Organisatie | Oost Gelre |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang Oost Gelre |
Citeertitel | Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang Oost Gelre |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Oost Gelre.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-06-2018 | nieuwe regeling | 15-05-2018 |
Deze beleidsregels zijn van toepassing op de handhaving van de kwaliteitseisen voor kinderopvangvoorzieningen in Oost Gelre.
Artikel 2 Vormen van sanctioneren
Bij het uitvoeren van het handhavingsbeleid heeft het college de volgende mogelijkheden:
Lichtenvoorde, 15 mei 2018
burgemeester en wethouders,
Marjan Nekkers
secretaris
Annette Bronsvoort
burgemeester
In dit artikel worden de vormen van handhaving benoemd. Een herstelmaatregel is gericht op herstel van een overtreding en/of voorkoming van herhaling. Een bestraffende sanctie is gericht op bestraffen van een begane overtreding. De gemeente moet de opgelegde en onherroepelijke handhavingsbesluiten aanwijzing, boete, last onder dwangsom en exploitatieverbod publiceren in het LRK.
Een informeel middel zoals een schriftelijke waarschuwing is geen juridische handhavingsmaatregel. Het is dan ook geen eerste stap in een formeel handhavingstraject. Bij een overtreding met de prioriteit ‘laag’ of ‘gemiddeld’ kan het college ervoor kiezen om voorafgaand aan een formele handhavingsmaatregel een schriftelijke waarschuwing te geven aan de houder. Hierin wordt de houder erop gewezen dat er een overtreding is geconstateerd en worden er herstelafspraken gemaakt. Bij een overtreding met de prioriteit ‘hoog’ of bij herhaalde overtredingen wordt in beginsel geen informeel middel zoals een schriftelijke waarschuwing gebruikt.
Het kan voorkomen dat de beleidsregels niet voorzien in een overtreding, bijvoorbeeld door wijziging van landelijke regelgeving. Het college is in een dergelijke situatie bevoegd handhavend op te treden. Immers, de bevoegdheid om handhavend op te treden volgt niet uit de beleidsregels, maar uit de wet- en regelgeving.
Hier is aangegeven welke stappen het college volgt in het traject dat is gericht op herstel van de overtreding. Zodra een bepaalde stap het gewenste effect heeft opgeleverd, dat wil zeggen leidt tot beëindiging van de overtreding, wordt het traject gestopt.
Indien de toezichthouder een overtreding van de kwaliteitseisen heeft geconstateerd, geeft het college de houder in beginsel een schriftelijke aanwijzing. Het college kan er ook voor kiezen om eerst een informeel middel in te zetten. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 2.
Het opleggen van een aanwijzing is de eerste (juridische) stap in het kader van het herstellend handhavingstraject. In deze aanwijzing geeft het college met redenen aan op welke punten het voorschrift niet wordt nageleefd en welke maatregel binnen welke termijn door de houder of de gastouder dient te worden genomen om de overtreding te beëindigen.
Een last onder dwangsom houdt enerzijds een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding in en anderzijds de verplichting tot betaling van een geldsom indien de last niet (tijdig) wordt uitgevoerd. De last beschrijft de te nemen herstelmaatregel en de termijn waarbinnen deze moet worden uitgevoerd. Indien deze last niet (tijdig) wordt uitgevoerd, kunnen burgemeester en wethouders de last door feitelijk handelen zelf uitvoeren op kosten van de overtreder. Deze sanctie mag niet gelijktijdig voor dezelfde overtreding worden opgelegd als een last onder dwangsom.
Burgemeester en wethouders kunnen de houder of gastouder verbieden de exploitatie van een kinderopvangvoorziening voort te zetten, zolang een bevel of aanwijzing niet wordt opgevolgd en het opleggen van een last onder bestuursdwang niet mogelijk is. Een exploitatieverbod kan ook worden opgelegd bij een of meerdere zeer ernstige overtreding(en) of veel overtredingen. Een exploitatieverbod is een tijdelijke maatregel. Het is aan de houder of de gastouder om de geconstateerde overtredingen(en) zo snel mogelijk te beëindigen en dit aan te tonen. Nadat de toezichthouder heeft geconstateerd dat alles op orde is, kunnen burgemeester en wethouders toestemming aan de houder of de gastouder verlenen de exploitatie te hervatten. Een exploitatieverbod kan ook worden opgelegd aangaande een kinderopvangvoorziening waarvoor burgermeester en wethouders (nog) geen toestemming hebben verleend tot exploitatie. In deze situatie leggen burgemeester en wethouder deze maatregel op zo spoedig mogelijk na constatering van de overtreding.
Het college kan de toestemming tot exploitatie intrekken, indien blijkt dat de houder of gastouder naar verwachting niet (langer) voldoet aan de kwaliteitseisen. Dit is de laatste stap die mogelijk is in de herstellende fase. Het besluit tot intrekking van de toestemming wordt gevolgd door het verwijderen van de kinderopvangvoorziening uit het landelijk register kinderopvang. Daarnaast is het intrekken van de toestemming ook mogelijk indien is gebleken dat de houder of de gastouder niet langer de kinderopvangvoorziening exploiteert of indien drie maanden na de registratie in het LRK de exploitatie van de kinderopvangvoorziening niet daadwerkelijk is gestart. Tot slot is het intrekken van de toestemming mogelijk indien is gebleken dat de kinderopvangvoorziening staat ingeschreven in het LRK, maar feitelijk geen sprake is van kinderopvang in de zin van de Wko. In dit geval is geen sprake van handhaving, maar van het actueel houden van het LRK.
Degene die voornemens is een kinderopvangvoorziening in exploitatie te nemen, is op grond van artikel 1.45, lid 1, van de Wko verplicht daarvoor een aanvraag te doen bij het college. Indien dit is nagelaten en de exploitatie toch is begonnen, is sprake van illegale kinderopvang.
Vanaf het moment dat de toestemming tot exploitatie is ingetrokken, is er geen sprake meer van kinderopvang in de zin van de Wko. Desondanks voortzetten van exploitatie is illegale kinderopvang. Dit kan leiden tot vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet op de economische delicten of door het opleggen van een bestuurlijke boete door het college.
Aan iedere kwaliteitseis is een prioriteit toegekend (laag, gemiddeld of hoog), die onder andere tot uiting komt in de hersteltermijn. Bij het geven van een aanwijzing geldt deze hersteltermijn als uitgangspunt. Het college kan hier gemotiveerd van afwijken. De houder of de gastouder dient de maatregel binnen de in de aanwijzing gestelde termijn te nemen. Wanneer de overtreding zich daarvoor leent, kan het college de houder opdragen de overtreding direct te beëindigen of niet meer te herhalen.
Om te controleren of de overtreding daadwerkelijk is beëindigd, kan het college bewijsstukken opvragen of de toezichthouder vragen een nader onderzoek te verrichten. Ook kan worden besloten dat de toezichthouder bij de eerstvolgende inspectie onderzoekt of de maatregel (tijdig) is genomen en de overtreding is beëindigd.
In de Wet kinderopvang is het maximaal op te leggen boetebedrag aangegeven. Het college heeft derhalve beleidsvrijheid ten aanzien van de hoogte van het op te leggen boetebedrag naar aanleiding van een specifieke overtreding. Een hoge prioritering betekent dat er ook in algemene zin sprake is van een ernstige overtreding. Met deze beleidsregels heeft het college besloten dat alleen bij overtredingen met een hoge en gemiddelde prioriteit boetes opgelegd kunnen worden. Het college heeft beleidsvrijheid ten aanzien van de hoogte van het op te leggen boetebedrag naar aanleiding van een specifieke overtreding. Het college bekijkt per geval of een bestuurlijke boete wordt opgelegd. De hoogtes van de boetes staan in het afwegingsoverzicht genoemd.
Ook voor de voorziening voor gastouderopvang is de mogelijkheid om een bestuurlijke boete op te leggen van toepassing. Een voorziening voor gastouderopvang heeft echter toch een bijzonder karakter. Derhalve is gekozen om de hoogte van de boetebedragen zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht te halveren. Dit geldt niet wanneer het een kwaliteitseis is die specifiek alleen aan de gastouder wordt gesteld. In dat geval is de boete al op deze situatie afgestemd.
Mede gelet op het in artikel 1.72 van de Wko neergelegde boetemaximum geldt de volgende verdeling als richtlijn:
In geval van overtreding van de artikelen 1.66 en 1.45 Wet kinderopvang is sprake van economische delicten, gesanctioneerd in de Wet op de Economische Delicten. In artikel 1 en 6 van deze wet is bepaald dat deze overtredingen beboet worden met een boete van de vierde categorie. De boetebedragen in onderhavig beleid komen hiermee overeen.
Overtreding van artikel 5:20 Algemene wet bestuursrecht is een strafbaar feit; strafbaar gesteld in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht: “Hij die opzettelijk niet voldoet aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, alsmede hij die opzettelijk enige handeling, door een van die ambtenaren ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belet, belemmert of verijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.” Het boetebedrag voor deze overtreding, komt overeen met het in het Wetboek van Strafrecht genoemde bedrag voor overtredingen van de tweede categorie.
Afwegingsoverzicht behorend bij de Beleidsregels handhaving kinderopvang Oost Gelre
Beroepskrachten meertalige buitenschoolse opvang beschikken over een voor de werkzaamheden passende certificaat of diploma art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; |