Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Elburg

Welstandsnota

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieElburg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingWelstandsnota
Citeertitel Welstandsnota gemeente Elburg
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp
Externe bijlageWelstandsnota gemeente Elburg

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht
  2. artikel 4:83 van de Algemene wet bestuursrecht
  3. artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht
  4. artikel 12a van de Woningwet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-12-2013Geconsolideerde regelgeving

25-11-2013

Website gemeente Elburg

Tekst van de regeling

Intitulé

Welstandsnota

Gemeenteraad van de gemeente Elburg;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 8 oktober 2013;

 

overwegende dat, het gewenst is om een beleidsregel[s] vast te stellen omtrent:

- het plaatsen van de welstandsbeoordeling binnen een kader waarmee de rechtszekerheid voor de initiatiefnemer wordt gediend;

- het behouden van de kwaliteit van de welstandsadvisering;

- het vastleggen van efficiënte en transparante procedures voor de welstandszorg;

- het bieden van meer samenhang in het beleid dat zich richt op de ruimtelijke kwaliteit en het uiterlijk van de gemeente Elburg.

 

gelet op de artikelen 4:81, eerste lid, 4:83 en 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

artikel 12a van de Woningwet;

 

b e s l u i t vast te stellen de volgende beleidsregel: Welstandsnota gemeente Elburg.

 

 

Artikel 1. Beoordelingscriteria

In de navolgende artikelen wordt per categorie bouwwerk beoordelingscriteria bepaalt.

Artikel 2. Monumenten en woningen welke onder het bestemmingsplan “Beschermd stadsgezicht” vallen

De onderstaande criteria altijd hanteren in combinatie met de beschreven kenmerken. De beoordelingscriteria gelden indien en voor zover het ter plaatse geldende bestemmingsplan niet anders bepaalt.

Situering:

- Het ruimtelijk karakter is gebaseerd op de gegroeide kleinschaligheid, openheid en diversiteit;

- Vervangende nieuwbouw sluit aan bij de ritmiek van de bestaande bebouwing in de omgeving;

- De parcellering, de positie en de oriëntatie van de oorspronkelijke bebouwing zijn richtinggevend bij nieuwbouw;

- Panden zijn alzijdig (gericht naar de openbare ruimte);

- De bestaande samenhang en afwisseling in de vormgeving van de kappen in de omgeving blijft gehandhaafd; Aanvullende criteria voor het Havengebied:

- Bebouwing staat in de rooilijn, geringe verspringingen zijn mogelijk binnen de uitersten van de naastgelegen bebouwing;

- De inpassing van massa en vorm tussen bestaande bebouwing is zorgvuldig.

Massa en Hoofdvorm:

- De inpassing van massa en vorm tussen bestaande bebouwing is zorgvuldig;

- Maximaal twee bouwlagen met kap;

- De vormgeving van het dak is afgestemd op het karakter van het betreffende pand;

- Bij panden die een stedenbouwkundig geheel vormen, blijven toevoegingen per pand ondergeschikt aan de hoofdstructuur en de ritmiek van het geheel.

Gevels:

- Bij verbouw, renovatie of vervangende nieuwbouw is respect voor de oorspronkelijke gevelopbouw en het materiaal-kleurgebruik essentieel;

- Bij (vervangende) nieuwbouw vormt de bebouwing in de omgeving met betrekking tot stijlkenmerken en materialisering het uitgangspunt;

- De maat en schaal van de gevelindeling wordt gerespecteerd;

- Om de horizontale gevelopbouw zijn de begrenzingen van de onderzijde (plint) en de bovenzijde (goot of kroonlijst) als belangrijke elementen behandeld;

- De vormgeving van de onderpui hangt samen met die van de bovengevel;

- De architectonische eenheid van het oorspronkelijke pand blijft uitgangspunt in geval van splitsing, de individualiteit van de panden blijft bij samenvoeging gehandhaafd;

- Gevels en etalage op straatniveau hebben een open karakter en passen binnen de architectuur van het pand;

- De vormgeving van entree en de eventuele symmetrie van de gevelopbouw worden zorgvuldig behandeld.

Aanvullende criteria voor het Havengebied:

- Bebouwing staat in de rooilijn, geringe verspringingen zijn mogelijk binnen de uitersten van de naastgelegen bebouwing.

Materiaalgebruik:

- Bij verbouwing of renovatie het oorspronkelijke materiaal tot uitgangspunt nemen;

- In hoofdzaak baksteen, al dan niet voorzien van een stuc- of schilderlaag, voor gevels en dakpannen op de daken toepassen;

- Het gebruik van glas, spiegelende oppervlakken, kunststof of kunsthars gevelbeplating is niet toegestaan.

Kleurgebruik:

Voor hoofdmaterialen worden aardkleuren toegepast, in combinatie met rode of donkere pannen;

- In principe wordt geen toestemming verleend voor het schilderen van een goede baksteengevel; in bepaalde gevallen is het mogelijk om een baksteengevel met minder fraai metselwerk (door aanpassingen van gevelonderdelen) te schilderen (dodekoprood) of vegen (met cement);

- Gevels voorzien van een pleisterlaag mogen geschilderd worden in een natuurkleur (crème, wit/geel, beige of licht oker);

- Kozijnen worden in lichte kleuren geschilderd (crème, oker/wit), de draaiende delen in donkeren tinten groen of blauw;

- Lijstwerk wordt geschilderd in de kleur van de kozijnen;

- Door lichte kleuren te gebruiken komen eigen- en slagschaduwen op en van de profielen beter uit;

- De plinten worden donkergrijs of blauwgrijs gekleurd;

- Bij verbouwing of renovatie het oorspronkelijke kleurgebruik tot uitgangspunt nemen;

- Het gebruik van sterk contrasterende kleuren wordt vermeden;

- Kleuren van dakpannen en metselwerk zijn op elkaar afgestemd.

Detaillering:

- Bij renovatie wordt zorgvuldig omgegaan met de kenmerkende ornamentiek als overstekken, dak- en gevellijsten, siermetselwerk en speklagen (herstel, interpretatie of reactie);

- Specifieke detaillering van gevelopeningen, balkonhekken, deurluifels en dergelijke wordt met aandacht ontworpen.

Kozijn-, gevelwijzigingen en winkelpuien:

- Passend bij de schaal en de maat van de totale gevel;

- Een transparante vormgeving (relatie binnen-buiten);

- Geen geblindeerde etalages of dichte gevelvlakken;

- Duurzame materialen toepassen, afgestemd op aanwezige materialen van de oorspronkelijke gevel;

- Detaillering afstemmen op oorspronkelijke detaillering van de gevel;

- Reclame en naamsaanduiding integreren in het ontwerp van de pui. Rolluiken zo veel mogelijk voorkomen met bouwkundige maatregelen in het ontwerp;

- Geen opvallende en / of contrasterende kleuren toepassen. Pui ontwerpen in goede samenhang met de architectuur van het oorspronkelijke pand.

Dakkapellen:

- Zie sneltoetscriteria

Aan- en uitbouwen:

- Bijbehorende bouwwerken worden in massa, maatvoering en stijl afgestemd op de hoofdmassa;

- Materialen, kleuren en detaillering van de aan- en bijbouwen zorgvuldig afstemmen op die van het hoofdgebouw;

- Erkers en vitrines passen in afmeting en detaillering in het ontwerp van de ondergevel en zijn ondiep;

- Toevoegingen aan het dak uitsluitend aan de achterzijde aanbrengen. In het geval dat de kap haaks op de as van de straat staat: ten minste 3 meter achter de voorgevelrooilijn.

Dakramen:

- Aan de voorzijde zijn alleen verticaal gerichte dakramen met een maximaal oppervlakte van 0,75 m2 toegestaan.

Muurreclame:

- Geschilderde muurreclame is toegestaan, mits deze historisch verantwoord is en geen merknamen bevat.

Artikel 3. Buitenplaatsen, Landgoederen en overige monumenten in het buitengebied.

In beginsel zijn de landgoederen en buitenplaatsen naar binnen gekeerd vormgegeven. Enkele bebouwingsaccenten kunnen gericht zijn naar de straat. Ook via een speciaal vormgegeven entree of poort kunnen de landgoederen zich manifesteren.

Situering:

- Het omringende groen moet voldoende massa behouden;

- Bebouwing mag het beeld niet overheersen;

- Natuurlijke inpassing in de groene omgeving;

- Verzorgd groenontwerp en verharding beperken;

- Afscheidingen van percelen als geheel zodanig uitvoeren dat de ruimtelijke continuïteit van de natuurlijke omgeving intact wordt gelaten.

Massa en Hoofdvorm:

- In geval van nieuwbouw of ingrijpende wijzigingen is een hoogwaardige architectonische, stedenbouwkundige en landschappelijke vormgeving vereist. Daarbij dient voor het complex een masterplan ontwikkeld en vastgesteld te worden, waarin het welstandsbeleid is uitgewerkt;

- Aanwezige stedenbouwkundige en architectonische kwaliteiten vormen het uitgangspunt, terughoudend omgaan met stijlvreemde toevoegingen.

Gevels:

- Bij verbouw is het oorspronkelijke materiaalgebruik het uitgangspunt;

- Gevels die duidelijk zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte worden behandeld als voorzijden;

- Bij splitsing van het pand blijft de architectonische eenheid van het oorspronkelijke pand behouden;

- Bij verbouw en renovatie wordt aangesloten bij de richting en de maatverhoudingen van de bestaande gevelopeningen.

Materiaalgebruik:

- Het dak van hoofd- en bijgebouwen is afgedekt met natuurlijke materialen;

- Het materiaalgebruik van aan- en bijgebouwen is afgestemd op dat van het hoofdgebouw.

Kleurgebruik:

- Kleuren per gebouw dienen te harmoniëren met elkaar;

- Het kleurgebruik van aan- en bijgebouwen is afgestemd op dat van het hoofdgebouw;

- De kleuren van dakbedekking en gevels zijn op elkaar afgestemd.

Detaillering:

- Authentieke detaillering zoals overstekken, geaccentueerde lijsten en siermetselwerk wordt bij verbouw behouden;

- Bij renovatie en/of herstel wordt zorgvuldig omgegaan met de detaillering van de kap, de gevelopeningen en het metselwerk;

- De detaillering van aan- en bijgebouwen is zorgvuldig afgestemd op die van het hoofdgebouw;

- Serres en erkers worden met een zelfde aandacht voor detaillering als het hoofdgebouw uitgevoerd.

Bijgebouwen/kleine bouwwerken:

- Bijgebouwen in de vorm van schuren, garages, tuinhuisjes en dergelijke moeten bij voorkeur in het complex worden opgenomen, zodat het één geheel blijft.

Artikel 4. Militaire gebieden.

De hierna aangegeven criteria altijd hanteren in combinatie met de beschreven kenmerken. De beoordelingscriteria gelden indien en voor zover het ter plaatse geldende bestemmingsplan niet anders bepaalt.

Situering:

- Behouden van het ruimtelijk karakter van de parkachtige aanleg als geheel;

- Natuurlijke inpassing in de ‘groene’ omgeving, verzorgd groenontwerp en verharding beperken;

- Aanwezige stedenbouwkundige kwaliteiten vormen het uitgangspunt en moeten gerespecteerd worden.

Massa en Hoofdvorm:

- Aanwezige architectonische kwaliteiten vormen het uitgangspunt, terughoudend omgaan met stijlvreemde toevoegingen;

- Het gebouw kan zich middels een speciaal vormgegeven entree of poort manifesteren in de omgeving.

Gevels:

- De verschillende hoofdfuncties zijn te onderscheiden door architectonische accenten en geledingen;

- Bij verbouw is het oorspronkelijke materiaalgebruik het uitgangspunt.

Materiaalgebruik:

- Hoofdmaterialen toepassen in gedekte kleuren.

Kleurgebruik:

- Kleuren dienen te harmoniëren met elkaar.

Detaillering:

- Zorgvuldig detaillering, overeenkomstig met bestaande detaillering.

Bijbehorende bouwwerken:

- Aan- en bijbouwen voor de voorgevelrooilijn worden niet toegestaan;

- Erkers en vitrines zijn niet toegestaan;

- Toevoegingen aan het dak zijn niet toegestaan.

Erfafscheidingen:

- Geen erfafscheidingen en toegangspoorten e.d. toepassen. Uitgaan van hagen, heggen of houtwallen. Deze elementen zo situeren dat dit de samenhang van de bebouwing ondersteunt.

Dakramen:

- Aan de voorzijde zijn alleen verticaal gerichte dakramen met een maximaal oppervlakte van 0,75 m2 toegestaan.

Artikel 5. Historische bebouwingslinten en bijzondere hoofd,- en overige ontsluitingswegen.

De onderstaande criteria altijd hanteren in combinatie met de beschreven kenmerken. De beoordelingscriteria gelden indien en voor zover het ter plaatse geldende bestemmingsplan niet anders bepaalt.

Situering:

- Het ruimtelijk karakter is gebaseerd op de gegroeide kleinschaligheid, openheid en diversiteit;

- Nieuwbouw sluit aan bij de ritmiek van de bestaande bebouwing in de omgeving;

- De parcellering, de positie en de oriëntatie van de oorspronkelijke bebouwing zijn richtinggevend bij nieuwbouw;

- Panden zijn gericht naar de openbare ruimte;

- De bestaande samenhang en afwisseling in de vormgeving van de kappen in de omgeving blijft gehandhaafd;

- Bedrijfsbebouwing staat op het achtererf.

Massa en Hoofdvorm:

- De bouwmassa is compact en op zichzelf staand;

- De vormgeving van het dak is afgestemd op het karakter van het betreffende pand;

- Bebouwing van grotere massa en hoogte dan de direct omringende gebouwen staat op grotere afstand tot de weggrens.

Gevels:

- Bij verbouw, renovatie of vervangende nieuwbouw is respect voor de oorspronkelijke gevelopbouw en het materiaal- en kleurgebruik;

- Bij nieuwbouw vormt de bebouwing in de omgeving met betrekking tot stijlkenmerken en materialisering het uitgangspunt;

- De maat en schaal van de gevelindeling wordt gerespecteerd;

- De onderpui en bovengevel vormen architectonisch een samenhangend geheel;

- De architectonische eenheid van het oorspronkelijke pand blijft uitgangspunt in geval van splitsing, de individualiteit van de panden blijft bij samenvoeging gehandhaafd;

- De geleding en ritmiek van de gevel zijn verticaal gericht en komt naar voren in de gevelassen.

Materiaalgebruik:

- Bij verbouwing of renovatie het oorspronkelijke materiaal tot uitgangspunten nemen. In hoofdzaak baksteen en gebakken dakpannen toepassen;

- Het gebruik van glas, spiegelende oppervlakken, kunststof of kunsthars gevelbeplating is niet toegestaan.

Kleurgebruik:

- Aardkleuren bepalen voor hoofdvlakken het aanzicht;

- Het gebruik van sterk contrasterende kleuren wordt vermeden, kleuren van dakpannen en metselwerk zijn op elkaar afgestemd;

- Bij verbouwing of renovatie het oorspronkelijke kleurgebruik tot uitgangspunt nemen.

Uitzonderingen erfafscheidingen:

Verzoeken die zien op erfafscheidingen wordt een dichte schutting mogelijk gemaakt, indien gewerkt wordt met verschillende materialen in gelede setting. Uitvoering is situatie afhankelijk, hierbij denken aan de ruimtelijke inpassing waarbij het perceel grenst aan het openbaar groen of van de afstand tot de weg, of afhankelijk van de perceelgrote. Met een dichte schutting wordt bedoeld meer dan 80% dicht met een hoog uitvoerings- (kwaliteits)niveau.

Artikel 6. De Longstrook (‘t Groene Hart)

‘t Groene Hart heeft met zijn kronkelende paden, waterpartijen en opgaand geboomte een parkachtig karakter. Door de instituten in en rond het gebied wordt deze groene zone als zeer waardevol beschouwd voor verschillende doelgroepen. Schuttingen ter afscherming van de bebouwing vertroebelen het karakter en versnipperen het gebied. In het gebied worden in principe zo min mogelijk gebouwen bij gebouwd. Met wijzigingen van de bebouwing dient zorgvuldig te worden omgegaan. Voor de bebouwing in ‘t Groene Hart’ is welstandsniveau 2, reguliere toetsing, van toepassing.

De ruimtelijke structuur tussen de uitbreidingen van Elburg en Oostendorp wordt gevormd door een aaneenschakeling van groenstructuren die door de diverse uitbreidingswijken liggen. Deze parkachtige zone begint tussen Oostendorp-West en Oosthoek I en II en sluit in oostelijke richting aan op het groene hart. Vanuit het groene hart gaan groene uitlopers langs de Achterweg en het Hoekwant door tot het open buitengebied aan de oostzijde van de rondweg. Hierdoor zijn tot diep in de kern ruimtelijke en visuele relaties aanwezig met het buitengebied. Deze groenstructuur vormt daardoor een belangrijk ruimtelijk structurerend element voor de omringende wijken. Het slingerende water is onderdeel van het groene hart en begeleidt op diverse plaatsen de bebouwing. In ‘t Groene Hart staat niet veel bebouwing. Een bibliotheek, sporthal, verzorgingscomplex, enkele scholen en een klein aantal woningen en boerderijen zijn aanwezig. De gebouwen zijn veelal samengestelde massa’s, als solitair element geplaatst in de groene context. Rondom de bebouwing is de verharding minimaal, zodat de groenstructuur niet versnippert.

De onderstaande criteria altijd hanteren in combinatie met de beschreven kenmerken voor het Groene Hart. De beoordelingscriteria gelden indien en voor zover het ter plaatse geldende bestemmingsplan niet anders bepaalt.

Situering:

- Bebouwing mag geen afbreuk doen aan het groene karakter van de omgeving, schaal en vormgeving zodanig inpassen in de omgeving dat de natuur de boventoon blijft voeren;

- De indeling van het perceel en de hoofdopzet van het pand is afgestemd op de karakteristiek van de locatie, bijvoorbeeld hiërarchiek, ontsluiting en zichtlijnen, kavelgroen sluit bij voorkeur aan bij het openbare groen aan de straatzijde;

- Hoofd- en bijgebouwen vormen een samenhangend geheel. ondergeschikte gebouwen en objecten ondergeschikt situeren of in gebouwen integreren.

Massa en hoofdvorm:

- De hoofdvorm is een eenduidige bouwmassa met een eenvoudig of harmonisch samengestelde massa-opbouw;

- Aan- en bijgebouwen houden rekening met de herkenbaarheid van de hoofdbebouwing.

Gevels:

- Eenvoudig en harmonisch samengestelde gevelopbouw;

- Ingetogen materiaalgebruik;

- De verschillende hoofdfuncties zijn te onderscheiden door architectonische accenten en geledingen;

- Geen grofschalige (geprefabriceerde) gevelplaten of dakbedekking toepassen.

Kleurgebruik:

- Kleuren per gebouw zijn ingetogen en dienen te harmoniëren met elkaar;

- Kleurgebruik in gedekte tinten.

Detaillering:

- Kozijnen in hout uitvoeren;

- Details van karakteristieke en esthetisch belangrijke bouwdelen zorgvuldig uitvoeren.

Afwerking erven:

- Bebouwing en beplanting beschouwen als organische eenheid.

Uitzonderingen erfafscheidingen:

Verzoeken die zien op erfafscheidingen wordt een dichte schutting mogelijk gemaakt, indien gewerkt wordt met verschillende materialen in gelede setting. Uitvoering is situatie afhankelijk, hierbij denken aan de ruimtelijke inpassing waarbij het perceel grenst aan het openbaar groen of van de afstand tot de weg, of afhankelijk van de perceelgrote. Met een dichte schutting wordt bedoeld meer dan 80% dicht met een hoog uitvoerings- (kwaliteits)niveau.

Artikel 7. Bedrijventerreinen.

Voor de percelen die in de buitenschil liggen van de bedrijventerreinen geldt een welstandsniveau 2. De aangewezen percelen in de binnenschil zijn welstandsvrij.

De onderstaande criteria altijd hanteren in combinatie met de beschreven kenmerken. De beoordelingscriteria gelden indien en voor zover het ter plaatse geldende bestemmingsplan niet anders bepaalt.

Situering:

- De indeling van het perceel en de hoofdopzet van het bedrijfspand zijn afgestemd op de karakteristiek van de locatie, bijvoorbeeld hiërarchie, ontsluiting en zichtlijnen;

- Bedrijfsbebouwing staat in de rooilijn geordend;

- Hoofdgebouwen staan aan de straatzijde, bijgebouwen hebben een ondergeschikte positie;

- Bebouwing afstemmen op de ritmiek, schaal en hoogte van de bestaande bebouwing in de omgeving;

- Gebouwen geclusterd of in onderlinge samenhang op het terrein plaatsen;

- Publieke en representatieve functies oriënteren op de straat.

Massa en hoofdvorm:

- De hoofdvorm van gebouwen is eenduidig;

- De richting van gebouwen volgt in hoofdzaak de straatrichting;

- Aan- en bijgebouwen houden rekening met de herkenbaarheid van de hoofdbebouwing.

Gevels:

- De verschillende hoofdfuncties zijn te onderscheiden door architectonische accenten en geledingen;

- Zeer grote lengtes van gebouwen worden door materiaal- en kleurgebruik doorbroken.

Materiaalgebruik:

- Bij verbouw is het oorspronkelijke materiaalgebruik uitgangspunt;

- Bij nieuwbouw is de materiaalkeuze eigentijds.

Kleurgebruik:

- Kleuren per gebouw dienen te harmoniëren met elkaar;

- De kleuren moeten passen bij de kleurstelling van de panden in de directe omgeving.

Afwerking erven:

- Open hekwerken en dergelijke aan de straatzijde hoogte en vormgeving op elkaar afgestemd;

- Bij erfafscheidingen aan de straatzijde en op grote open (parkeer en opslag) terreinen maakt aankledingsgroen deel uit van de erfinrichting;

- Het kavelgroen sluit aan bij het openbare groen aan de straatzijde.

Uitzonderingen erfafscheidingen:

Verzoeken die zien op erfafscheidingen wordt een dichte schutting mogelijk gemaakt, indien gewerkt wordt met verschillende materialen in gelede setting. Uitvoering is situatie afhankelijk, hierbij denken aan de ruimtelijke inpassing waarbij het perceel grenst aan het openbaar groen of van de afstand tot de weg, of afhankelijk van de perceelgrote. Met een dichte schutting wordt bedoeld meer dan 80% dicht met een hoog uitvoerings- (kwaliteits)niveau.

Artikel 8. Het Buitengebied – open polders.

De hoofdstructuur van het landschap in de gemeente Elburg is sterk gekoppeld aan de opbouw van het land een heeft een zonering evenwijdig aan de kustlijn. Het karakter van de zonering wordt bepaald door de overgang van het beboste Veluwemassief naar het open weidegebied langs de kust. Daartussen ligt een overgangszone waarbinnen verschillende landschapstypen te onderscheiden zijn. Het open, van oudsher natte en onbebouwde landschap is karakteristiek voor het gebied. De structuur en het beeld van het landschap worden in hoge mate bepaald door de manier waarop het landschap is ontgonnen. Het gebied diende een agrarisch doel, het huidige landschap is grotendeels door de agrarische bewoners gevormd. De Mheen en het Goor zijn lange tijd de gemeenschappelijk gebruikte weidegebieden van Elburg geweest. Het achterwege blijven van de verkaveling is nog zichtbaar in het landschap. Het open weidegebied wordt gekenmerkt door de afwezigheid van beplanting waardoor het een grootschalig karakter heeft. Direct ten zuidwesten van Elburg vormen de Elburger Zeedijk en de Kerkdijk karakteristieke elementen. In het noordoosten vormt de Kamperdijk de visuele begrenzing van het polderlandschap. Het gebied ten zuiden van Doornspijk is veenontginningslandschap met een slagenverkaveling. De strakke en rechte verkavelingsgrenzen worden sporadisch geaccentueerd door elzenrijen. Kenmerkend voor de dekzandrug bij Lage Bijssel zijn de erfbeplanting en knotwilgen in het open land. Langs het Veluwemeer is plaatselijk een brede rietkraag aanwezig, met hier en daar een elzenopslag. Door de plaatselijke begroeiing van de kunststrook is het gebied afwisselend besloten of weids en open. In het open poldergebied van de gemeente Elburg is een beperkte mate van bebouwing aanwezig. Boerderijen staan verspreid langs wegen, een enkele keer wordt het open landschap geleed door concentraties van bebouwing. Deze komen voor langs de ontginningsassen, de Mezenbergweg, Oostendorperstraatweg en Dorstenweg. De schaarse bebouwing in het open landschap bestaat uit terpboerderijen die enigszins terugliggen van de weg. Deze boerderijen vormen samen met bijgebouwen en erfbeplanting zelfstandige ensembles. Moderne boerderijen zijn vanuit een ander standpunt ontstaan, enkele van deze herverkavelingsboerderijen staan niet op terpen en niet aan een ontginningsas. Belangrijk is de handhaving van het weidse karakter van het open poldergebied. De (terp)boerderijen benadrukken de uitgestrektheid van het landschap. De gebouwen in samenhang vormen markante ensembles. Op de weg door de polder zijn ze een boeiende onderbreking, door de enigszins losse compositie van de gebouwen. Schuttingen ter afscherming van het erf vertroebelen het open karakter van de omgeving. Ook andere ingrepen kunnen leiden tot een afbrokkeling van de karakteristieken van het buitengebied. Verdichting en schaalvergroting zijn slechts met zeer grote uitzondering mogelijk en zullen met aandacht voor de specifieke ruimtelijke kenmerken van het landelijke gebied benaderd worden. Door functieveranderingen kan de weidsheid van het landschap aangetast worden, zoals de afname van beeldbepalende agrarische bedrijven.

Het buitengebied ‘de open polders’, valt onder welstandsniveau 2.

De onderstaande criteria altijd hanteren in combinatie met de beschreven kenmerken voor het buitengebied, open polders. De beoordelingscriteria gelden indien en voor zover het ter plaatse geldende bestemmingsplan niet anders bepaalt.

Situering:

- Hoofd- en bijgebouwen vormen een samenhangend geheel, bedrijfsgebouwen (stallen, schuren) teruggelegen ten opzichte van het woongebouw situeren, rondom een centraal erf;

- Ondergeschikte gebouwen en objecten, zoals trafo’s, voederkuilen, mest- en voedersilo’s, ondergeschikt situeren of in gebouwen integreren;

- De plaatsing van gebouwen volgens kavelkarakteristiek;

  • a.

    bij slagenkavels bebouwing evenwijdig aan de kavel;

  • b.

    bij kavels aan de weg gerelateerd bebouwing ook qua gerichtheid aan de weg relateren.

Massa en Hoofdvorm:

- De hoofdvorm is een eenduidige, kloeke bouwmassa op een rechthoekige basis met een eenvoudig en harmonisch samengestelde massa opbouw;

- Lage gootlijn, zonder of met weinig doorbrekingen als dakopbouwen of dakkapellen;

- Aan- en bijgebouwen houden rekening met de herkenbaarheid van de hoofdbebouwing.

Gevels:

- Bij verbouw, renovatie of vervangende nieuwbouw is respect voor de oorspronkelijke gevelopbouw en het materiaal-kleurgebruik;

- Bij nieuwbouw vormt de bebouwing in de omgeving met betrekking tot stijlkenmerken en materialisering het uitgangspunt;

- Eenvoudig en harmonisch samengestelde gevelopbouw;

- Geleding van de gevels door een goede situering van ramen en deuren.

Materiaalgebruik:

- Bij verbouwing of renovatie het oorspronkelijke materiaal tot uitgangspunten nemen;

- In hoofdzaak baksteen, al dan niet voorzien van een stuc- of schilderlaag, voor gevels en dakpannen op de daken toepassen;

- Ingetogen materiaalgebruik. Geen grofschalige (geprefabriceerde) gevelplaten of dakbedekking toepassen.

Kleurgebruik:

- Kleuren per gebouw zijn ingetogen en dienen te harmoniëren met elkaar;

- Kleur gebruik in gedekte tinten;

- Bij verbouwing of renovatie het oorspronkelijke kleurgebruik tot uitgangspunt nemen.

Detaillering:

- Kozijnen zijn van hout of materialen met een vergelijkbare profilering en kleuring;

- Details van karakteristieke en esthetisch belangrijke bouwdelen zorgvuldig uitvoeren;

- Bij renovatie wordt zorgvuldig omgegaan met de kenmerkende ornamentiek als overstekken, dak- en gevellijsten, siermetselwerk en speklagen (herstel, interpretatie of reactie).

Afwerking erven (bij voorkeur):

- Bebouwing en beplanting beschouwen als organische eenheid; Streekeigen beplanting verdient de voorkeur boven exotische varianten als bijvoorbeeld coniferen;

- Erfverharding tot een minimum beperken.

Uitzonderingen erfafscheidingen:

Verzoeken die zien op erfafscheidingen wordt een dichte schutting mogelijk gemaakt, indien gewerkt wordt met verschillende materialen in gelede setting. Uitvoering is situatie afhankelijk, hierbij denken aan de ruimtelijke inpassing waarbij het perceel grenst aan het openbaar groen of van de afstand tot de weg, of afhankelijk van de perceelgrote. Met een dichte schutting wordt bedoeld meer dan 80% dicht met een hoog uitvoerings- (kwaliteits)niveau.

Artikel 9. Buitengebied – overgangsgebied (inclusief agrarische bebouwingslinten).

De hoofdstructuur van het landschap in de gemeente Elburg is sterk gekoppeld aan de opbouw van het land heeft een zonering evenwijdig aan de kustlijn. Het karakter van de zonering wordt bepaald door de overgang van het beboste Veluwemassief naar het open weidegebied langs de kust. Daartussen ligt een overgangszone waarbinnen verschillende landschapstypen te onderscheiden zijn. De Bovenweg, de bochtige weg evenwijdig aan de bosgebieden, vormt de grens tussen het Veluwemassief en het overgangsgebied naar de Randmeerkust. De beboste uitlopers, droge dekzandruggen en natte venige gebieden tussen de dekzandruggen vormen landschappelijk gezien één geheel. Op de meeste plaatsen heeft het gebied een vrij besloten karakter, mede door de vele houtwallen. Vanaf Wessinge steekt een brede dekzandrug naar het westen het lage land in. Een andere rug ligt bij Doornspijk, met een uitloper naar Hoge Enk.

Bij Hoge Enk is het kampenlandschap nog in zijn oorspronkelijke vorm aanwezig. Op de dekzandruggen wordt het beeld bepaald door een mozaïek van boerderijen, erfbeplantingen, bosjes en houtwalresten, akkers en weilanden. Waar de ruggen smaller worden, wordt het hoogteverschil met de lager gelegen gronden duidelijker, zoals langs de Bovenweg. De blokvormige percelen hebben een bolle ligging ten gevolge van de eeuwenlange ophoging met potstalmest. De rand van de Veluwe wordt gekarakteriseerd door de aanwezigheid van dorpen en buurtschappen met tussenliggende bebouwing. Van oudsher gekoppeld aan de weg van Amersfoort naar Zwolle, deze oude weg is vanaf 1830 als Zuiderzeestraatweg ontwikkeld. Op de dekzandrug van Wessinge ligt de Bovenweg met een bebouwingslint van fraaie ensembles van boerderijen met gevarieerde erfbeplanting en enkele historische houtwallen. In het veengebied is voornamelijk evenwijdig langs de wegen gebouwd, aan de stuwwal. Op de dekzandruggen is de bebouwing soms verdicht tot bebouwingslinten of een kleine kern. Boerderijen vormen samen met houtwallen en erfbeplanting een ensemble dat het landschap een menselijke schaal geeft. De gebuikte typologieën in het overgangsgebied zijn van oudsher eenduidig: boerderijen, (nood)woningen, bosbungalows en eenvoudige woonhuizen. Deze verschillende bebouwingstypen hebben een enkelvoudig volume zonder zijvleugels.

Het veenontginningslandschap vormt visueel een duidelijk contrast met het kampenlandschap. Kenmerkend voor het laag liggende overgangsgebied zijn de rationeel verkavelde graslanden, die worden doorsneden door sloten en beken. Er komen verspreid boerderijen voor, merendeel langs insteekwegen dwars op de zuidwest-noordoost gerichte dekzandruggen. Opvallende elementen in het landschap zijn de landgoederen. Deze worden geaccentueerd door de verspreide bospercelen en een rechthoekige lanenstructuur. Het centrale agrarische bebouwingslint van Hoge Enk, de Oude Harderwijkerweg, heeft zijn historisch karakter goed bewaard. Andere secundaire bebouwingslinten bevatten naast karakteristieke boerderijen vaak oude landarbeidershuisjes en ‘Veluwse’ huisjes. De secundaire bebouwingslinten die vrijwel geheel zijn opgegaan in de dorpskernen hebben nog iets van hun oorspronkelijke karakter behouden, door de historische boerderijen en dorpse situering van latere bebouwing.

De oudere boerderijen aan agrarische bebouwingslinten in het gebied horen bij de historische beelddragers van de gemeente. Door de vermindering van de agrarische functie groeit het aantal burgerwoningen in het gebied voortdurend. Noodwoningen en kleine huizen worden vaak vervangen door grotere woningen. Door deze ontwikkelingen wordt de oorspronkelijke relatie tussen bebouwing en land minder vanzelfsprekend. De Veluwe, het Veluwemeer en het Drontermeer hebben in het gebied een grote recreatiewaarde, door het verschijnen van campings en bungalowparken krijgt het landschap een andere uitstraling.

Het beleid is gericht op herstel en handhaving van de oorspronkelijke karakteristieken van het gebied. De bewaard gebleven karakteristieken van de bebouwingslinten langs de Bovenweg en van de Oude Harderwijkerweg in Hoge Enk zijn van historisch belang. Ze spelen een belangrijke rol bij het verankeren van de naastgelegen woonbuurten in hun landelijke omgeving. Met de gebieden die nog duidelijk te herkennen zijn als historische linten dient zorgvuldig omgesprongen te worden.

Voor het gebied geldt een welstandsniveau 2.

De onderstaande criteria altijd hanteren in combinatie met de beschreven kenmerken. De beoordelingscriteria gelden indien en voor zover het ter plaatse geldende bestemmingsplan niet anders bepaalt.

Situering:

- De plaatsing van gebouwen volgens kavelkarakteristiek: Bij slagenkavels bebouwing evenwijdig aan de kavel; Bij kavels aan de weg gerelateerd bebouwing ook qua gerichtheid aan de weg relateren;

- Hoofd- en bijgebouwen vormen een eenheid, bedrijfsgebouwen (stallen, schuren) teruggelegen ten opzichte van het woongebouw situeren;

- Ondergeschikte gebouwen en objecten, zoals trafo’s, voederkuilen, mest- en voedersilo’s, ondergeschikt situeren of in gebouwen integreren. Aanvullende criteria historische bebouwingslinten - De parcellering, positie en oriëntatie van de oorspronkelijke bebouwing zijn richtinggevend bij nieuwbouw;

- Verspringingen in de rooilijn blijven binnen de uitersten van de naastgelegen bebouwing;

- De bestaande samenhang en afwisseling in de vormgeving van de kappen in de omgeving blijft gehandhaafd.

Massa en hoofdvorm:

- Bebouwing mag geen afbreuk doen aan het groene karakter van de omgeving, schaal en vormgeving zodanig inpassen in omgeving dat natuur de boventoon blijft voeren;

- Inspelen op de algemene bebouwingskarakteristiek; met de hoofdvorm als een eenduidige, kloeke bouwmassa op een rechthoekige basis met een eenvoudig en harmonisch samengestelde massa opbouw;

- Streven naar behoud van de karakteristiek van eenduidige typologie, waarin boerderijen herkenbaar zijn als boerderij, woonhuizen als woonhuis;

- Dakvorm met lage gootlijn, zonder of weinig doorbrekingen als dakopbouwen of dakkapellen. Aanvullende criteria historische bebouwingslinten;

- De bebouwingshoogte is circa twee lagen met kap, bebouwing van grotere massa en hoogte dan de direct omringende gebouwen staat op grotere afstand tot de weggrens;

- De vormgeving van het dak is afgestemd op het karakter van het betreffende pand.

Gevels:

- Bij verbouw, renovatie of vervangende nieuwbouw is respect voor de oorspronkelijke gevelopbouw en het materiaal-kleurgebruik;

- Bij nieuwbouw vormt de bebouwing in de omgeving met betrekking tot stijlkenmerken en materialisering het uitgangspunt;

- Eenvoudig en harmonisch samengestelde gevelopbouw;

- Geleding van de gevels door een goede situering van ramen en deuren.

Materiaalgebruik:

- In hoofdzaak baksteen, al dan niet voorzien van een stuc- of schilderlaag, voor gevels en dakpannen op de daken toepassen;

- Ingetogen materiaalgebruik. Geen grofschalige (geprefabriceerde) gevelplaten of dakbedekking toepassen. Bij verbouwing of renovatie het oorspronkelijke materiaal tot uitgangspunten nemen.

Kleurgebruik:

- Kleuren per gebouw zijn ingetogen en dienen te harmoniëren met elkaar;

- Kleurgebruik in gedekte tinten;

- Bij verbouwing of renovatie het oorspronkelijke kleurgebruik tot uitgangspunt nemen.

Afwerking erven (bij voorkeur):

- Tuin- en erfbeplanting aansluiten bij voorkomende beplantingswijzen in de directe omgeving als houtwallen, losse bomen of hagen. Streekeigen beplanting verdient de voorkeur boven exotische varianten als bijvoorbeeld coniferen;

- Zo min mogelijk terreinverharding van het perceel, randen van de kavels.

Uitzonderingen erfafscheidingen:

Verzoeken die zien op erfafscheidingen wordt een dichte schutting mogelijk gemaakt, indien gewerkt wordt met verschillende materialen in gelede setting. Uitvoering is situatie afhankelijk, hierbij denken aan de ruimtelijke inpassing waarbij het perceel grenst aan het openbaar groen of van de afstand tot de weg, of afhankelijk van de perceelgrote. Met een dichte schutting wordt bedoeld meer dan 80% dicht met een hoog uitvoerings- (kwaliteits)niveau.

Bouwplannen die zien op gebieden met een recreatieve bestemming (recreatieterreinen/ parken), waarvan de sneltoetscriteria niet in voorziet, zullen worden beoordeeld door de welstandscommissie/stadsbouwmeester. De welstandscommissie/stadsbouwmeester zal ter plaatse beoordelen of het bouwplan aansluit in haar omgeving.

Artikel 10. Begrip Sneltoetscriteria

Sneltoetscriteria zijn voorschriften voor (veel voorkomende) kleine/simpele bouwplannen (onder € 30.000,-) die omgevingsvergunningplichtig zijn. Deze criteria omschrijven heel concreet en objectief hoe bouwwerken er uit dienen te zien om niet strijdig te zijn met de “redelijke eisen van welstand”. Als aan deze criteria - die zich met name richten op de plaatsing, maatvoering en detaillering van een bouwwerk - wordt voldaan, behoeft het bouwplan niet meer ter welstandadvisering worden voorgelegd. Hierdoor verloopt de vergunningaanvraag voor de kleinere/simpelere vergunningplichtige bouwwerken veel sneller. Als van de sneltoetscriteria wordt afgeweken, zal het bouwplan in overeenstemming met de indiener om advies worden voorgelegd. De sneltoetscriteria maken deel uit van deze welstandsnota. Dit geldt ook voor aanvragen die zien op bepaalde wijzigingen bij monumenten, niet monumentale onderdelen en in het beschermd stadsgezicht.

Systematiek:

Bij de opzet van sneltoetscriteria is onderscheid gemaakt tussen de voor- en achterkant. De voorkant is de voorgevel en de zijgevel grenzend aan openbaar toegankelijk gebied. De achterkant is de achtergevel en de zijgevel die niet aan openbaar toegankelijk gebied grenst.

Uitgangspunt:

Nieuw beleid = maatgevend (uitsterfregeling). Objecten worden goedgekeurd als zij voldoen aan de nieuwe sneltoetscriteria. Eerdere toegestane bouwwerken kunnen niet verwijderd worden, maar zullen langzamerhand verdwijnen (uitsterven), doordat dit nieuw beleid bepalend is. Het door aanvragers verwijzen naar eerder toegestane bouwwerken, gaat niet meer op. De gemeente heeft namelijk een duidelijk standpunt ingenomen.

Criteria:

Voor de sneltoetscriteria wordt een onderscheid gemaakt in bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken. Hieronder een opsomming van aanvragen die zien op het oprichten, veranderen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken bij zowel woningen, winkels, agrarische en industriële bedrijfsgebouwen:

Bijbehorende bouwwerken:

Overige bouwwerken:

Aan- en uitbouwen hoofdgebouw

Erfafscheidingen

Erkers en luifels

Kozijn- en gevelwijzigingen

Schuurtjes, veldschuurtjes, schuilschuurtjes, tuinhuis, carport of garage

Dakvervanging

Dakkapellen

Rolhekken, luiken, zonwering

Overkappingen

Dakramen

Paardenbakken, paardenbox, paardenstal

Antenne/schotels

Serre, veranda

Reclame

Zwembad (overdekt)

Keer-, of damwand

Tunnelkassen

Technische installaties

 

Schoorstenen

Criteria voor bijbehorende bouwwerken aan het hoofdgebouw

Het bestemmingsplan treedt in eerste instantie regelend op. Het bestemmingsplan is maatgevend voor wat betreft afmetingen, voorgevelrooilijnen, etc. Als het bijbehorend bouwwerk zichtbaar is vanuit de openbare ruimte, zijn ze voor het straatbeeld bepalend.

Voor bijbehorende bouwwerken aan het hoofdgebouw in het achtererfgebied gelden geen welstandseisen.

Erkers en luifels:

Maatvoering:

- De breedte van een erker mag niet meer dan 2/3 van de breedte van de gevel van de woning zijn;

- De luifel mag in zijn geheel overgaan in de erker;

- De diepte gemeten loodrecht op de gevel waaraan gebouwd wordt, mag niet meer dan 1,25 meter bedragen;

- De hoogte van de erker mag niet meer bedragen dan de 1e verdiepingsvloer.

Materiaal en kleur:

- Gevels en kozijnen afstemmen met het hoofdgebouw.

Indien niet aan bovenstaande criteria wordt voldaan, dient het bouwplan aangepast te worden of kan indien de aanvrager daar om verzoekt, het bouwplan in zijn huidige opzet aan de commissie/stadsbouwmeester worden voorgelegd.

Het bestemmingsplan treedt in eerste instantie regelend op voor wat betreft rooilijnen en maximale afmetingen. Als ze zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte, zijn ze voor het straatbeeld bepalend. Bijbehorende bouwwerken moeten qua uitstraling en volume ondergeschikt zijn aan het oorspronkelijke hoofdgebouw en afgestemd worden op het gebiedseigen karakter van het hoofdgebouw of de erfinrichting.

Zijerf

Indien niet aan onderstaande criteria wordt voldaan, dient het bouwplan aangepast te worden of kan indien de aanvrager daar om verzoekt, het bouwplan in zijn huidige opzet aan de commissie/stadsbouwmeester worden voorgelegd. Het bouwplan voldoet aan de volgende criteria:

Vorm:

- Plat dak, of schuin dak met een dakhelling overeenkomstig de woning;

- Een flauwere helling is wenselijk tevens een knik in dakvlakken hoeft geen bezwaar te zijn.

Materiaal en kleur:

- Gebiedseigen toepassing van het materiaal en kleur

Achtererfgebied naar een openbaar toegankelijk gekeerd gebied:

Vorm:

- Kapvorm: plat of dezelfde dakhelling van het hoofdgebouw;

- Basisvorm van het hoofdgebouw;

- Geen overmaat aan detaïleringen.

Materiaal en kleur:

- Gebiedseigen toepassing van het materiaal en kleur.

Indien niet aan bovenstaande criteria wordt voldaan, dient het bouwplan aangepast te worden of kan indien de aanvrager daar om verzoekt, het bouwplan in zijn huidige opzet aan de commissie/stadsbouwmeester worden voorgelegd.

Voor bijbehorende bouwwerken bij woningen in het achtererfgebied naar een niet openbaar gekeerd gebied gelden geen welstandseisen.

Criteria voor dakkapellen aan de achterkant of naar een niet op het openbaar gebied gekeerde zijkant

Een dakkapel is een bescheiden uitbouw in de kap, bedoeld om de lichttoetreding te verbeteren en het bruikbaar woonoppervlak te vergroten. Dakkapellen zijn, als ze zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte, voor het straatbeeld bepalend. Dakkapellen moeten een ondergeschikte toevoeging zijn aan een dakvlak.

Plaatsing:

- Onderkant tenminste 0,5 meter boven de dakvoet, maar maximaal 1 meter;

- Vanaf 0,5 m. beide zijkanten;

- Minimaal bovenkant een pan onder de daknok;

- Geen gestapelde dakkapellen.

- Plat dak of aangekapt afhankelijk van de dakhelling.

Maatvoering:

- Niet hoger dan 1,75 m.

Materiaal en kleur:

- Gevels en kozijnen afstemmen met het hoofdgebouw.

Criteria voor dakkapellen aan de voorkant of naar het openbaar gebied gekeerde zijkant.

Plaatsing:

- Bij meerdere dakkapellen in hetzelfde bouwblok regelmatige rangschikking op horizontale lijn, dus niet boven elkaar gerangschikt;

- Minimaal 0,8 m. dakvlak boven en 1 m. ter weerszijden van de dakkapel, afstand tot zijkant gemeten aan de bovenzijde van de dakkapel (bij kilkepers gemeten aan de onderzijde dakvoet van de dakkapel en bij hoekkepers gemeten aan de bovenzijde);

- Afstand tot goot minimaal 1 m.

Vorm:

- Zijwanden zijn ondoorzichtig;

- Overstek en boeiboord zoveel mogelijk in verhouding met de woning;

- Plat dak of aangekapt afhankelijk van de dakhelling;

- Geen borstwering;

- 2/3 van het dakvlak met een maximale breedte van 4 meter;

- 1,50 m. gemeten vanaf voet dakkapel tot bovenzijde boeiboord of daktrim.

Materiaal en kleur:

- Gebiedseigen toepassing van materiaal- en kleurgebruik;

- Geen toepassing van dichte panelen in het voorvlak;

- Zijwanden dakkapel afgestemd op de kleur van het hoofdgebouw.

Indien niet aan bovenstaande criteria wordt voldaan, dient het bouwplan aangepast te worden of kan indien de aanvrager daar om verzoekt, het bouwplan in zijn huidige opzet aan de commissie/stadsbouwmeester worden voorgelegd.

In principe mag de samenhang en de ritmiek in straatwanden niet worden verstoord door incidentele kozijn- of gevelwijzigingen. Met name een kozijn- of gevelwijziging in de voorgevel of zijgevel, als deze gekeerd is naar de weg of het openbaar gebied, vraagt om een zorgvuldige vormgeving. Een kozijn- of gevelwijziging moet passen bij het karakter van het hoofdgebouw.

Maatvoering:

- Diepte van de negge gelijk aan bestaande situatie;

- De oorspronkelijke profielafmetingen van het kozijn behouden.

Vorm:

- Een individuele wijziging leidt niet tot een wijziging van de oorspronkelijke geleding en indeling van de gehele gevel, m.a.w. verticale of horizontale indeling van gevel handhaven;

- Samenhang en ritmiek van de straatwand mag niet worden verstoord;

- De gevel van begane grond en verdieping(en) blijft samenhangend;

- De hoofdindeling komt overeen met de oorspronkelijke indeling;

- Toegevoegde of vervangende beweegbare delen zijn mogelijk;

- Gevelopeningen niet geblindeerd met panelen of schilderwerk;

- Bestaande lateien, onderdorpels, raamlijsten, speklagen en/of rollagen in originele staat of in ieder geval in overeenstemming met op de vormentaal van andere in de gevel voorkomende lateien, onderdorpels en/of raamlijsten.

Materiaal en kleur:

- Gebiedseigen toepassing van materiaal- en kleurgebruik;

- Geen opvallend en/of contrasterend kleurgebruik.

Indien niet aan bovenstaande criteria wordt voldaan, dient het bouwplan aangepast te worden of kan indien de aanvrager daar om verzoekt, het bouwplan in zijn huidige opzet aan de commissie/stadsbouwmeester worden voorgelegd.

Criteria erfafscheidingen:

Een erfafscheiding is een bouwwerk, bedoeld om het erf af te bakenen van een buurerf of van de openbare weg. Erfafscheidingen aan de openbare weg zijn van grote invloed op de ruimtelijke kwaliteit. De gemeente streeft ernaar een rommelige indruk, door een te grote verscheidenheid aan erfafscheidingen, te voorkomen.

Algemeen:

- Belemmeringen van uitzichthoeken is niet toegestaan in verband met de sociale- en/of verkeersveiligheid.

Maatvoering:

- Hoogte maximaal 2,00 m. als erfafscheiding wordt geplaatst achter de voorgevel;

- Plaatsing vóór de eigen voorgevel: hoogte maximaal 1,00 m.

Vorm:

- Een gedeelte van de erfafscheiding moet van een open of halfopen constructie zijn (b.v. door middel van trellisschermen, gaas of met gedeeltelijke open paneelvlakken (zowel horizontaal als verticaal mogelijk);

- Vooral lange schuttingen moeten visueel voldoende onderbroken worden door bijvoorbeeld:

- Verschil in hoogte;

- Afwisselende geledingen.

Indien niet aan bovenstaande criteria wordt voldaan, dient het bouwplan aangepast te worden of kan indien de aanvrager daar om verzoekt, het bouwplan in zijn huidige opzet aan de commissie/stadsbouwmeester worden voorgelegd.

Criteria voor het plaatsen van handelsreclame

De vergunningplicht voor het aanbrengen van handelsreclame is gelegen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen indien het een vergunningplichtig bouwwerk is) en in de Algemene plaatselijke verordening (omgevingsvergunning voor de activiteit reclame). Beide regelingen bepalen dat een aanvraag om vergunning voor het plaatsen van reclame wordt geweigerd indien de reclame niet voldoet aan redelijke eisen van welstand. Indien het plaatsen van reclame zowel omgevingsvergunningplichtig is voor de activiteit reclame als de activiteit bouwen, vervalt uiteraard de welstandstoetsing voor de activiteit reclame.

Indien de reclame op een monument en/of in het beschermd stadsgezicht wordt aangebracht is de strengere sneltoetscriteria (blz. 91) van toepassing voor het beoordelen van reclame.

Objectbeschrijving

Reclame is iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen. Reclames op borden, lichtreclames en spandoeken of vlaggen vormen een belangrijk en beeldbepalend element van de openbare ruimte. In gebieden met commerciële functies zijn reclames op zijn plaats en verhogen ze de visuele aantrekkingskracht van de omgeving, weliswaar verbonden aan een kritische grens. In andere gebieden zijn (bepaalde) reclame-uitingen ongewenst.

Criteria voor reclame (gebieden) anders dan op bedrijventerreinen en anders dan op monumenten of in het beschermd stadsgezicht

Op grond van artikel 4:15 van de APV hoeft voor bepaalde reclame-uitingen geen omgevingsvergunning voor de activiteit reclame te worden aangevraagd. Indien de reclameuitingen niet vergunningvrij zijn, zijn onderstaande criteria van toepassing. Reclame voldoet aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan:

Algemeen:

- Geen reclame voor diensten of goederen die niet in het pand zijn toegestaan of op het perceel plaatsvinden dan wel worden verkocht;

- Geen reclame op panden met een woonbestemming.

Plaatsing:

- Loodrecht op, of evenwijdig en vlak aan, de gevel;

- Geen reclame aangebracht op bouwlagen met een woonbestemming of bouwlagen met een bedrijfsbestemming zonder publieksfunctie;

- Geen reclame op daken of dakgoten;

- Geen reclame doorlopend of verspreid over meerdere panden;

- Geen reclame boven de raamdorpel van de bovenverdieping.

Vorm:

- Reclame op de gevel; ontwerpen als zelfstandig element, afgestemd in maat, schaal en detaillering op de pui;

- Reclame integreren in de architectuur en tot het hoogst noodzakelijke beperken;

- Geen daglichtreflecterende reclame;

- Geen reclame in felle (neon) kleuren;

- Geen reclame die periodiek oplicht of beweegt;

- Ramen mogen niet worden geblindeerd en/of voor meer dan 10% van het raamoppervlak worden voorzien van reclames;

- Geen aangeplakte reclame op de ramen en geen geblindeerde ramen.

Maatvoering:

- Reclame haaks op de gevel; uitsteekarmaturen zijn maximaal 60x60 centimeter;

- Reclame vlak op de gevel; maximaal 30 cm hoog en niet breder dan 1/3 van de breedte van het pand.

Aantal:

- Maximaal 1 reclame-uiting per gevel;

- Maximaal 1 vrijstaand reclameobject per perceel.

Criteria voor reclame aan de randen van de bedrijventerreinen

Op grond van artikel 4:15 van de APV hoeft voor bepaalde reclame-uitingen op bedrijventerreinen geen omgevingsvergunning voor de activiteit reclame te worden aangevraagd. Indien de reclame-uitingen op het bedrijventerrein niet vergunningvrij zijn en aan de randen van de bedrijventerreinen worden geplaatst zijn onderstaande criteria van toepassing.

Algemeen:

- Geen reclame voor diensten of goederen die niet in het pand zijn toegestaan of op het perceel plaatsvinden dan wel worden verkocht;

- Geen reclame aangebracht op panden met een woonbestemming.

Plaatsing:

- Geen reclame op daken of dakgoten;

- Geen reclame doorlopend of verspreid over meerdere panden.

Vorm:

- Reclame op de gevel; ontwerpen als zelfstandig element, afgestemd in maat, schaal en detaillering op de pui;

- Reclame integreren in de architectuur en tot het hoogst noodzakelijke beperken;

- Geen daglichtreflecterende reclame;

- Geen reclame die periodiek oplicht of beweegt;

- Geen lichtbakken en geen reclame in felle kleuren.

Indien niet aan bovenstaande criteria wordt voldaan, dient het bouwplan aangepast te worden of kan indien de aanvrager daar om verzoekt, het bouwplan in zijn huidige opzet aan de commissie/stadsbouwmeester worden voorgelegd.

Criteria bij gemeentelijke monumenten en beschermd stadsgezicht

Criteria voor schilderwerk

Het schilderen/pleisteren van bakstenen van de gevels wordt voorgelegd aan de adviseurs/monumentencommissie. Dit geldt ook voor afwijkende kleuren (anders dan genoemd) en het aanbrengen van bijv. een blokkenpatroon. Overschilderen van gevels of houtwerk in dezelfde kleur is vergunningsvrij.

Gevel:

Een gevel reeds voorzien van een pleisterlaag mag worden (over) geschilderd in een natuursteenkleur (créme, geelwit, beige, licht oker, lichtgrijs en wit).

Plinten:

Donkergrijs of grijsblauw.

Lijstwerk:

Overeenkomstig de kleuren van de kozijnen.

Kozijnen:

Lichte kleuren (crème, oker, wit (tinten). draaiende delen (incl. schuivende delen en luiken) donkere tinten blauw of groen.

Indien niet aan bovenstaande criteria wordt voldaan, dient het bouwplan aangepast te worden of kan indien de aanvrager daar om verzoekt, het bouwplan in zijn huidige opzet aan de commissie/stadsbouwmeester worden voorgelegd

Criteria voor voegwerk aan de voorkant

Indien het voegwerk ziet op minder dan 5% restaureren van de gevel valt dit onder het vergunningsvrij regime.

Kleur:

- Kleur en samenstelling overeenkomstig bestaande situatie;

- Afwerking overeenkomstig bestaande situatie.

Indien niet aan bovenstaande criteria wordt voldaan, dient het bouwplan aangepast te worden of kan indien de aanvrager daar om verzoekt, het bouwplan in zijn huidige opzet aan de commissie/stadsbouwmeester worden voorgelegd.

Criteria voor dakisolatie

Algemeen:

- Isolatie binnen de bestaande dakconstructie aanbrengen;

- Hergebruik van dakpannen cq zelfde kleur en type dakpan toepassen;

- Cq traditionele rietbevestiging;

- Nok-, en gootaansluitingen wijzigen niet.

Indien niet aan bovenstaande criteria wordt voldaan, dient het bouwplan aangepast te worden of kan indien de aanvrager daar om verzoekt, het bouwplan in zijn huidige opzet aan de commissie/stadsbouwmeester worden voorgelegd.

Criteria voor kozijnwijzigingen

De sneltoetscriteria zijn alleen gericht op het in standhouden van de bestaande situatie. Het vernieuwen/veranderen van gevelopeningen dienen om welstandsadvies te worden voorgelegd.

Onderhoud:

- (Het gedeeltelijk vervangen van onderdelen) is vergunningsvrij.

Vervanging zonder wijzigingen:

- Zelfde houtsoort/materiaalsoort, zelfde kleur, zelfde detaillering en geen wijzigingen in het glas;

- Indien het betreffende kozijn geen monumentale waardebezit, is vervanging door hardhout mogelijk (meranti).

Maatvoering:

- De maat van de negge en de breedte en de diepte van de kozijnprofielen zijn gelijk aan het oorspronkelijk ontwerp.

Kleur:

- Kleur is gelijk aan het oorspronkelijke schilderwerk of voldoet aan cirtieria voor schilderwerk.

Ventilatieroosters:

- Ventilatieroosters zijn niet zichtbaar of architectonisch ingepast in het gevelontwerp.

Raamindeling:

- Kozijnen en ramen gelijk aan oorspronkelijk ontwerp:

- Roedeverdeling behouden (geen plakroedes bij monumentale panden);

- Glas-in-lood behouden;

- Kleur en detaillering conform oorspronkelijk ontwerp,

Monumentenglas:

- Het vervangen van enkelglas door monumentenglas, is toegestaan mits in de bestaande sponning voldoende ruimte aanwezig is (geen vervanging van het houtwerk).

Indien niet aan bovenstaande criteria wordt voldaan, dient het bouwplan aangepast te worden of kan indien de aanvrager daar om verzoekt, het bouwplan in zijn huidige opzet aan de commissie/stadsbouwmeester worden voorgelegd.

Criteria voor keitjesstoepen

De sneltoetscriteria zien enkel op het restaureren van bestaande keitjesstoepen. Voor het aanleggen van keitjesstoepen gelden deze criteria niet, dergelijke aanvragen worden om welstandsadvies voorgelegd.

Keitjesstoep:

- Voorzien van een gemetselde rollaag;

- Keitjes ingelegd in cement.

Indien niet aan bovenstaande criteria wordt voldaan, dient het bouwplan aangepast te worden of kan indien de aanvrager daar om verzoekt, het bouwplan in zijn huidige opzet aan de commissie/stadsbouwmeester worden voorgelegd.

Criteria voor dakkapellen aan de achterkant

Deze sneltoestcriteria zien op vervanging van bestaande dakkapellen die de oorspronkelijke vorm en plaatsing in het dakvlak behouden.

Maatvoering:

- Afstand tussen dakkapel en rand dakvlak is minimaal 0,5 meter;

- Afstand tussen dakkapellen onderling is minimaal 1 meter;

- De hoogte is maximaal 1,50 meter (incl. dakrand);

- De breedte is maximaal 2/3 van de woningbreedte (gemeten vanaf as bouwmuur).

Materiaal en kleur:

- Materiaal, kleur en detaillering zijn per architectonische eenheid identiek;

- Toepassing van hoogwaardige, traditionele materialen en detaillering, aangepast op de oorspronkelijke situatie.

Vorm:

- De vormgeving is afgestemd op de bestaande architectuur.

Criteria voor dakkapellen aan de voorkant

Een bouwplan welke ziet op het plaatsen van een dakkapel aan de voorzijde dient altijd aan om welstandsadvies te worden voorgelegd, tenzij het bouwplan ziet op het vervangen conform de bestaande situatie.

Materiaal, kleur, detaillering:

- Materiaal, kleur en detaillering zijn in het straatbeeld passend en aan de omgeving afgestemd;

- Toepassing van hoogwaardige, traditionele materialen en detaillering, afgestemd op de oorspronkelijke situatie;

- Indeling (positie) van profielen afstemmen met het hoofdgebouw.

Indien niet aan bovenstaande criteria wordt voldaan, dient het bouwplan aangepast te worden of kan indien de aanvrager daar om verzoekt, het bouwplan in zijn huidige opzet aan de commissie/stadsbouwmeester worden voorgelegd.

Criteria voor dakramen aan de achter- en zijkant naar een niet openbaar toegekeerd gebied

Een dakraam is een raam aangebracht in het dakvlak, waarbij de hoofdvorm van het dakvlak behouden blijft en dakbedekking rondom aanwezig is. Dakramen moeten een ondergeschikte toevoeging zijn aan een dakvlak.

Het bouwplan voldoet aan de volgende criteria:

Plaats:

-Geen uitstekende dakramen in hellende daken (vlak aanbrengen met dezelfde hellingshoek als het dak);

- Bij individuele woning/pand gecentreerd in het dakvlak of afgestemd op geleding voorgevel;

- Minimaal 0,50 m. dakvlak boven, onder en ter weerszijden van het dakraam, afstand tot zijkant gemeten aan de bovenzijde van het dakraam (bijkilkepers gemeten aan de onderzijde/voet van het dakraam);

- Bij meerdere dakramen een tussenruimte van minimaal 0,50 m.;

- Maximaal twee dakramen op voordakvlak en vier dakramen op achter- en zijdakvlak, tot in totaal maximaal 50% van het oppervlak van het betreffende dakvlak is bebouwd.

Maatvoering:

- Oppervlakte maximaal 0,75 m2 per dakraam bij monumenten;

- Oppervlakte maximaal 1 m2 per dakraam bij niet monumenten;

- Bij meerdere dakramen identieke maatvoering aanhouden.

Vorm:

- Eenvoudige vormgeving, geen overmaat aan detailleringen, dus bescheiden kozijnenprofielen.

Materiaal en kleur:

- Gebiedseigen toepassing van materiaal- en kleurgebruik.

Indien niet aan bovenstaande criteria wordt voldaan, dient het bouwplan aangepast te worden of kan indien de aanvrager daar om verzoekt, het bouwplan in zijn huidige opzet aan de commissie/stadsbouwmeester worden voorgelegd.

Criteria Markiezen en zonneschermen

Algemeen:

- Breedte is gelijk aan gevelopening;

- Bevestiging in de dagmaat van het kozijnopening;

- Reclame moet voldoen aan reclameregels.

Materiaal en kleur:

- Sobere en aardse kleuren, strepen toegestaan geen andere patronen.

NB Bij alleen vervanging van het doek (dus geen nieuwe ophangconstructie) mag een zonnescherm of markies over meerdere gevelopeningen in stand blijven en geldende regels voor kleur en eventueel reclame.

Indien niet aan voorgaande staande criteria wordt voldaan, dient het bouwplan aangepast te worden of kan indien de aanvrager daar om verzoekt, het bouwplan in zijn huidige opzet aan de commissie/stadsbouwmeester worden voorgelegd.

Criteria zonnepanelen/zonnecollectoren enkel aan de achterzijde (ook op bijbehorende bouwwerken)

Plaatsing:

- Alleen aan de achtergevel;

- Zo min mogelijk zichtbaar vanaf de openbare weg;

- Bij niet monumentale panden binnen het beschermd stadsgezicht is het mogelijk om vergunningvrij een (schotel)antenne te plaatsen, mits niet zichtbaar vanaf het openbaar toegankelijk gebied, met een totale hoogte vanaf de voet van 3 meter en een diameter van 2 meter.

Maatvoering:

- Doorsnede maximaal 1 meter;

- Vanwege geluidsoverlast, geen zelfdraaiende schotels.

Materiaal en kleur:

- Drager van roestvrijstaal;

- Terughoudende kleuren.

Plaats indien mogelijk op niet monumentale onderdelen. Hierbij denken aan recente aan-, uitbouwen of bij niet monumentale bijgebouwen.

Plaatsing regels gelden niet voor rietendaken

- Op platte daken toegestaan, mits niet zichtbaar vanaf de weg; Plaatsing alleen mogelijk op het achterdakvlak of op een zijdakvlak dat niet naar een openbaar toegankelijk gebied is gekeerd;

- De hellingshoek van het paneel of collector is gelijk aan de hellingshoek van het dak;

- De afstand tussen de zonnepanelen (en collectoren) tot de dakrand is minimaal 0,5 meter;

- Bevestiging zonder schade aan het dak (reversibel);

- Maximaal 50% van het dakvlak (bij hellende daken);

- Op de grond toegestaan mits visueel weggewerkt bijv. d.m.v. beplanting rondom;

- Voorkeur gaat uit voor plaatsing op niet monumentale bijgebouwen of niet-monumentale aan/uitbouwen van het hoofdgebouw.

Plat dak:

- Regelmatige rangschikking;

- Afstand tot de randen van het dak ten minste gelijk aan de hoogte van de collector of paneel.

Op de grond:

- Niet zichtbaar vanaf het openbaar toegankelijke gebied.

Indien niet aan bovenstaande criteria wordt voldaan, dient het bouwplan aangepast te worden of kan indien de aanvrager daar om verzoekt, het bouwplan in zijn huidige opzet aan de commissie/stadsbouwmeester worden voorgelegd.

Criteria schotelantennes binnen het beschermd stadsgezicht en bij monumenten

Criteria Airco/units binnen beschermd stadsgezicht en bij monumenten

Plaats:

- Aan de achtergevel, minimaal 1 meter tot perceelsgrens;

- Achterdakvlak, 1 meter tot dakvoet, 1 meter tot perceelsgrens;

- Maximaal 1 per (achter) gevel / dakvlak;

- Voorkeur gaat uit naar inpandige plaatsing met een ventilatieopening in achter of zijgevel die is geïntegreerd in de architectuur;

- Niet zichtbaar vanaf het openbaar toegankelijk gebied;

- Niet op woonwagens, woonketen, tijdelijke of seizoensgebonden bouwwerken of recreatiewoningen;

- Wanneer plaatsing aan de achterzijde of buiten zicht niet mogelijk dient de unit visueel te worden weggewerkt d.m.v. omkasting in een toegestane kleur of beplanting;

- Plaatsing op platte daken alleen wanneer niet zichtbaar vanaf de openbare weg en 1 meter van het dakrand en 1 meter van de perceelgrens;

-Plaatsing op plat dak van dakkapel alleen mogelijk indien de aircounit visueel wordt weggewerkt d.m.v. een ombouw. (dakje, waarbij gelijke dakpannen dienen te worden gebruikt dan de rest van het dak).

Maatvoering:

- oppervlakte maximaal 0,5 m2.

Criteria rolhekken, luiken en rolluiken.

Rolhekken, luiken en rolluiken zijn voorzieningen om ruiten van gebouwen tegen inbraak en vandalisme te beschermen. Voor gebouwen anders dan woningen en woongebouwen echter niet. Juist in winkelgebieden zijn de problemen met deze anti-inbraak en –vandalisme voorzieningen het grootst. De gemeente streeft er daarom naar dat rolhekken, luiken en rolluiken de uitstraling van een pand niet al te negatief beïnvloeden.

Plaatsing binnengevel:

- Minimaal 2,00 meter teruggelegen van de uitwendige scheidingsconstructie (pui);

- Aan de binnenzijde van de uitwendige scheidingsconstructie (pui), mits voor minimaal 70% bestaand uit glasheldere doorkijkopeningen.

Plaatsing buitengevel:

- Als plaatsing aan de binnenzijde niet mogelijk is.

- Voor minimaal 90% bestaand uit glasheldere doorkijkopeningen;

- Rolkasten, geleidingen en rolhekken in de gevel worden ingepast;

- Ingetogen kleurgebruik of kleuren harmoniërend met gevel.

Plaatsing:

Indien niet aan bovenstaande criteria wordt voldaan, dient het bouwplan aangepast te worden of kan indien de aanvrager daar om verzoekt, het bouwplan in zijn huidige opzet aan de commissie/stadsbouwmeester worden voorgelegd.

Criteria voor erfafscheidingen en hekken plaatsing aan de voor,- en zijkant

Vervanging van natuursteen, historisch gietijzer en smeedijzer, waarbij niets wijzigt qua materiaal, afmetingen, detaillering en kleur (alles conform bestaand), waarvan het bouwplan niet aan onderstaande sneltoetscriteria voldoet, kunnen zonder welstandsadvies worden beoordeeld.

Let wel! Hout en trelisschermen, rietmatten of vlechtschermen zijn niet toegestaan.

Constructie:

- Constructies die haaks op de gevel bevestigd worden, moeten passen in het historisch straatbeeld;

- De bouwwerken moeten een open constructie hebben en mogen niet gesloten worden uitgevoerd.

Kleur en detaillering:

- De afscheidingen moeten rank van detaillering en eenvoudig van uitvoering zijn en in donkere kleur worden uitgevoerd.

Maatvoering:

- Hoogte maximaal 2 meter hoog, evenwijdig aan of achter de voorgevel;

- Erfafscheidingen/hekwerken voor de voorgevelrooilijn mogen niet hoger zijn dan 1 meter.

Materiaal:

- De gebruikte materialen moeten passen in de omgeving. massieve materialen zoals beton, kunststof en staal zijn meestal niet geschikt.

Hekken:

- Palen van natuursteen of giet/smeedijzer. Sober uitgevoerd evt. voorzien van smeedijzeren ketting.

NB Plaatsen aan de achterkant is mogelijk, mits niet in de bestemming Tuin, geen welstandstoets vereist mits het bouwwerk voldoet aan de reguliere sneltoetscriteria.

Indien niet aan bovenstaande criteria wordt voldaan, dient het bouwplan aangepast te worden of kan indien de aanvrager daar om verzoekt, het bouwplan in zijn huidige opzet aan de commissie/stadsbouwmeester worden voorgelegd

Niet commerciële uithangborden (hierbij denken aan naambordjes)

Maatvoering:

- Maximaal 1 per gevel;

- Maximale oppervlakte 0,5 m2.

Materiaal en kleur:

- Smeedijzeren ophanging;

- Sobere kleurstelling.

Indien niet aan bovenstaande criteria wordt voldaan, dient het bouwplan aangepast te worden of kan indien de aanvrager daar om verzoekt, het bouwplan in zijn huidige opzet aan de commissie/stadsbouwmeester worden voorgelegd.

Criteria voor het plaatsen van handelsreclame

Op grond van artikel 4:15 van de APV hoeft voor bepaalde reclame-uitingen geen omgevingsvergunning voor de activiteit reclame te worden aangevraagd. Indien de reclame-uitingen niet vergunningvrij zijn en de reclame op een monument en/of in het beschermd stadsgezicht wordt aangebracht, zijn onderstaande criteria van toepassing.

Algemeen:

- Geen reclame voor diensten of goederen die niet in het pand of op het perceel plaatsvinden dan wel worden verkocht dan wel zijn toegestaan;

- Geen reclame aangebracht op panden met een woonbestemming.

Plaatsing:

- Loodrecht op, of evenwijdig en vlak aan, de gevel;

- Geen reclame op daken of dakgoten;

- Geen reclame doorlopend of verspreid over meerdere panden;

- Geen reclame boven de raamdorpel van de bovenverdieping (1e verdieping en hoger).

Vorm:

- Reclame op de voorgevel; ontwerpen als zelfstandig element, afgestemd in maat, schaal en detaillering op de pui;

- Reclame integreren in de architectuur en tot het hoogst noodzakelijke beperken;

- Geen aangelichte reclame;

- Geen daglichtreflecterende reclame;

- Geen reclame in felle kleuren;

- Geen reclame die periodiek oplicht of beweegt.

Reclame op/aan de gevel:

- staan: Bij panden smaller dan 10 meter, geen hoekpanden zijnde, is toegestaan:

- 1 (licht)reclame met losse letters c.q. open structuur, vlak op de gevel, maximaal 30 cm hoog en niet breder dan 1/3 van de breedte van het pand passend binnen de bouwkundige lijnen van de gevel;

OF

- 1 historisch smeedijzeren uithangbord (onverlicht), haaks op de gevel, max. 0,5 m2. Bij panden breder dan 10 meter en hoekpanden zijn toegestaan:

- 2 (licht)reclames (volgens afmetingen en vormgeving als hierboven genoemd) vlak op de gevel, waarvan in het geval van hoekpanden op elke gevel 1.

OF

- 2 historische uithangborden (volgens afmetingen en vormgeving als hierboven genoemd) haaks op de gevel, waarvan in het geval van hoekpanden op elke gevel 1.

OF

- 1 (licht)reclame vlak op de gevel en 1 historisch uithangbord haaks op de gevel (volgens afmetingen en vormgeving als hierboven genoemd), waarvan in het geval van hoekpanden op elke gevel 1.

Artikel 11. Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze beleidsregel treedt in werking op 1 december 2013.

2. Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Weslandsnota van de gemeente Elburg.

 

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad van de Elburg in de vergadering van 25 november 2013.

Voorzitter, F.A. de Lange

Griffier,M.C. Luiting