Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Kapelle

Beleidsregels geur gemeente Kapelle

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieKapelle
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels geur gemeente Kapelle
Citeertitel
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp
Externe bijlageBijlage bij beleidsregels geur

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Is in 2013 al bekendgemaakt

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-01-2015bestaande regeling

01-01-2015

Scheldepost

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels geur gemeente Kapelle

Inleiding

Op 1 november 2010 heeft de gemeenteraad het 'Leefomgevingsplan 2010-2014' vastgesteld. In het Leefomgevingsplan 2010-2014 is vastgelegd dat de gemeente het beleid voortzet dat geuremitterende bedrijven worden geweerd en/of dat er zodanige voorschriften worden opgenomen in de omgevingsvergunning activiteit milieu, dat er geen sprake kan zijn van een toename van geuroverlast. Dat beleid komt voort uit de toezegging aan de bewoners dat bedrijven op Smokkelhoek geen geuroverlast zullen veroorzaken. Dat is ook vastgelegd in de afgegeven vergunningen. Ervaring met vergunningverlening bij de diverse bedrijven op het bedrijventerrein Smokkelhoek heeft echter geleerd dat het ook noodzakelijk is gemeentelijke beleidsregels geur vast te stellen, om dat beleid goed te kunnen voortzetten. In dit document worden deze beleidsregels vastgelegd. Voorafgaand hieraan wordt toegelicht waarom het vaststellen van beleidsregels geur noodzakelijk is en welk resultaat daarmee bereikt wordt.

 

Geurbeleid noodzakelijk voor vaststellen acceptabel geurhinderniveau

Geurhinder heeft een negatieve invloed op de kwaliteit van de leefomgeving. Geurhinder is tevens een belemmerende factor voor ruimtelijke ontwikkelingen. Voor het realiseren van het gemeentelijk beleid is de omgevingsvergunning activiteit milieu een geschikt instrument omdat daarin door middel van voorschriften grenzen aan de maximale geuremissie ofwel het acceptabel geurhinderniveau gesteld kunnen worden.

 

Nationaal beleid

De maatregelen ter bescherming van het milieu welke bij vergunningverlening redelijkerwijs van bedrijven mogen worden verwacht zijn in Nederland vastgelegd in 'beste beschikbare technieken' documenten ofwel BBT documenten. De Nederlandse emissierichtlijn lucht (NeR) is het BBT document waarin de maatregelen met betrekking tot de bescherming tegen geurhinder zijn vastgelegd. In de NeR staat dat het acceptabel geurhinderniveau afgeleid moeten worden van het geurbeleid. Uit jurisprudentie is gebleken dat bedrijven geen grotere geuremissie kunnen eisen, indien de gemeente als bevoegd gezag in de vergunning het acceptabel geurhinderniveau aan de hand van het geurbeleid vaststelt. Wordt geen gemeentelijk beleid vastgesteld, dan valt men terug op de ruimere NeR en kunnen we de gedane toezeggingen niet gestand doen.

In de NeR is in de vorm van een stappenschema vastgelegd hoe tot een zorgvuldige afweging is te komen van het aspect geur bij een vergunningaanvraag. In het stappenplan van de NeR is opgenomen dat bij het bepalen van een acceptabel geurhinderniveau uitgegaan moet worden van lokaal vastgesteld geurbeleid. Indien lokaal vastgesteld geurbeleid ontbreekt dan dient op grond van de NeR van het landelijk vastgestelde geurbeleid uitgegaan te worden voor het vaststellen van een acceptabel geurhinderniveau. Een motivering om zonder lokaal geurbeleid een acceptabel geurhinderniveau vast te stellen dat lager ligt dan het landelijk beleid is al gauw in strijd met het in artikel 3.46 van de Algemene Wet bestuursrecht vastgelegde beginsel dat een besluit dient te berusten op een deugdelijke motivering.

 

Provinciaal beleid

In onderstaande tabel is het nationale en het provinciale Zeeuwse geurbeleid vastgelegd.

Tabel nationaal geurbeleid en geurbeleid provincie Zeeland *

*

* geurbeleid zoals vastgelegd in het Omgevingsplan Zeeland 2012-2018

 

Voor het interpreteren van het provinciale geurbeleid in bovenstaande tabel is een nadere toelichting van het begrip hedonische waarde noodzakelijk. Geur is uit te drukken in het aantal geurdeeltjes per kubieke meter lucht. Of de geur als hinderlijk wordt ervaren is niet op voorhand te bepalen aan de hand van het aantal geurdeeltjes per kubieke meter lucht. De geurdeeltjes welke vrijkomen bij het bakken van brood worden bijvoorbeeld anders ervaren dan de geurdeeltjes die vrijkomen bij het verhitten van asfalt. In plaats van het aantal geurdeeltjes per kubieke meter lucht is het mogelijk van de belevingswaarde van geur uit te gaan. Bij een gelijke belevingswaarde zullen van de ene stof meer deeltjes in een kubieke meter lucht zitten dan van

de andere stof. De beleving van de geur wordt uitgedrukt met de hedonische waarde H. Deze kan variëren van H = -4 ofwel extreem onaangenaam tot H = 4 ofwel extreem aangenaam. H = 0 heeft een neutrale waardering. Bij de hedonische waarden H = -4 tot en met H = -2 is ernstige

geurhinder te verwachten. Bij de hedonische waarde H = -1 is geurhinder te verwachten. Vanaf een hedonische waarde H = 0 is geen geurhinder te verwachten. Voor een overzicht van de beleving van de hedonische waarden wordt verwezen naar beleidsregel 1.

Uit de tabel 'nationaal geurbeleid en geurbeleid provincie Zeeland' blijkt dat het nationaal beleid niet de vereiste duidelijkheid geeft over het acceptabel geurhinderniveau en dat het provinciale geurbeleid het geurhinderniveau H = -1 ofwel 'hinder te verwachten' als een acceptabel geurhinderniveau beschouwd. Het beleid van de gemeente Kapelle dat geuremitterende bedrijven worden geweerd komt minimaal overeen met een neutrale waardering omdat daarvan geen geurhinderniveau is te verwachten ofwel H = 0. Met het landelijke beleid of het provinciale geurbeleid zijn geuremitterende bedrijven dus niet te weren en is het beleid van de gemeente dus niet ter realiseren. Om het beleid van de gemeente wel te realiseren is het noodzakelijk een gemeentelijk geurbeleid vast te stellen waarin een acceptabel geurhinderniveau met een H = 0 is vastgelegd.

 

Toelichting percentielwaarde

Voor zowel het aantal geurdeeltjes als de hedonische waarde is het gebruikelijk dat de maximale waarden in vergunningvoorschriften worden opgelegd voor een percentage van de totale tijd. Omdat zich altijd storingen en incidenten in de bedrijfsvoering van een inrichting kunnen voordoen is het niet reëel gedurende 100 procent van de tijd een bepaalde belevingswaarde van de aard van de geur voor te schrijven. Voor nieuwe situaties is het gangbaar een aantal uren per jaar een overschrijding acceptabel te vinden op geurgevoelige objecten. Dit wordt uitgedrukt als percentage van de tijd dat de geuremissie onder een vastgestelde waarde mag liggen. Indien dat bijvoorbeeld 44 uren per jaar is wordt dit uitgedrukt als 99,5-percentielwaarde. Dit betekent dat er gedurende 44 uren of 0,5 procent van de 8.760 uren in een jaar wel een overschrijding is toegestaan en er gedurende de overige 99,5 procent van de 8.760 uren in een jaar geen overschrijding mag plaats vinden.

 

Toelichting acceptabel geurhinderniveau H = O als 99,5-percentielwaarde

Indien voor een inrichting geldt dat als acceptabel geurhinderniveau in de vergunningsvoorschriften is vastgelegd dat H = 0 als 99,5-percentielwaarde voor geurgevoelige objecten van toepassing is, dan betekent dit dat de emissie van geurdeeltjes ter plaatse van geurgevoelige objecten zoals woningen gedurende 99,5 procent van de jaarlijkse uren niet hoger mag zijn dan het aantal geurdeeltjes dat een neutrale geurbeleving veroorzaakt. Dit kan een inrichting bij een vergunningaanvraag aantonen door met een hedonisch onderzoek aan te tonen bij hoeveel geurdeeltjes een neutrale geurbeleving wordt veroorzaakt. In het geuronderzoek wordt in principe de verspreiding van de geurdeeltjes over het gebied rondom een inrichting vastgesteld gedurende een bepaalde tijd. Door een lijn te trekken door de punten waarbij het aantal geurdeeltjes per kubieke meter lucht een neutrale geurbeleving veroorzaakt waarbij geen hinder is te verwachten (H = 0) gedurende 99,5 procent van de tijd ontstaat een contour. Buiten deze contour is sprake van minder geurdeeltjes per kubieke meter zodat er zeker geen sprake is van geurhinder gedurende 99,5 procent van de tijd (H groter dan 0). Binnen deze contour is sprake van meer geurdeeltjes per kubieke meter gedurende 99,5 procent van de tijd zodat er sprake is van te verwachten (ernstige) geurhinder (H kleiner dan 0). De inrichting voldoet aan het voorschrift indien er geen gevoelige objecten binnen deze contour liggen omdat bij deze objecten H kleiner is dan 0. Vanzelfsprekend kan het aantal geurdeeltjes per kubieke meter lucht voor gevoelige objecten buiten de geurcontour gedurende 0,5 procent van de tijd wel hoger liggen en bijvoorbeeld een concentratie bereiken met een H = -1 of lager. Gedurende 44 uren per jaar kan dan sprake zijn van hinder of ernstige hinder voor bewoners van gevoelige objecten.

 

Keuze gemeentelijk geurbeleid

Met betrekking tot het beleid dat als uitgangspunt dient voor een acceptabel geurhinderniveau zijn er voor het gemeentelijk bevoegd gezag dus drie mogelijkheden. Ten eerste is bij gebrek aan lokaal beleid het landelijk geurbeleid als uitgangspunt te nemen. Ten tweede is het voor gemeenten niet ongebruikelijk het provinciale geurbeleid als lokaal geurbeleid vast te stellen. Ten derde is het mogelijk een gemeentelijk geurbeleid vast te stellen.

Er is voor gekozen het geurbeleid voor het gehele grondgebied van de gemeente vast te stellen. De hierna vastgelegde voordelen aan het vaststellen van gemeentelijke beleidsregels geur gelden namelijk eens te meer indien deze beleidsregels voor alle inrichtingen van de gemeente van toepassing zijn.

Agrarische inrichtingen vallen niet onder deze beleidsregels geur omdat voor eventuele geuremissies van deze inrichtingen specifieke wet- en regelgeving is vastgesteld. Er is thans geen reden om voor agrarische inrichtingen af te wijken van het landelijk vastgestelde beleid.

 

Voordelen vaststellen gemeentelijke beleidsregels geur

Het vaststellen van lokale beleidsregels geur voor inrichtingen met een omgevingsvergunning activiteit milieu gelegen op het grondgebied van de gemeente Kapelle welke onder het bevoegd gezag van de gemeente vallen biedt de volgende voordelen:

 

- Het waarborgen van rechtsgelijkheid in de afweging van een acceptabel geurhinderniveau tussen inrichtingen waarvoor de gemeente het bevoegd gezag is door het vaststellen van een uniform toetsingskader voor een acceptabel geurhinderniveau;

 

- Het bieden van duidelijkheid en rechtszekerheid aan reeds aanwezige inrichtingen, waarvoor de gemeente het bevoegd gezag is, omtrent de ruimte welke (nog) beschikbaar is voor geuremissies;

 

- Het bieden van duidelijkheid en rechtszekerheid aan nieuwe inrichtingen waarvoor de gemeente het bevoegd gezag is, of vestiging op de gewenste locatie wat betreft geuremissies mogelijk is;

 

- Het verkleinen van de kans dat het in een omgevingsvergunning activiteit milieu vastgelegde acceptabel geurhinderniveau met succes kan worden aangevochten;

 

- Het bieden van duidelijkheid en rechtszekerheid aan de gebruikers van gevoelige en van minder gevoelige objecten betreffende een acceptabel geurhinderniveau waarbij gedurende het grootste deel van het jaar geen geurhinder is te verwachten. Dit geldt bijvoorbeeld voor de bewoners van woningen in gebieden met de bestemming wonen.

 

Meldingen activiteit milieu

Indien er een melding wordt ontvangen voor de oprichting dan wel verandering van een inrichting type B zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit zal getoetst worden of de emissie van geur relevant is. Indien de emissie van geur relevant is kunnen op grond van artikel 2.1 van het Activiteitenbesluit maatwerkvoorschriften gesteld worden voor zover het betreffende aspect bij of krachtens het Activiteitenbesluit niet uitputtend is geregeld. Indien maatwerkvoorschriften opgesteld worden zal zoveel mogelijk aansluiting gezocht worden bij deze beleidsregels.

 

Schade vanwege vaststellen beleidsregels geur

Voor het eventueel verhalen van schade ten gevolge van het vaststellen van het geurbeleid is de Circulaire schadevergoedingen van toepassing.

De bestaande inrichtingen welke onder het bevoegd gezag van de gemeente vallen ondervinden geen schade van het vaststellen van een geurbeleid zolang rekening wordt gehouden met de huidige vergunde geuremissies. Hiermee wordt rekening gehouden door in de beleidsregels de reeds vergunde geuremissies toe te staan. Omdat de inrichtingen geen kosten hoeven te maken vanwege de beleidsregels geur is er ook geen sprake van schade.

Voor de oprichting van nieuwe inrichtingen of veranderingen van de activiteiten van bestaande inrichtingen geldt dat de milieukosten altijd voor rekening van de aanvrager van een vergunning blijven. Dit geldt ook voor de kosten welke gemaakt moeten worden om aan de beleidsregels geur te voldoen. Daarom is er geen schade te verhalen op de gemeente vanwege het vaststellen van de beleidsregels geur.

 

Geurhinder provinciale inrichting

Op bedrijventerrein Smokkelhoek ligt een vergunningplichtige inrichting met relevante geuremissies waarvoor Gedeputeerde staten van Zeeland het bevoegd gezag is. Omdat inzicht in de geuremissie van de inrichting ontbreekt is niet te zeggen of met de huidige geuremissies geurhinder wordt voorkomen.

De beleidsregels geur zijn alleen van toepassing op inrichtingen waar het college van burgemeester en wethouders het bevoegd gezag is. Het met dit besluit te bereiken resultaat zoals het waarborgen van rechtsgelijkheid in de afweging van acceptabele geurhinder en het bieden van duidelijkheid en rechtszekerheid aan inrichtingen en bewoners wordt niet op voorhand gerealiseerd met betrekking tot een inrichting onder provinciaal bevoegd gezag.

Het nationale geurbeleid is vastgelegd in een circulaire uit 1995 van de Minister van VROM aan de Tweede Kamer. In deze circulaire en in paragraaf 3.6 van de NeR wordt het belang erkend van overwegingen op lokaal niveau om te komen tot een afgewogen beslissing bij vergunningverlening. In het Omgevingsplan Zeeland 2006-2012 wordt bij het geurbeleid aangegeven dat op lokaal niveau de gemeente de aangewezen partij is om geurhinder tegen te gaan door eisen te stellen aan veroorzakers. Ondanks dat het laatste niet is vastgelegd in het Omgevingsplan Zeeland 2012-2018 bieden de circulaire uit 1995 van de Minister en paragraaf

3.6 van de NeR voldoende aanknopingspunten voor overleg met Gedeputeerde Staten van Zeeland met als doel in overweging te nemen ook voor vergunningverlening aan de provinciale inrichting het in het gemeentelijke lokale geurbeleid vastgelegde acceptabel geurhinderniveau als uitgangspunt te nemen. Het uiteindelijke doel is rechtsongelijkheid tussen inrichtingen onder provinciaal bevoegd gezag en inrichtingen onder gemeentelijk bevoegd gezag te voorkomen en de duidelijkheid en rechtszekerheid aan de bewoners van woningen in de omgeving van de inrichting onder provinciaal bevoegd gezag te vergroten.

 

Handreiking toepassing geurbeleid bij vergunningverlening

In de Nederlandse emissierichtlijn Lucht (NeR) is de systematische aanpak met betrekking tot het aspect geur in de aanvraag omgevingsvergunning activiteit milieu in een stappenschema vastgelegd. Hierin is de beleidslijn betreffende geurhinder opgenomen welke door de Minister van VROM verwoord is in een circulaire van 30 juni 1995 aan de Nederlandse gemeenten. De te nemen stappen bij het beoordelen van een vergunningaanvraag zijn hier in hoofdlijnen beschreven:

 

 

  • 1.

    Is er op basis van de (concept) vergunningaanvraag het vermoeden dat geur mogelijk een rol speelt? Indien, na eventueel vooronderzoek, blijkt dat er geen potentiële geurhinder is, zijn maatregelen niet nodig en kan het doorlopen van het stappenschema beëindigd worden. Ga anders verder met stap 2.

  • 2.

    Onderzoek of er sprake is van een inrichting uit een bedrijfstak waarvoor in de NeR een Bijzondere Regeling is opgenomen. Indien dit het geval is dan kan vervolgd worden met stap 3. Indien dit niet het geval is ga dan verder met stap 4.

  • 3.

    In een Bijzondere Regeling is uit nader onderzoek in een bedrijfstak meer bekend over de geuremissie en de potentiële geurhinder. Onderzoek of de Bijzondere Regeling toereikend is bij deze aanvraag. Zo ja, ga dan verder met stap 5. Indien dit niet het geval is ga dan verder met stap 4.

  • 4.

    Indien er geen Bijzondere Regeling is of indien de Bijzondere Regeling niet toereikend is dient door specifiek onderzoek inzicht verkregen te worden in de geursituatie en de potentiële geurhinder. Bij het vaststellen van de geurhinder dient uitgegaan te worden van de representatieve bedrijfssituatie. Ga naar stap 5 indien de geursituatie en de potentiële geurhinder onderzocht zijn.

  • 5.

    Stel vast waaraan de potentiële geurhinder getoetst moet worden. Dit is vastgelegd in de beleidsregels van dit besluit. Ga naar stap 6 na het toetsingskader te hebben vastgesteld.

6. Toets de geursituatie en de potentiële geurhinder aan het acceptabel geurhinderniveau en maak de afweging of de potentiële geurhinder niet groter is dan het acceptabel geurhinderniveau. Daarbij is het mede van belang of de inrichting de Beste Beschikbare Technieken (BBT's) heeft toegepast om een minimale potentiële geurhinder te bereiken. Indien de geurhinder kleiner of gelijk is aan het acceptabel geurhinderniveau, dan kan het doorlopen van het stappenschema beëindigd worden. Ga anders verder met stap 7.

7. Indien het toetsen aan het acceptabel geurhinderniveau faalt, dient onderzocht te worden welke aanvullende maatregelen er mogelijk zijn. Met aanvullende maatregelen dient opnieuw getoetst te worden aan het acceptabel geurhinderniveau. Indien met de aanvullende maatregelen wel succesvol aan het acceptabel geurhinderniveau kan worden getoetst, is het doorlopen van het stappenschema beëindigd. Een en ander is in de vergunning vast te leggen. Indien zelfs met de aanvullende maatregelen de toets aan het acceptabel geurhinderniveau niet slaagt, dan dient de vergunning geweigerd te worden.

 

Indien de toets aan het acceptabel geurhinderniveau is geslaagd dan kan voor wat betreft het aspect geur de omgevingsvergunning activiteit milieu verleend worden. Het doorlopen van het stappenschema is in de overwegingen van de vergunning vast te leggen. De maximaal toegestane geurhinder van de inrichting is in de voorschriften vast te leggen. In een geuronderzoek kunnen BBT maatregelen zijn vastgelegd. Dit kan variëren van technische voorzieningen tot organisatorische maatregelen als het dichthouden van deuren en ramen. Het verdient aanbeveling alle BBT maatregelen in de voorschriften van de omgevingsvergunning activiteit milieu vast te leggen omdat deze gezamenlijk leiden tot het bereiken van een acceptabel geurhinderniveau.

Een door het bevoegd gezag te verlenen vergunning dient aan het rechtszekerheidsbeginsel te voldoen. Dit brengt onder meer met zich mee dat uit een vergunning duidelijk moet blijken welke rechten en plichten deze in het leven roept. Het kan derhalve niet zo zijn dat in plaats van concrete voorschriften ten aanzien van geur slechts in de toekomst te verrichten onderzoeksverplichtingen met een ongewisse uitkomst in de vergunning mogen worden vastgelegd.

De status van beleidsregels brengt mee dat bij de motivering van een beslissing tot vergunningverlening (of het weigeren van een vergunning) grotendeels kan worden volstaan met een verwijzing naar de beleidsregels zonder dat de motivatie in de beslissing moet worden herhaald.

 

BESLUIT

Totstandkoming beleidsregels en bevoegdheden

Deze beleidsregels zijn tot stand gekomen gelet op de bepalingen in artikel 1.3, vierde lid, en artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, waarin is bepaald wat onder beleidsregels moet worden verstaan en dat een bestuursorgaan beleidsregels kan vaststellen met betrekking tot een hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid.

Deze beleidsregels zijn verder tot stand gekomen met inachtneming van de bevoegdheden van de gemeente inzake hoofdstuk 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Bestaande beleidsregels geur gemeente Kapelle

Er zijn niet eerder door Burgemeester en wethouders van Kapelle beleidsregels geur vastgesteld voor het grondgebied van de gemeente Kapelle.

Coördinatieplicht

Voor het vaststellen van de beleidsregels ten aanzien van geur is geen sprake van een coördinatieplicht met andere bevoegde gezagen.

Bekendmaking en inwerkingtreding besluit tot vaststellen Beleidsregels

De bekendmaking van het besluit tot vaststellen van de Beleidsregels geur gemeente Kapelle, geschiedt op grond van artikel 3:42 Awb door kennisgeving van de zakelijke inhoud van het besluit in de Scheldepost en door ter inzage legging in het gemeentehuis. Het besluit treedt inwerking daags na publicatie..

Besluit

Burgemeester en wethouders besluiten, gelet op artikel 4.81, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht en gelet op hoofdstuk 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en gelet op het gestelde in dit besluit:

 

  • 1.

    de hierna onder 'beleidsregels geur' vastgelegde beleidsregels geur deel te laten uitmaken van dit besluit;

  • 2.

    de hierna onder 'toelichting per beleidsregel' vastgelegde toelichting per beleidsregel geur

deel te laten uitmaken van dit besluit.

De beleidsregels treden in werking daags na publicatie en zijn, tot herroeping, voor onbepaalde tijd van kracht.

Kapelle, 12 februari 2013, nummer 13/6/9,

 

Een exemplaar van dit besluit is ter kennisgeving gezondenaan:

Gedeputeerde Staten van Zeeland, Directie Ruimte, Milieu en Water, Postbus 165, 4330 AD Middelburg.

 

 

 


*

beleid

maximaal te vergunnen geuremissie

bijzonderheden

nationaal

geurhinder zien te voorkomen of, als dat niet lukt, de beste beschikbare technieken toepassen tot acceptabel resultaat

acceptabel resultaat is niet

omschreven wat tot onzekerheid voor inrichtingen en

omwonenden leidt

provinciaal

gevoelige bestemmingen zoals woon- en leefgebieden en verblijfsrecreatie

minder gevoelige bestemmingen zoals bedrijfswoningen en woningen in het landelijk gebied

duidelijkheid omtrent wat acceptabel is, H= -1 staat voor hinder te verwachten. Relatief groot deel van de tijd mogen deze waarden bovendien overschreden worden

maximaal H= -1 gedurende 99,5 van de 100 uur

maximaal H = -1 gedurende 95 van de 100 uur