Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Elburg

Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden Gemeente Elburg

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieElburg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden Gemeente Elburg
CiteertitelBeleidsregels Planologische Afwijkingsmogelijkheden Gemeente Elburg
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht
  2. artikel 4:83 van de Algemene wet bestuursrecht
  3. artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht
  4. artikel 2.12, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
  5. artikel 4 Besluit omgevingsrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

20-02-2018Geconsolideerde regelgeving

06-02-2018

Website gemeente Elburg

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden Gemeente Elburg

Burgemeester en wethouders van de gemeente Elburg;

 

overwegende dat, het gewenst is om beleidsregels vast te stellen omtrent de afweging van belangen bij het afwijken van het bestemmingsplan met toepassing van artikel 2.12, lid 1 sub a onder 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

 

gelet op de artikelen 4:81, eerste lid, 4:83 en 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

artikel 2.12, lid 1, sub a onder 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), gelezen in samenhang met artikel bijlage II, artikel 4 van het Besluit omgevingsrecht (Bor)

 

b e s l u i t vast te stellen de volgende beleidsregels: Beleidsregels Planologische Afwijkingsmogelijkheden Gemeente Elburg

Hoofdstuk 1 Inleiding

Artikel 1 Aanleiding

De huidige beleidsregels zijn op 18 maart 2014 vastgesteld. Sindsdien is het Besluit omgevingsrecht enkele malen gewijzigd. Vooral de wijzigingen per 1 november 2014 zijn ingrijpend. Als gevolg daarvan is op meer afwijkingsverzoeken de reguliere (korte) procedure van toepassing, in plaats van de uitgebreide procedure. Dit geeft aanleiding tot een actualisatie van deze beleidsregels.

Artikel 2 Toepassingsbereik

Deze beleidsregels hebben betrekking op de afwijkingsmogelijkheden zoals bedoeld in artikel 2.12 lid 1 sub a onder 2 van de Wabo. Ook wel bekend als ‘kruimelgevallenregeling’. In welke gevallen een plan in aanmerking komt voor toepassing van deze buitenplanse afwijkingsmogelijkheid is vastgelegd in artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Nieuw is bijvoorbeeld dat ook tijdelijke afwijkingen onder deze afwijkingsmogelijkheid vallen en dat het toepassingsbereik in het geval van een gebruikswijziging van bestaande panden is verruimd. Zo is de maximale oppervlakte van 1500m2 vervallen, kunnen ook bijbehorende bouwwerkzaamheden worden toegestaan met deze afwijkingsbevoegdheid en is afwijking niet meer beperkt tot het gebouw, maar betreft het nu ook het aansluitende terrein.

Artikel 3 Procedure

Wanneer op een aanvraag om omgevingsvergunning deze afwijkingsmogelijkheid van toepassing is, geldt de reguliere procedure en moet deze binnen acht weken afgehandeld worden. Gebeurt dit niet, dan wordt van rechtswege toestemming verleend om van het bestemmingsplan af te wijken. Dit is een belangrijk verschil met de situatie van voor de Wabo. De Wet ruimtelijke ordening kende voor de toepassing van buitenplanse planologische afwijkingsmogelijkheden geen harde afhandelingstermijnen.

Artikel 4 Doelstelling

Om adequaat op dergelijke planologische afwijkingsverzoeken in te kunnen spelen, wordt beleid opgesteld. Aan de hand van dit beleid is voor een aanvrager vooraf ook al in grote mate inzichtelijk of zijn verzoek kans van slagen heeft. Daarnaast geeft het aan omwonende (belanghebbende) inzicht wat hij/zij naast de mogelijkheden die het bestemmingsplan al biedt , kan verwachten. Tevens dragen beleidsregels bij aan een vlotte afhandeling van verzoeken.

Artikel 5 Niet voor alle categorieën beleidsregels geformuleerd

Sommige categorieën van afwijkingen lenen zich niet voor een vastomlijnd toetsingskader. Ze worden slechts sporadisch aangevraagd en/of de ruimtelijke aanvaardbaarheid is in deze situaties zodanig afhankelijk van de specifieke situatie dat een beleidsregel eerder aan een goede besluitvorming in de weg staat dan dat het hieraan bijdraagt. Daarnaast is op sommige categorieën van aanvragen specifiek beleid van toepassing. In die gevallen wordt volstaan met een verwijzing naar dat beleid.

Artikel 6 Bevoegdheid tot vaststellen van de beleidsregels

De algemene wet bestuursrecht Awb verstaat onder een beleidsregel: een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan.

Artikel 7 Toepassing van beleidsregels

Op grond van artikel 4:84 Awb wordt in principe volgens vastgestelde beleidsregels gehandeld. Dit geldt niet wanneer er geen beleidsregels zijn vastgesteld maar er per geval een beoordeling wordt gemaakt.

Een uitzondering kan op grond van 4:84 Awb worden gemaakt wanneer dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

Beleidsregels dienen te zorgen voor een consistente en voortvarende afhandeling van de aanvragen. Verder geldt voor besluiten dat ze moeten berusten op een deugdelijke motivering. Deze motivering moet worden vermeld bij de bekendmaking van het besluit. Als een besluit is genomen op basis van een beleidsregel, dan is er sprake van een lichtere motiveringsplicht. In de meeste gevallen kan worden volstaan met een verwijzing naar de beleidsregels. De beleidsregels geven belanghebbenden ook inzicht in de wijze waarop het gemeentebestuur een aanvraag toewijst of weigert. De besluitvorming wordt daarmee transparant en draagt bij aan de rechtszekerheid van burgers.

Hoofdstuk 2 Begripsbepalingen

Artikel 8 Begrippen besluit omgevingsrecht (Bor)

In artikel 1 van bijlage 2 Bor zijn de volgende begrippen vastgelegd, die ook op deze beleidsregels van toepassing zijn.

1. Achtererfgebied: erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

2. Antennedrager: antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

3. Antenne-installatie: installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

4. Bebouwingsgebied: achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw

5. Bijbehorend bouwwerk: uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

6. Daknok: hoogste punt van een schuin dak.

7. Dakvoet: laagste punt van een schuin dak.

8. Erf: al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

9. Hoofdgebouw: gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

10. Huisvesting in verband met mantelzorg: huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.

11. Mantelzorg: intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

12. Openbaar toegankelijk gebied: weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

13. Recreatieverblijf: een gebouw dat dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben.

14.Voorerfgebied: erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

15. Voorgevelrooilijn: voorgevelrooilijn als bedoeld in het bestemmingsplan, de beheersverordening dan wel de gemeentelijke bouwverordening.

16. Woonwagen: voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst.

Artikel 9 Bebouwde kom

Of een (bouw)plan binnen of buiten de bebouwde kom ligt wordt vastgesteld op grond van de hiervoor ontwikkelde jurisprudentie. Gekeken wordt naar de concentratie (samenhangen) van bebouwing. Niet de plaats van het verkeersbord dat de bebouwde kom aan geeft, maar de aard van de omgeving is bepalend.

Artikel 10 Wijze van meten

1. Voor de wijze van meten is het bestemmingsplan bepalend.

2. Tenzij anders bepaald, worden de waarden die in deze bijlage in m of m2 zijn uitgedrukt op de volgende wijze gemeten:

  • a.

    afstanden loodrecht,

  • b.

    hoogten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven, en

  • c.

    maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.

3. Bij de toepassing van 2b, wordt een bouwwerk, voor zover dit zich bevindt op een erf- of perceelgrens, gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt terrein het hoogst is.

Hoofdstuk 3 Algemene beleidsregels geldend voor elk verzoek om afwijking

Artikel 11 Parkeren op eigen terrein

Voor het verlenen van medewerking aan een afwijking van het bestemmingsplan geldt als uitgangspunt dat parkeren op eigen terrein opgelost dient te worden zonder gebruik te maken van het gemeentelijk parkeerfonds.

Artikel 12 Verkeersveiligheid

Medewerking wordt niet verleend, indien de verkeersveiligheid onevenredig wordt aangetast. Bij deze beoordeling wordt het Programma van Eisen voor de inrichting van de openbare ruimte betrokken.

Artikel 13 Aangrenzende gronden en/of bouwwerken

Medewerking wordt niet verleend, indien dit leidt tot onevenredige hinder en/of een beperking van de bruikbaarheid van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

Artikel 14 Planschadeovereenkomst

Medewerking wordt niet verleend, indien een planschadevergoedingsovereenkomst als bedoeld in artikel

6.4a, van de Wro is vereist en deze niet (ondertekend) is ingediend.

Hoofdstuk 4 Beleidsregels per categorie bijlage II Bor, artikel 4

Artikel 15 Beoordelingskaders categorieën

1. Artikel 4 uit bijlage II Bor is verdeeld in meerdere artikelleden, waarin categorieën van plannen staan geformuleerd die in aanmerking komen voor toepassing van de afwijkingsmogelijkheid op grond van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 2 van de Wabo. Daarnaast zijn in artikel 4a en 5 (van bijlage II van het Bor) enkele aanvullende voorwaarden benoemd. Om in aanmerking te komen voor toepassing van deze afwijkingsmogelijkheid moet aan alle gestelde voorwaarden worden voldaan. Deze artikelen zijn als bijlage bij dit beleid opgenomen.

2. Hierna wordt per categorie aangegeven in welke gevallen medewerking wordt verleend aan de bedoelde afwijkingsprocedure. Voor enkele categorieën worden geen algemene beoordelingskaders gesteld. Dan is per geval een specifieke afweging nodig. Tevens kan in specifieke gevallen besloten worden om in afwijking van dit beleid toch medewerking te verlenen aan een (bouw)plan, of medewerking juist te weigeren.

3. Naast de genoemde toetsingscriteria worden bij de afweging in alle gevallen de algemene beleidsregels genoemd in hoofdstuk 3 betrokken.

Artikel 16 Bijbehorend bouwwerk (artikel 4, lid 1 van bijlage II Bor)

1. Erker en/of luifel bij een woning (artikel 4.1.1 ).

2. Een berging bij een recreatiewoning of stacaravan (artikel 4.1.5)

Een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan voor een berging, in de vorm van een vrijstaand bouwwerk in plaats van een aangebouwd bouwwerk bij een recreatieverblijf, kan worden verleend, indien:

  • a.

    Het grondoppervlak niet meer dan 6 m2 bedraagt en het bouwen niet tot gevolg heeft dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd.

  • b.

    De goothoogte maximaal 2,50 meter bedraagt.

  • c.

    De bouwhoogte maximaal 3,50 meter bedraagt.

Toelichting: het bestemmingsplan voor het buitengebied stelt aan bergingen bij stacaravans en recreatiewoningen de voorwaarde dat deze aangebouwd moeten worden. Een vrijstaande berging wordt in de meeste gevallen ook aanvaardbaar geacht. Voorwaarden zijn overgenomen uit het voorgaande beleid.

3. Een bijbehorend bouwwerk bij een kleine woning

Een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan voor bijbehorende bouwwerken bij een kleine woning wordt enkel verleend, indien:

  • a.

    De totale oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken maximaal 50m2 bedraagt.

  • b.

    De bouwhoogte voor vrijstaande bouwwerken maximaal 5 meter bedraagt.

  • c.

    De bouwhoogte voor aangebouwde bouwwerken maximaal 3 meter bedraagt.

  • d.

    Deze in het achtererfgebied worden gesitueerd.

Toelichting: kleine woningen zijn als aparte categorie benoemd, omdat het niet wenselijk wordt geacht om hierop de algemene afwijkingsmogelijkheden voor woningen toe te passen.

4. Aanvullende bepaling maximale inhoud woningen buitengebied.

Een omgevingsvergunning voor de uitbreiding van een woning waar het bestemmingsplan “Buitengebied Elburg 2012” van toepassing is, wordt geen medewerking verleend indien hierdoor een grotere inhoud ontstaat dan 750m3.

Toelichting: een inhoud van 750m3 wordt als absoluut maximum gezien. Het is niet wenselijk om in algemene zin beleidsregels te formuleren die tot overschrijding van dit maximum kunnen leiden. Deze voorwaarde is overgenomen uit het voorgaande beleid.

Artikel 17 Gebouw ten behoeve van infrastructurele of openbare voorzieningen (artikel 4, lid 1 van bijlage II van het Bor)

Een afweging wordt per geval gemaakt.

Toelichting: dit type aanvraag is zeer divers en de aanvaardbaarheid is erg afhankelijk van de specifieke locatie. Daarom worden voor dit type afwijkingsmogelijkheid geen algemene beleidsregels geformuleerd.

Artikel 18 Bouwwerk geen gebouw zijnde (artikel 4, lid 3 van bijlage II van het Bor)

1. Een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan voor het oprichten van een erfafscheiding hoger dan 1 meter kan medewerking worden verleend op hoeksituaties grenzend aan de openbare weg of aan openbare parkeervoorzieningen, mits:

  • a.

    deze minimaal 1 meter achter de voorgevel staat;

  • b.

    de maximale hoogte 2 meter bedraagt;

  • c.

    de verkeersveiligheid Programma van Eisen) dit toelaat.

Toelichting: een erfscheiding grenzend aan openbaar gebied kan vergunningvrij worden geplaatst met een hoogte van maximaal 1 meter. Bestemmingsplannen kennen meestal een vergelijkbare regeling. In afwijking daarvan wordt een hoogte van 2 meter ook aanvaardbaar geacht. Vanwege het stedenbouwkundig beeld wordt hier wel de voorwaarde aan verbonden dat pas op minimaal 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel een grotere hoogte dan 1 meter is toegestaan. Met de maximale hoogte van 2 meter wordt aangesloten bij de hoogte die in andere situaties, niet grenzend aan openbaar gebied, vergunningvrij is toegestaan. De laatste voorwaarde betreft de Richtlijn Programma van Eisen, waarin o.a. voorwaarden zijn vastgelegd met betrekking tot zichthoeken bij kruisingen.

2. Bij overige bouwwerken geen gebouw zijnde wordt per geval een afweging gemaakt.

Toelichting: voor de realisatie van bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals bijvoorbeeld vlaggenmasten, pergola’s, lichtmasten biedt de huidige wetgeving al ruime mogelijkheden om deze vergunningsvrij te realiseren. Ook kennen de geldende bestemmingsplannen regelingen hiervoor. In situaties dat een bouwplan voor een ander bouwwerk toch niet past binnen de vergunningsvrije mogelijkheden, én niet in het bestemmingsplan wordt per geval een beoordeling gedaan. De ruimtelijke aanvaardbaarheid hiervan is te zeer afhankelijk van de specifieke situatie om hiervoor algemene regels te formuleren.

Artikel 19 Dakkapellen en dakopbouwen (artikel 4, lid 4 van bijlage II van het Bor)

Aanvragen om omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan worden per geval beoordeeld.

Toelichting: dakkapellen zijn in de meeste gevallen al toegestaan binnen het bestemmingsplan en in veel gevallen zijn deze zelfs vergunningsvrij te realiseren. In de uitzonderlijke gevallen dat hiervoor toch een afwijking van het bestemmingsplan noodzakelijk is wordt per geval een afweging gemaakt.

Dakopbouwen zijn in veel gevallen niet in overeenstemming met het bestemmingsplan, omdat hiermee de goothoogte wordt vergroot. De ruimtelijke aanvaardbaarheid is hiervan zo afhankelijk van de specifieke situatie dat hiervoor geen algemene beleidsregels zijn vastgelegd. In voorkomende gevallen wordt bij de afweging aansluiting gezocht bij al verleende vergunningen in de omgeving.

Artikel 20 Antenne-installatie (Artikel 4, lid 5 van bijlage II van het Bor)

Medewerking aan een afwijking van het bestemmingsplan kan worden verleend als wordt voldaan aan de beleidsregels die zijn opgenomen in de “Notitie Antennebeleid” van de gemeente Elburg.

Toelichting: op dit type aanvraag is specifiek gemeentelijk beleid van toepassing, waarin ook de ruimtelijke aspecten zijn verwoord.

Artikel 21 Warmtekrachtkoppeling bij een glastuinbouwbedrijf (Artikel 4, lid 6 van bijlage II van het Bor)

Aanvragen om omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan worden per geval beoordeeld.

Toelichting: zowel de omvang van de bouwwerken als de ruimtelijke impact zijn te zeer afhankelijk van een specifieke situatie dat hiervoor geen algemene beleidsregels zijn op te stellen. Wel wordt in de basis welwillend naar dit type plan gekeken.

Artikel 22 Installatie voor duurzame energie bij een agrarisch bedrijf (Artikel 4 lid 7 van bijlage II van het Bor)

Aanvragen om omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan worden per geval beoordeeld.

Toelichting: zowel de omvang van de bouwwerken als de ruimtelijke impact zijn te zeer afhankelijk van een specifieke situatie dat hiervoor geen algemene beleidsregels zijn op te stellen. Wel wordt in de basis welwillend naar dit type plan gekeken.

Artikel 23 Niet-ingrijpende herinrichting van openbaar gebied (Artikel 4, lid 8 van bijlage II van het Bor)

1. Een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan ten behoeve van het realiseren van parkeerplaatsen in een groenbestemming kan worden verleend, tot een maximum van 65m2 per bestemmingsvlak.

Toelichting: deze regeling is afgeleid van de wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in bestemmingsplannen voor de kernen, waarmee de bestemming ‘Groen’ gedeeltelijk kan worden gewijzigd in ‘Verkeer – Verblijfsgebied’. Aangezien een afwijkingsprocedure een kortere doorlooptijd kent verdient de toepassing daarvan de voorkeur boven een bestemmingsplanwijziging. Ook is het wenselijk om deze regeling toe te passen voor gronden in andere bestemmingsplannen.

2. Overige aanvragen om omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan worden per geval beoordeeld.

Toelichting: op voorhand worden er geen andere typen niet-ingrijpende herinrichting van openbaar gebied voorzien, waarvoor algemene beleidskaders gewenst zijn.

Artikel 24 Gebruikswijziging bouwwerken (Artikel 4, lid 9 van bijlage II van het Bor )

1. Een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan voor het toestaan van een Bed & Breakfast kan worden verleend onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    Het gebruiksvloeroppervlak voor een Bed & Breakfast voorziening bedraagt niet meer dan 40% van het gebruiksvloeroppervlak van de woning met een oppervlak van maximaal 100m2. Onder het gebruiksvloeroppervlak voor een Bed & Breakfast voorziening wordt gerekend een bad, douche- en toiletruimte die niet gedeeld wordt met de hoofdbewoners van de woning en maximaal 4 slaapkamers. De oppervlakte van de gemeenschappelijke ruimte bedraagt niet meer dan 30m2 en telt niet mee als gebruiksvloeroppervlak van een Bed & Breakfast voorziening.

  • b.

    Een Bed & Breakfastvoorziening is niet toegestaan in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk.

  • c.

    De Bed & Breakfast voorziening wordt uitsluitend geëxploiteerd door de hoofdbewoners van de woning (uittreksel KVK).

  • d.

    Een separate kookvoorziening is niet toegestaan.

  • e.

    Op eigen terrein is per slaapkamer minimaal één parkeerplaats beschikbaar. Voor Bed & Breakfast houders in de Vesting geldt een uitzondering als zij voor hun gasten geen parkeervoorziening op eigen terrein kunnen realiseren. In dat geval mag gebruik worden gemaakt van openbare parkeervoorzieningen.

  • f.

    Door de Bed & Breakfast voorziening ontstaan geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven.

Toelichting: deze regeling is ontleend aan het beleid ten aanzien van Bed & Breakfast, dat op 5 mei 2010 in werking is getreden. Voor een verdere toelichting wordt hiernaar verwezen. Wanneer het beleid ten aanzien van Bed & Breakfast tussentijds wordt herzien, zal de nieuwe regeling voorgaan bij de beoordeling van een verzoek om afwijking van het bestemmingsplan.

2. Een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan voor het toestaan van inwoning kan worden verleend, indien:

  • a.

    er sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de noodzakelijkheid in verband met de continuïteit van de bedrijfsvoering, sociale indicatie (zoals de noodzaak van verzorging van de ouders of een ander familielid);

  • b.

    de aanvrager voldoende kan aantonen waarom een inwoonsituatie gewenst is;

  • c.

    er visueel sprake is van één woning. De hoofdvorm van de bestaande woning mag niet worden gewijzigd. Bij (ver)nieuwbouwsituaties moet duidelijk zijn dat het om één hoofdvorm gaat;

  • d.

    de woning één hoofdingang heeft, die als gemeenschappelijke verkeersruimte fungeert;

  • e.

    de verblijfsruimten vanuit de hoofdingang bereikbaar zijn;

  • f.

    in het inwoongedeelte geen trapopgang aanwezig is naar de bovengelegen bouwlagen;

  • g.

    het inwoongedeelte slechts bestaat uit twee verblijfsruimten;

  • h.

    in (ver)nieuwbouwsituaties tussen de woning en het inwoongedeelte normale binnenmuren zijn/worden geplaatst. Ankerloze spouwmuren zijn niet toegestaan.

Toelichting: standaard is een woning bedoeld voor de huisvesting van één huishouden. Inwoning kan bijvoorbeeld een oplossing bieden voor hulpbehoevende ouders. In beginsel wordt aan een dergelijk verzoek medewerking verleend. De gestelde voorwaarden zijn met name bedoeld om het ontstaan van een zelfstandige woning tegen te gaan. De inwoonmogelijkheid moet dan ook ongedaan worden gemaakt zodra de inwoonsituatie wordt beëindigd. Deze regeling geldt niet voor het buitengebied. In het bestemmingsplan Buitengebied 2007 is inwoning bij recht toegestaan.

3. Wanner het verzoek betrekking heeft op het huisvesten van buitenlandse werknemer op vakantieparken wordt gehandeld in lijn met het daarvoor vastgestelde beleid Vitale vakantieparken. In andere situaties wordt per geval een afweging gemaakt.

Toelichting: expliciet is bepaald dat met toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid voor panden in het buitengebied (uitsluitend) medewerking kan worden verleend aan logiesverblijf voor buitenlandse werknemers, de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen.

In het beleid Vitale Vakantieparken is beleid geformuleerd ten aanzien van het huisvesten van buitenlandse werknemers. Verzoeken worden hieraan getoetst. In andere gevallen is de aanvaardbaarheid is te zeer afhankelijk van de specifieke vraag en locatie om een algemeen afwegingskader te formuleren. Daarbij wordt opgemerkt dat er in beginsel positief tegen een dergelijk verzoek wordt aangekeken.

4. Overige aanvragen om omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan worden per geval beoordeeld.

Toelichting: met het voorgaande zijn de meest voorkomende typen gebruikswijzigingen behandeld. Incidenteel kan het voorkomen dat er een verzoek om gebruikswijziging wordt gedaan die hier niet onder valt. In dat geval zal een specifieke afweging plaatsvinden.

Artikel 25 Gebruik recreatiewoning voor bewoning (Artikel 4, lid 10 bijlage II van het Bor)

Van deze afwijkingsmogelijkheid wordt geen gebruik gemaakt. Dit onder verwijzing naar de “Nota permanente bewoning van recreatiewoningen 2000” en eventuele daaropvolgende nota’s.

Toelichting: op dit type aanvraag is specifiek gemeentelijk beleid van toepassing, waarin ook de ruimtelijke aspecten zijn verwoord.

Artikel 26 Tijdelijk gebruik van gronden of bouwwerken (Artikel 4, lid 11 bijlage II van het Bor)

1. Een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan voor het plaatsen en bewonen van een tijdelijke woonunit kan worden verleend mits:

  • a.

    er sprake is van herbouw of zodanige verbouw van een bestaande woning dat deze tijdelijk niet bewoonbaar is;

  • b.

    er sprake is van een concreet verbouw- of herbouwplan, waarvoor reeds vergunning is verleend of concreet zicht bestaat op het verkrijgen van een vergunning;

  • c.

    deze wordt gebruikt door de bewoners van de te verbouwen of herbouwen woning;

  • d.

    de tijdelijke woonunit uiterlijk 1 maand na het voltooien van de werkzaamheden aan de woning wordt verwijderd.

Toelichting: met enige regelmaat wordt een vergunning gevraagd voor het tijdelijk plaatsen van een woonunit wanneer grootschalige verbouwing of sloop en herbouw van een woning plaatsvindt. Wanneer de ruimte op het perceel dat op verantwoorde wijze toelaat staan wij welwillend tegenover het plaatsen van een tijdelijke woonvoorziening gedurende de bouw. Voorwaarde is wel dat de tijdelijke woonunit uitsluitend wordt bewoond door de bewoners van het perceel, niet door derden. De overige voorwaarden zijn erop gericht dat een tijdelijke woonunit niet langer aanwezig dan noodzakelijk.

2. Een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan voor het toestaan van het gebruiken van een recreatieobject voor tijdelijke bewoning, indien voldaan wordt aan het beleid Vitale vakantieparken en de daarbij behorende uitvoeringsregels, of een daaropvolgende beleidsnota. In andere gevallen wordt hieraan geen medewerking verleend.

Toelichting: op dit type aanvraag is specifiek gemeentelijk beleid van toepassing, waarin ook de ruimtelijke aspecten zijn verwoord. Dit beleid richt zich onder andere op specifieke doelgroepen.

3. Een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan voor het houden van een evenement kan worden verleend, indien het verzoek voldoet aan de beleidsregels die zijn opgenomen in de “Evenementennota” van de gemeente Elburg. Op verzoeken die niet aan de beleidsregels voldoen wordt afzonderlijk beslist.

4. Overige verzoeken om tijdelijke afwijking worden per geval afgewogen, waarbij aannemelijk moet zijn dat het gaat om een tijdelijke situatie.

Toelichting: op voorhand worden er geen andere typen aanvragen voorzien, waarvoor algemene beleidskaders gewenst zijn.

Hoofdstuk 5 Planschadevergoedingsovereenkomst

Artikel 27 Planschadeverhaal bij planologische afwijkingen (planschadevergoedingsovereenkomst)

Het college van burgemeester en wethouders kent op grond van artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) degene die in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van een planologische wijziging, op aanvraag een tegemoetkoming toe. Dit wordt een planschadevergoeding genoemd. Daarbij geldt als voorwaarde dat de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming niet voldoende anderszins is verzekerd. Sinds 1 juli 2008 geldt in bepaalde situaties een eigen risico voor belanghebbenden van 2%.

Een oorzaak voor planschade kan gelegen zijn in de zogenaamde planologische kruimelgevallen ex art 2.12, eerste lid, onder a, onder 2o Wabo. In afdeling 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening zijn regels gesteld omtrent planschade. Het college van burgemeester en wethouders kan met de aanvrager van de omgevingsvergunning op grond van artikel 6.4a Wro een planschadeovereenkomst sluiten.

Ook na het afsluiten van een planschadeovereenkomst blijft de gemeente richting benadeelden dan wel aansprakelijk voor planschade, maar de overeenkomst biedt de mogelijkheid de uit te betalen planschade op de aanvrager (vergunninghouder) te verhalen.

Wanneer er rekening moet worden gehouden met een relatief groot planschadebedrag, dan kan dit de exploitatie van het project onder druk zetten. In bepaalde situaties is het daarom raadzaam om een risicoanalyse naar de kans op planschade te laten uitvoeren. Het is voor een aanvrager in principe niet verplicht om dit risico in kaart te brengen. Van een aanvrager wordt de indiening van een dergelijke analyse in beginsel niet gevraagd.

Artikel 28 Planschadevergoedingsovereenkomst als indieningsvereiste

Een ruimtelijk project mag niet in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening. Eén van de vereisten is daarbij dat het project economisch uitvoerbaar is. Zo veel als mogelijk dient voorkomen te worden dat een project niet (volledig) wordt uitgevoerd. De financiële haalbaarheid, waaronder de draagkracht voor het uitkeren van planschade, maakt daarom onderdeel uit van het planologische afwegingskader. Staat de financiële haalbaarheid niet in voldoende mate vast, dan vormt dit een grondslag om medewerking aan een afwijking van het bestemmingsplan te weigeren. Bij een aanvraag om omgevingsvergunning moeten gegevens en bescheiden worden ingediend. In het Besluit omgevingsrecht (Bor) en in de Regeling omgevingsrecht (Mor), is dat specifiek uitgewerkt.

Omdat op grond van artikel 4.4, lid 1 Bor artikel 4:2, lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) onverminderd van kracht blijkt, geeft de Mor geen limitatieve opsomming van indieningsvereisten. Dit biedt het bevoegd gezag de ruimte om ook gegevens en bescheiden die niet zijn opgenomen in de Mor, maar naar hun mening wel noodzakelijk zijn, op te vragen. Een ondertekende planschadevergoedingsovereenkomst kan hier onder geschaard worden. De aanvrager heeft na verzending van de brief waarin het bevoegd gezag om de ondertekende planschadevergoedingsovereenkomst vraagt, maximaal vier weken om deze aan te leveren. Dit is de gebruikelijke tijd voor het indienen van ontbrekende gegevens. De beslistermijn staat stil zolang de ontbrekende gegevens niet zijn aangeleverd.

Binnen de termijn van vier weken heeft de aanvrager voldoende tijd om als hij dat wil zelf de financiële consequenties in te (laten) schatten voordat hij de ondertekende planschadevergoedingsovereenkomst retourneert. Wordt de ondertekende planschadeovereenkomst niet binnen deze termijn geretourneerd, dan wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 Awb niet verder in behandeling genomen. Enkel bij aanvragen die ruimtelijk gezien (bouwen en gebruik) een impact hebben zal een planschadevergoedingsovereenkomst als indieningsvereiste gelden. Voor kleine bouwplannen zoals erfafscheidingen, overkappingen e.d. is een planschadevergoedingsovereenkomst geen indieningsvereiste.

Hoofdstuk 6 Inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 29 Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze beleidsregel treedt in werking op 20 februari 2018.

2. Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels Planologische Afwijkingsmogelijkheden gemeente Elburg2018.

 

 

Besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Elburg tot vaststelling van beleidsregels voor de uitvoering van artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht “Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden Elburg 2018”

 

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Elburg in de vergadering van 6 februari 2018.

De burgemeester, ir. J.N. Rozendaal

De secretaris, J.K.C. van der Jagt