Organisatie | Doetinchem |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2022 |
Citeertitel | Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2022 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2021 en Beleidsregels Beschermd Wonen gemeente Doetinchem 2021.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2022 | nieuwe regeling | 27-06-2022 |
Het college van burgemeester en wethouders van Doetinchem;
Overwegende dat het college de bevoegdheid heeft om nadere regels vast te stellen voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2020, nader te noemen de verordening;
Overwegende dat het Beleidskader sociaal domein Doetinchem, de verordening en het Gewijzigd besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2022 onlosmakelijk zijn verbonden met elkaar;
Gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2020 en het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht;
Vast te stellen het navolgende:
Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2022
Alle begrippen die in deze nadere regels worden gebruikt, hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: de wet) en de daarop gebaseerde lagere regelgeving, de verordening en het Gewijzigd besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2021.
De nadere regels moeten ook in acht genomen worden door het Buurtplein B.V. (verder te noemen: het Buurtplein), aangezien zij aan hen door het college gemandateerde bevoegdheden uitoefenen.
Artikel 2 Melding behoefte aan maatschappelijke ondersteuning
2.1 Melding algemene voorziening en maatwerkvoorziening
De cliënt wordt over de mogelijkheid van cliëntondersteuning geïnformeerd wanneer hij wordt uitgenodigd voor een gesprek voor een maatwerkvoorziening. Cliëntondersteuning is onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen (artikel 1.1.1. van de wet). De cliënt bepaalt of en wie hij als cliëntondersteuner wil. Dat kan iemand zijn uit zijn eigen netwerk. Het kan ook een ondersteuner zijn die de gemeente gratis biedt. Dit is de buurtcoach van het Buurtplein of de medewerker van een tweede organisatie waar de gemeente een contract mee heeft. De inzet van een tweede organisatie is vanaf het begin van de hulpvraag mogelijk.
2.2. Melding behoefte aan Wmo Wonen
In de Wmo 2015 is landelijke toegankelijkheid voor de maatwerkvoorziening Wmo Wonen geregeld. Dit betekent dat iemand in elke gemeente van Nederland een melding kan doen om voor Wmo Wonen in aanmerking te komen. Het document landelijke toegankelijkheid van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) wordt gebruikt als uitgangspunt voor de toegang tot beschermd wonen in centrumgemeente Doetinchem en regiogemeenten.
De melding van behoefte aan Wmo Wonen kan binnen elke Achterhoekse gemeente binnenkomen afhankelijk van de lokale inrichting: het sociale team, het wijkteam, het Wmo-loket, het Buurtplein etc. Gegevensuitwisseling tussen gemeenten vindt plaats met inachtneming van de bepalingen van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en de privacyreglementen van de betrokken gemeenten.
2.3 Bijzondere omstandigheden wanneer Wmo Wonen niet direct beschikbaar is.
Bijzondere omstandigheden wanneer Wmo Wonen niet direct beschikbaar is. Wanneer de inwoner in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening in de vorm van Wmo Wonen, maar het is nog niet bekend vanuit welke aanbieder de ondersteuning geboden kan worden, wordt er een beschikking ‘advies Wmo Wonen’toegekend. In deze beschikking wordt in ieder geval opgenomen:
Wanneer een passende plek nog niet beschikbaar is wordt de inwoner op de wachtlijst van de instelling geplaatst. De inwoner is hier mede verantwoordelijk voor in samenspraak met de betrokken consulent en indien nodig in overleg met de aanbieder die reeds betrokken is. Met hem wordt besproken hoe de periode tot plaatsing kan worden overbrugd.
Wanneer de inwoner ter overbrugging naar Wmo Wonen ondersteuning nodig heeft, is de betrokken zorgaanbieder verantwoordelijk voor het bieden van deze overbruggingszorg. Soms heeft de inwoner al ondersteuning welke geindiceerd is door de gemeente. Voorwaarde voor overbruggingszorg is dat de ondersteuning gericht is op het voorbereiden en toewerken naar de Wmo Wonen plek. Er is sprake van overbruggingszorg als dit wordt geboden door de zorgaanbieder waar de inwoner op de wachtlijst voor Wmo Wonen staat.
2.4 Tijdelijk verblijf naar een andere regio
Het kan voorkomen dat een inwoner uit de gemeente Doetinchem tijdelijk in een instelling in een andere gemeente/regio moet verblijven wanneer er geen passend aanbod in de eigen gemeente is. ‘Tijdelijk verblijf’ is verblijf van maximaal één jaar, waarbij vanaf het begin de intentie aanwezig is om de inwoner terug te laten keren naar de gemeente Doetinchem. In dergelijke gevallen zal er door de gemeente met de (centrum) gemeente van plaatsing onderling worden afgestemd en afspraken worden gemaakt.
2.5 Tijdelijke afwezigheid bij instelling
Indien een inwoner, tijdelijk als gevolg van een behandeling in een ziekenhuis of behandelcentrum of detentie elders wordt opgenomen, moet dit binnen een week na vertrek bij de aanbieder bij de gemeente worden gerapporteerd door de aanbieder Wmo Wonen. Dit geldt ook wanneer de inwoner op eigen initiatief de beschermde woonplek heeft verlaten.
Wanneer duidelijk wordt dat de inwoner langer dan twaalf weken elders zal verblijven, zal in principe zijn plek bij de aanbieder vervallen. Wanneer de inwoner na deze periode weer beschermd wil gaan wonen, kan de inwoner hiervoor een melding doen bij Buurtplein. De inwoner kan in overleg met de consulent ervoor kiezen zijn ondersteuning bij een andere aanbieder voor Wmo Wonen te verzilveren. De inwoner kan pas weer instromen bij de aanbieder als er plaats is.
Artikel 3 Onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren
Wanneer na de melding verdere vraagverheldering of verdieping nodig blijkt te zijn, dan zal de medewerker van het Buurtplein eerst een vooronderzoek doen naar de al beschikbare informatie binnen de gemeente. Daarna zal een keukentafelgesprek worden gevoerd. De cliënt kan zich laten bijstaan door zijn mantelzorger en/of een cliëntondersteuner. De medewerker van het Buurtplein beschikt over de juiste kennis en is geschoold in het uitvoeren van het onderzoek. Het onderzoek wordt uitgevoerd aan de hand van de stappen uit het stappenplan zoals vermeld in bijlage III. Iedere stap wordt opeenvolgend en afzonderlijk onderzocht door de medewerker van het Buurtplein en vastgelegd in het onderzoeksverslag. Uitgangspunt bij het gesprek is de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt om het probleem zelf of met steun van zijn omgeving op te lossen. Als blijkt dat de cliënt onvoldoende in staat is om het probleem op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit het sociale netwerk op kan lossen kan er een maatwerkvoorziening worden toegekend.
Als blijkt dat een maatwerkvoorziening nodig is wordt geconcretiseerd wat het beoogde resultaat en de duur daarvan is. Waardoor het inzichtelijk en onderbouwd is waarop het besluit voor maatschappelijke ondersteuning tot stand is gekomen.
Voor de toepassing van artikel 4, vijfde lid van de Verordening, bepaalt de medewerker van het Buurtplein of het bij het beoordelen van de toegang tot de maatwerkvoorziening noodzakelijk is om een externe deskundige in te schakelen, bijvoorbeeld een medisch adviseur, GZ-psycholoog of bouwkundig adviseur. Een medisch advies ligt voor de hand als er sprake is van een progressief ziektebeeld en/of een medisch moeilijk te objectiveren aandoening. Daarnaast kan een advies zinvol zijn voor het in kaart brengen van de behandel- en ontwikkelingsmogelijkheden van de cliënt. Om tot een bepaling van de goedkoopst adequate voorziening te komen kan een bouwkundig advies worden aangevraagd. De kosten van het advies komen voor rekening van het Buurtplein. Als het adviestraject niet binnen de wettelijke onderzoekstermijn van zes weken kan worden afgerond, kan deze termijn na overleg met de cliënt worden verlengd. Hetzelfde geldt voor een adviestraject dat is gestart nadat de cliënt de aanvraag heeft ingediend.
Artikel 4 Criteria voor een maatwerkvoorziening
De wet doet een beroep op de eigen kracht en eigen mogelijkheden van ingezetenen. Het uitgangspunt van de wet is dat mensen langer thuis blijven wonen met waar mogelijk hulp van hun eigen sociale netwerk en zo nodig aanvullende ondersteuning vanuit de gemeente. Voordat er een beroep wordt gedaan op publiek gefinancierde voorzieningen moeten eerst de eigen kracht en het sociale netwerk worden aangesproken. Zoals vermeld in artikel 8 van de Verordening betekent dit dat een maatwerkvoorziening pas aan de orde kan zijn als de cliënt zijn beperkingen of problemen niet kan verminderen of wegnemen met behulp van eigen kracht, gebruikelijke hulp, mantelzorg, hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk, algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen.
Eigen kracht verwijst naar het vermogen van de cliënt om zelf bij te dragen aan zijn zelfredzaamheid en participatie en/of zijn aanspraak op grond van een andere wet (zoals Zorgverzekeringswet, Particiatiewet, Wet langdurige zorg) tot gelding te brengen. Het college verwacht van de cliënt dat hij zich inspant om dat aan te wenden wat binnen zijn bereik ligt om zelf in zijn behoefte op het gebied van maatschappelijke ondersteuning te voorzien. De medewerker van het Buurtplein beoordeelt hierbij ook of de cliënt met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn beperkingen kan oplossen of verminderen.
In elke afzonderlijke situatie beoordeelt de medewerker van het Buurtplein de eigen kracht en mogelijkheden van de cliënt. Dit doet de medewerker van het Buurtplein niet door de beperking als uitgangspunt te nemen, maar door juist te kijken naar wat de cliënt zelf en/of met hulp van zijn sociaal netwerk wel kan. Dit hangt onder andere af van het type ondersteuning dat wordt gevraagd, van de draagkracht van het sociaal netwerk en van de bereidheid van zowel de cliënt als het sociaal netwerk om hulp te ontvangen respectievelijk te bieden.
Het college verwacht van de cliënt dat hij de medewerker van het Buurtplein actief informeert over personen uit zijn sociaal netwerk en wat deze personen voor hem kunnen betekenen op het gebied van zorg en ondersteuning. De medewerker van het Buurtplein probeert de cliënt ook te ondersteunen in het betrekken van personen uit de sociale omgeving. 'dit is eveneens de taak van een medewerker van Buurtplein'.
De medewerker van het Buurtplein beoordeelt of, en zo ja, in hoeverre de cliënt met gebruikelijke hulp in staat is zijn problemen op te vangen. Onder gebruikelijke hulp wordt verstaan de hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Het voeren van een gemeenschappelijk huishouden brengt immers een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het functioneren van dat huishouden met zich mee.
Mantelzorg betreft ondersteuning voor een naaste ten behoeve van diens zelfredzaamheid en participatie, die qua omvang en intensiteit de gebruikelijke hulp overstijgt en die rechtstreeks voortkomt uit de sociale relatie tussen personen. Mantelzorg wordt niet verleend in het kader van een hulpverlenend beroep. De ondersteuning is vrijwillig, maar voelt voor de betrokkenen niet altijd als vrijwillig, maar vaak als vanzelfsprekend. Gezien de intensiteit van de ondersteuning en de vaak hoge mate waarin de cliënt afhankelijk is van de ondersteuning, is het met name bij mantelzorg van belang om inzicht te krijgen in de belastbaarheid van de mantelzorger. Dit is eveneens de taak van de medewerker van het Buurtplein.\
Gezien de hoge mate waarin de cliënt afhankelijk is van de ondersteuning, is het bij zowel mantelzorg als wanneer de ondersteuning wordt betaald vanuit pgb van belang te onderzoeken of er sprake is van (dreigende) overbelasting. De EDIZ vragenlijst kan helpen inzichtelijk te maken of hiervan sprake is. Voorbeelden van symptomen die kunnen wijzen op dreigende overbelasting: angst/gespannenheid, lichamelijke klachten, verminderde prestaties of concentratieproblemen. Ook kan medisch of ander deskundig advies worden ingewonnen door de medewerker van het Buurtplein om te beoordelen of er sprake is van overbelasting. (dreigende) Overbelasting kan een reden zijn om de ondersteuning uit het sociale netwerk niet of minder in te zetten dan beoogd. In geval van mantelzorg is het ook mogelijk om een (tijdelijke) maatwerkvoorziening in te zetten ter ontlasting van de mantelzorger. Hiertoe is het wel noodzakelijk dat er een verband bestaat tussen de (dreigende) overbelasting en de ondersteuning die iemand biedt. Er moet duidelijk beschreven worden hoe de (dreigende) overbelasting zich uit en wat deze inhoudt. Bij het aflopen van de indicatieduur van de (tijdelijke) maatwerkvoorziening ter ontlasting van de mantelzorger zal worden gekeken of en welke inspanningen zijn gedaan om de (dreigende) overbelasting terug te dringen.
Algemeen gebruikelijke voorzieningen
De CRvB heeft in het verleden meerdere malen uitspraken gedaan waarop de bepaling van de algemene voorzieningen is gebaseerd. Het is niet de bedoeling dat het college voorzieningen verstrekt, waarvan het gelet op de omstandigheden van de cliënt, aannemelijk is dat deze daarover, ook als hij of zij geen beperkingen had, zou (hebben kunnen) beschikken. Dergelijke voorzieningen worden gezien als algemeen gebruikelijk.
De medewerker van het Buurtplein dient per geval te beoordelen of een voorziening algemeen gebruikelijk is voor de cliënt in kwestie. Om algemeen gebruikelijk te zijn voor de betrokken cliënt moet sprake zijn van een voorziening die niet specifiek is bedoeld voor mensen met een beperking, die daadwerkelijk beschikbaar is, een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt tot zelfredzaamheid of participatie in staat is en financieel gedragen kan worden met een inkomen op minimumniveau.
De volgende criteria kunnen ook een rol spelen bij deze beoordeling:
Zie bijlage 1 voor een niet-limitatieve lijst aan algemeen gebruikelijke voorzieningen.
De uitleen van niet algemeen gebruikelijke hulpmiddelen valt onder de werking van de Zorgverzekeringswet. Om in aanmerking te komen voor bepaalde hulpmiddelen via de uitleen moet de verzekerde voor een beperkte of onzekere duur op een hulpmiddel zijn aangewezen (artikel 2.12 lid 2 Regeling zorgverzekering). Het gaat om rolstoelen, drempelhulpen, transferhulpmiddelen en hulpmiddelen voor het zich wassen en zorgdragen voor de toiletgang. Staat op voorhand vast dat de cliënt voor onbeperkte duur is aangewezen op een dergelijk hulpmiddel, dan wordt deze op grond van de wet verstrekt. In het algemeen geldt dat, indien en voor zover, de cliënt gebruik kan maken van de uitleen het tot zijn eigen verantwoordelijkheid behoort dat ook te doen.
In principe zal een hulpmiddel voor verplaatsing in, om en nabij het huis verstrekt worden als men een dergelijke voorziening voor dagelijks gebruik nodig heeft. Een hulpmiddel voor incidenteel gebruik valt hier niet onder.
Zoals bepaald in artikel 8, eerste lid, onderdeel f van de verordening bestaat er slechts aanspraak op een maatwerkvoorziening indien deze als goedkoopst adequate maatwerkvoorziening is aan te merken. Adequaat houdt in dat de voorziening haar doel moet bereiken op het gebied van zelfredzaamheid en participatie. Hierbij wordt rekening gehouden met de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de cliënt. Als meerdere voorzieningen voldoen aan het criterium van adequaatheid, dan wordt de goedkoopste toegekend.
Bij het vaststellen van het pgb betekent dit dat de hoogte van het pgb wordt gekoppeld aan de in die situatie te verstrekken goedkoopst adequate maatwerkvoorziening. Het is mogelijk om een pgb te verstrekken voor een maatwerkvoorziening die duurder is dan de goedkoopst adequate voorziening, mits de cliënt het prijsverschil uit eigen middelen betaalt.
Eigenschappen die kostenverhogend werken zonder dat zij de voorziening meer adequaat maken, zullen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Wel kan de medewerker van het Buurtplein besluiten om een product dat duurder is dan een vergelijkbaar product, maar dat wel langer meegaat en dus uiteindelijk goedkoper is, te verstrekken.
Algemene voorziening Buurtplein, Stadskamer, Rondom Autisme, Zorgboerderij Slangenburg, Elver en IrisZorg
De cliënt kan in aanmerking komen voor bovenstaande algemene voorzieningen voor de periode dat de algemene voorziening wordt aangeboden mits hij aan de criteria zoals genoemd in artikel 2 van de verordening voldoet.
Algemene voorziening Schoonmaakhulp
De algemene voorziening Schoonmaakhulp kan voor een periode van maximaal vijf jaar worden verstrekt. De periode van vijf jaar wordt gekozen als, gezien de beperkingen en persoonskenmerken van de client, veranderingen in de eigen kracht of thuissituatie niet waarschijnlijk worden geacht en het niet de verwachting is dat client binnen deze periode toegang krijgt tot de Wet langdurige zorg (Wlz). Als er mogelijk nog verandering optreedt in de situatie van de cliënt of zijn netwerk kan gekozen worden voor een geldigheidsduur van één jaar. Indien de cliënt tijdelijk huishoudelijke hulp nodig heeft, omdat hij of zijn partner uit een ziekenhuisopname komt, kan er voor maximaal drie maanden met incidenteel de mogelijkheid tot een eenmalige verlenging van drie maanden Schoonmaakhulp worden ingezet. De gecontracteerde aanbieder bepaalt per cliënt welke geldigheidsduur passend is.
Maatwerkvoorzieningen gericht op diensten
Een maatwerkvoorziening kan worden toegekend voor een periode van maximaal vijf jaar. De termijn van vijf jaar geldt zowel voor Wmo-voorzieningen in natura als voor pgb. Een uitzondering op de genoemde maximale indicatieduur van vijf jaar geldt voor maatwerkvoorzieningen die zijn gericht zijn op het stabiliseren en voorkomen van achteruitgang bij een cliënt met beperkte verandercapaciteit. Het college wil cliënten niet elke vijf jaar confronteren met een herbeoordeling als vooraf al met hoge waarschijnlijkheid kan worden vastgesteld dat dit niet tot een andere vorm van ondersteuning zal leiden. Een toekenning voor onbepaalde tijd is alleen mogelijk als, gezien de beperkingen en persoonskenmerken van de cliënt, veranderingen in de eigen kracht of thuissituatie niet waarschijnlijk worden geacht en het niet de verwachting is dat de cliënt in de toekomst toegang gaat krijgen tot de Wlz.
Vooralsnog heeft het college ervoor gekozen om bij de inzet van een pgb geen toekenning voor onbepaalde tijd af te geven. De reden hiervoor is om juist bij het pgb zicht te houden of de budgethouder in staat is en blijft om ook in de toekomst verantwoorde ondersteuning in te kopen.
De medewerker van het Buurtplein bepaalt per cliënt welke indicatieduur passend is aan de hand van:
de mate waarin bij de cliënt veranderingen binnen de levensdomeinen financiën, dagbesteding/tijdsbesteding/scholing/werk, huisvesting, huiselijke relaties/sociaal netwerk, geestelijke gezondheid/sociaal emotionele ondersteuning, lichamelijke gezondheid/algemeen dagelijkse levensverrichtingen/lichamelijke verzorging, verslaving of justitie worden verwacht, die van invloed kunnen zijn op de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.
Bovenstaande laat onverlet de mogelijkheden tot het herzien dan wel intrekken van een beslissing, zoals bepaald in artikel 2.3.10 van de wet. Ook dient de cliënt op grond van artikel 2.3.8 van de wet aan het college mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moeten zijn dat zij aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing.
Als blijkt dat na afloop van de indicatieduur ondersteuning nodig blijft, moet de cliënt dan wel de zorgaanbieder een nieuwe melding doen. Als de cliënt zich minder dan acht weken voor afloop van de indicatieduur meldt, kan het zijn dat de nieuwe indicatie niet direct aansluit op de oude indicatie.
6.2 Maatwerkvoorzieningen gericht op producten (hulpmiddelen)
Een product wordt zonder einddatum verstrekt. Zolang het product een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning kan de cliënt hiervan gebruik maken. Het feit dat een hulpmiddel is afgeschreven betekent niet automatisch dat het recht op een nieuw of gebruikt product ontstaat. Zolang het verstrekte product of via het pgb aangeschafte product technisch nog voldoet, bestaat geen recht op vervanging van het product.
Artikel 7 Nadere toelichting maatwerkvoorziening
7.1 Maatwerkvoorzieningen Hulp bij het huishouden
Gemeente Doetinchem kent drie maatwerkvoorzieningen in het kader van hulp bij het huishouden op het hoofdverblijf, namelijk:
In bijlage 2 staan de maatwerkvoorzieningen gedefinieerd. Bij de toekenning van een indicatie Ondersteuning Thuis – Schoon huis levert de medewerker van het Buurtplein maatwerk. Bij het bepalen van de benodigde omvang van de maatwerkvoorziening wordt bekeken welke activiteiten die onderdeel uitmaken van het huishouden moeten worden overgenomen door een huishoudelijke hulp. Bij het bepalen van de benodigde omvang van de maatwerkvoorziening en de onderbouwing van de maatwerkvoorzieningen Ondersteuning Thuis – Schoon huis en Ondersteuning Thuis- Coachen gericht op het huishouden maakt het college gebruik van het HHM-normenkader (zie bijlage 3). Het is aan de medewerker van het Buurtplein om van geval tot geval te beoordelen welke ondersteuning noodzakelijk is om de cliënt in staat te stellen een schoon en leefbaar huis te hebben.
7.2 Maatwerkvoorzieningen Wmo Integrale Ondersteuning
Gemeente Doetinchem kent de volgende maatwerkvoorzieningen in het kader van Wmo Integrale Ondersteuning:
In bijlage 2 staan de maatwerkvoorzieningen gedefinieerd en is een nader toelichting opgenomen.
7.3 Autoaanpassing middels pgb
Voor een autoaanpassing middels pgb vormen de werkelijke kosten van de autoaanpassing het uitgangspunt. De hoogte hiervan wordt bepaald op basis van het programma van eisen en de maximale hoogte is opgenomen in het Gewijzigd besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2022.
Een pgb voor een autoaanpassing wordt alleen verstrekt onder de volgende voorwaarden
Aanpassingen die bij de aanschaf van een eigen auto al in uitvoering kunnen worden gekocht worden niet vergoed.
7.4 Participatievoorziening middels pgb
Onder een participatievoorziening wordt verstaan de meerkosten voor een hulpmiddel voor vrijetijdsbesteding, dit is bijvoorbeeld een sportrolstoel. Om hiervoor in aanmerking te komen dient een (recent) bewijs van inschrijving bij een vereniging aangeleverd te worden. De hoogte van het pgb wordt bepaald op basis van het programma van eisen en de maximale hoogte is opgenomen in het Gewijzigd besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2022.
Artikel 8 Ondersteuning gericht op het wonen
8.1 Maatwerkvoorziening gericht op het wonen
Zoals bepaald in artikel 9 van de verordening kan de cliënt die, gezien zijn beperkingen, niet normaal gebruik kan maken van de woning waar hij zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben, in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening gericht op het wonen. De medewerker van het Buurtplein kan een maatwerkvoorziening verlenen in de vorm van een woningaanpassing of een maatwerkvoorziening ten behoeve van het zich kunnen verplaatsen in en om de woning, zoals een traplift. De maatwerkvoorziening is gericht op het opheffen of verminderen van problemen bij het normale gebruik van de woning. Hierbij kunnen enkel woonvoorzieningen worden getroffen in ruimtes met een elementaire woonfunctie voor de ingezetene in kwestie. In beginsel zijn dit de woonkamer, slaapkamer, keuken, wc en de badkamer. De cliënt is zelf verantwoordelijk voor het veilig stallen en opbergen (droog en afgesloten) van hulpmiddelen, die als maatwerkvoorziening door de gemeente beschikbaar worden gesteld. Dit geldt tevens voor een hulpmiddel dat door inzet van een pgb is aangeschaft.
Bij de aanvraag van een woonvoorziening hanteert het college bij de beoordeling van de eigen kracht in de zin van artikel 8, eerste lid van de verordening het uitgangspunt dat cliënten zelf verantwoordelijk zijn voor de keuze van een woning die aansluit op hun specifieke situatie. Het college verwacht van de cliënt dat hij – voor zover mogelijk – bij de keuze van een woning rekening houdt met zijn huidige en voorzienbare toekomstige beperkingen. Om hierin te ondersteunen heeft gemeente Doetinchem onder andere een Belevingswoning ingericht in de wijk Schöneveld. De Belevingswoning heeft als doel er gezamenlijk voor te zorgen dat inwoners hun woning geschikter kunnen maken met behulp van eenvoudige toevoegingen, bouwkundige aanpassingen en slimme apparaten (domotica), zodat zij veilig, gezond, duurzaam en langer zelfstandig kunnen blijven wonen. Kruiswijk coördineert rondleidingen en workshops in de Belevingswoning, en voert het gratis woongelukgesprek en de thuisscan uit (gratis voor leden). Voor meer informatie zie de website www.belevingswoning.nl.Doetinchem heeft ook een ouderen ontmoetingspunt. Het 50+ Ontmoetingspunt 't Brewinc is een plek waar mensen van 50 plus elkaar kunnen ontmoeten, kunnen deelnemen aan activiteiten, of binnen kunnen lopen voor een een kopje koffie. Voor meer informatie zie https://www.seniorenontmoetingspunt.nl/.
Voor meer aandacht voor vitaliteit, bewegen en sport subsidieert gemeente Doetinchem Sport-ID. Onderdeel hiervan is de beweegmakelaar. De beweegmakelaar helpt bij het vinden van een beweegactiviteit die past bij de wensen en mogelijkheden, en beantwoordt vragen over bewegen en sporten. De beweegmakelaar senioren is er voor iedere 55plusser die, op advies van de huisarts of therapeut of op eigen initiatief, gezonder wil gaan leven. Zie ook www.sport-id.nl.
8.3 Algemeen gebruikelijke renovatie van badkamer of keuken
Er worden geen voorzieningen verleend die algemeen gebruikelijk zijn voor de cliënt in kwestie. Dit betekent dat, als er sprake is van renovatie van voorzieningen die technisch of economisch zijn afgeschreven, in beginsel geen voorziening gericht op het wonen zal worden verstrekt. Voor zowel ingezetenen met als zonder beperkingen geldt immers dat voorzieningen na verloop van tijd moeten worden vervangen of aangepast aan de eisen van de tijd.
Bij het bepalen of sprake is van een algemeen gebruikelijke renovatie hanteert ons college een algemeen gebruikelijke levensduur gelijk aan de afschrijvingstermijnen zoals bepaald in het Beleid huurverhoging na woningverbetering van de vereniging Overleg Voorzitters Huurcommissies. Dit betekent dat een renovatie van de badkamer algemeen gebruikelijk worden geacht als de badkamer 25 jaar of ouder is. Een keukenrenovatie kan als algemeen gebruikelijk worden geacht bij een keuken van 15 jaar of ouder.
Een algemeen gebruikelijke renovatie dient de cliënt, dan wel de eigenaar van de woning, zelf te betalen. Wel kan er sprake zijn van bijkomende kosten zijn die niet algemeen gebruikelijk zijn. Bijvoorbeeld als de cliënt door zijn beperking een andere voorziening nodig heeft dan de standaard voorziening. Ons college kan dan volstaan met het verstrekken van de meerkosten voor het gedeelte dat niet algemeen gebruikelijk is. Hiertoe behoren ook eventuele meerkosten ten opzichte van standaard montagekosten.
Als de algemeen gebruikelijke levensduur van de voorziening nog niet is bereikt, wordt de leeftijd van de keuken of badkamer wel meegewogen bij het bepalen van de door de gemeente te verstrekken vergoeding. De vergoeding neemt af naarmate de leeftijd van de keuken of badkamer toeneemt.
8.4 Passende bijdrage in de vorm van een verhuizing
Het college gaat efficiënt om met de beschikbare middelen en de woningvoorraad. De Wmo consulent maakt hierin per individueel geval een afweging. Bij het beoordelen of een cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening gericht op het wonen, kan de wmo consulent onderzoeken of een verhuizing naar een geschikte woning of gemakkelijker geschikt te maken woning een passende bijdrage levert aan de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt. De wmo consulent onderzoekt dit in ieder geval, maar niet uitsluitend, bij woningaanpassingen waarmee aanzienlijke kosten gemoeid zijn. Ook in situaties waarin gezien de prognose van de beperkingen die de cliënt ondervindt de woningaanpassing slechts beperkte tijd zal volstaan, wordt de mogelijkheid van een verhuizing onderzocht.
Bij de beoordeling van de vraag of er door middel van een verhuizing een passende bijdrage wordt geleverd aan de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt, neemt de wmo consulent in ieder geval het volgende in overweging:
De huidige beperkingen die de cliënt op dit moment ervaart en de toekomstprognose. Verhuizen ligt bijvoorbeeld meer voor de hand als de verwachting is dat de situatie van belanghebbende snel verslechtert waardoor een aanpassing van de huidige woning slechts beperkte tijd zal volstaan. Aan de andere kant kan er bijvoorbeeld sprake zijn van een medische contra-indicatie voor verhuizen.
De snelheid waarmee in een oplossing kan worden voorzien. Verhuizen kan sneller een oplossing bieden dan het doorlopen van het proces van een woningaanpassing (inclusief uitwerking van plannen, aanvragen van offertes en uitvoeren van de werkzaamheden). Het kan echter ook een tijd duren voordat een geschikte woning is gevonden. Bij een advies voor een verhuizing wordt aangeven binnen welke aanvaardbare termijn een nieuwe woning gevonden moet zijn. Bij het vaststellen van de termijn wordt rekening gehouden met de omstandigheden van de situatie die voorligt. Als er binnen de gestelde termijn geen geschikte woning beschikbaar komt, kan een maatwerkvoorziening gericht op het wonen worden toegekend.
De gevolgen van een verhuizing voor de sociale omstandigheden van de cliënt. De binding van de cliënt met de omgeving wordt hierbij meegenomen evenals de nabijheid van voor de cliënt belangrijke voorzieningen en de nabijheid van vrienden en familie. Deze omstandigheden wegen zwaarder naarmate de afstand tussen de huidige woning en de mogelijke nieuwe woning toeneemt en naarmate de intensiteit van de mantelzorg toeneemt. Daarnaast weegt de nabijheid van vrienden en familie zwaarder als er sprake is van mantelzorg. Ook eventuele consequenties (zoals inkomstenderving) van een verhuizing voor een bedrijf aan huis worden meegewogen.
De consequenties van een verhuizing voor de woonlasten. Een stijging van de woonlasten hoeft niet in de weg te staan van het toekennen van een verhuisurgentie. Wel wordt beoordeeld of een huurlastenstijging aanvaardbaar is voor de belanghebbende, hierbij rekening houdend met het recht op huurtoeslag en verandering in wooncomfort. In geval van een koopwoning wordt meegewogen of de belanghebbende na verkoop blijft zitten met een aanzienlijke restschuld.
Als naar oordeel van de wmo consulent een verhuizing voorrang heeft op het aanpassen van de huidige woning, adviseert hij de cliënt in de zoektocht naar een nieuwe woning. Indien nodig kan de cliënt in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in verhuiskosten op grond van de Regeling Compensatie Zorgkosten.
Een woonvoorziening wordt slechts verleend als de cliënt zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waar de voorziening wordt getroffen. In uitzonderingssituaties kan er sprake zijn van twee hoofdverblijven, bijvoorbeeld bij kinderen van gescheiden ouders die in co-ouderschap door beide ouders worden opgevoed. Als kan worden aangetoond, bijvoorbeeld door een ouderschapsplan, dat de cliënt daadwerkelijk de ene helft van de tijd bij de ene ouder woont en de andere helft van de tijd bij de andere ouder kan in die situatie, indien niet anders mogelijk, worden bepaald dat twee woningen aangepast worden. Echter zal de vertrekkende ouder altijd eerst, zo nodig in afstemming met de wmo consulent, moeten onderzoeken of een verhuizing naar een geschikte woning mogelijk is.
Wanneer noodzakelijk kan één woning waar de cliënt regelmatig op bezoek komt (bijvoorbeeld van een ouder niet zijnde co-ouder) bezoekbaar gemaakt worden. Bezoekbaar houdt in dat de cliënt toegang tot de woning, één verblijfsruimte (bijvoorbeeld de woonkamer) en het toilet heeft. Er worden geen aanpassingen vergoed om logeren mogelijk te maken.
Minder mobiele oudere inwoners van Wehl en Doetinchem die geen gebruik kunnen maken van het reguliere vervoersaabod kunnen gebruik maken van de buurtmobiel van Contact op Wielen. Dit betreft korte afstanden naar bijvoorbeeld de winkel, arts of familie. De buurtmobiel rijdt alle dagen tussen 09.00 en 19.00 uur. Er zijn geen vaste opstappunten. Gebruik maken van de buurtmobiel kan tegen een vrije bijdrage. Meer informatie via www.contactopwielen.nl.
9.2 Collectief vraagafhankelijk vervoer (CVV) ZOOV Op Maat
ZOOV Op Maat is een aanvullend openbaar vervoerssysteem bedoeld om verplaatsingen binnen de regio Achterhoek (gemeenten Aalten, Berkelland, Bronckhorst, Doetinchem, Oost Gelre, Oude IJsselstreek en Winterswijk) mogelijk te maken. ZOOV Op Maat is tegen het openbaar vervoer tarief voor iedere ingezetene toegankelijk ongeacht of er ook regulier openbaar vervoer beschikbaar is. Er zijn wel verschillende tarieven. Voor ingezetenen zonder wmo-indicatie zijn er twee OV-tarieven. Het lagere tarief geldt als er op het reistraject geen openbaar vervoer beschikbaar is. Het hogere tarief geldt als de ingezetene naar de reisbestemming (in theorie) ook met het openbaar vervoer zou kunnen reizen. De ingezetene beslist dan zelf of hij met ZOOV Op Maat reist of met het openbaar vervoer. De hoogte van de verschillende OV-tarieven zijn te vinden op de website www.zoov.nl.
9.3 Voorwaarden indicatie ZOOV Op Maat (maatwerkvoorziening)
Ingezetenen met een vervoersbeperking kunnen onder voorwaarden in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening ZOOV Op Maat en kunnen tegen een gereduceerd tarief reizen met ZOOV. Dit tarief is lager dan de OV-tarieven voor ingezetenen zonder vervoersbeperking. Ook deze tarieven zijn te vinden op de website www.zoov.nl.
Om in aanmerking te komen voor een maatwerkvoorziening ZOOV Op Maat dient in ieder geval sprake te zijn van:
Omdat iedere inwoner vervoerkosten maakt, is de relevante minimale vervoerbehoefte bepaald op basis van de gemiddelde vervoerkosten van mensen in de laagste inkomenscategorie. Volgens het Nibud is dat € 64 per maand. Op basis van de ov-tarieven van ZOOV Op Maat (incl. 20% hoog ov-tarief), en een gemiddelde ritlengte van 10 kilometer kom je uit op ca. 90 ritten per jaar. Dit komt overeen met 7 ritten (enkele reis) per maand. Een inwoner die een vervoersvoorziening heeft voor langer dan 1 jaar moet een eigen bijdrage betalen van € 60,00 per jaar.
De volgende vervoersbestemmingen gelden in ieder geval als niet relevant voor een indicatie voor ZOOV en naar deze bestemmingen mag ook niet gereisd worden met ZOOV Op Maat tegen het gereduceerd Wmo-tarief:
Er wordt geen onbeperkte kosteloze vervoermogelijkheid aangeboden. Een persoon zonder beperkingen maakt immers ook kosten voor vervoer. Afhankelijk van de (regionale) vervoersbehoefte van de cliënt wordt een kilometeraantal vastgesteld tot maximaal 2.000 kilometer per jaar. Onder de regionale vervoersbehoefte wordt verstaan het reizen binnen een afstand van 20 kilometer van de woning van de cliënt.
Indien er andere mogelijkheden zijn voor vervoer op de kortere afstanden, zoals de mogelijkheid van fietsen of het gebruik van een scootmobiel, zal hier rekening mee gehouden worden en kan het maximale kilometeraantal naar beneden worden bijgesteld. Als sprake is van zwaarwegende redenen kan in uitzonderingsgevallen het maximale kilometeraantal (tijdelijk) naar boven worden bijgesteld.
Bovenregionale bestemmingen vallen buiten de reikwijdte van de wet en vallen onder verantwoordelijkheid van Valys. Omdat er nog onbereikbare bestemmingen tussen de 20 kilometer en het reisgebied van Valys zitten, kan men met ZOOV ook ritten van 20 tot 40 kilometer boeken, tegen het OV-tarief van ZOOV, tot maximaal 2.000 kilometer per jaar.
Als sprake is van zwaarwegende redenen kan op individueel niveau door de wmo consulent maximaal twee puntbestemmingen worden vastgesteld tussen de 20 en 40 kilometer waarbinnen het Wmo tarief naartoe kan worden gereisd.
ZOOV Op Maat als CVV is voorliggend op de individuele maatwerkvoorziening ZOOV Op Maat. Alleen wanneer op basis van medisch advies is vastgesteld dat ZOOV als CVV voor een cliënt niet voldoet, kan ZOOV Op Maat als individuele vervoersvoorziening worden ingezet. Bij de individuele maatwerkvoorziening ZOOV Op Maat reist de cliënt zonder medepassagiers. Indien na onderzoek door de wmo consulent blijkt dat ZOOV Op Maat ook niet volstaat, kan voor een andere vervoersoplossing zonder inzet van ZOOV worden gekozen.
9.5 Begeleiding bij vervoer ZOOV
Er kan voor twee soorten begeleiding een indicatie worden toegekend voor ZOOV: medische begeleiding en sociale begeleiding. De gemeente betaalt daarvoor een opslag aan de vervoerder.
Verplichte/medische begeleiding
Van medische begeleiding is sprake als de cliënt vanwege medische of andere redenen (zoals vanwege psychiatrische, psychische of psychogeriatrische problematiek) niet in staat is zelfstandig te reizen. Hierbij moet gedacht worden aan situaties waarbij de begeleider moet kunnen ingrijpen tijdens de rit.
Als er medische redenen zijn, kan de gemeente een indicatie afgeven voor verplichte/medische begeleiding. De CVV-reiziger met verplichte/medische begeleiding mag niet alleen reizen. De medische begeleider is ten minste 12 jaar oud, is in staat om hulp te verlenen als dat nodig is en gebruikt zelf geen rolstoel. Ze reizen gezamenlijk van A naar B. De medische begeleider betaalt geen reizigersbijdrage.
In gevallen waar de cliënt zowel thuis als op locatie ondersteuning nodig heeft van de begeleider en er geen vervoersmogelijkheden beschikbaar zijn voor de begeleider, kan er een indicatie voor sociale begeleiding worden toegekend. In dat geval betaalt de begeleider hetzelfde tarief als de cliënt. Een begeleider die meereist zonder indicatie van de gemeente, reist als ov-reiziger mee en betaalt het ov-tarief.
Artikel 10 Persoonsgebonden budget
10.1 Afweging pgb en zorg in natura
Een cliënt die in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening wordt door de medewerker van het Buurtplein geïnformeerd over de mogelijkheid om te kiezen voor een pgb, onder de voorwaarden zoals genoemd in artikel 2.3.6, tweede lid van de wet. De cliënt wordt hierbij gewezen op de mogelijkheid van het testen van zijn bekwaamheid met betrekking tot het omgaan met een pgb op www.pgb-test.nl. Het testen is bedoeld om de cliënt bewust te maken van de taken en verantwoordelijkheden die horen bij het beheren van een pgb, zodat hij een weloverwogen keuze voor een pgb of zorg in natura kan maken.
10.2 Beoordeling van de wettelijke voorwaarden
Zoals bepaald in artikel 13, eerste lid van de verordening, beoordeelt de medewerker van het Buurtplein of de cliënt voldoet aan de wettelijke voorwaarden voor een pgb. Naar oordeel van de medewerker van het Buurtplein dient de cliënt op eigen kracht voldoende in staat te zijn tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake, dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, en in staat zijn de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. Daarbij zijn de tien punten voor pgb vaardigheid1 het uitgangspunt voor de consulent. Voorbeelden voor mogelijk relevante omstandigheden met betrekking tot een contra-indicatie ten aanzien van de pgb vaardigheid zijn: problematische schulden, ernstige verslavingsproblematiek, aanmerkelijke verstandelijke beperking, ernstig psychiatrisch ziektebeeld, vastgestelde blijvende cognitieve stoornis, of onvoldoende machtig zijn van de Nederlandse taal.
De kwaliteit van de met een pgb in te kopen maatwerkvoorziening dient voldoende te zijn. De beoordeling hiervan ligt bij de medewerker van het Buurtplein. Dit wil zeggen dat de maatwerkvoorziening veilig, doeltreffend en cliëntgericht wordt verstrekt en in redelijkheid geschikt is voor het doel waarvoor het pgb is toegekend. Hiertoe levert de cliënt een ondersteunings- en budgetplan aan, waarin de cliënt samen met de ondersteuner afspraken vastlegt inzake de gewenste ondersteuning. Hierin kan de cliënt motiveren waarom hij de ondersteuning in de vorm van een pgb wil ontvangen. Daarnaast maakt de cliënt in het ondersteunings- en budgetplan in ieder geval inzichtelijk:
Op grond van artikel 2.3.9, eerste lid van de wet is het college bevoegd om besluiten te heroverwegen. Bij een heroverweging evalueren de medewerker van het Buurtplein en de cliënt samen de met het pgb behaalde resultaten en de daaraan verbonden voorwaarden. Ook de vraag of de ingekochte ondersteuning aan de kwaliteitseisen heeft voldaan komt hierbij aan bod.
10.3 Beheer pgb door vertegenwoordiger
Als de cliënt de aan een pgb verbonden taken uitvoert met hulp van een vertegenwoordiger, toetst het college deze persoon op dezelfde wettelijke voorwaarden als de cliënt. Daarnaast gelden nog enkele aanvullende voorwaarden ten aanzien van de vertegenwoordiger zoals bepaald in artikel 14 van de verordening.
In beginsel is het toegestaan dat de cliënt zich bij het beheer van zijn pgb laat vertegenwoordigen door een familielid in de eerste of tweede graad, dat tevens (een deel van) de ondersteuning levert, tenzij er naar het oordeel van het college sprake is van ongewenste belangenverstrengeling. Het belang van de cliënt moet centraal staan. Een factor die kan wijzen op ongewenste belangenverstrengeling is als de cliënt vanwege zijn beperkingen een lage mate van invloed heeft op het besluit om voor een pgb te kiezen. De dubbelrol van informele zorgverlener en pgb-beheerder mag daarnaast niet ten koste gaan van het bereiken van de gewenste resultaten. Ervaringen die er vanuit het verleden eventueel al met ondersteuning en het beheer van het pgb zijn, kunnen hierbij een rol spelen. Aangezien de combinatie van beheerder van het pgb en uitvoerder van ondersteuning kwetsbaar is, kan ervoor gekozen worden de indicatieduur te beperken of frequenter tussentijds te evalueren hoe de ondersteuning en het beheer van het pgb verloopt.
10.4 Uitgangspunten pgb in sociaal netwerk
Op grond van artikel 2.3.6, vierde lid van de wet kan een cliënt die in aanmerking komt voor een pgb dit inzetten om ondersteuning te betrekken van een informele hulp. Dit mag echter niet leiden tot vergoeding van ondersteuning die anders onbetaald geleverd zou worden. Uitgangspunt is dat ondersteuning uit de eigen omgeving reeds maximaal moet worden ingezet voordat een beroep gedaan wordt op het college. Voor ondersteuning die in redelijkheid verwacht mag worden van het eigen netwerk (taken die een ander onbetaald zou verrichten bij familie) ligt het niet voor de hand om een maatwerkvoorziening te verstrekken. Een beoordeling van de eigen kracht van de cliënt en de informele hulp is hierbij van belang. Daarbij kan de financiële situatie worden meegenomen waarbij wordt gekeken of er geen financiële problemen ontstaan als de hulp door informele hulp wordt geboden wanneer er geen pgb wordt verstrekt.
Een aanvraag voor een pgb ter besteding aan informele hulp in ieder geval niet toegekend als:
Bij de beoordeling van de aanvraag weegt de medewerker van het Buurtplein ook mee of:
de continuïteit van zorg gewaarborgd is, voor zover dit noodzakelijk is voor het welbevinden van de cliënt. Is bijvoorbeeld een keer overslaan vanwege ziekte of vakantie mogelijk?
Zoals bepaald in artikel 15 van de verordening is het tarief voor een pgb dat wordt besteed aan een persoon uit het sociaal netwerk lager dan het tarief voor professionele ondersteuners.
Naast het ondersteunings- en budgetplan moet de cliënt ook de zorgovereenkomst van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) invullen. Hierin worden afspraken over het aantal te leveren uren en uurtarieven vastgelegd.
De budgetbeheerder is verantwoordelijk voor de rechtmatigheid van de bestedingen uit het budget. De gemeente vindt het belangrijk dat de budgetbeheerder hier voldoende inzicht in heeft. Daartoe hanteert de gemeente dat een betaling via facturatie plaatsvindt en is een betaling via een vast maandloon niet mogelijk. Betaling via facturatie ondersteunt de controle op rechtmatigheid voor zowel budgetbeheerder als de gemeente. Dit geeft meer mogelijkheden om onrechtmatig of ondoelmatig besteedde middelen vast te stellen. Eventuele wijzigingen in het volume of de inhoud van de geleverde ondersteuning moeten worden doorgeven aan de SVB.
Het ondersteunings- en budgetplan en de zorgovereenkomst moeten door de medewerker van het Buurtplein zijn goedgekeurd voordat de gemeente het pgb bij de SVB klaarzet. Bij de herbeoordeling van de indicatie wordt het ondersteunings- en budgetplan geëvalueerd. Ook kan de gemeente steekproefsgewijs controles uitvoeren. Indien de budgetbeheerder de besteding van het pgb niet adequaat kan verantwoorden, kan het college besluiten het pgb te beëindigen of (een deel van) het pgb terug te vorderen.
De cliënt aan wie een pgb is toegekend heeft de mogelijkheid om te kiezen voor een ondersteuner die een hoger tarief hanteert dan het tarief waarop het pgb is gebaseerd. Indien als gevolg hiervan sprake is van meerkosten, dan komen deze volledig voor rekening van de cliënt. Indien als gevolg hiervan de cliënt minder ondersteuning inkoopt dan is geïndiceerd, dan is dit in beginsel toegestaan. Wel zal bij een herindicatie worden onderzocht wat de invloed van de lagere inzet op het beoogde resultaat is geweest.
10.6 Ondersteuning in het buitenland
Als ondersteuning is ingekocht buiten Nederland mogen de reis- en verblijfkosten hiervan niet worden betaald met een pgb. Daarnaast geldt dat huishoudelijke hulp bedoeld is om in te zetten in en rond het hoofdverblijf van de cliënt. Huishoudelijke hulp kan daarom niet worden ingezet tijdens verblijf anders dan het hoofdverblijf, de cliënt kan hierbij rekening houden met de plaats van bestemming.
Voor het bieden van ondersteuning aan de cliënt in het buitenland geldt dat expliciet toestemming door de medewerker van het Buurtplein moet worden gegeven. De medewerker van het Buurtplein zal hierbij toetsen of de besteding van het pgb past binnen het ondersteuningsplan en de te behalen resultaatgebieden. Een pgb mag maximaal vier weken per jaar buiten Nederland worden besteed. Dit is gebaseerd op het aantal vakantiedagen waarop een werknemer over één jaar recht heeft, dit bedraagt vier maal de overeengekomen arbeidsduur per week (artikel 7:634 Burgerlijk Wetboek). Bij een vijfdaagse werkweek van acht uren per dag, 40 uren per week, is er dus minimaal recht op 20 volledige vakantiedagen per jaar (4 x 40 = 160 uren).
Het pgb kent geen vrij besteedbaar bedrag en geen eenmalige uitkering. Kosten die de ondersteuner bij een budgethouder in rekening brengt in verband met een opzegtermijn zijn niet te verhalen op de gemeente. Ook kosten die de ondersteuner de budgethouder in rekening brengt voor het niet nakomen van een afspraak kunnen niet worden verhaald op de gemeente.
10.8 Overgangsregeling bij aanpassen van bestaande pgb’s
In het Gewijzigd besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2022 zijn de (nieuwe) pgb-tarieven vastgesteld. Aanpassing van deze tarieven kan aanleiding zijn om bestaande pgb’s aan te passen. Ook een heronderzoek of een veranderende thuissituatie van de inwoner kan hiertoe aanleiding geven. Om bestaande pgb’s op een verantwoorde en acceptabele wijze aan te passen is een overgangsregeling nodig. Deze overgangsregeling voorziet in het afbouwen van de toegekende budgetten. Het verschil tussen het huidige toegekende budget en het nieuw vastgestelde budget is het afbouwbedrag.
Belangrijke aandachtspunten hierbij zijn:
De afbouwperiode voor van rechtswege afgelopen indicaties start op het moment dat de indicatie van de inwoner van rechtswege afloopt. De overgangsperiode ligt tussen de 3 en 6 maanden. Afhankelijk van de situatie van de inwoner en de impact van de beëindiging van de indicatie (en het pgb).
Wanneer de indicatie niet van rechtswege wordt beëindigd wordt met een besluit de afbouwperiode kenbaar gemaakt aan de budgethouder. De afbouwperiode start op het moment van ontvangst van dit besluit. In het besluit wordt de ingangsdatum bekend gemaakt; deze ligt tussen de 3 en 6 maanden na de bekendmaking. Verder wordt de reden van wijziging opgenomen en wordt beargumenteerd dat de benodigde hulp/zorg middels het nieuwe budget te betalen is (en/of blijft). De aanpassing van het pgb-tarief staat niet open voor bezwaar en beroep, omdat deze mogelijkheid voor het aanpassen is opgenomen in de verordening.
Artikel 11 Onvolledig gebruik voorziening binnen afgesproken termijn
11.1 Algemene voorziening Schoonmaakhulp
Er kan maximaal 130 uur op jaarbasis tegen gereduceerd tarief worden ingezet. Het opsparen gedurende het kalenderjaar voor het doen van een ‘grote’ schoonmaak is mogelijk. Niet gebruikte uren kunnen niet worden meegenomen naar het volgende jaar.
Een maatwerkvoorziening wordt verstrekt met de bedoeling dat de cliënt gebruik gaat maken van de ondersteuning. Als binnen zes maanden na de beslissing tot het verstrekken van een voorziening nog geen voorziening is aangewend, kan het college de beslissing geheel of gedeeltelijk intrekken. Er zijn situaties denkbaar, zoals wachtlijsten of opname van de cliënt in het ziekenhuis waardoor de indicatie niet kan worden ingezet binnen de gehanteerde periode van zes maanden. De cliënt dient in een dergelijk geval uiterlijk vier weken voor het verlopen van de zes maanden contact op te nemen met ons college. De medewerker van het Buurtplein beoordeelt in overleg met de cliënt en eventueel zijn ondersteuner of een opschorting of aanpassing van de indicatie noodzakelijk is.
Artikel 12 Voorkoming en bestrijding misbruik en oneigenlijk gebruik
12.1 Voorkoming en bestrijding van fraude
Artikel 26 van de verordening beschrijft de mogelijkheden die de gemeente heeft ter voorkoming en bestrijding van fraude.
Bij het voorkomen van fraude staat de voorlichting aan de ingezetene centraal. Deze moet vooraf weten wat zijn of haar rechten en plichten zijn en wat de consequenties zijn bij het overtreden van de regels. In de aanpak van fraudepreventie maakt gemeente Doetinchem gebruik van de principes van het hoogwaardig handhaven:
Daadwerkelijk sanctioneren: Gemeente Doetinchem gaat er van uit dat de voorzieningen op rechtmatige wijze worden ingezet en verantwoord worden. Zodra er signalen zijn over onrechtmatig gebruik, wordt de nodige expertise ingezet binnen de gemeente om nader onderzoek te doen. De gemeente hanteert een krachtig, consequent sanctiebeleid en een effectief opsporingsbeleid.
Van de ingezetene wordt verwacht dat zij mededeling doet van wijzigingen in hun omstandigheden waarvan redelijkerwijs is in te schatten dat deze consequenties heeft voor de verstrekte voorziening. Ook wordt verwacht dat de ingezetene meewerkt aan onderzoek in geval van (vermoedens van) onrechtmatigheden.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Doetinchem, d.d. 27 juni 2022,
mr. G.A. Karssenberg
secretaris
mr. M. Boumans MBA MPM
burgemeester
Bijlage 1 Voorbeelden algemeen gebruikelijke voorzieningen
Hieronder volgen enkele voorbeelden van voorzieningen die als algemeen gebruikelijk beschouwd kunnen worden (dit is geen uitputtende opsomming):
Bijlage 2 Toelichting maatwerkvoorzieningen
De volgende vormen van hulp bij het huishouden worden onderscheiden:
Algemene voorziening – Schoomaakhulp;
Maatwerkvoorziening Ondersteuning thuis – Schoon huis;
Maatwerkvoorziening Ondersteuning thuis – Coachen gericht op het huishouden;
Maatwerkvoorziening Ondersteuning thuis – Combinatie-ondersteuning
1.1.1 Algemene voorziening Schoonmaakhulp:
Gemeente Doetinchem kent een algemene voorziening Schoonmaakhulp. Onder Schoonmaakhulp wordt verstaan het helpen bij, inslijten of (deels) overnemen van lichte en zware huishoudelijke taken op het hoofdverblijf van de cliënt.
Ingezetenen die voldoen aan de voorwaarden en de gestelde criteria kunnen in aanmerking komen voor de Algemene voorziening schoonmaakhulp en worden aangemerkt als Wmo-cliënten. In dat geval bestaat de mogelijkheid om per jaar maximaal 130 uur Schoonmaakhulp in te kopen bij een door de gemeente gecontracteerde aanbieder. Dit betekent gemiddeld 2,5 uur per week, gedurende 52 weken per jaar. Minder uur inkopen is toegestaan. Instromen gedurende het jaar betekent dat het aantal in te kopen uur naar rato wordt verlaagd met het aantal resterende weken. Een tijdelijke inzet betekent ook dat het aantal uren naar rato wordt verlaagd (het aantal weken x het aantal uur). De algemene voorziening biedt flexibiliteit voor inzet van uren. Uren kunnen structureel per week worden ingezet of kunnen in samenspraak met de aanbieder door de ingezetene worden opgespaard voor een ‘grote’ schoonmaak.
Indien de gecontracteerde aanbieder of de ingezetene van mening is dat de algemene voorziening niet passend is kan een melding bij het Buurtplein worden gedaan voor een maatwerkvoorziening Ondersteuning thuis – Schoon huis, maatwerkvoorziening Ondersteuning thuis – Coachen gericht op het huishouden of maatwerkvoorziening Ondersteuning thuis - combinatieondersteuning. Ingezetenen die meer dan 2,5 uur hulp nodig hebben bij het schoonmaken van hun woning ontvangen het volledige aantal uren als maatwerkvoorziening.
Om in aanmerking te komen voor de algemene voorziening Schoonmaakhulp dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
Daarnaast dient de ingezetene of diens partner te voldoen aan ten minste één van de volgende criteria:
1.1.2. Maatwerkvoorziening Ondersteuning thuis – Schoon huis;
Het helpen bij, inslijten en/of (deels) overnemen van lichte en zware huishoudelijke taken. De Cliënt heeft geen tot weinig mogelijkheden tot versterking van de zelfredzaamheid. De Ondersteuning kan langdurig zijn of bij verbetering overgaan in een situatie waarbij de Cliënt met minder Ondersteuning of samen met zijn sociaal netwerk de beperkingen kan hanteren. De Cliënt kan samen met de hulp bepalen hoe de tijd wordt besteed.
Een huis is schoon en leefbaar indien het normaal bewoond en gebruikt kan worden en voldoet aan basale hygiëne-eisen. Schoon staat voor: een basishygiëne borgen, waarbij vervuiling van het huis en gezondheidsrisico’s van bewoners worden voorkomen. Leefbaar staat voor: opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen.
Voor de onderbouwing van maatwerkvoorziening Ondersteuning Thuis- Schoon huis maakt het college gebruik van het HHM-normenkader.
2.1.3. Maatwerkvoorziening Ondersteuning thuis – Coachen gericht op het huishouden;
Het aanleren, oefenen en bestendigen van huishoudelijke vaardigheden en vaardigheden ten behoeve van het aanbrengen van structuur in het huishouden. Waar nodig het overnemen van lichte en zware huishoudelijke taken in de woonruimtes die in gebruik zijn om ontregeling van huishouden te voorkomen. Het bieden van lichte begeleiding bij de dagelijkse organisatie van het huishouden, zoals door het checken van producten op de houdbaarheidsdatum en het aanbrengen van structuur in de agenda. Ondersteuning thuis – coachen gericht op het huishouden kan alleen aan de orde zijn als versterking van de zelfredzaamheid van de Cliënt mogelijk is. De Cliënt heeft begeleiding nodig om zichzelf te ontwikkelen om huishoudelijke vaardigheden onder de knie te krijgen. Het kan nodig zijn dat de begeleiding eerst taken overneemt en de Cliënt coacht en begeleidt in het op termijn voorkomen daarvan. De Ondersteuning is waar mogelijk eindig.
Een huis is schoon en leefbaar indien het normaal bewoond en gebruikt kan worden en voldoet aan basale hygiëne-eisen. Schoon staat voor: een basishygiëne borgen, waarbij vervuiling van het huis en gezondheidsrisico’s van bewoners worden voorkomen. Leefbaar staat voor: opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen.
Voor de onderbouwing van maatwerkvoorziening Ondersteuning Thuis- Coachen gericht op het huishouden maakt het college gebruik van het HHM-normenkader.
1.1.4. Maatwerkvoorziening Ondersteuning thuis – Combinatie-ondersteuning
Het helpen bij, inslijten en/of (deels) overnemen van lichte en zware huishoudelijke taken of het aanleren, oefenen en bestendigen van huishoudelijke vaardigheden en vaardigheden ten behoeve van het aanbrengen van structuur in het huishouden. Dit wordt gecombineerd met (lichte) begeleiding. Naast ondersteuning in het zelfstandig voeren van een huishouden heeft de cliënt een ondersteuningsbehoefte op andere leefgebieden. De ondersteuning is gericht op de dagelijkse organisatie van het huishouden en/of het uitvoeren van dagelijkse, praktische vaardigheden op minimaal één van de volgende gebieden: het voeren van administratie, wonen en dagelijks routines. Ondersteuning thuis – combinatie-ondersteuning kan aan de orde zijn bij cliënten waar overname van huishoudelijke taken of (lichte) begeleidingstaken aan de orde is alsook bij cliënten waarbij versterking van de zelfredzaamheid van de cliënt mogelijk is. De Ondersteuning kan kortdurend van aard zijn, bijvoorbeeld in situaties waarbij de ondersteuning is gericht op een (ernstig) ontregeld huishouden. Na verbetering van de situatie kan de ondersteuning overgaan in een situatie waarbij de Cliënt met anderen vormen of minder ondersteuning of samen met zijn sociaal netwerk de beperkingen kan hanteren.
Een huis is schoon en leefbaar indien het normaal bewoond en gebruikt kan worden en voldoet aan basale hygiëne-eisen. Schoon staat voor: een basishygiëne borgen, waarbij vervuiling van het huis en gezondheidsrisico’s van bewoners worden voorkomen. Leefbaar staat voor: opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen.
2.1. Andere ondersteuningsvormen
De volgende andere vormen van ondersteuning worden onderscheiden:
Doelstellingen als het gaat om de ondersteuning van de cliënten:
De inzet van ondersteuning en zorg is tijdig en gericht op een passend, duurzaam resultaat in een veilige vertrouwde omgeving; Verbeteren van de beleving dat je leven zinvol is, geredeneerd vanuit positieve gezondheid; De inwoner participeert maximaal naar vermogen in de samenleving;
De ondersteuning is flexibel, gericht op samenwerking en ambulantisering. Waar mogelijk schalen zorgaanbieders (zo snel mogelijk) af. Indien mogelijk naar de sociale basis; Jeugdhulp- en Wmo-aanbieders werken actief samen bij de overgang van 18- naar 18+ zorg. Als zorg nodig blijft, is continuïteit gegarandeerd.
Doelstellingen ondersteuningsvormen Wmo
Het perceel Wmo bestaat uit de volgende segmenten:
Daarnaast kent dit segment nog sub-segmenten:
2.1.1 Dienstverlening Wmo Integrale Ondersteuning
Wmo Integrale Ondersteuning is gericht op de ondersteuning van personen vanaf 18 jaar met een beperking of met (chro¬nische) psychische of psychosociale problemen. De ondersteuning vindt zoveel mogelijk plaats in de eigen leefomgeving van de inwoner. Voorliggende voorzieningen en ondersteuning in de sociale basis zijn voor deze inwoner niet voldoende passend.
Wmo Integrale Ondersteuning is gericht op het vergroten van de zelfredzaamheid en participatie van de inwoner. Deze dienstverlening wordt ingezet om bijvoorbeeld praktische vaardigheden te stimuleren die nodig zijn in het dagelijks leven. Maar ook om de eigen regie en zelfredzaamheid van de inwoner te vergroten en de inwoner maatschappelijk te laten participeren.
De verschillende vormen van Wmo Integrale Ondersteuning zijn bedoeld om de eigen kracht en mogelijkheden van de inwoner te vergroten. Onder dit segment valt een waaier van ondersteuning, begeleiding, methodieken en in te zetten interventies. Afhankelijk van de ondersteuningsbehoefte van de inwoner vindt de ondersteuning individueel of groepsgewijs plaats.
Het segment Wmo Integrale Ondersteuning kent twee ondersteuningsvormen (sub-segmenten)
Wmo Ondersteuning is gericht op herstel, verbeteren, ontwikkelen, stabiliseren en/of compenseren van de zelfredzaamheid en het welbevinden en/of de kwaliteit van leven. Persoonlijke verzorging valt hier niet onder. De ondersteuning kan gericht zijn op door-, uitstroom, stabilisatie of voorkomen van achteruitgang. De ondersteuningsbehoefte, complexiteit van de problematiek en benodigde intensiteit van de ondersteuning verschilt per inwoner. Hieraan kan somatische, psychogeriatrische, psychosociale, psychiatrische problematiek ten grondslag liggen en/of kan sprake zijn van een lichamelijke, verstandelijke of zintuigelijke beperking.
Nadere beschrijving sub-segment Wmo Ondersteuning:
Aard dienstverlening: De zorgaanbieder zet de ondersteuning in om de inwoner te ondersteunen bij de praktische vaardigheden die hij/zij nodig heeft in het dagelijks leven. Of om deze vaardigheden te stimuleren. Ook wordt de ondersteuning ingezet om de eigen regie en zelfredzaamheid van de inwoner te vergroten en om maatschappelijk te participeren. Afhankelijk van de behoefte en noodzaak is de ondersteuning individueel en/of in groepsverband. Wat niet onder het sub-segment Ondersteuning valt, is onder andere de vrij toegankelijke ondersteuning. Bijvoorbeeld begeleiding bij vrijetijdsactiviteiten en mantelzorgondersteuning.
Doel: Er moet een concreet en behaalbaar ondersteuningsdoel zijn, waardoor duurzame verbetering in het functioneren wordt bereikt/verwacht. Of waardoor achteruitgang wordt voorkomen.
Ontwikkelvermogen: Door de inzet van de ondersteuning blijft de situatie van de inwoner stabiel of wordt achteruitgang voorkomen of beperkt. Is de inwoner nog leerbaar en heeft hij/zij ontwikkelvermogen, dan wordt daarop ingezet.
Op- en afschalen: Verandert de situatie van de inwoner (al dan niet door de inzet van de ondersteuning) en is daardoor meer of minder intensieve ondersteuning noodzakelijk, dan zorgt de opdrachtnemer voor een warme overdracht naar de juiste ondersteuning. Dit kan een andere voorziening zijn bij een andere aanbieder. Bijvoorbeeld in geval van een zwaardere ondersteuningsvraag. Het kan ook een voorziening zijn in de sociale basis. Dit laatste is met name het geval bij een minder zware en/of stabiele ondersteuningsvraag.
Beschikbaarheid: De opdrachtnemer zet de ondersteuning binnen twee weken in.
Ad. b: Subsegment Persoonlijke Verzorging
Persoonlijke verzorging richt zich op het ondersteunen bij en overnemen van Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL) op het gebied van persoonlijke verzorging. De dienstverlening is gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid op dit gebied. Dit sub-segment richt zich op het aanleren, oefenen, verbeteren en bestendigen van vaardigheden en gedrag rondom persoonlijke hygiëne en lichamelijke basiszorg. Het uitgangspunt is het vergroten van de zelfredzaamheid van de inwoner. De inzet is in principe eindig. Indien mogelijk, wordt erop ingezet dat de inwoner in de toekomst (weer) zelfstandig of met inzet van het sociaal netwerk de taken kan uitvoeren. Persoonlijke Verzorging kan ook bestaan uit advies, instructie en voorlichting aan de inwoner. Hiertoe behoort desgevraagd ook het adviseren van informele verzorgers van de inwoner. Het kan gaan om inwoners met verschillende problematieken. Zoals inwoners met psychogeriatrische, psychosociale, psychiatrische, lichamelijke, verstandelijke of zintuigelijke problematiek. De intensiteit van de ondersteuning verschilt per inwoner.
De aard van de ondersteuningsbehoefte ligt nadrukkelijk niet op een behoefte aan geneeskundige zorg of een hoog risico hierop. De gemeenten zijn alleen verantwoordelijk voor het gedeelte van persoonlijke verzorging dat niet onder voorliggende wet- en regelgeving valt, zoals de Zorgverzekeringswet (Zvw) of Wet Langdurige Zorg (Wlz).
Nadere beschrijving subsegment Wmo Persoonlijke Verzorging
Aard dienstverlening: Persoonlijke Verzorging richt zich op het helpen bij, inslijten en/of aanleren van Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL), persoonlijke hygiëne en lichamelijke basiszorg.
Doel: Persoonlijke Verzorging is gericht op het aanleren, oefenen en bestendigen van vaardigheden en gedrag. Zodat de inwoner deze taken (weer) zelfstandig of met behulp van zijn/haar omgeving kan uitvoeren.
Ontwikkelvermogen: De inwoner is (beperkt) leerbaar.
Op- en afschalen: Bij verbetering is de inwoner in staat om samen met zijn/haar omgeving de beperkingen te hanteren zonder inzet van Persoonlijke Verzorging. Bij verslechtering kan in samenspraak met de wijkverpleging worden beoordeeld of er sprake is van zorg waarop de Zvw of Wlz van toepassing is.
Beschikbaarheid: De opdrachtnemer zet de Persoonlijke Verzorging binnen twee weken in.
Duur inzet: De duur van de ondersteuning wordt bepaald aan de hand van het opgestelde plan van aanpak. De duur is gelijk aan de duur van de afgegeven indicatie voor Wmo Ondersteuning, Wmo Beschermd Thuis, Wmo Beschut Wonen of Wmo Beschermd Wonen.
2.1.2. Dienstverlening Wmo Wonen
Een inwoner behoort tot de doelgroep van Wmo Wonen wanneer deze 18 jaar of ouder is en sprake is van complexe psychische en/of psychosociale problematiek op meerdere levensterreinen. De inwoner kan zijn zorgvraag niet (uit)stellen. Hierdoor heeft de cliënt 24-uurs toezicht of bereikbaarheid van een professionele organisatie nodig.
Een inwoner, binnen het segment Wmo Wonen, ervaart op één of meerdere levensgebieden problemen, bijvoorbeeld bij het zelfstandig nemen van besluiten, het regelen van dagelijkse bezigheden en de dagelijkse routine. Inwoners zijn bij het voorkomen en/of oplossen van problemen en het nemen van besluiten afhankelijk van anderen.
Bij Wmo Wonen is er bijvoorbeeld sprake van onderstaande problematieken (al dan niet meervoudig of een combinatie hiervan):
In het segment Wmo Wonen richten doelen zich op:
Bovengenoemde voorbeelden zijn niet limitatief.
Het segment Wmo Wonen kent drie ondersteuningsvormen (subsegmenten):
Ad a: Subsegment Beschermd Wonen (24-uurszorg)
Beschermd Wonen is 24-uurs integraal ondersteuningsaanbod, met continu toezicht en nabijheid. De zorg is niet planbaar of uitstelbaar. Daarom is continue aanwezigheid noodzakelijk. Onder integraal ondersteuningsaanbod wordt verstaan: begeleiding op het gebied van wonen, begeleiding bij de individuele ondersteuningsbehoefte en een passende daginvulling. Het doel van de begeleiding is aanleren van vaardigheden en vergroten van de zelfredzaamheid van de inwoner, naar vermogen van de inwoner. Het doel van de begeleiding is ook het waarborgen van de stabiliteit van de inwoner. Er kan sprake zijn van (forse) gedragsproblematiek, psychiatrie of dat zij een gevaar voor zichzelf of voor hun omgeving kunnen vormen.
Randvoorwaarden sub-segment Beschermd Wonen
Aard dienstverlening: De ondersteuning is gericht op het aanleren van vaardigheden, het werken aan herstel en het behouden of vergroten van zelfredzaamheid en zelfstandigheid. Dit vanuit een context waar 24-uurs toezicht en nabijheid wordt geboden om de veiligheid te kunnen waarborgen.
Doel: De inzet van de ondersteuning is gericht op het tijdelijk opnemen van de inwoner in een beschermde woonvorm. Met als doel te werken aan het leren omgaan met een psychiatrisch ziektebeeld, het aanleren van vaardigheden en het vergroten van de zelfstandigheid.
Invulling ondersteuning: De dienstverlening bestaat uit begeleiding op het wonen, begeleiding op de individuele ondersteuningsbehoefte en een passende daginvulling.
Ontwikkelvermogen: De ondersteuning is gericht op een tijdelijk karakter en is gericht op doorstroom en uitstroom naar zelfstandig wonen. De inwoner is in principe leerbaar. Er zijn situaties denkbaar, waarbij de inwoner meer gebaat is bij stabilisatie en langdurige ondersteuning. Een verwijzing naar de Wlz kan dan aan de orde zijn.
Op- en afschalen: Volstaat 24-uurs zorg met continu toezicht niet, dan kan worden opgeschaald naar de Wlz. Wanneer de inwoner zich zodanig ontwikkelt dat 24-uurs zorg niet meer noodzakelijk is, kan worden afgeschaald naar 24 uurs bereikbaarheid, reguliere ondersteuning en/of de sociale basis. De opdrachtnemer spant zich in om dit met de inwoner te bereiken.
Zorglocatie: De ondersteuning vindt plaats op een passende (zorg)locatie, zo dicht mogelijk bij de leefomgeving en het netwerk van de inwoner. De (zorg)locatie is passend bij het ziektebeeld/de ondersteuningsbehoefte van de inwoner. De begeleiding is 24 uur op locatie aanwezig. Er is een gezamenlijke ruimte waar inwoners elkaar kunnen ontmoeten.
Ad b: Subsegment Beschut Wonen (24-uurs begeleiding)
Beschut Wonen Is een 24-uurs integraal ondersteuningsaanbod, waarbij nabijheid is georganiseerd. Vanwege de instabiliteit van de problematiek en de onvoorspelbaarheid van de hulpvraag kan op elk moment
van de dag ondersteuning nodig zijn. Daarom is geclusterd wonen noodzakelijk. Inwoners helpen elkaar en hulp is overdag nabij. Onder integraal ondersteuningsaanbod wordt verstaan: begeleiding op het gebied van wonen, begeleiding bij de individuele ondersteuningsbehoefte en een passende daginvulling. De begeleiding heeft als doel het vergroten van de eigen regie, waaronder het aanleren van nieuwe (of herstel van verloren) competenties en vaardigheden.
Het doel van de begeleiding is ook het vergroten van de zelfredzaamheid van de inwoner en het waarborgen van de stabiliteit van de inwoner. De begeleiding is in de nabijheid van de inwoner. Wanneer het nodig is, kan de inwoner er direct een beroep op doen. Deze vorm van wonen is bedoeld voor inwoners die door psychische en/of psychosociale problemen (tijdelijk) niet zelfstandig kunnen wonen.
Nadere beschrijving sub-segment Beschut Wonen
Aard dienstverlening: De ondersteuning is gericht op het aanleren van vaardigheden, het werken aan herstel en het behouden of vergroten van zelfredzaamheid en zelfstandigheid. Dit vanuit een context waar 24-uurs nabijheid wordt geboden. De ondersteuning is overwegend planbaar en uitstelbaar, maar kan op onverwachte momenten aan de orde zijn.
Doel: De inzet van de ondersteuning is gericht op het tijdelijk opnemen van een inwoner in een beschutte woonvorm. Door middel van het vergroten van de eigen regie bij de inwoner wordt toegewerkt naar zelfstandig wonen (beschermd thuis). Dit gebeurt door het aanleren van nieuwe en het herstellen van verloren competenties en vaardigheden bij het wonen.
Invulling ondersteuning: De dienstverlening bestaat uit begeleiding op het wonen, begeleiding op de individuele ondersteuningsbehoefte en een passende daginvulling.
Ontwikkelvermogen: De inzet van de ondersteuning heeft een tijdelijk karakter en is gericht op doorstroom en uitstroom naar zelfstandig wonen. De inwoner is in principe leerbaar. Er zijn situaties denkbaar, waaruit blijkt dat de inwoner meer gebaat is bij stabilisatie en langdurige ondersteuning. Een verwijzing naar de Wlz kan dan aan de orde zijn.
Op- en afschalen: Indien 24-uurs nabijheid van begeleiding niet volstaat, kan worden opgeschaald naar 24-uurs zorg met continu toezicht. Wanneer de inwoner zich zodanig ontwikkelt dat 24-uurs zorg niet meer noodzakelijk is, kan worden afgeschaald naar 24-uurs nabijheid, reguliere ondersteuning en/of de sociale basis. De opdrachtnemer spant zich in om dit met de inwoner te bereiken.
Zorglocatie: Het betreft geclusterd zelfstandig wonen. De inwoner is in de basis zelf verantwoordelijk voor de betaling van de huur en vaste lasten. Woonlasten kunnen echter onderdeel uitmaken van het pakket. Medewerkers beschut wonen zijn 24/7 uur bereikbaar (op afroep) en indien nodig binnen 20 minuten aanwezig bij de inwoner. Het contact met de inwoner is in principe dagelijks, zo nodig meerdere momenten per dag (in een mix van face-to-face, telefonisch en/of digitaal), ook buiten kantoortijden. De ontwikkelingsfase, problematiek (ook die zich buiten de woonsituatie manifesteert) en leeftijd van de inwoner zijn bepalend voor de aanwezigheid van medewerkers. De aanwezigheid van medewerkers wordt per inwoner in een multidisciplinair team vooraf vastgesteld en schriftelijk vastgelegd.
Ad c: Subsegment Beschermd Thuis
Richt zich op de inwoner, die zelfstandig woont en vanuit zijn ondersteuningsbehoefte gebaat is bij onplanbare ondersteuning. Het gaat om 24-uurstoezicht op afstand en/of begeleiding op afroep. Het kan ook gaan om ‘waakvlam-contacten’, zodat flexibel gereageerd kan worden op de (veranderende) ondersteuningsbehoefte. Ondersteuning op afroep is voldoende om een veilige woon- en verblijfsomgeving te waarborgen. Hieraan kan psychische en/of psychosociale problematiek ten grondslag liggen.
Nadere beschrijving sub-segment Beschermd Thuis:
Aard dienstverlening: De ondersteuning richt zich op het vergroten of behouden van de zelfredzaamheid in de eigen woning en de deelname aan de samenleving. De opdrachtnemer zorgt voor 24-uurs bereikbaarheid, gedurende 7 dagen per week. Wanneer de ondersteuningsbehoefte van de inwoner erom vraagt, is de ondersteuning flexibel inzetbaar. De ondersteuning kan ook fluctueren. Dit is afhankelijk van de ondersteuningsbehoefte.
Doel: Er moet een concreet en behaalbaar ondersteuningsdoel zijn, waardoor de inwoner in staat is om in een eigen huis te (blijven) wonen of om (op termijn) volledig zelfstandig te wonen.
Invulling ondersteuning: De dienstverlening bestaat uit begeleiding op het wonen, begeleiding op de individuele ondersteuningsbehoefte en een passende daginvulling.
Ontwikkelvermogen: Door de inzet van de ondersteuning heeft de inwoner voldoende leervermogen om zich de vaardigheden eigen te maken die nodig zijn bij het zelfstandig wonen. De ondersteuning kan ook worden ingezet met als doel stabiel houden of voorkomen van achteruitgang van de situatie.
Op- en afschalen: In het geval van achteruitgang of een terugval, dient de begeleiding hier flexibel op in te spelen, door extra inzet van (24-uurs)begeleiding. Wanneer dit niet voldoende is, kan opschaling naar een instelling voor verblijf aan de orde zijn. Wanneer de inwoner zich zodanig ontwikkelt dat 24-uurs bereikbaarheid niet meer noodzakelijk is, kan worden afgeschaald naar reguliere ondersteuning en/of de sociale basis. De opdrachtnemer spant zich in om dit met de inwoner te bereiken.
2.2.3. Dienstverlening Wmo Logeren
Wmo Logeren (kortdurend verblijf of respijtzorg) is het logeren in een accommodatie van een instelling. Het doel is tijdelijk ontlasten van de mantelzorger en/of de omgeving. Indien er ook sprake is van ondersteuning vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw), zoals persoonlijke verzorging en verpleging, wordt nauw samengewerkt met partners vanuit deze ondersteuning. Zodat deze ondersteuning wel blijft doorgaan (werk volgt cliënt).
Cliënten hebben een beschermende woonomgeving nodig, waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd. Als daginvulling in die periode niet is geregeld en wel gewenst is, moet de dienstverlening van Wmo Logeren worden aangevuld met een vorm van integrale ondersteuning. Dus afhankelijk van de zorgvraag van de cliënt en de gestelde doelen kan logeren worden aangevuld met integrale ondersteuning. Een andere organisatie kan deze integrale ondersteuning bieden.
2.2.4. Vervoer binnen de dienstverlening
De opdrachtnemer regelt indien benodigd in samenspraak met de inwoner passend en veilig vervoer. Dit betekent dat een inwoner binnen een redelijke tijd voor aanvang en na afloop van de ondersteuning wordt opgehaald en thuisgebracht. De zorgaanbieder mag het vervoer collectief/groepsgewijs regelen voor meerdere cliënten. Doelgroepen mogen worden gemengd en inzetten van vrijwilligers is eventueel mogelijk. Vereist de ondersteuningsvraag van de inwoner dat deze individueel vervoerd moet worden of met rolstoelvervoer, dan dient de zorgaanbieder daarvoor passend (individueel) vervoer te regelen. De opdrachtnemer draagt zorgt voor de kwaliteit van de chauffeur en voor de veiligheid en kwaliteit van de voertuigen.
Vervoer: Indien de inwoner en/of zijn sociale omgeving niet in staat zijn om zelfstandig vervoer te regelen naar hulp buitenshuis, dan valt dit onder de verantwoordelijkheid van de opdrachtgever. De opdrachtgever organiseert dit middels inzet van een derde. De opdrachtnemer heeft de keuze om zelf vervoer te organiseren.
Vervoer door opdrachtnemer: Heeft de opdrachtnemer aangegeven het vervoer tijdens de uitvoering van het contract zelf te organiseren, dan geldt dat de opdrachtnemer het vervoer dient te organiseren als de inwoner en zijn omgeving geen mogelijkheid hebben om de locatie van de ondersteuning of behandeling te bereiken. De opdrachtnemer mag aan de inwoner geen bijdrage voor het vervoer vragen. De opdrachtnemer regelt in samenspraak met de inwoner passend en veilig vervoer. Dit betekent dat een inwoner binnen een redelijke tijd voor aanvang en na afloop van de ondersteuning wordt opgehaald en thuisgebracht. De zorgaanbieder mag het vervoer collectief/groepsgewijs regelen voor meerdere inwoners. Doelgroepen mogen worden gemengd en inzetten van vrijwilligers is eventueel mogelijk. Vereist de ondersteuningsvraag van de inwoner dat deze individueel vervoerd moet worden of met rolstoelvervoer, dan dient de zorgaanbieder daarvoor passend (individueel) vervoer te regelen.
Vervoer door opdrachtgever: Indien de opdrachtnemer heeft ingeschreven zonder het vervoer en vervoer benodigd is, organiseert opdrachtgever dit middels de inzet van een derde partij. Vervoer wordt ingezet nadat door de opdrachtgever vastgesteld is dat de inwoner of haar sociale omgeving het vervoer niet kan uitvoeren en er ook geen mogelijkheid is de zorg passend en meer nabij te organiseren. De vervoerder ingezet door opdrachtgever, neemt contact op met zorgaanbieder om de haal- en brengtijden af te spreken. Van aanbieder wordt het volgende verwacht:
Bijlage 3 Toelichting en normenkader Hulp bij het huishouden
In het normenkader wordt per onderdeel de frequentie en/of de benodigde tijd genoemd dat toegekend kan worden. Iedere individuele situatie wordt separaat onderzocht en als die situatie erom vraagt dan wordt van onderstaande richtlijn afgeweken. Het college kan afwijken met zowel op- als neerwaartse bijstellingen. Dit kan alleen als gemotiveerd aangegeven wordt waarom de verhoging of verlaging noodzakelijk is. Voor alles geldt dat als maatwerk vraagt om hiervan af te wijken, dit voorgaat op de richtlijn.
Dit normenkader is van toepassing op een gemiddeld huishouden. Door uit te gaan van een gemiddelde situatie krijgen de normtijden een algemeen karakter en wordt voorkomen dat op alle mogelijk denkbare uitzonderingen apart beleid moet worden ontwikkeld. Onder een gemiddelde situatie wordt verstaan:
Een aantal factoren kan maken dat een situatie niet gemiddeld is, maar dat een andere inzet nodig is door een andere frequentie van activiteiten of een andere tijdbesteding.
Mogelijkheden cliënt zelf. De fysieke mogelijkheden van de cliënt om bij te dragen aan de uit te voeren activiteiten. Dit hangt af van het kunnen bewegen, lopen, bukken en omhoog reiken, het vol kunnen houden van activiteiten, het kunnen overzien wat moet gebeuren en daadwerkelijk tot actie kunnen komen. Ook speelt hier de trainbaarheid en leerbaarheid van de cliënt mee.
Beperkingen en belemmeringen van de cliënt die gevolgen hebben voor de benodigde inzet. Leidend is de hoeveelheid extra ondersteuning die nodig is; niet de problematiek als zodanig. Voorbeelden zijn Huntington, ALS, Parkinson, dementie, visuele beperking, revalidatie, bedlegerig, psychische aandoeningen, verslaving/alcoholisme e.d. Dit kan op twee manieren uitwerken:
Het kan nodig zijn extra vaak schoon te maken of te wassen, doordat meer vervuiling optreedt. Bijvoorbeeld als gevolg van rolstoelgebruik, ernstige incontinentie, overmatig zweten, (ernstige) tremoren, besmet wasgoed (bijvoorbeeld bij chemokuur of Norovirus). Het kan nodig zijn de woning extra goed schoon te maken. Ter voorkoming van problemen bij de cliënt voortkomend uit bijvoorbeeld allergie, astma, longemfyseem, COPD.
Ondersteuning vanuit mantelzorgers, netwerk en vrijwilligers De hoeveelheid ondersteuning die wordt geboden vanuit mantelzorgers, het netwerk van de cliënt en eventuele vrijwilligers, waardoor minder professionele inzet vanuit de gemeente noodzakelijk is omdat een deel activiteiten door niet-professionals wordt gedaan.
Samenstelling van het huishouden. Het aantal personen en leeftijd van leden in het huishouden. Als sprake is van een huishouden van twee personen, is niet per se extra inzet nodig. Dit is bijvoorbeeld wel het geval als zij gescheiden slapen, waardoor een extra slaapkamer in gebruik is. Het kan ook betekenen dat er minder ondersteuning nodig is, omdat de partner een deel van de activiteiten uitvoert (gebruikelijke hulp). De aanwezigheid van een kind of kinderen kan leiden tot extra noodzaak van inzet van ondersteuning. Dit is mede afhankelijk van de leeftijd en leefstijl van de betreffende kinderen en van de bijdrage die het kind levert in de huishouding (leeftijdsafhankelijk). Als er kinderen zijn, zijn er vaak ook meer ruimtes in gebruik. Een kind kan eventueel ook een bijdrage leveren in de vorm van mantelzorg en daarmee de benodigde extra inzet beperken of opheffen. Bij een kind kan ook sprake zijn van bijzonderheden (ziekte of beperking) die maken dat extra inzet van ondersteuning nodig is.
Huisdieren. Door de aanwezigheid van één of meer huisdieren in het huishouden, kan door meer vervuiling extra inzet nodig zijn dan in de norm is opgenomen. Dit staat los van de verzorging van huisdieren. Een huisdier vraagt niet altijd extra benodigde inzet (goudvis in een kom, een niet verharende hond, etc.). Een huisdier heeft vaak ook een functie ten aanzien van participatie en eenzaamheidsbestrijding. Met de cliënt moet in voorkomende gevallen overleg plaatsvinden over aantal of aard van huisdieren en welke gevolgen hiervan wel of niet ‘voor rekening’ van de gemeente komen. Het uitgangspunt is dat de gevolgen van huisdieren op de omvang van de schoonmaaktaak en het zoeken van oplossingen daarvoor in de eerste plaats tot de eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager behoort.
Omvang van de woning. Een grote woning kan, maar hoeft niet per sé meer inzet te vragen. Een extra grote oppervlakte van de in gebruik zijnde ruimtes kan meer tijd vergen om bijvoorbeeld stof te zuigen, maar kan het stofzuigen ook makkelijker maken omdat je makkelijk overal omheen kunt werken. Een extra slaapkamer die daadwerkelijk in gebruik is als slaapkamer vergt wel extra tijd.
Activiteiten benodigd voor een schoon en leefbaar huis
Factoren voor meer inzet van hulp: Maximaal 20 – 30 min extra maximaal 3 x per week:
Frequenties benodigd voor een schoon en leefbaar huis (basisactiviteiten):
Frequentie benodigd voor een schoon en leefbaar huis incidentele activiteiten:
Frequentie en activiteiten van verschillende onderdelen
Wordt wasverzorging geïndiceerd dan wordt verkend welk aandeel van de cliënt en/of mantelzorger verwacht mag worden in de was- en droogcyclus i.v.m. de praktische haalbaarheid over de aanwezigheid van de hulp.
Het strijken van kleding betreft alleen bovenkleding en het aantal dat redelijkerwijs verwacht worden.
Factoren voor meer inzet van hulp:
In een tweepersoonshuishouden wordt uitgegaan van een frequentie van 5x per 2 weken voor de was, in een eenpersoonshuishouden is dat 2x per week.
In beginsel wordt deze activiteit niet geïndiceerd, omdat hiervoor gebruik gemaakt kan worden van een boodschappendienst vanuit voorliggend veld of van supermarkten.
Er wordt geen rekening gehouden met voorkeuren van de cliënt, wel als er een aantoonbare medische redenen is.
Factoren voor indicatie kunnen zijn:
Als er jonge kinderen woonachtig zijn in het huishouden, kan het bereiden van de warme maaltijd geïndiceerd worden. Uit jurisprudentie (Rechtbank ’s Hertogenbosch 25-10-2012, nr. AWB 12/1795) blijkt dat twee broodmaaltijden en één warme maaltijd per dag adequaat kan worden geacht.
Factoren voor meer inzet van hulp:
* Of minder als de cliënt hierin een deel van de week zelf of met behulp van het netwerk kan voorzien.
Verzorging minderjarige kinderen
Het gaat hier om verzorging van gezonde kinderen, waarbij de ouder door beperkingen de verzorging/opvang niet uit kan voeren.
Factoren voor meer inzet van hulp:
Dagelijkse organisatie gericht op het huishouden (AIV)
Het gaat hierbij om maximaal 1 x per week 30 min. Gericht op het huishouden, en wordt alleen ingezet als cliënt leerbaar wordt geacht.
Bijlage 4 Toelichting op de stappen in het onderzoek
Een zorgvuldig onderzoek vereist het op enigerlei doorlopen van de volgende stappen2:
Stap 1 - inventariseer de hulpvraag
Uit artikel 3:2 van de Awb in samenhang met de artikelen 2.3.2 en 2.3.5 van de wet vloeit voort dat het college voldoende kennis dient te vergaren over de voor het nemen van een besluit over maatschappelijke ondersteuning van belang zijnde feiten en omstandigheden en af te wegen belangen. Dit brengt met zich dat wanneer bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning het college allereerst moet vaststellen wat de hulpvraag is.
Stap 2 - breng de onderliggende problematiek minutieus en onderbouwd in kaart
Vervolgens zal het college moeten vaststellen welke problemen worden ondervonden bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving.
Stap 3 - stel de aard en de omvang van de noodzakelijke hulp vast
Als de problemen voldoende concreet in kaart zijn gebracht, kan worden bepaald welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid of participatie van de ondersteuningsvrager, onderscheidenlijk het zich kunnen handhaven in de samenleving.
Stap 4 - kijk wat de discrepantie tussen noodzaak en de eigen mogelijkheden zijn
Uit artikel 2.3.2, vierde lid, aanhef en onder b, c en f, van de wet in samenhang met het derde en vierde lid van artikel 2.3.5 van de wet vloeit voort dat het onderzoek er vervolgens op gericht moet zijn of en in hoeverre de eigen mogelijkheden, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk en voorliggende (algemene) voorzieningen de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden.
Stap 5 - stel vast welke voorziening de geconstateerde discrepantie adequaat oplost
Slechts voor zover die eigen mogelijkheden ontoereikend zijn dient het college een maatwerkvoorziening te verlenen.