Organisatie | Teylingen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Bibob-beleidslijn Teylingen |
Citeertitel | Bibob-beleidslijn Teylingen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-03-2015 | 01-12-2014 | Nieuwe regeling | 05-02-2015 Plaatselijke krant |
De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van Teylingen, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;
overwegende, dat de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze beleidslijn wordt verstaan onder:
Artikel 2 Toepassingsbereik van de Wet Bibob in de gemeente Teylingen
Het bestuursorgaan zal, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, een Bibob-toets uitvoeren met betrekking tot aanvragen om (wijziging van) beschikkingen zoals vermeld in:
artikel 3 van de Drank- en Horecawet (drank- en horecawetvergunning), indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming tenzij sprake is van een slijterij;
artikel 2:28 van de Algemene plaatselijke verordening Teylingen (exploitatievergunning openbare inrichting), indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van rechtsvorm van de onderneming.
artikel 3:4 van de Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Teylingen (vergunning seksinrichtingen en escortbedrijven), indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming (zie pagina 3);
artikel 2:39 van de Algemene plaatselijke verordening Teylingen (vergunning speelgelegenheden), indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming;
artikel 2 van de Verordening speelautomatenhallen Teylingen (vergunning speelautomatenhal), indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming;
Artikel 3 Overige situaties waarin de wet in beginsel wordt toegepast
Het bestuursorgaan zal, naast hetgeen in de voorgaande leden met betrekking tot aangevraagde beschikkingen is bepaald, bij iedere aangevraagde beschikking, reeds verleende beschikking of in het geval van een aanvraag om een beschikking anders dan genoemd in artikel 2 van deze beleidslijn een Bibob-toets uitvoeren, indien er op grond van:
Artikel 4 Beoordeling door bestuursorgaan
Indien aan de reguliere eisen wordt voldaan en indien op grond van deze beleidslijn het Bibob-vragenformulier is uitgereikt, voert het bestuursorgaan een Bibob-toets uit. Indien deze toets hiertoe aanleiding geeft, dan zal de informatiepositie van het bestuursorgaan worden versterkt door een verzoek om informatie bij de politie en/of de Justitiële Informatiedienst en/of het RIEC en/of een verzoek om een advies bij het Bureau.
Het onderzoek naar het zich voordoen van de mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet bestaat uit:
het verzamelen, bewerken en analyseren van informatie die, al dan niet door middel van de gegevens zoals vermeld in het Bibob-vragenformulier en bijbehorende bijlagen, is verstrekt door de betrokkene alsmede van gegevens die zijn verkregen uit informatiebronnen van de partners van het RIEC-samenwerkingsverband en andere bronnen die het bestuursorgaan volgens de wet kan raadplegen.
Artikel 6 Informatieverstrekking
In door of namens het bestuursorgaan bepaalde gevallen moet betrokkene naast de gebruikelijke aanvraagformulieren het Bibob-vragenformulier invullen en bij het bestuursorgaan indienen. Daarbij dienen de documenten te worden gevoegd die in dit vragenformulier zijn vermeld en/of die bij de uitreiking van de Bibob-vragenformulier door of namens het bestuursorgaan zijn genoemd.
In geval een van het Bureau ontvangen advies leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren, een eerder verleende beschikking in te trekken dan wel om aan een vergunning aanvullende voorwaarden te verbinden dan wel niet meewerken aan een transactie of geen overheidsopdracht verstrekken, wordt aan betrokkene een kopie van het adviesrapport ter hand gesteld. Betrokkene wordt daarbij door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet.
Artikel 8 Beschikking, transactie en overheidsopdracht
Het bestuursorgaan zal de aanvraag om (wijziging van) beschikking weigeren ofwel een reeds afgegeven beschikking intrekken dan wel niet meewerken aan een transactie of geen overheidsopdracht verstrekken, indien uit het eigen onderzoek enfof een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt, dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.
Het bestuursorgaan zal besluiten om een beschikking onder extra voorwaarden te verlenen of extra voorwaarden verbinden aan een transactie of overheidsopdracht, in het geval uit het eigen onderzoek en/of een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt, dat er sprake is van een mindere mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.
Betrokkene wordt in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze te geven in die gevallen waarin het bestuursorgaan voornemens is om een aanvraag om beschikking ofwel een overheidsopdracht te weigeren ofwel niet mee te werken aan een transactie, of een reeds verleende beschikking in te trekken of een beschikking te verlenen onder extra voorwaarden.
Burgemeester en wethouders van Teylingen
Juul J.G.Covers
secretaris
Carla G.J.Breuer
burgemeester
Burgemeester van Teylingen
Carla G.J.Breuer
Indicatorenlijst bij de beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bibob
Deze indicatorenlijst behoort bij de Bibob-beleidslijn Teylingen, vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Teylingen en door de burgemeester van Teylingen. Onderstaande indicatoren kunnen in het gevaI van de aanvragen om beschikkingen en subsidies, transacties en overheidsopdrachten aanleiding vormen tot een Bibob-toets en bieden zo een handvat voor desbetreffende medewerker om een aanvrager te toetsen. Deze lijst is niet limitatief. De indicatoren kunnen, indien nieuwe ontwikkelingen dit noodzakelijk maken, door het bestuursorgaan worden aangepast.
Toelichting op de beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bibob
‘De ernst van georganiseerde criminaliteit is vooral gelegen in het grote financiële gewin van honderden miljoenen guldens en de economische macht die daaruit voortvloeit’. Dit is een van de conclusies die de Parlementaire Enquête Commissie Van Traa in 1996 trok. ‘Die macht beperkt zich niet tot de onderwereld, maar dringt in allerlei gedaanten in de bovenwereld door’, aldus de commissie. Criminele personen kunnen met dat geld infiltreren in het economische leven door onder meer gebruik te maken van bestuurlijke faciliteiten, zoals vergunningen, subsidies en overheidsopdrachten. Dit heeft een aantasting van de integriteit van de overheid tot gevolg. (Georganiseerde) criminaliteit, speelt zich niet af op een eiland. Er bestaan vele raakvlakken tussen criminaliteit en wat wel genoemd wordt de 'wettige omgeving’. Deze raakvlakken bieden de overheid een goed aanknopingspunt om de eigen integriteit te beschermen.
Op 1 juni 2003 is de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) in werking getreden. Deze wet geeft de burgemeester/het college van burgemeester en wethouders (verder: het bestuursorgaan) een instrument in handen om zich te beschermen tegen het risico dat ongewild criminele activiteiten worden gefaciliteerd. De wet geeft namelijk een aantal mogelijkheden om deze risico-inschatting op een juiste wijze uit te kunnen voeren en bidet o.a.een weigerings- en/of intrekkingsgrond, op grond waarvan vergunningen of subsidies kunnen worden geweigerd of ingetrokken.
Na de inwerkingtreding van de gewijzigde Wet Bibob op 1 juli 2013 heeft het bestuursorgaan meer mogelijkheden gekregen om de wet toe te passen. De uitbreiding van de wet is enerzijds gericht op de reikwijdte (toepassing in meer sectoren) van de wet en anderzijds op de toepassing (minder administratieve lasten). Het bestuursorgaan heeft sindsdien de mogelijkheid om een Bibob-toets uit te voeren bij alle beschikkingen (vergunningen en subsidies). Hetzelfde geldt voor de rol van het bestuursorgaan aIs contractpartij bij vastgoed- of grondtransacties of bij overheidsopdrachten op het gebied van ICT, milieu en bouw.
De Wet Bibob is een facultatieve wet, waarbij het bestuursorgaan zelf de bevoegdheid heeft om te bepalen in welke van de gevallen het dit instrument daadwerkelijk zal toepassen. Door het vaststellen en implementeren van een beleidslijn biedt de gemeente meer structuur en zekerheid in haar werkwijze aan zowel het bestuursorgaan als aan de betrokkene(n). In de beleidslijn staat aangegeven op welke beschikkingen (vergunningen en subsidies), overheidsopdrachten en vastgoedtransacties de Wet Bibob wordt toegepast en in welke gevallen de Bibob-toets wordt uitgevoerd. De beleidslijn voorkomt op deze manier dat er sprake is van willekeur door het bestuursorgaan in de toepassing van het beleid en geeft een nadrukkelijk signaal voor de bescherming van haar integriteit. Een preventieve werking kan daarvan het gevolg zijn. Net name de afweging om tot een Bibob-toets over te gaan, dient -juist met het oog op het ingrijpende karakter van het instrument- weloverwogen en met inachtneming van de beginselen van behoorlijk bestuur te worden genomen. Daarbij spelen proportionaliteit, subsidiariteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid een belangrijke rol. Benadrukt wordt dat in de uitvoering van het beleid ingezet is op een maximale beperking van de administratieve lastendruk voor ondernemers.
Algemeen toepassingsbereik Wet Bibob
De uitbreiding van de Wet Bibob biedt het bestuursorgaan meer mogelijkheden om tot toepassing van de wet over te gaan. Voor alle beschikkingen, vastgoedtransacties en overheidsopdrachten geldt dat het toepassingsbereik in beginsel niet aIgemeen is, maar beperkt wordt door lokale keuzes. Belangrijk is daarbij het wel/niet aanwezig zijn van specifieke relevante informatie die kan duiden op een integriteitsrisico voor het bestuursorgaan (criminaliteitsbeeld- of risicoanalyses). De kracht van het Bibob-instrument neemt nadrukkelijk toe, als de toepassing door zoveel mogelijk bestuursorganen gebeurt en de onderliggende toepassingscriteria binnen de in de regio gelegen bestuursorganen zo veel mogelijk eenduidig zijn. Het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC) vervult hierbij een sterke ondersteunende en coördinerende rol.
Om inzicht te krijgen in de onderneming, de financiering en de antecedenten van betrokkene(n) bij de aanvraag om beschikking (vergunningen en subsidies), de overheidsopdracht en de transactie zal een Bibob-vragenformulier worden uitgereikt.
Op grond van de Wet Bibob kan een bestuursorgaan een beschikking weigeren of intrekken wanneer:
Ook kan een bestuursorgaan een beschikking weigeren, een overheidsopdracht niet gunnen of een transactie weigeren, indien betrokkene weigert het Bibob-vragenformulier volledig in te vullen en/of weigert de gevraagde aanvullende gegevens aan het bestuursorgaan te verschaffen. De Wet Bibob merkt dit aan als een ernstig gevaar.
Op het moment dat het bestuursorgaan met behulp van een Bibob-toets een verantwoorde inschatting heeft gemaakt van het integriteitsrisico, kan in het verdere verloop van de bestuurlijke relatie tussen het bestuursorgaan en betrokkene(n), maatwerk worden ontwikkeld in geval er sprake is van een aanvraag voor een nieuwe beschikking. Belangrijk daarbij is, dat zowel ten aanzien van de betrokkene(n) zelf als de personen die op hem invloed kunnen uitoefenen, zich geen veranderingen hebben voorgedaan.
Nadere uitwerking toepassen Wet Bibob bij vergunningen
In de Bibob-beleidslijn wordt een onderscheid gemaakt tussen vergunningen waarbij het bestuursorgaan, met inachtneming van het bepaalde in de beleidslijn, een Bibob-toets zal uitvoeren (‘zal-bepalingen’) en de vergunningen waarbij het bestuursorgaan een Bibob-toets kan uitvoeren (‘kan-bepalingen’). De ‘zal bepalingen’ zijn gekwalificeerd als risicovolle(re) branches, omdat deze meer dan andere vatbaar zijn voor criminele beïnvloeding. Het toepassen van de Wet Bibob heeft voor deze gevallen dan ook een preventief karakter.
In het geval van branches die minder vatbaar zijn, maar niet uitgezonderd van criminele beïnvloeding, of in het geval reguliere wetgeving al bepaalde waarborgen biedt, wordt gekozen voor een risicogerichte benadering (‘kan-bepaling’).
Het bestuursorgaan zal daarnaast in ieder geval een Bibob-toets uitvoeren als het bestuursorgaan een tip van het Openbaar Ministerie en/of een signaaI van een van de partners van het RIEC en/of een signaal van een andere overheid en/of een signaal van het Landelijk Bureau Bibob ontvangt. Dit geldt ook als uit eigen informatie en open bronnen blijkt dat nader onderzoek noodzakelijk is.
De Bibob-toets zal niet worden uitgevoerd, ingeval de aanvraag afkomstig is van een (semi) overheidsinstantie of toegelaten woning(bouw) corporatie'.
De risicovolle(re) branches ('zal-bepaling’]
Hieronder volgt een overzicht van de vergunningplichtige activiteiten waarbij de Wet Bibob wordt toegepast.
Horeca-inrichtingen (drank- en horecavergunning en exploitatievergunning): artikel 3 van de Drank- en Horecawet en artikel 2:28 van de APV
Horeca-inrichtingen worden gezien als een risicovolle branche voor het witwassen van geld en/of het verrichten van criminele activiteiten. Voor horecaondernemers geldt dat zij een drank- en horecavergunning moeten hebben als zij alcohol schenken (de zgn. 'natte horeca’). Op grond van de APV Teylingen hoeven zij, in het kader van administratieve lastenvermindering, niet ook nog een exploitatievergunning aan te vragen. Horeca die geen alcohol schenkt (de zgn. ‘droge horeca’), moeten deze wel aanvragen. De 'nattte’ horeca valt zo via de drank- en horecavergunning onder de Wet Bibob en voor de 'droge’ horecabedrijven blijft de exploitatievergunning verplicht en zo de Bibob-toets mogelijk. Hiermee worden beide categorieën vooraf gescreend op het risico van witwas- of andere criminele praktijken. Doordat beide vergunningen persoonsgebonden zijn en ook de direct betrokkenen worden gescreend die zeggenschap hebben in de onderneming, is er sprake van een sluitende systematiek.
Vechtsportgala’s (evenementenvergunning): artikel 2:25 van de APV
De Wet Bibob zaI aIleen standaard worden toegepast op de evenementenvergunning voor vechtsportgala’s. Een vechtsportgala betreft een professioneel en groots opgezet vechtsportevenement met een galakarakter. Uit de bevindingen van de bestuurlijke criminaliteitsbeeldanalyse vechtsportgala’s van het RIEC blijkt dat de organisatoren van vechtsportgala’s geregeld recente criminele antecedenten dan wel veroordelingen wegens misdrijven op hun naam hebben voor wat betreft de regio Haaglanden. Er zijn sterke aanwijzingen dat de georganiseerde criminaliteit een niet te onderschatten invloed heeft op de organisatie van deze evenementen en er geld aan verdient. Verder blijkt dat verschillende vechtsportgala’s door (beroeps) criminelen worden gebruikt als gelegenheid om te netwerken.
De vechtsportevenementen met een toernooikarakter, waarbij de nadruk Iigt op de uitoefening van de sport, worden niet getoetst aan de Wet Bibob. Een vechtsportevenement, dat wordt georganiseerd door een bij het NOC/NSF aangesloten landelijke sportbond of door een vereniging die lid is van een dergelijke bond, heeft immers een wezenlijk ander doel dan de vechtsportgala’s. Bij vechtsportgala’s staat het amusement centraal waarbij, naast de tribunes voor de gewone toeschouwers, rondom de ring vaak zogeheten VIP-tafels zijn.
Er zijn geen aanwijzingen of criminaliteitsbeeldanalyses waaruit blijkt dat bij de vergunning voor evenementen op het gebied van muziek, dans, toneel, en (professionele) sport sprake is van de betrokkenheid van criminelen en crimineel geld bij het organiseren van evenementen. Een en ander Iaat onverlet de bevoegdheid van het bestuur om indien signalen, vanuit de ambtelijke organisatie, van het Landelijk Bureau Bibob, van een andere overheid, van partners vanuit het RIEC en/of een OM-tip, daartoe aanleiding geven een Bibob-toets uit te voeren.
Seksinrichtingen en escortbedrijven: artikel 3:4 van de APV
Een aanvraag om een exploitatievergunning voor een seksinrichting en/of escortbedrijf wordt standaard getoetst gezien de kwetsbaarheid van de branche, die gevoelig is voor uitbuiting en mensenhandel. In de APV van Teylingen is de vergunning voor de exploitatie van een seksinrichting of escortbedrijf niet aan een bepaalde tijd gebonden. Aangezien het van belang is om de exploitant eens in de vier jaar opnieuw aan een Bibob-toets te onderwerpen, is o.a. voor deze branche bepaald dat ook bij reeds verleende beschikkingen periodiek een Bibob-toets wordt uitgevoerd. Zo zorgen we ervoor dat ook de huidige exploitanten worden getoetst en onder de aandacht blijven. Mensenhandel kan zo voorkomen danwel worden bestreden.
Omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten: artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a juncto artikel 2.20 van de Wabo
Bouwactiviteiten met een bedrijfsmatig karakter kunnen in het kader van de Wet Bibob aan een onderzoek worden onderworpen. De Bibob-toets zal plaatsvinden in het geval de omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit valt in een van onderstaande risico categorieën en de -al dan niet samenhangende- activiteiten een bouwsom van € 50.000,- (excl. BTW) of meer overschrijden. Op deze manier wordt voorkomen dat kleinschalige verbouwingen (zoals het verplaatsen van een muur op advies van de brandweer of het plaatsen van handelsreclame aan de gevel) ook aan een Bibob-toets worden onderworpen. Dit vanuit het oogpunt van proportionaliteit en administratieve lasten(verzwaring).
Bepaalde handelsactiviteiten en bepaaIde branches zijn meer dan andere gevoelig voor criminele beïnvloeding.
Als risicocategorieën worden daarom aangewezen:
Bovengenoemde categorieën vallen voor een gedeelte binnen een regulier vergunningstelsel. Desondanks is een toetsingsmoment bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit wenselijk, aangezien een dergelijke aanvraag in de praktijk op een eerder moment wordt gedaan dan andere aanvragen om beschikking. Een ondernemer verkrijgt hierdoor op een zo vroeg mogelijk moment enige duidelijkheid over een gunstige of negatieve beschikking naar aanleiding van een Bibob-toets. Er kan echter geen volledige zekerheid worden verkregen over de uitkomst van latere aanvragen om een beschikking bij een dergelijke toets, aangezien aanvragen voor verschillende vergunningen een verschillend toetsingskader hebben.
Deze aanvragen voor een vergunning worden daarom getoetst in het kader van de Wet Bibob. De risico categorieën kunnen op basis van nieuwe ontwikkelingen of signalen, door het college worden aangepast.
Speelautomatenhallen en speelgelegenheden
De vergunning plicht voor het vestigen of exploiteren van een speelautomatenhal is vastgelegd in de verordening speelautomatenhallen. In de gemeente Teylingen geldt een maximum van in totaal twee speelautomatenhallen en een regeling voor speelgelegenheden in de APV. Omdat deze branche kwetsbaar is voor criminele beïnvloeding en het, net als in het geval van seksinrichtingen van belang is om de exploitant eens in de vier jaar opnieuw aan een Bibob-toets te onderwerpen, is ook voor deze branche bepaald dat bij reeds verleende beschikkingen periodiek een Bibob-toets wordt uitgevoerd. Zo zorgen we ervoor dat ook de huidige exploitanten worden getoetst en onder de aandacht blijven.
Omgevingsvergunning voor milieu: artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e en i van de Wabo en het Besluit Omgevingsrecht (Bor)
De afgelopen jaren is in ruime mate onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van criminaliteit binnen de milieubranche. Uit verschillende onderzoeken en enkele grote strafzaken blijkt dat het werkveld milieu gevoelig is voor criminele handelingen. Dit kan variëren van het overtreden van milieuregels tot het gebruiken van bedrijven als dekmantel voor criminele handelingen.
Binnen dit werkveld is met name een deel van de afval- en autobranche gevoelig gebleken voor criminaliteit. De redenen hiervoor zijn onder andere:
Om voornoemde redenen zal de standaard Bibob-toets in ieder gevaI worden ingezet binnen de alvaI- en autobranche (demontage en opslag).
De risicogerichte benadering ('kan-bepaling’]
In het geval van branches die minder vatbaar zijn, maar niet uitgezonderd van criminele beïnvloeding, of in het geval reguliere wetgeving al voldoende waarborgen biedt, is gekozen voor een risicogerichte benadering (‘kan-bepaling’). Afwegingen in het kader van proportionaliteit, subsidiariteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid spelen hierbij een rol.
Uitgangspunt daarom is een getrapte wijze van screenen, die begint met een integriteitstoets in het opstellen en uitvoeren van gemeentelijk beleid. Mocht er aanleiding toe zijn, dan wordt vervolgens aan de hand van een indicatorenlijst (zie pagina 11 en 12) getoetst of een Bibob-toets onderdeel gaat uitmaken van de aanvraag, overheidsopdracht of vastgoedtransactie. Bij indicatie van integriteitsrisico’s, wordt als ultimum remedium een Bibob-toets uitgevoerd.
Het bestuursorgaan zal daarnaast in ieder geval een Bibob-toets uitvoeren indien het bestuursorgaan een tip van het Openbaar Ministerie en/of een signaal van een van de partners van het RIEC en/of een signaal van een andere overheid en/of een signaal van het Landelijk Bureau Bibob ontvangt. Dit geldt ook als uit eigen informatie en open bronnen blijkt dat nader onderzoek noodzakelijk is.
Gemeenten zijn als privaatrechtelijke partij betrokken bij vastgoedtransacties van onroerende goederen en gronden met veelal grote partijen zoals bouwbedrijven, vastgoedontwikkelaars, woningcorporaties en particulieren. De vastgoedsector is in zijn algemeenheid krachtig en betrouwbaar, maar op onderdelen kwetsbaar voor criminele invloeden (zie rechtszaken Klimop e.a.). Sinds de inwerkingtreding van de gewijzigde Wet Bibob is het daarom mogelijk om vastgoedtransacties, waarbij de gemeente in een privaatrechtelijke transactie partij is, aan een Bibob-toets te onderwerpen.
In de Nota Grondbeleid is op dit moment geen integriteitstoets opgenomen voor wat betreft de selectie van ontwikkelaars / partijen. Gezien de verantwoordelijkheid van de gemeente om te voorkomen dat zij zaken doet met malafide partijen, is het van belang het grondbeleid hiermee te versterken. Zo zou vanaf een bepaald drempel bedrag aan betrokken marktpartijen gevraagd kunnen worden een Verklaring Omtrent Gedrag (rechtspersonen-VOG/VOGrp) te overhandigen. Bij actualisering van de nota zal nader worden bekeken wanneer en in welke gevallen een dergelijke integriteitstoets wordt ingezet.
Een toets van betrokken partijen vindt op deze manier als eerste plaats in de uitvoering van gemeentelijk grond beleid en kan zo een sterke rol vervullen in het selectieproces. Mocht er aanleiding toe zijn, dan wordt vervolgens aan de hand van de indicatorenlijst (zie pagina 11 en 12) getoetst of een Bibob-toets onderdeel gaat uitmaken van de procedure. Bij indicatie van integriteitsrisico’s, wordt als ultimum remedium een Bibob-toets uitgevoerd.
Verder wordt, zodra de gemeente onderhandelingen start inzake de verkoop of verhuur van onroerende zaken en de uitgifte van grond in erfpacht, de wederpartij ervan in kennis gesteld dat een Bibob-onderzoek deel kan uitma ken van de procedure. Indien een Bibob-toets is gestart en niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst, dan wordt hieromtrent een ontbindende voorwaarde opgenomen in de overeenkomst. Dit om te voorkomen dat de gemeente een, naar later blijkt, ongewenste transactie toch moet laten gaan. Deze ontbindende voorwaarde betreft de goedkeuring vanuit de Bibob-toets als voorwaarde om de koop door te laten gaan.
Ook kunnen de namen van partijen waarmee de gemeente in onderhandeling treedt worden gemeld bij de Bibob-officier van het Arrondissementsparket Den Haag. In voorkomende gevallen kan de Bibob-officier dan gebruik maken van de mogelijkheid om op grond van artikel 26 van de Wet Bibob aan het bestuursorgaan een zogenoemde OM-tip te verstrekken.
De Bibob toets wordt niet uitgevoerd in het geval de betrokken partij afkomstig is van een (semi) overheidsinstantie, toegelaten woning(bouw) corporatie of in geval van aankoop van vastgoed en/of gronden door de overheid.
De verstrekking van subsidies is gebaseerd op artikel 6 van de Algemene Subsidieverordening Teylingen. De aanvraag om een subsidiebeschikking kan worden geweigerd op grond van de Wet Bibob. Daarnaast is het mogelijk om een verleende beschikking in te trekken en om de subsidie terug te vorderen.
Aangezien de accountantsverklaring en de gebruikelijke toets op rechtmatig en doelmatig gebruik van een verstrekte subsidie al een barrière opwerpt, wordt bij de aanvraag om een subsidie de risicogerichte benadering toegepast. In de praktijk zijn er tot op heden ook nog geen onregelmatig heden aan de orde geweest. Bovendien gaat het in de meeste gevallen om jaarlijks terugkerende aanvragen, wat het inschatten van een mogelijk integriteitsrisico vereenvoudigt.
Het integriteitsbeleid bij aanbestedingen op het terrein van bouw, ICT en milieu is na de wetswijziging ook onderdeel geworden van de Wet Bibob. De toegevoegde waarde bij aanbestedingen is echter beperkt, omdat de Europese richtlijnen een limitatief aantal uitsluitingsgronden bevat. Uitsluitend op basis van een van deze zeven uitsluitingsgronden kan een aanbestedende dienst een gegadigde uitsluiten, namelijk indien:
In tegenstelling tot de algemene strekking van de regelgeving, verstrekt de Wet Bibob geen extra weigeringsgrond bij aanbestedingen. De reden hiervoor is dat het binnen deze sector in beginsel gaat om een gesloten stelsel van selectie- en gunningscriteria.
In 2013 is in de nieuwe Aanbestedingswet bepaald dat de overheid als aanbestedende partij van gegadigden een integriteitsverklaring kan vragen (de zogenaamde ‘gedragsverklaring aanbesteden’; Gva). De inschrijver kan met deze verklaring aantonen dat de uitsluitingsgronden, bedoeld onder c en d, niet op hem van toepassing zijn. Deze verklaring wordt afgegeven door de Minister van Veiligheid en Justitie, welke onderzoek doet naar het justitiële verleden van de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon. Alleen de inschrijver die de opdracht gegund krijgt, overlegt op verzoek van de aanbestedende partij de bewijsstukken.
In artikel 4.9 van het inkoop- en aanbestedingsbeleid Teylingen is bepaaId dat deze verklaring bij Europese aanbestedingen verplicht moet worden aangevraagd (verplichte uitsluitingsgrond). tocht deze verklaring niet aangeleverd worden door de inschrijver, dan wordt de partij uitgesloten van deelname. Bij opdrachten onder de drempel kan de GvA worden aangevraagd (facultatieve uitsluitingsgrond). Het verdient aanbeveling om deze vrijblijvendheid te beperken. De mogelijke versterking van de integriteitstoets bij overheidsopdrachten wordt nader bekeken bij de actualisatie van het inkoop- en aanbestedingsbeleid.
Een integriteitstoets van betrokken partijen vindt op deze manier als eerste plaats in de uitvoering van de gemeentelijke aanbestedingsrichtlijnen. Deze toets kan zo een sterke rol vervullen in het selectieproces. Mocht er aanleiding toe zijn, dan wordt vervolgens aan de hand van de indicatorenlijst (zie pagina 11 en 12) getoetst of een Bibob-toets onderdeel gaat uitmaken van de procedure. Bij indicatie van integriteitsrisico’s, wordt als ultimum remedium een Bibob-toets uitgevoerd.
Slijterijen en paracommerciële instellingen: artikel 3 van de Drank- en Horecawet voor slijterijen en artikel 4 van de Drank- en Horecawet voor de paracommerciële instellingen
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties heeft bij brief van 9 maart 2009 de gemeenten verzocht om onder meer slijterijen uit te zonderen van het toepassen van de Wet Bibob. In deze beleidslijn zijn slijterijen daarom uitgesloten van een standaard Bibob-toets.
Slijterijen worden alleen getoetst aan de Wet Bibob in het geval daar aanwijzingen voor zijn, naar aanleiding van ambtelijke informatie, informatie van het RIEC, het LBB of een OM-tip. Hetzelfde geldt voor paracommerciële instellingen.
Al geruime tijd zijn er signalen dat leden van bepaalde motorclubs zich een positie verwerven in de georganiseerde misdaad (de zogenaamde ‘outlawbikers’; zie recente schrikberichten uit Noord Brabant en Limburg). Zij worden in verband gebracht met intimidatie, afpersing, geweld en vuurwapenbezit. Voorkomen moet worden dat deze outlawbikers zich een ondermijnende machtsbasis in de samenleving weten te verwerven. De aanpak van outlawbikers heeft daarom recent hogere prioriteit gekregen bij het OM en de politie. Ook de RIEC’s (waarin o.a. het lokale bestuur is vertegenwoordigd) worden hier actief bij betrokken. In een brief van de politie die in april 2014 is verstuurd aan de leden van de korpsleiding staat dat, om effectief te kunnen optreden en advies uit te kunnen brengen, landelijk juridisch advies is ingewonnen met betrekking tot een handelingsrepetoire inzake ride-outs’ (motor-toertochten). Om effectief tegen ride-outs op te kunnen treden zou bijvoorbeeld een vergunningplicht in het Ieven geroepen kunnen worden, indien de ride-out start of eindigt binnen de gemeente. De politie zal de komende tijd intensief toezicht blijven houden, zodat misdragingen vastgelegd kunnen worden en zo een beeld kan ontstaan waarvan toekomstige vergunningen geweigerd kunnen worden. Het college zal deze ontwikkelingen blijven volgen en indien nodig, het beleid hierop aanpassen.