Organisatie | Midden-Delfland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Jeugdhulp Midden-Delfland 2022 |
Citeertitel | Beleidsregels jeugdhulp Midden-Delfland 2022 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beleidsregels jeugdhulp Midden-Delfland 2018.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2022 | nieuwe regeling | 14-06-2022 |
Alle begrippen die in deze Beleidsregels worden gebruikt hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet (hierna: de wet) en de daarop gebaseerde lagere regelgeving, de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Midden-Delfland 2022 (hierna: de Verordening) en de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
In deze Beleidsregels wordt verder verstaan onder:
(Boven)gebruikelijke zorg: Ouders hebben een zorgplicht voor hun kinderen. De ouder(s) zorgen voor de opvoeding van hun kinderen, dit houdt in: het zorgen voor hun geestelijk en lichamelijk welzijn en het bevorderen van de ontwikkeling. Boven gebruikelijke zorg is alle zorg die de gebruikelijke zorg per dag overstijgt. Dit is onder meer afhankelijk van de leeftijd en de ontwikkeling van het kind, maar ook van de draagkracht van de ouder(s);
Derdenbeding: Onderdeel van de zorgovereenkomst tussen de budgethouder en de zorgverlener. Hierin staat dat wanneer uit onderzoek van de PGB-verstrekker blijkt dat er ten onrechte een bedrag uit het PGB is betaald aan een zorgverlener, terwijl die zorgverlener zelf toerekenbaar handelingen heeft verricht voor het ten onrechte ontvangen van het bedrag, de verstrekker dit direct kan terugvorderen van de zorgverlener;
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling: helpt professionals bij hoe ze moeten handelen bij vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling. Aan de hand van 5 stappen bepalen professionals of ze een melding moeten doen bij Veilig Thuis en of er voldoende hulp kan worden ingezet. Het gebruik van een meldcode is verplicht;
Verwijsindex: Landelijk systeem waarin hulpverleners en andere professionals de persoonsgegevens registreren van de jeugdigen en jongvolwassenen (tot 23 jaar) waarover zij zich zorgen maken. Deze registratie bevat geen inhoudelijke informatie, maar het wordt duidelijk welke andere hulpverlener zich mogelijk ook actief met de situatie van dit kind (jongere) bezighoudt;
HOOFDSTUK 2 AANVULLENDE BEPALINGEN
ARTIKEL 2 TOEKENNEN MAATWERKVOORZIENING
In artikel 5 van de Verordening staat hoe het College onderzoekt welke ondersteuning nodig is. In aanvulling hierop gelden de volgende bepalingen:
Het College bepaalt de te hanteren woonplaats aan de hand van het in de wet gestelde woonplaatsbeginsel en de geldende aanvullende regel, met dien verstande dat bij de start van jeugdhulp of een maatregel de woonplaats of financieel verantwoordelijke gemeente wordt vastgesteld, volgens de landelijke richtlijnen.
Een jeugdige en/of zijn ouder(s) komen in aanmerking voor een maatwerkvoorziening indien geen oplossing gevonden kan worden voor de hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van voorzieningen die beschikbaar zijn op grond van voorliggende wetten, algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen.
HOOFDSTUK 3 RICHTLIJNEN GEBRUIKELIJKE HULP
Het is gebruikelijk dat ouders hun kind de dagelijkse hulp dan wel zorg bieden die past bij de leeftijd en ontwikkelingsfase van hun kind. Bij gebruikelijke hulp voor kinderen kan het ook gaan om activiteiten die niet standaard bij alle kinderen noodzakelijk zijn, maar die wel als gangbare hulp dan wel zorg van ouders aan kinderen kunnen worden aangemerkt. Bijlage 1 bij deze Beleidsregels bevat richtlijnen ten aanzien van gebruikelijke zorg van ouders voor kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel in verschillende levensfasen van het kind.
Bij de beoordeling of gebruikelijke hulp door de ouder(s) van de jeugdige mag worden verwacht, dient de beoordelingsvrijheid van het College helder omschreven te zijn. Hiervoor wordt een afwegingskader in de vorm van een richtlijn gebruikt dat gebaseerd is op de volgende feiten en omstandigheden:
ARTIKEL 5 CAPACITEITEN VAN DE OUDER(S)
Voor de beantwoording van de vraag of de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouder(s) toereikend zijn, geldt het volgende. Het College beoordeelt dat aan de hand van de opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen van de jeugdige en welke problemen ouders ondervinden met betrekking tot de zogeheten zorgplicht. Het kan voor komen dat de ouder(s) zelf - al dan niet tijdelijk - onvoldoende opvoedcapaciteiten hebben om, om te gaan met (kortgezegd) opgroeiproblemen van hun kinderen die daarmee verband houden. In die gevallen kan het College ondersteuning, hulp dan wel zorg bieden die er op gericht is om ouders instrumenten in handen te geven waardoor zij dit (weer) wel kunnen doen. Er bestaan echter ook (kortgezegd) opgroeiproblemen waarbij er jeugdhulp in de vorm van een voorziening noodzakelijk kan zijn, zonder dat sprake is van onwil of onvermogen van de kant van de jeugdige of zijn ouders. Denk bijvoorbeeld aan een beperking (als bedoeld in de wet) van de kant van de jeugdige die het noodzakelijk maakt dat er een voorziening wordt getroffen. Zie verder de bijlage “Richtlijnen gebruikelijke hulp en zorg” bij deze Beleidsregels.
ARTIKEL 6 DREIGENDE OVERBELASTING
Indien sprake is van (dreigende) overbelasting van de ouder(s) moet dat aannemelijk worden gemaakt en zonodig nader worden onderbouwd. In dat geval rust er op het College de plicht daar een onderzoek naar in te stellen. De ouder(s) is dan verplicht, desgevraagd, zijn medewerking te verlenen aan een onderzoek. Weigert de ouder(s) dit, dan kan het recht op een maatwerkvoorziening niet worden vastgesteld, tenzij het College het recht op een andere manier kan vaststellen.
Omvang planbare en/of onplanbare hulp /zorg
Soms is het duidelijk dat de ouder(s) overbelast is, maar soms ook niet. Niet alleen de omvang van de planbare hulp dan wel zorg, maar ook de mate van de noodzaak tot het continu aanwezig zijn om onplanbare hulp dan wel zorg te bieden kan van invloed zijn op de belastbaarheid van de ouder(s) die geacht wordt gebruikelijke hulp te verlenen. Met andere woorden: het uitvoeren van enkele taken op vooraf gezette (gebruikelijke) momenten is vaak minder belastend dan het uitvoeren van dezelfde taken waarbij continue aanwezigheid en alertheid nodig is van de ouder(s) die geacht wordt gebruikelijke hulp te verlenen.
Gebruikelijke zorg/hulp overig
Het College zal bij de beoordeling van (dreigende) overbelasting in voorkomende gevallen ook rekening moeten houden met de omstandigheid dat de ouder(s) gebruikelijke zorg/hulp bieden in het kader van andere regelgeving. Denk bijvoorbeeld aan verpleging en verzorging op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) en/of het overnemen van huishoudelijke taken op grond van de Wmo 2015. Zie verder de bijlage “Richtlijnen gebruikelijke hulp en zorg” bij deze Beleidsregels.
ARTIKEL 7 GEEN GEBRUIKELIJKE HULP
Permanent toezicht gedurende het gehele etmaal, waardoor tijdig kan worden ingegrepen, valt niet onder gebruikelijke hulp. Indien de jeugdige van 12 jaar of ouder geen intieme persoonlijke verzorging wil ontvangen van de ouder(s) wordt geen bijdrage van de ouder(s) verwacht. Daarbij heeft het College oog voor een mogelijke aanspraak op intensieve kindzorg op grond van de Zorgverzekeringswet of toegang tot de Wet langdurige zorg.
ARTIKEL 8 BOVEN-GEBRUIKELIJKE HULP
Het kan zijn dat de gebruikelijke hulp (substantieel) wordt overschreden. In voorkomende gevallen wordt gesproken van boven-gebruikelijke hulp gelet op de aard of omvang daarvan. Voor boven-gebruikelijke hulp kan door het College een indicatie worden afgegeven. Bij de beoordeling of sprake kan zijn van boven-gebruikelijke hulp wordt altijd een vergelijking gemaakt met kinderen zonder behoefte aan jeugdhulp met een normaal ontwikkelingsprofiel. Het is echter niet zo dat het College in beleidsregels kan vaststellen hoeveel hulp dan wel zorg precies gebruikelijk is te bieden. Het College moet daarvoor de omstandigheden van het individuele geval beoordelen. Onder substantiële overschrijding kan voor persoonlijke verzorging en begeleiding als uitgangspunt een omvang van gemiddeld meer dan een uur per etmaal worden gehanteerd. Zie verder de bijlage “Richtlijnen gebruikelijke hulp en zorg” bij deze Beleidsregels.
ARTIKEL 9 AANVULLENDE VOORWAARDEN TOEKENNEN PGB
Een maatwerkvoorziening wordt verstrekt in de vorm van ZIN of in de vorm van een PGB. Het College acht het noodzakelijk om voor de toekenning van een PGB aanvullende voorwaarden op te stellen (Verordening artikel 11):
Een vertegenwoordiger van de jeugdige treedt op als budgetbeheerder. De budgetbeheerder moet een familielid zijn tot maximaal de tweedegraads of een aantoonbare relatie hebben met de jeugdige en kan niet dezelfde persoon zijn die de zorg levert. Het op een juiste manier inzetten van een PGB vraagt ook wat van de budgetbeheerder. De budgetbeheerder krijgt te maken met verschillende instanties. De budgetbeheerder sluit zelf overeenkomsten met zorgverleners. Daarbij moet de budgetbeheerder goed weten welke ondersteuning zij leveren. De budgetbeheerder spreekt de zorgverleners erop aan als dat niet goed verloopt. De budgetbeheerder controleert de facturen van de zorgverleners en houdt overzicht over de bestedingen. De budgetbeheerder is zich goed bewust van de verantwoordelijkheden die er komen kijken bij een PGB en van de vaardigheden die nodig zijn om dat op een juiste manier zelf te regelen.
Het College beoordeelt of de budgethouder voldoende bekwaam is om – al dan niet met ondersteuning van het sociale netwerk, een curator, bewindsvoerder, mentor of gemachtigde - de taken die aan het PGB zijn verbonden uit te voeren. Een bewindvoerder wordt niet geacht de taken die aan het PGB verbonden zijn te kunnen beoordelen en is daarmee uitgesloten van PGB beheer.
Het PGB is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede jeugdhulp in te kopen. De wet verplicht dat de ondersteuning die de zorgverlener biedt ‘verantwoord’ is. Hieronder wordt verstaan dat de ondersteuning van een goed niveau, veilig, doeltreffend, cliëntgericht en afgestemd is op de reële behoefte van de zorgvrager. Dit naar het oordeel van het College;
Een verzoek om een PGB kan worden geweigerd indien:
de budgetbeheerder in het buitenland woont; Het belang hiervan is dat de vertegenwoordiger ten alle tijden op de hoogte moet zijn van de situatie van de budgethouder wanneer het gaat om de ondersteuningsvraag en de invulling hiervan. De vertegenwoordiger is niet alleen verantwoordelijk voor de juiste declaraties maar ook dat de juiste kwaliteit geleverd wordt. Een vertegenwoordiger die de budgethouder nooit bezoekt omdat deze persoon bijvoorbeeld aan de andere kant van het land woont of in het buitenland woont, voldoet niet aan de eisen als betrokken vertegenwoordiger
ARTIKEL 11 CRITERIA VOOR DE INZET VAN HET SOCIAAL NETWERK
De jeugdige en/of ouder(s) aan wie een PGB wordt toegekend kunnen alleen jeugdhulp betrekken van personen die tot het sociale netwerk behoren voor begeleiding, dagactiviteiten, persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij algemene dagelijkse levensverrichtingen en kortdurend verblijf.
ARTIKEL 13 BESTEDING VAN HET PGB
Na toekenning van een PGB controleert het College bij de SVB of het budget is aangewend voor de bekostiging van het resultaat waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden. Wanneer dit niet het geval is, dan wordt er contact met de budgetbeheerder opgenomen en onderzocht waarom dit is, of het PGB alsnog besteed gaat worden en of er andere hulp noodzakelijk is.
Bij een verandering in de zorgvraag waardoor het budget anders wordt ingezet, vragen de ouders het College hiervoor toestemming. Als dit niet wordt gedaan, dan kan het College dit beschouwen als onjuiste verstrekking van informatie. Het College heeft ook de mogelijkheid om het PGB te herzien bij een verandering in de zorgbehoefte.
Het College acht het noodzakelijk om voor de kwaliteit van de geboden jeugdhulp vanuit een PGB aanvullende kwaliteitseisen te stellen (Verordening artikel 17).
ARTIKEL 16 TOETSING, VERANTWOORDING EN EVALUATIE
Gedurende de looptijd van de zorg vindt monitoring plaats via periodieke gesprekken met de jeugdige en zijn gezin. Bij deze gesprekken kan ook de jeugdhulp aanbieder aanwezig zijn. Deze voortgangsgesprekken zijn afhankelijk van het ontwikkelpotentieel dat verschilt per situatie (is er sprake van een ‘stabiele’ beperking of is er concreet zicht op verbetering).
ARTIKEL 17 AFWIJKINGSBEVOEGDHEID
Het College kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouder(s) afwijken van deze Beleidsregels indien toepassing van deze regels gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de Beleidsregels te dienen doelen.
Artikel 18 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering
Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige en zijn ouders op verzoek of uit eigen beweging aan het College mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hen redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.
Als het College een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het College van degene die opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten PGB.
Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 14 juni 2022,
het college van burgemeester en wethouders,
Martien Born
Gemeentesecretaris
Arnoud Rodenburg
Burgemeester