook plekken waar 2 of meer bedrijven met bijbehorende woningen bij elkaar liggen. Deze woningen kunnen over en weer beperkend werken, terwijl als ze op een bedrijventerrein hadden gestaan deze beperking niet hadden gekend. Het betreft daarbij vaak bedrijven die nooit op een bedrijventerrein zullen worden gevestigd en dus nooit gebruik kunnen maken van dit voordeel. Naast elkaar liggende agrarische bedrijfswoningen of winkels met boven- of naastliggende bedrijfswoning zijn daarvan een voorbeeld.

 

Maar om elk gebied waar zich dat voordoet aan te merken als bedrijventerrein gaat te ver. Dit geluidbeleid geeft hiervoor een ander uitgangspunt.

 

 

College van Burgemeester en Wethouders kunnen op de in de nabijheid liggende bedrijfswoningen van derden een hogere waarde vaststellen dan de standaardwaarde. De geldende standaardwaarde voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) voor woningen in overig gebied niet zijnde bedrijventerrein, mag bij bedrijfswoningen eenmalig worden verhoogd tot maximaal 55 dB(A)10.

 

Bedrijfswoningen die behoren bij, en een functionele binding hebben met een bedrijf, zijn al uitgesloten van toetsing aan het eigen bedrijf. Maar hoe ga je om met bedrijfswoningen die eerst wel en dan niet meer verbonden zijn met dat bedrijf? Volgens de regel moet het bedrijf dan voldoen aan de waarden die gelden voor woningen van derden. In beginsel is de verkoper verantwoordelijk die het bedrijf of de woning afzonderlijk verkoopt. Toch komen er regelmatig gevallen naar voren, waar afzonderlijke verkoop essentieel is. In dit beleid wordt hiervoor een mogelijkheid geschapen.

 

College van Burgemeester en Wethouders kunnen een bedrijf een hogere waarde toestaan op een woning die eerder functioneel verbonden was aan een bedrijf. De geldende standaardwaarde voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) voor woningen in overig gebied als bedoeld in het Activiteitenbesluit, mag bij voormalige bedrijfswoningen eenmalig worden verhoogd tot 55 dB(A).11 Dit is ongeacht de nieuwe bestemming van de woning.

 

Het vaststellen van een hogere waarde kan op grond van een bestuurlijke afweging door het bevoegd gezag worden toegestaan. De hiervoor in hoofdstuk 8 gestelde afwegingscriteria behoeven daarvoor niet stringent te worden gevolgd. Belangrijk is wel het binnenniveau in de woning waarvoor die hogere waarde wordt toegestaan.

 

  • Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) binnen in een geluidgevoelige ruimte van een geluidgevoelige object waarvoor de hogere waarde wordt bepaald mag niet hoger zijn dan 35 dB(A) etmaalwaarde12;

  • Het maximaal geluidniveau (LAmax) binnen in een geluidgevoelige ruimte van een geluidgevoelige object waarvoor de hogere waarde wordt bepaald mag niet hoger zijn dan 55 dB(A) etmaalwaarde13;

 

Kan niet aan deze regels voor het binnenniveau worden voldaan, dan kan de aanvrager middelen ter beschikking stellen om voorzieningen aan te brengen teneinde wel te kunnen voldoen. Als er bezwaren zijn van bouwkundige aard of de eigenaar van het geluidgevoelige object waarop een hogere waarde wordt bepaald wenst niet mee te werken, dan neemt het college dit mee in de afwegingen.

Ook hier geldt (zie hoofdstuk 8) dat het college een hoger binnenniveau kan toestaan tot 40 dB(A).

 

Met het van kracht worden van de Bkl komt hier nog een mogelijkheid bij.

 

College van Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat geluidvoorschriften voor een bedrijf niet van toepassing zijn op een woning die eerder functioneel verbonden was aan dat bedrijf. Dit is ongeacht de nieuwe bestemming van de woning14.

 

Het niet van toepassing zijn van geluidsvoorschriften zal pas kunnen worden gebruikt na het van kracht worden van het Bkl. Deze mogelijkheid wordt alleen in bijzondere situaties gebruikt.

 

In dit beleid wordt duidelijk en expliciet aangegeven dat het college van Burgemeester en Wethouders hogere waarden kunnen toestaan. Er is dus geen sprake van een recht. Een hogere waarde zoals aangegeven in dit hoofdstuk zal niet automatisch worden toegepast.

8.4 Bijzondere situaties

Het is mogelijk dat bestaande bedrijven op bepaalde plaatsen ook na het toepassen van BBT niet aan de maximaal te vergunnen normen kunnen voldoen.

Het is in deze uitzonderlijke situaties mogelijk dat het bevoegde gezag na bestuurlijke afweging een norm oplegt voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) die hoger is dan de grenswaarde.

 

Uitzonderlijke situaties zijn situaties die reeds lang bestaan en waarvoor in het verleden vergunning is verleend voor activiteiten die nu, ook na toepassen van BBT en een hogere norm, niet aan de normen kunnen voldoen. Activiteiten die in het verleden zijn opgestart maar waarvoor geen vergunning is verleend vallen hier niet onder.

 

De norm voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) in deze uitzonderlijke situaties mag niet hoger zijn dan15:

  • 70 dB(A) etmaalwaarde voor bedrijven op een bedrijventerrein en

  • 60 dB(A) voor bedrijven elders binnen de gemeente.

 

Voorwaarde voor het opnemen van deze norm is dat er uitzicht moet zijn dat het bedrijf binnen een redelijke termijn aan de normen kan voldoen of dat het bedrijf wordt beëindigd. Ook moet worden voldaan aan de norm voor het binnen niveau in het geluidgevoelige object.

 

Een dergelijke norm wordt eenmalig opgelegd voor een termijn van maximaal 5 jaar. Binnen deze termijn van 5 jaar zorgt de vergunninghouder er minimaal voor dat de geluidsbelasting weer binnen de grenswaarden wordt gebracht.

BIJLAGE 1  

 

In paragraaf § 5.1.4.2 Geluid (Artikelen 5.55 t/m 5.77) van het Besluit kwaliteit leefomgeving wordt het onderwerp geluid behandeld. In de eerste artikelen van deze paragraaf wordt uitgelegd wat wordt verstaan onder activiteit, geluidgevoelig gebouw en geluidgevoelige ruimte. Opvallend hierbij is dat een nog niet gerealiseerde geluidgevoelig gebouw, dat wel mag worden gebouwd, ook als geluidgevoelig gebouw moet worden gerekend.

 

Artikel 5.59 van het Besluit kwaliteit leefomgeving geeft aan dat in een omgevingsplan rekening moet worden gehouden met het geluid door activiteiten. En dat het geluid op geluidgevoelige gebouwen aanvaardbaar moet zijn.

In artikel 5.64 van het besluit wordt verwijzend naar de artikelen 5.65 tot en met 5.71 de aanvaardbaarheid nader verduidelijkt.

 

De standaard- en grenswaarden worden weergegeven in artikel 5.65 lid 1. De tabellen 5.65.1 en 5.65.2 van dit artikel zijn hieronder weergegeven.

 

Tabel 5.65.1 Standaardwaarde toelaatbaar geluid op een geluidgevoelig gebouw

 

07.00 – 19.00 uur

19.00 – 23.00 uur

23.00 – 07.00 uur

Langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr,LT als gevolg van activiteiten

50 dB(A)

45 dB(A)

40 dB(A)

Maximaal geluidniveau LAmax veroorzaakt door aandrijfgeluid van transportmiddelen

--

70 dB(A)

70 dB(A)

Maximaal geluidniveau LAmax veroorzaakt door andere piekgeluiden

--

65 dB(A)

65 dB(A)

 

Tabel 5.65.2 Grenswaarde toelaatbaar geluid in geluidgevoelige ruimten binnen in- en aanpandige geluidgevoelige gebouwen

 

07.00 – 19.00 uur

19.00 – 23.00 uur

23.00 – 07.00 uur

Langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr,LT

35 dB(A)

30 dB(A)

25 dB(A)

Maximaal geluidniveau LAmax veroorzaakt door aandrijfgeluid van transportmiddelen

--

55 dB(A)

55 dB(A)

Maximaal geluidniveau LAmax veroorzaakt door andere piekgeluiden

--

45 dB(A)

45 dB(A)

 

 

Opvallend is dat er geen waarden zijn gesteld voor de maximale geluidniveaus in de dagperiode. Momenteel is het laden en lossen reeds vrijgesteld in het Activiteitenbesluit, het Besluit kwaliteit leefomgeving trekt dit weer breder. Artikel 5.67 geeft aan dat wel waarden voor het maximaal geluidniveau kunnen worden gesteld.

Daarnaast zijn de normen voor het maximaal geluidniveau in de avond- en nachtperiode gescheiden in normen voor transportmiddelen en overige. Ook zijn ze ten opzichte van het Activiteitenbesluit stevig verruimd.

 

Op grond van lid 2 tot en met 4 van artikel 5.65 kunnen bovengenoemde waarden van tabel 5.65.1 met 5 dB(A) naar boven of naar onderen worden bijgesteld. Bedrijventerreinen kunnen 5 naar boven, agrarische bedrijven 5 naar beneden. Dit kan in het omgevingsplan worden vastgelegd. Dit deel geeft in feite aan hetgeen in het Activiteitenbesluit is vastgelegd.

 

Artikel 5.66 geeft een verdere mogelijkheid om van de standaardwaarden van tabel 5.65.1 af te wijken. Aan de geluidbelasting op een geluidgevoelig gebouw zijn in principe in dit artikel geen regels gesteld, als maar aan de grenswaarden van tabel 5.66 wordt voldaan.

 

Tabel 5.66 Grenswaarden toelaatbaar geluid in geluidgevoelige ruimten binnen geluidgevoelige gebouwen, anders dan binnen in- en aanpandige geluidgevoelige gebouwen

 

07.00 – 19.00 uur

19.00 – 23.00 uur

23.00 – 07.00 uur

Langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr,LT

35 dB(A)

30 dB(A)

25 dB(A)

Maximaal geluidniveau LAmax veroorzaakt door aandrijfgeluid van transportmiddelen

--

55 dB(A)

55 dB(A)

Maximaal geluidniveau LAmax veroorzaakt door andere piekgeluiden

--

45 dB(A)

45 dB(A)

 

 

In de overige artikelen worden nog een aantal uitzonderingen en flexibilisering mogelijkheden geboden, het belangrijkst ten aanzien van de in artikel 5.59 genoemde aanvaardbaarheid zijn de basis artikelen 5.65 en 5.66.


1

Dit is verder uitgewerkt in hoofdstuk 7

2

Zie hierna 7.2

3

Zie hoofdstuk 8 en 9.

4

Zie hiervoor tabel 5 van de Handreiking.

5

Zie hiervoor o.a. artikel 5.66 van het Bkl.

6

Zie hiervoor tabel 5 van de Handreiking en Artikel 5.66 van het Bkl.

7

Hiermee wordt ten aanzien van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) voldaan aan §3.3 van de Handreiking en artikel 5.66 lid 2 van het Bkl.

8

Hiermee wordt ten aanzien van het maximaal geluidniveau (LAmax) voldaan aan §3.3 van de Handreiking en artikel 5.66 lid 2 van het Bkl.

9

Zie §3.3 van de Handreiking

10

Voldoet aan het maximaal toelaatbare langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT)van de Handreiking en aan artikel 5.66 van het Bkl.

11

Voldoet aan het maximaal toelaatbare langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) van de Handreiking en aan artikel 5.66 van het Bkl.

12

Hiermee wordt ten aanzien van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) voldaan aan §3.3 van de Handreiking en artikel 5.66 lid 2 van het Bkl.

13

Hiermee wordt ten aanzien van het maximaal geluidniveau (LAmax) voldaan aan §3.3 van de Handreiking en artikel 5.66 lid 2 van het Bkl.

14

Artikel 5.62 van het Besluit kwaliteit leefomgeving

15

Afgeleid uit Handreiking en Bkl