Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rhenen

Gemeente Rhenen – Treasurystatuut 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRhenen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingGemeente Rhenen – Treasurystatuut 2015
CiteertitelTreasurystatuut 2015
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-01-2015oude beleidsregel (voor verplichting 01-07-2022)

20-01-2015

Rhenense Betuwse Courant

Tekst van de regeling

Intitulé

Gemeente Rhenen – Treasurystatuut 2015

Wat staat in het treasurystatuut?

Het treasurystatuut bevat regels/ beleid voor het sturen en het beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico's.

In dit treasurystatuut is het treasurybeleid van de gemeente Rhenen op hoofdlijnen vastgelegd.

Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie.

Vervolgens geeft het College in het treasurystatuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd.

Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de wet financiering decentrale overheden. Door deze limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeente bepaald waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.

 

Inleiding

 

De invoering van de regeling schatkistbankieren decentrale overheden (wijziging van de Wet financiering decentrale overheden in verband met het rentedragend aanhouden van liquide middelen in ’s Rijks schatkist (verplicht schatkistbankieren)) en de nieuwe financiële verordening zijn aanleiding tot het actualiseren van het treasurystatuut.

 

In dit treasurystatuut zijn de uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten vastgelegd van de treasuryfunctie. Het treasurystatuut maakt een objectieve en transparante verantwoording vooraf en achteraf mogelijk. Bij het opstellen van dit treasurystatuut is rekening gehouden met de bepalingen van de wettelijke kaders.

 

In het treasurystatuut worden allereerst het begrippenkader en de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente Rhenen geformuleerd. Deze worden vervolgens uitgewerkt voor de drie deelgebieden van treasury: risicobeheer, gemeentefinanciering en kasbeheer. Daarna worden de administratieve organisatie en interne controle van de treasuryfunctie behandeld. Daarbij ligt de nadruk op de verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Tot slot worden de uitgangspunten vastgelegd voor de informatie die noodzakelijk is om het gehele proces beheersbaar en meetbaar te maken en te houden.

 

Naast het treasurystatuut zal de gemeente Rhenen jaarlijks een financieringsparagraaf opnemen in zowel de begroting als in de jaarstukken. In de begroting worden de beleidsplannen voor het komende jaar behandeld. In de jaarstukken wordt dan ingegaan op de resultaten van de beleidsuitvoering.

Risicobeheer

III Renterisicobeheer

Artikel 3  

  • 1.

    De kasgeldlimiet wordt niet overschreden conform de Wet fido.

  • 2.

    De renterisiconorm wordt niet overschreden conform de Wet fido.

  • 3.

    Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en liquiditeitenplanning.

  • 4.

    De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie.

  • 5.

    De rentevisie van de gemeente wordt jaarlijks bij de begroting opgesteld.

  • 6.

    Binnen de kaders gesteld onder lid 3 en lid 4, streeft de gemeente naar spreiding in de rentetypische looptijden van leningen/uitzettingen, opdat ook in de toekomst geen overmatige blootstelling aan rentebewegingen optreedt.

  • 7.

    Het gebruik van derivaten is niet toegestaan

 

IV Kredietrisicobeheer

Artikel 4  

  • 1.

    De gemeente mag leningen of garanties uit hoofde van de publieke taak uitsluitend verstrekken aan door het College goedgekeurde derde partijen, waarbij vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij het team informatie/financieel beheer over mogelijke (financiële) risico’s, staatsteunaspecten en de kredietwaardigheid van de betreffende partij

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen uit hoofde van de publieke taak worden, zoveel mogelijk, zekerheden geëist.

  • 3.

    Leningen mogen uitsluitend worden aangegaan ten behoeve van uitoefening van de publieke taak. Het zogenaamde in- en doorlenen met het enkele doel de middelen tegen een hoger rendement uit te zetten is verboden.

 

V Intern liquiditeitsrisicobeheer

Artikel 5  

De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een meerjarige liquiditeitenplanning met een looptijd van 4 jaar.

 

VI Valutarisicobeheer

Artikel 6  

Valutarisico’s worden bij de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in euro’s.

 

Gemeentefinanciering

VII Financiering

Artikel 7  

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financieringen worden uitsluitend aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak.

  • 2.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken teneinde de renterisico’s te minimaliseren en het renteresultaat te optimaliseren.

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn onderhandse leningen.

  • 4.

    De gemeente vraagt offertes op bij minimaal 2 instellingen alvorens een financiering wordt aangetrokken.

 

VIII Uitzettingen

Artikel 8  

  • 1.

    Uitzettingen van tijdelijke overtollige financiële middelen uit hoofde van treasury vinden in het kader van het Geïntegreerd middelenbeheer (GMB) uitsluitend plaats bij het Agentschap.

  • 2.

    De gemeente hanteert bij haar tijdelijke uitzettingen uit hoofde van treasury de instrumenten die het ministerie van Financiën aanbiedt. Deze instrumenten zijn: het aanhouden van middelen in de rekening courant en het aanhouden van middelen in deposito’s.

  • 3.

    Uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning

  • 4.

    Uitgezonderd van de verplichting om in ’s Rijks schatkist te worden aangehouden, zijn:

    • a.

      middelen voor zover deze, gerekend over een kwartaal gemiddeld het drempelbedrag, bedoeld in het vijfde lid, niet te boven gaan.

    • b.

      middelen in de vorm van leningen aan andere openbare lichamen, met dien verstande dat openbare lichamen geen leningen kunnen verstrekken aan openbare lichamen waarmee zij belast is met een toezichtsrelatie.

    • c.

      middelen op een g-rekening (als bedoeld in artikel 1, onder k, van de Uitvoeringsregeling inleners-, keten- en opdrachtgeversaansprakelijk- heid 2004) of depot (wanneer het huidige g- rekeningensysteem wordt vervangen door een systeem van rechtstreekse stortingen (depotstelsel)).

  • 5.

    Het drempelbedrag, genoemd in het vierde lid, onder a., wordt bepaald op basis van het begrotingstotaal van de gemeente. Voor openbare lichamen met een begroting kleiner of gelijk aan € 500 miljoen is het drempelbedrag gelijk aan 0,75% van het begrotingstotaal, waarbij het drempelbedrag minimaal € 250.000 bedraagt.

 

IX Relatiebeheer

Artikel 9  

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Bankrelaties dienen, wat betreft hun kredietwaardigheid, minimaal te voldoen aan een AA-rating. De ratings van de bankrelaties worden minimaal 1 keer per jaar beoordeeld en indien gelden worden uitgezet.

  • 2.

    Financiële ondernemingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen en pensioenfondsen) dienen in landen met minimaal een AA-rating gevestigd te zijn en onder Nederlands of anderszins EER-toezicht te vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer.

  • 3.

    Bankrelaties en hun bancaire condities worden ten minste één keer per 4 jaar beoordeeld.

  • 4.

    Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen

 

Kasbeheer

X Geldstromenbeheer

Artikel 10  

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te minimaliseren wordt:

  • 1.

    Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op elkaar af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen.

  • 2.

    Het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank, die voldoet aan de eisen in artikel 9

 

XI Saldo- en liquiditeitenbeheer

Artikel 11  

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1.

    De gemeente streeft naar concentratie van de liquiditeiten binnen één saldo- en rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities.

  • 2.

    Indien een liquiditeitsbehoefte ontstaat, kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt –conform artikel 3 lid 1– de kasgeldlimiet niet overschreden

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en kredietlimiet op rekening courant.

  • 4.

    Toegestane instrumenten bij het extern uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar zijn –conform artikel 8– het aanhouden van middelen in de rekening courant, het aanhouden van middelen in deposito’s en leningen aan andere openbare lichamen.

 

Administratieve organisatie en interne controle

XII Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

Artikel 12

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle:

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd en worden aan de betrokkenen kenbaar gemaakt (zie artikel 16).

  • 2.

    De administratieve organisatie en interne controle waarborgen,dat:

    • a.

      de uitvoering rechtmatig en doelmatig is;

    • b.

      de treasuryactiviteiten adequaat kunnen worden uitgevoerd en bijgestuurd;

    • c.

      de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de informatie verzekerd zijn; en

    • d.

      schriftelijke vastlegging van de processtappen plaatsvindt (met behulp van transactie/ standaardformulieren).

  • 3.

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • a.

      iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vier- ogenprincipe);

    • b.

      de uitvoering en de controle geschieden door afzonderlijke functionarissen; en

    • c.

      de uitvoering en de registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen.

  • 4.

    Op het gebied van middelenbeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

    • a.

      Een transactie wordt onmiddellijk geregistreerd door de functionaris die de transactie heeft afgesloten. Telefonische offertes worden opgevraagd in het bijzijn van een andere (senior) medewerker. Deze offertes worden door 2 medewerkers schriftelijk vastgelegd (treasuryverslag).

    • b.

      Tegenpartijen wordt opdracht gegeven de schriftelijke bevestigingen van iedere transactie te versturen naar de financiële administratie, zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties.

  • 5.

    De controle op de treasurytransacties vindt plaats tijdens de reguliere interim- en jaarrekeningcontrole

 

XIII Verantwoordelijkheden

Artikel 13  

De taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd:

 

XIV Bevoegdheden

Artikel 14  

In onderstaande tabel staan de bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven alsmede de daarbij benodigde autorisatie.

 

XV Informatievoorziening

Artikel 15  

Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen:

 

XVI Inwerkingtreding

Artikel 16  

Dit treasurystatuut treedt in werking met ingang van 1-1-2015. Gelijktijdig wordt het vorige treasurystatuut gemeente Rhenen, vastgesteld in december 2004, ingetrokken.

 

 

 

 

I Begrippenkader

 

Artikel 1  

In dit statuut wordt verstaan onder:

 

Administratie - Het systematisch verzamelen, vastleggen en verwerken van gegevens en het verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van de organisatie en het afleggen van verantwoording hierover, ook omvattende de administratie en verantwoording aangaande de geldmiddelen.

 

Administratieve - Het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot organisatie stand brengen en in standhouden van de goede werking van de

administratie.

 

Agentschap - het Agentschap van de Generale Thesaurie van het ministerie van Financiën

 

Basispunt - Een basispunt is een eenheid die gelijk is aan 1/100e van een procentpunt.

 

Bldo - Besluit leningvoorwaarden decentrale overheden (Bldo): in dit besluit staan voorwaarden voor gemeenten die geld willen lenen.

 

College - College van burgemeester en wethouders

 

Derivaten - Financiële (beleggings)instrumenten die hun waarde ontlenen aan de waarde van een ander goed, zoals aandelen en olie. Het andere goed wordt de onderliggende waarde genoemd. De onderliggende waarden kunnen financiële producten zoals leningen of obligaties zijn. Men gebruikt financiële derivaten om risico’s te verkleinen of juist te speculeren.

 

DSL-rente - De dagelijks door een door de minister van Financiën aangewezen elektronisch handelsplatform vastgestelde rentes voor Nederlandse staatsleningen (Dutch State Loans) van verschillende looptijden.

 

DTC-rente - De dagelijks door een door de minister van Financiën aangewezen elektronisch handelsplatform vastgestelde rentes voor Nederlands schatkistpapier (Dutch Treasury Certificates) van verschillende looptijden.

 

Financiering - Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen.

 

Financierings - Deze is in de programmabegroting en in de jaarstukken paragraaf opgenomen waarbij het geplande c.q. gerealiseerde treasurybeheer weergegeven wordt.

 

Geldstromenbeheer - Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer).

 

Intern - De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en liquiditeitsrisico meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen.

 

Kasgeldlening - Een lening met een looptijd, variërend van één maand tot één jaar. Het bedrag moet ineens worden opgenomen en aan het eind van de looptijd ineens worden afgelost.

 

Kasgeldlimiet - De kasgeldlimiet stelt dat de gemiddeld netto-vlottende schuld van de gemeente in een kwartaal niet hoger mag zijn dan 8,5% van het begrotingstotaal.

 

Koersrisico - Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen.

 

Kredietfaciliteit - Een overeenkomst tussen een bank en haar cliënt, waarbij de bank de cliënt toestaat tot een bepaald bedrag gelden op te nemen (‘rood staan’) of andere faciliteiten (zoals garanties) te genieten.

 

Kredietrisico - De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit.

 

Liquiditeitenbeheer - Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar.

 

Liquiditeitenplanning Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven.

 

Rating - De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier.

 

Renterisico - Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten door rentewijzigingen.

 

Renterisiconorm -Deze norm beoogt het risico van rentewijziging bij herfinanciering van de vaste schuld te beheersen. De norm wordt berekend aan de hand van een gefixeerd percentage (20%) van het begrotings- totaal bij aanvang van het dienstjaar. De norm mag niet worden overschreden.

 

Rentevisie - Toekomstverwachtingen over de rente-ontwikkeling.

 

Ruddo Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo): regeling waarin bijvoorbeeld staat dat decentrale overheden alleen financiële transacties mogen doen met een instelling die financieel gezond is.

 

Saldobeheer - Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen.

 

Schatkistbankieren - Het rentedragend aanhouden van liquide middelen in ’s Rijks schatkist. De formele benaming van schatkistbankieren is “Geïntegreerd middelenbeheer” (GMB).

 

Treasury Commissie - Adviesorgaan bestaande uit de Wethouder Financiën, Gemeente Secretaris, de Manager team Informatie (voorzitter), Senior Financieel Administrateur, de Intern Controller (optioneel) en extern adviseur (optioneel).

 

Treasuryfunctie - De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.

De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, financiering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer.

 

Ufdo - Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden (Ufdo): in deze regeling staan de rentepercentages voor de kasgeldlimiet en de renterisiconorm. Deze percentages geven aan hoeveel een gemeente mag lenen.

 

Wet fido - Wet financiering decentrale overheden (Wet fido): wet die kaders geeft voor wijze waarop gemeenten met financiering, uitzettingen en renterisico dienen om te gaan.

 

Wet hof - Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet hof): wet die kaders geeft voor de maximale hoogte van de kasuitgaven voor investeringen van gemeenten.

 

Gedefinieerde begrippen zijn in de tekstgedeeltes cursief weergegeven

 

II Doelstellingen van de treasuryfunctie

 

Artikel 2  

De gemeente onderscheidt een viertal doelstellingen van de treasuryfunctie:

  • 1.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities.

  • 2.

    Het beschermen van vermogens- en (rente)resultaten van de gemeente tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, kredietrisico’s, liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s.

  • 3.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities.

  • 4.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut.

 

Bijlage 1: credit ratings

De kredietwaardigheid van een onderneming, dus ook van een bank, speelt een belangrijke rol in de prijs die de bank moet betalen voor het aantrekken van vreemd vermogen (bijv. obligaties) en bij het afsluiten van derivatencontracten. Een mindere kredietwaardigheid betekent een hogere prijs (rentevergoeding).

 

In principe is een credit rating een inschatting van de kans op een eventuele wanbetaling bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier (obligaties, Medium Term Notes, Commercial Paper enz.).

 

Een hogere rating houdt een betere kredietwaardigheid in. De gebruikte ratingsystemen zijn dermate consistent, dat rating zowel gelijkertijd als in de tijd met elkaar vergelijkbaar zijn.

 

Ratings worden toegekend op aanvraag door de onderneming. De rating agency stelt daarop een comité samen (bestaande uit specialisten), dat de rating zal gaan bepalen. Dit onderzoek duurt drie tot zes maanden, in welke periode de aanvrager tevens gedurende enkele dagen door het comité wordt bezocht. Door interviews en presentaties met het topmanagement wordt een beeld van de organisatie verkregen. De uiteindelijke rating is dan ook gebaseerd op meer informatie dan wat publiekelijk bekend is. Na bekendmaking van de rating zal de rating agency blijvend contacten onderhouden met de onderneming en deze één of twee keer per jaar bezoeken teneinde zich op de hoogte te houden van alle relevante ontwikkelingen.

 

Enkele bekende rating agency’s zijn Standard & Poor’s, Moody’s en Fitch.

 

Credit ratings zijn er in verschillende vormen, zoals ‘long term’ ratings waarbij het risico van wanbetaling op langere termijn wordt voorspeld, en ‘short term’ ratings, welke de kredietwaardigheid voor de termijn van één jaar weergeven.5

 

 

Toelichting

 

Artikel 2

In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente weergegeven hieronder worden deze afzonderlijk toegelicht.

In de eerste plaats dient de treasuryfunctie ervoor te zorgen dat de gemeente “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities”.

De treasuryfunctie dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten. De condities die daarbij worden bedongen, dienen in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.

De gemeente loopt de volgende financiële risico’s: renterisico’s, kredietrisico’s, liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s. Het is de taak van de treasuryfunctie dergelijke risico’s tegen acceptabele condities te beperken. In de artikelen 3 tot en met 6 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasuryfunctie het beheer zo efficiënt en effectief mogelijk uit te voeren.

De gemeente streeft ernaar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat en streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten c.q. zo laag mogelijk rentekosten. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s; de treasuryfunctie is immers géén winstgerichte afdeling (“profit center”). Binnen het risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet fido en dit treasurystatuut dient te worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

Artikel 3

Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente. Een belangrijk uitgangspunt van de Wet fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet fido (evenals in de Wet filo) de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage (8,5%) van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar (zie artikel 3 en 4 van de Wet fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage (20%) te vermenigvuldigen met het totaal van de jaarbegroting (zie artikel 6 van de Wet fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt middelen te lenen c.q. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig, respectievelijk beschikbaar zijn.

 

Een rentevisie is een toekomstverwachting over de renteontwikkeling. Afhankelijk van de (interne en/of externe) ontwikkelingen zal de gemeente haar rentevisie actualiseren. De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van enkele financiële instellingen, zoals de huisbankier.

Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd (de periode dat de rente van een uitzetting vast is) van uitzettingen, wordt de invloed van een rentedaling op de renteresultaten gespreid over meerdere jaren. Deze spreiding is slechts mogelijk indien uit de liquiditeitenplanning blijkt dat middelen gedurende een langere periode beschikbaar zijn.

Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet fido stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s.

Gezien de (mogelijke) complexiteit van derivaten en de beperkte kennis binnen de organisatie over dergelijke instrumenten, is het gebruik van derivaten niet toegestaan.

Artikel 4

De Wet fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot treasury. Dit betreft enerzijds de “publieke taak” waarvoor leningen en garanties dienen en anderzijds het prudente karakter van (overige) uitzettingen. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen “uit hoofde van de publieke taak” en het uitzetten van middelen “uit hoofde van treasury”.

De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak. Wel wordt in de toelichting op de Wet fido het volgende aangegeven: “Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. De begroting en de begrotings- wijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak”.

In dit licht is het dus niet het team Financiën die het besluit voor dergelijke garanties en leningen voorbereidt. Wel wordt geadviseerd dat het algemeen bestuur het advies van het team Financiën inwint voordat zij een beslissing neemt t.a.v. het verstrekken van leningen of garanties uit hoofde van de publieke taak. Het team Financiën adviseert over mogelijke (financiële) risico’s, staatsteunaspecten, de kredietwaardigheid van de betreffende partij en de te stellen zekerheden. Daarnaast is het van belang dat het team Financiën de betreffende aanvraag opneemt in de liquiditeitenplanning.

Bankieren, zoals het bewust aantrekken van gelden om deze uit te lenen met als doel het genereren van inkomen is verboden.

Artikel 5

Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente middelen voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de middelen (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken. Dit kan een negatief gevolg hebben voor de financiële resultaten.

 

Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland.

 

In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden mogelijke financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat het team Financiën juist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige teams over de financiële vertaling van hun voorgenomen activiteiten.

 

Artikel 6

Dit betreft een ongewijzigde voortzetting van het beleid binnen de gemeente.

Artikel 7

Het aantrekken van middelen met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet fido (zie ook memorie van toelichting op de Wet fido) nadrukkelijk niet toegestaan.

Teneinde de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk intern gefinancierd.

Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld.

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een objectief beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 8

• Over de in rekening-courant aangehouden middelen wordt de daggeldrente vergoed.

• Over een deposito wordt een rente vergoed waarvan de hoogte afhankelijk is van de looptijd van het deposito, waarbij geldt dat voor een deposito met een looptijd van maximaal 12 maanden een rente wordt vergoed die gelijk is aan de bij die looptijd horende DTC-rente, en voor een deposito met een looptijd van meer dan 12 maanden een rente wordt vergoed die gelijk is aan de bij die looptijd horende DSL-rente.

• Indien de rente, bedoeld bij het eerste en tweede opsommingsteken, negatief is, wordt de betreffende rente gelijk gesteld aan nul.

• Over een debetstand in de rekening-courant wordt een rente in rekening gebracht die gelijk is aan de daggeldrente, vermeerderd met een boete van 100 basispunten. Indien de daggeldrente negatief is, wordt de rente gelijk gesteld aan 100 basispunten.

Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland.

Artikel 9

Indien de kredietwaardigheid van een bankrelatie waar wij tegoeden hebben staan, niet meer voldoet aan de minimale AA-rating, dan dienen de tegoeden overgeheveld te worden naar een andere bank met wel de minimale AA-rating. Indien die er niet meer zijn beslist het college op basis van advies van de Treasury Commisie.

 

Op het gebied van relatiebeheer beoogt de treasury het realiseren van zo gunstig mogelijke condities voor de door haar af te nemen diensten. Teneinde structuur aan te brengen in de momenten waarop de beoordeling van bankrelaties plaats heeft, is opgenomen dat deze beoordeling minimaal eens in de 4 jaar plaats moet hebben.

Tussenpersonen hebben een intermediairsfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de “tegenpartijen”. De vereisten van lid 2 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Teneinde dit te ondervangen stelt de gemeente als eis dat tussenpersonen geregistreerd staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) in Nederland.

Artikel 10

Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (c.q. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.

Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat de kosten van het overboeken van middelen tussen verschillende banken worden vermeden.

Artikel 11

Het saldo- en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen(-courant) van de gemeente. Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij één bank aanhoudt, opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Dit is een systeem waarbij de (valutaire) debet- en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samen- gevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.

 

 

In dit lid worden limitatief de toegestane korte termijn financieringsinstrumenten benoemd. De term daggeld staat voor opgenomen of uitgezette middelen voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vooraf overeengekomen rentepercentage. Kredietlimiet op de rekening courant betreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekening courant tegen vooraf overeengekomen condities.

Het is niet toegestaan om gelden extern uit te zetten middels beleggingen (korter of langer dan één jaar). Een belegging is een vorm van investering waarbij geld wordt vastgelegd voor langere of kortere tijd met als doel om in de toekomst financieel voordeel te behalen. Sparen (het uitzetten van gelden op een spaarrekening) valt niet onder de definitie van een belegging.

Artikel 12

Bij de treasuryfunctie zijn meerdere personen en organen betrokken. Met het oog op de omvang en de aard van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een eenduidige functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.

Artikel 13

De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in artikel 13 respectievelijk artikel 14 beschreven. De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, besluiten e.d.).

Deze verantwoordelijkheden dienen te worden gecommuniceerd naar de betrokkenen.

Artikel 14

De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het Algemeen bestuur van de gemeente. Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het Algemeen bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral plaats op ambtelijk niveau plaats, met als voordeel een slagvaardiger optreden. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.

Artikel 15

De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd voor: operationele informatie, beleidsmatige informatie en verantwoordingsinformatie. Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste succesfactoren voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente.