Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Teylingen

Bibob-beleidslijn Teylingen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieTeylingen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBibob-beleidslijn Teylingen
CiteertitelBibob-beleidslijn Teylingen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur
  2. Besluit Bibob
  3. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
  4. artikel 3 van de Drank- en Horecawet
  5. artikel 4 van de Drank- en Horecawet
  6. artikel 27 van de Drank- en Horecawet
  7. artikel 30a van de Drank- en Horecawet
  8. artikel 31 van de Drank- en Horecawet
  9. APV Teylingen
  10. artikel 30b van de Wet op de kansspelen
  11. artikel 30e van de Wet op de kansspelen
  12. artikel 30f van de Wet op de kansspelen
  13. artikel 30k van de Wet op de kansspelen
  14. artikel 30l van de Wet op de kansspelen
  15. Verordening speelautomatenhallen Teylingen
  16. artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
  17. artikel 2.17 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
  18. artikel 2.20 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
  19. artikel 5.19 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
  20. Besluit omgevingsrecht
  21. Algemene Subsidieverordening Teylingen
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-03-201501-12-2014Nieuwe regeling

05-02-2015

Plaatselijke krant

Tekst van de regeling

Intitulé

Bibob-beleidslijn Teylingen

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van Teylingen, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

 

overwegende, dat de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

 

gelet op:

  • -

    de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

  • -

    het Besluit bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

  • -

    artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    de artikelen 3, 4, 27, 30a en 31 van de Drank- en Horecawet;

  • -

    de artikelen 2:25, 2:28, 2:39 en 3:4 van de Algemene plaatselijke verordening Teylingen;

  • -

    de artikelen 30b, 30e, 30f, 30k en 30l van de Wet op de kansspelen;

  • -

    artikel 2 van de Verordening speelautomatenhallen Teylingen;

  • -

    de artikelen 2.1, 2.17, 2.20 en 5.19 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • -

    besluit omgevingsrecht;

  • -

    artikel 6 van de Algemene Subsidieverordening Teylingen;

besluiten vast te stellen:

 

Beleidslijn voor de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze beleidslijn wordt verstaan onder:

    a.

    aanvraag:

    de aanvraag om een beschikking bedoeld in artikel 1 van de wet;

    b.

    advies:

    het advies bedoeld in artikel 9 van de wet;

    c.

    beschikkingen en opdrachten:

    alle besluiten waarop de wet kan worden toegepast;

    d.

    bestuursorgaan:

    de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders alsmede degenen aan wie zij een mandaat hebben verleend tot het nemen van beschikkingen;

    e.

    betrokkene:

    de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning, de subsidieontvanger, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, de partij aan wie een overheidsopdracht is gegund of de onderaannemer;

    f.

    bibob-toets:

    een toets aan de wet door het bestuursorgaan en/of het Bureau bij een aanvraag om beschikking, een verleende beschikking, transactie of een overheidsopdracht;

    g.

    het onderzoek:

    de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, de gegadigde niet tot de aanbesteding toe te Iaten, de overeenkomst niet aan te gaan, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het Bureau aan te vragen;

    h.

    het Bureau:

    het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de wet;

    i.

    wet:

    de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob);

    j.

    vastgoedtransactie:

    een overeenkomst of een andere rechtshandeling, waarbij de gemeente partij is met betrekking tot een onroerende zaak of met betrekking tot grond met als doel:

    1°. het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht;

    2°. huur of verhuur;

    3°. het verlenen van een gebruikrecht; of

    4°. de deelname aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of die onroerende zaak huurt of verhuurt;

    k.

    overheidsopdracht.

    een opdracht als beschreven in artikel 1van de wet en waarop de wet kan worden toegepast.

  • 2.

    De definities in artikel 1.1 van de wet zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidslijn, tenzij daarover in lid 1 anders is bepaald.

Artikel 2 Toepassingsbereik van de Wet Bibob in de gemeente Teylingen

  • 1.

    Het bestuursorgaan zal, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, een Bibob-toets uitvoeren met betrekking tot aanvragen om (wijziging van) beschikkingen zoals vermeld in:

    • a)

      artikel 3 van de Drank- en Horecawet (drank- en horecawetvergunning), indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming tenzij sprake is van een slijterij;

    • b)

      artikel 2:28 van de Algemene plaatselijke verordening Teylingen (exploitatievergunning openbare inrichting), indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van rechtsvorm van de onderneming.

    • c)

      artikel 2:25 van de Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Teylingen (evenementenvergunning), indien sprake is van een aanvraag om een evenementenvergunning voor een vechtsportgala (zie pagina 3);

    • d)

      artikel 3:4 van de Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Teylingen (vergunning seksinrichtingen en escortbedrijven), indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming (zie pagina 3);

    • e)

      artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten) in de gevallen zoals aangegeven op pagina 3 en de, al dan niet samenhangende, transacties een bouwsom van € 50.000,- (excl. BTW) of meer overschrijden;

    • f)

      artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e en i van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht (omgevingsvergunning voor milieu) binnen de branches zoals aangegeven op pagina 4;

    • g)

      artikel 2:39 van de Algemene plaatselijke verordening Teylingen (vergunning speelgelegenheden), indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming;

    • h)

      artikel 2 van de Verordening speelautomatenhallen Teylingen (vergunning speelautomatenhal), indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming;

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, een Bibob-toets uitvoeren met betrekking tot vastgoedtransacties (zie pagina 4);

    • a)

      De Bibob-toets zal niet worden uitgevoerd in het geval van aankoop van vastgoed en/of gronden door de overheid.

  • 3.

    Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, een bibob-toets uitvoeren met betrekking tot aanvragen om (wijziging van) danwel reeds verleende beschikkingen zoals vermeld in artikel 6 van de Algemene Subsidieverordening Teylingen.

  • 4.

    Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaaId, een Bibob-toets uitvoeren met betrekking tot overheidsopdrachten ten aanzien van een gegadigde of onderaannemer in de zin van de Wet (zie pagina 5).

Artikel 3 Overige situaties waarin de wet in beginsel wordt toegepast

  • 1.

    Het bestuursorgaan zal, naast hetgeen in de voorgaande leden met betrekking tot aangevraagde beschikkingen is bepaald, bij iedere aangevraagde beschikking, reeds verleende beschikking of in het geval van een aanvraag om een beschikking anders dan genoemd in artikel 2 van deze beleidslijn een Bibob-toets uitvoeren, indien er op grond van:

    • ambtelijke informatie, en/of

    • informatie verkregen van het Landelijk Bureau Bibob, en/of

    • informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

    • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM-tip), aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

  • 2.

    Het bestuursorgaan zal tevens een Bibob-toets uitvoeren indien blijkt, dat tegen betrokkene van een beschikking elders in het land in de achterliggende periode van twee jaar bij een aanvraag een ernstige mate van gevaar is vastgesteld.

Artikel 4 Beoordeling door bestuursorgaan

  • 1.

    Nieuw ingediende aanvragen om beschikking worden eerst aan de reguliere eisen getoetst.

  • 2.

    Indien aan de reguliere eisen wordt voldaan en indien op grond van deze beleidslijn het Bibob-vragenformulier is uitgereikt, voert het bestuursorgaan een Bibob-toets uit. Indien deze toets hiertoe aanleiding geeft, dan zal de informatiepositie van het bestuursorgaan worden versterkt door een verzoek om informatie bij de politie en/of de Justitiële Informatiedienst en/of het RIEC en/of een verzoek om een advies bij het Bureau.

  • 3.

    Het bestuursorgaan zal in geval van artikel 2. 1 onder d, g en h bij een reeds verleende beschikking periodiek een Bibob-toets uitvoeren. Deze toets start in 2015 en wordt een keer in de vier jaar uitgevoerd.

  • 4.

    De Bibob-toets zal niet worden uitgevoerd, ingeval de aanvraag afkomstig is van:

    • Overheidsinstanties;

    • Semi-overheidsinstanties;

    • Toegelaten woning(bouw) corporaties.

Artikel 5 Eigen onderzoek

  • 1.

    De Bibob-toets start met een eigen onderzoek door het bestuursorgaan.

  • 2.

    Het onderzoek naar het zich voordoen van de mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet bestaat uit:

    • a.

      Het beoordelen van de aanvraag tot het verlenen van een beschikking danwel het beoordelen van een reeds verleende beschikking of het aangaan van een transactie en de daarbij overgelegde gegevens, mede aan de hand van de bij het bestuursorgaan bekende feiten en omstandigheden en;

    • b.

      het verzamelen, bewerken en analyseren van informatie die, al dan niet door middel van de gegevens zoals vermeld in het Bibob-vragenformulier en bijbehorende bijlagen, is verstrekt door de betrokkene alsmede van gegevens die zijn verkregen uit informatiebronnen van de partners van het RIEC-samenwerkingsverband en andere bronnen die het bestuursorgaan volgens de wet kan raadplegen.

  • 3.

    Indien het eigen onderzoek onvoldoende uitsluitsel geeft over de mate van gevaar, zoals vermeld in artikel 3 van de wet, dan wordt een advies als bedoeld in artikel 9 van de wet ingewonnen bij het Bureau.

Artikel 6 Informatieverstrekking

  • 1.

    In door of namens het bestuursorgaan bepaalde gevallen moet betrokkene naast de gebruikelijke aanvraagformulieren het Bibob-vragenformulier invullen en bij het bestuursorgaan indienen. Daarbij dienen de documenten te worden gevoegd die in dit vragenformulier zijn vermeld en/of die bij de uitreiking van de Bibob-vragenformulier door of namens het bestuursorgaan zijn genoemd.

  • 2.

    Verstrekte beschikkingen worden getoetst indien hier, met inachtneming van de beleidsregels, aanleiding toe bestaat. Om de reeds verstrekte beschikking te kunnen beoordelen, reikt het bestuursorgaan een Bibob-vragenformulier uit.

  • 3.

    De in het eerste lid bedoelde vragenformulier bevat in elk gevaI de in artikel 30, tweede lid, van de wet genoemde vragen en daarnaast aanvullende vragen die het bestuursorgaan zo goed mogelijk in staat stellen het eigen onderzoek aIs bedoeld in artikel 4 te verrichten.

  • 4.

    Bij het niet (tijdig) verstrekken van de gevraagde (aanvuIlende) gegevens, zal het bestuursorgaan artikel 4 van de wet toepassen.

Artikel 7 Informatieplicht

  • 1.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 15 van de wet. Een afschrift van deze brief wordt gevoegd bij het adviesverzoek aan het Bureau.

  • 2.

    In geval een van het Bureau ontvangen advies leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren, een eerder verleende beschikking in te trekken dan wel om aan een vergunning aanvullende voorwaarden te verbinden dan wel niet meewerken aan een transactie of geen overheidsopdracht verstrekken, wordt aan betrokkene een kopie van het adviesrapport ter hand gesteld. Betrokkene wordt daarbij door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet.

  • 3.

    In het geval een derde wordt genoemd in het advies, dan zal het onderdeel van het advies waarin deze derde wordt genoemd, ook ter beschikking worden gesteld aan deze derde. Deze derde wordt daarbij door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet.

Artikel 8 Beschikking, transactie en overheidsopdracht

  • 1.

    Het bestuursorgaan zal de aanvraag om (wijziging van) beschikking weigeren ofwel een reeds afgegeven beschikking intrekken dan wel niet meewerken aan een transactie of geen overheidsopdracht verstrekken, indien uit het eigen onderzoek enfof een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt, dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

  • 2.

    Het bestuursorgaan zal besluiten om een beschikking onder extra voorwaarden te verlenen of extra voorwaarden verbinden aan een transactie of overheidsopdracht, in het geval uit het eigen onderzoek en/of een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt, dat er sprake is van een mindere mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

  • 3.

    Betrokkene wordt in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze te geven in die gevallen waarin het bestuursorgaan voornemens is om een aanvraag om beschikking ofwel een overheidsopdracht te weigeren ofwel niet mee te werken aan een transactie, of een reeds verleende beschikking in te trekken of een beschikking te verlenen onder extra voorwaarden.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze beleidslijn treedt in werking op 1 december 2014.

Artikel 10 Citeertitel

Deze beleidslijn kan worden aangehaald als: Bibob-beleidslijn Teylingen.

 

Teylingen,5 februari 2015

Burgemeester en wethouders van Teylingen

Juul J.G.Covers

secretaris

Carla G.J.Breuer

burgemeester

Burgemeester van Teylingen

Carla G.J.Breuer

Indicatorenlijst bij de beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bibob

 

Deze indicatorenlijst behoort bij de Bibob-beleidslijn Teylingen, vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Teylingen en door de burgemeester van Teylingen. Onderstaande indicatoren kunnen in het gevaI van de aanvragen om beschikkingen en subsidies, transacties en overheidsopdrachten aanleiding vormen tot een Bibob-toets en bieden zo een handvat voor desbetreffende medewerker om een aanvrager te toetsen. Deze lijst is niet limitatief. De indicatoren kunnen, indien nieuwe ontwikkelingen dit noodzakelijk maken, door het bestuursorgaan worden aangepast.

 

De bedrijfsstructuur

  • 1.

    Inrichting/organisatie

    • a)

      onduidelijke, ondoorzichtige organisatiestructuur

    • b)

      niet duidelijk wie uiteindelijk verantwoordelijk is

    • c)

      onderneming biedt infrastructuren aan het illegale circuit, als een dekmantel voor allerlei activiteiten zoals illegaal gokken, illegale prostitutie, mensenhandel/smokkel, drugshandel, heling, verduistering, wapenhandel

    • d)

      melding van schietpartijen, vechtpartijen, harddrugs, illegale prostitutie, illegale vrouwen, drugsdealers

    • e)

      a- typische (oneigenlijke) activiteiten vinden plaats in en rond de inrichting

    • f)

      heropening van het pand

    • g)

      functiewijziging van pand of inrichting

    • h)

      ongebruikelijke plaats om exploitatie te starten

    • i)

      onduidelijk ondernemingsplan

  • 2.

    Persoon aanvrager/exploitant

    • a)

      leidinggevende/beheerder is waarschijnlijk niet de officiële leidinggevende (katvanger of stroman)

    • b)

      aanvrager is geen officiële leidinggevende/beheerder

    • c)

      wijziging in exploitant

    • d)

      aanvrager/exploitant is vaak niet aanwezig

  • Overig

    • gedwongen overname van inrichting (bijv. door afpersing of wurgcontract)

    • geen recent uittreksel Kamer van Koophandel

De financiering

  • 3.

    inrichting

    • a)

      onduidelijke financiering (nieuwe) inrichting pand

    • b)

      huurder is bonafide maar huurt van een persoon met twijfelachtige integriteit

    • c)

      zeer hoge waarborgsom vereist

    • d)

      extreem hoge/lage huur, ongebruikelijke hoogte huurpenningen

    • e)

      aanvrager heeft veel panden in bezit

    • f)

      onduidelijke financiering van de panden

  • 4.

    Persoon aanvrager/exploitant

    • a)

      uitkering Sociale Dienst

    • b)

      verdachte financiering

    • c)

      ongebruikelijke financieringsstructuur, afwijkend van de gangbare wijze van financieren

    • d)

      ongebruikelijke financier

    • e)

      slechte exploitatie vorige zaak

    • f)

      geen bedrijfsplan

  • 5.

    Overig

    • a)

      a-typische (gezien de aard van de transacties ongebruikelijke) betalingswijzen

    • b)

      onduidelijke financiering van de exploitatie

Omstandigheden in de persoon van de aanvrager

  • 6.

    Persoon aanvrager/exploitant

    • a)

      binnen de gemeente (als overheidsorgaan) gebruikt de aanvrager het “lobbycircuit"

    • b)

      problemen met identificatie, alleen origineel is rechtsgeldig

    • c)

      exploitant/beheerder zelden aanwezig in de inrichting

    • d)

      minder voor de hand liggende personen vragen vergunning aan

    • e)

      minder voor de hand liggende aanvraag voor deze aanvrager

    • f)

      aanvrager heeft geen vakkennis

    • g)

      antecedenten in relatie tot openbare orde (heling, drugs, wapens, geweld)

    • h)

      aanvrager wordt vergezeld door een lijfwacht, privé-chauffeur of gecontroleerd door een branchevreemde adviseur/jurist

    • i)

      aanvrager is bekend uit het criminele circuit, eventueel politie-informatie

    • j)

      aan de aanvrager is al vaker een vergunning geweigerd

  • 7.

    Overig

    • a)

      formulieren onvolledig ingevuld

    • b)

      ‘verdacht’ woonadres: opvangadres, gevangenis, postbus, veel mensen op één adres

    • c)

      Aanvrager is een buitenlandse rechtspersoon

Algemeen geldende en beleidsindicatoren

  • 8.

    Inrichting ligt in:

    • a.

      kwetsbare wijk, opeenstapeling van 'probleem-inrichtingen’

    • b.

      aanvraag in een vastgesteld aandachtsgebied, geografisch gebied

    • c.

      aanvraag in een vastgesteld aandachtsgebied, bepaalde branche

  • 9.

    Er is sprake van:

    • a)

      bedreiging behandelend ambtenaar / gekozen volksvertegenwoordiger

    • b)

      valsheid in geschrifte bij aanvraag

    • c)

      fraude (valse diploma’s, ID-papieren, huurcontracten)

    • d)

      mishandeling, bedreiging van ambtenaar

    • e)

      steekpenningen, omkoping van ambtenaar

  • 10.

    Mogelijk samengestelde indicatoren voor een Bibob-aanvraag

    • a)

      (bijstands)uitkering en geen bankgarantie voor de investering

    • b)

      (bijstands)uitkering en geen bedrijfsplan

    • c)

      onduidelijke financiering en extreem hoge of lage huur

    • d)

      slechte beheersing Nederlandse taal en identificatieprobleem

    • e)

      geen bedrijfsplan en a-typische aanvraag

Toelichting op de beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bibob

Inleiding

‘De ernst van georganiseerde criminaliteit is vooral gelegen in het grote financiële gewin van honderden miljoenen guldens en de economische macht die daaruit voortvloeit’. Dit is een van de conclusies die de Parlementaire Enquête Commissie Van Traa in 1996 trok. ‘Die macht beperkt zich niet tot de onderwereld, maar dringt in allerlei gedaanten in de bovenwereld door’, aldus de commissie. Criminele personen kunnen met dat geld infiltreren in het economische leven door onder meer gebruik te maken van bestuurlijke faciliteiten, zoals vergunningen, subsidies en overheidsopdrachten. Dit heeft een aantasting van de integriteit van de overheid tot gevolg. (Georganiseerde) criminaliteit, speelt zich niet af op een eiland. Er bestaan vele raakvlakken tussen criminaliteit en wat wel genoemd wordt de 'wettige omgeving’. Deze raakvlakken bieden de overheid een goed aanknopingspunt om de eigen integriteit te beschermen.

 

Op 1 juni 2003 is de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) in werking getreden. Deze wet geeft de burgemeester/het college van burgemeester en wethouders (verder: het bestuursorgaan) een instrument in handen om zich te beschermen tegen het risico dat ongewild criminele activiteiten worden gefaciliteerd. De wet geeft namelijk een aantal mogelijkheden om deze risico-inschatting op een juiste wijze uit te kunnen voeren en bidet o.a.een weigerings- en/of intrekkingsgrond, op grond waarvan vergunningen of subsidies kunnen worden geweigerd of ingetrokken.

Na de inwerkingtreding van de gewijzigde Wet Bibob op 1 juli 2013 heeft het bestuursorgaan meer mogelijkheden gekregen om de wet toe te passen. De uitbreiding van de wet is enerzijds gericht op de reikwijdte (toepassing in meer sectoren) van de wet en anderzijds op de toepassing (minder administratieve lasten). Het bestuursorgaan heeft sindsdien de mogelijkheid om een Bibob-toets uit te voeren bij alle beschikkingen (vergunningen en subsidies). Hetzelfde geldt voor de rol van het bestuursorgaan aIs contractpartij bij vastgoed- of grondtransacties of bij overheidsopdrachten op het gebied van ICT, milieu en bouw.

Waarom een beleidslijn

De Wet Bibob is een facultatieve wet, waarbij het bestuursorgaan zelf de bevoegdheid heeft om te bepalen in welke van de gevallen het dit instrument daadwerkelijk zal toepassen. Door het vaststellen en implementeren van een beleidslijn biedt de gemeente meer structuur en zekerheid in haar werkwijze aan zowel het bestuursorgaan als aan de betrokkene(n). In de beleidslijn staat aangegeven op welke beschikkingen (vergunningen en subsidies), overheidsopdrachten en vastgoedtransacties de Wet Bibob wordt toegepast en in welke gevallen de Bibob-toets wordt uitgevoerd. De beleidslijn voorkomt op deze manier dat er sprake is van willekeur door het bestuursorgaan in de toepassing van het beleid en geeft een nadrukkelijk signaal voor de bescherming van haar integriteit. Een preventieve werking kan daarvan het gevolg zijn. Net name de afweging om tot een Bibob-toets over te gaan, dient -juist met het oog op het ingrijpende karakter van het instrument- weloverwogen en met inachtneming van de beginselen van behoorlijk bestuur te worden genomen. Daarbij spelen proportionaliteit, subsidiariteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid een belangrijke rol. Benadrukt wordt dat in de uitvoering van het beleid ingezet is op een maximale beperking van de administratieve lastendruk voor ondernemers.

Algemeen toepassingsbereik Wet Bibob

De uitbreiding van de Wet Bibob biedt het bestuursorgaan meer mogelijkheden om tot toepassing van de wet over te gaan. Voor alle beschikkingen, vastgoedtransacties en overheidsopdrachten geldt dat het toepassingsbereik in beginsel niet aIgemeen is, maar beperkt wordt door lokale keuzes. Belangrijk is daarbij het wel/niet aanwezig zijn van specifieke relevante informatie die kan duiden op een integriteitsrisico voor het bestuursorgaan (criminaliteitsbeeld- of risicoanalyses). De kracht van het Bibob-instrument neemt nadrukkelijk toe, als de toepassing door zoveel mogelijk bestuursorganen gebeurt en de onderliggende toepassingscriteria binnen de in de regio gelegen bestuursorganen zo veel mogelijk eenduidig zijn. Het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC) vervult hierbij een sterke ondersteunende en coördinerende rol.

Om inzicht te krijgen in de onderneming, de financiering en de antecedenten van betrokkene(n) bij de aanvraag om beschikking (vergunningen en subsidies), de overheidsopdracht en de transactie zal een Bibob-vragenformulier worden uitgereikt.

 

Op grond van de Wet Bibob kan een bestuursorgaan een beschikking weigeren of intrekken wanneer:

  • a)

    sprake is van een ernstig gevaar dat de beschikking mede gebruikt zaI worden voor het benutten van voordelen uit strafbare feiten (bijvoorbeeld het witwassen van zwart geld);

  • b)

    sprake is van een ernstig gevaar dat de beschikking mede gebruikt zal worden voor het plegen van strafbare feiten;

  • c)

    feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven beschikking een strafbaar feit is gepleegd.

Ook kan een bestuursorgaan een beschikking weigeren, een overheidsopdracht niet gunnen of een transactie weigeren, indien betrokkene weigert het Bibob-vragenformulier volledig in te vullen en/of weigert de gevraagde aanvullende gegevens aan het bestuursorgaan te verschaffen. De Wet Bibob merkt dit aan als een ernstig gevaar.

 

Op het moment dat het bestuursorgaan met behulp van een Bibob-toets een verantwoorde inschatting heeft gemaakt van het integriteitsrisico, kan in het verdere verloop van de bestuurlijke relatie tussen het bestuursorgaan en betrokkene(n), maatwerk worden ontwikkeld in geval er sprake is van een aanvraag voor een nieuwe beschikking. Belangrijk daarbij is, dat zowel ten aanzien van de betrokkene(n) zelf als de personen die op hem invloed kunnen uitoefenen, zich geen veranderingen hebben voorgedaan.

Nadere uitwerking toepassen Wet Bibob bij vergunningen

In de Bibob-beleidslijn wordt een onderscheid gemaakt tussen vergunningen waarbij het bestuursorgaan, met inachtneming van het bepaalde in de beleidslijn, een Bibob-toets zal uitvoeren (‘zal-bepalingen’) en de vergunningen waarbij het bestuursorgaan een Bibob-toets kan uitvoeren (‘kan-bepalingen’). De ‘zal bepalingen’ zijn gekwalificeerd als risicovolle(re) branches, omdat deze meer dan andere vatbaar zijn voor criminele beïnvloeding. Het toepassen van de Wet Bibob heeft voor deze gevallen dan ook een preventief karakter.

In het geval van branches die minder vatbaar zijn, maar niet uitgezonderd van criminele beïnvloeding, of in het geval reguliere wetgeving al bepaalde waarborgen biedt, wordt gekozen voor een risicogerichte benadering (‘kan-bepaling’).

 

Het bestuursorgaan zal daarnaast in ieder geval een Bibob-toets uitvoeren als het bestuursorgaan een tip van het Openbaar Ministerie en/of een signaaI van een van de partners van het RIEC en/of een signaal van een andere overheid en/of een signaal van het Landelijk Bureau Bibob ontvangt. Dit geldt ook als uit eigen informatie en open bronnen blijkt dat nader onderzoek noodzakelijk is.

 

De Bibob-toets zal niet worden uitgevoerd, ingeval de aanvraag afkomstig is van een (semi) overheidsinstantie of toegelaten woning(bouw) corporatie'.

De risicovolle(re) branches ('zal-bepaling’]

Hieronder volgt een overzicht van de vergunningplichtige activiteiten waarbij de Wet Bibob wordt toegepast.

Horeca-inrichtingen (drank- en horecavergunning en exploitatievergunning): artikel 3 van de Drank- en Horecawet en artikel 2:28 van de APV

Horeca-inrichtingen worden gezien als een risicovolle branche voor het witwassen van geld en/of het verrichten van criminele activiteiten. Voor horecaondernemers geldt dat zij een drank- en horecavergunning moeten hebben als zij alcohol schenken (de zgn. 'natte horeca’). Op grond van de APV Teylingen hoeven zij, in het kader van administratieve lastenvermindering, niet ook nog een exploitatievergunning aan te vragen. Horeca die geen alcohol schenkt (de zgn. ‘droge horeca’), moeten deze wel aanvragen. De 'nattte’ horeca valt zo via de drank- en horecavergunning onder de Wet Bibob en voor de 'droge’ horecabedrijven blijft de exploitatievergunning verplicht en zo de Bibob-toets mogelijk. Hiermee worden beide categorieën vooraf gescreend op het risico van witwas- of andere criminele praktijken. Doordat beide vergunningen persoonsgebonden zijn en ook de direct betrokkenen worden gescreend die zeggenschap hebben in de onderneming, is er sprake van een sluitende systematiek.

Vechtsportgala’s (evenementenvergunning): artikel 2:25 van de APV

De Wet Bibob zaI aIleen standaard worden toegepast op de evenementenvergunning voor vechtsportgala’s. Een vechtsportgala betreft een professioneel en groots opgezet vechtsportevenement met een galakarakter. Uit de bevindingen van de bestuurlijke criminaliteitsbeeldanalyse vechtsportgala’s van het RIEC blijkt dat de organisatoren van vechtsportgala’s geregeld recente criminele antecedenten dan wel veroordelingen wegens misdrijven op hun naam hebben voor wat betreft de regio Haaglanden. Er zijn sterke aanwijzingen dat de georganiseerde criminaliteit een niet te onderschatten invloed heeft op de organisatie van deze evenementen en er geld aan verdient. Verder blijkt dat verschillende vechtsportgala’s door (beroeps) criminelen worden gebruikt als gelegenheid om te netwerken.

 

De vechtsportevenementen met een toernooikarakter, waarbij de nadruk Iigt op de uitoefening van de sport, worden niet getoetst aan de Wet Bibob. Een vechtsportevenement, dat wordt georganiseerd door een bij het NOC/NSF aangesloten landelijke sportbond of door een vereniging die lid is van een dergelijke bond, heeft immers een wezenlijk ander doel dan de vechtsportgala’s. Bij vechtsportgala’s staat het amusement centraal waarbij, naast de tribunes voor de gewone toeschouwers, rondom de ring vaak zogeheten VIP-tafels zijn.

Er zijn geen aanwijzingen of criminaliteitsbeeldanalyses waaruit blijkt dat bij de vergunning voor evenementen op het gebied van muziek, dans, toneel, en (professionele) sport sprake is van de betrokkenheid van criminelen en crimineel geld bij het organiseren van evenementen. Een en ander Iaat onverlet de bevoegdheid van het bestuur om indien signalen, vanuit de ambtelijke organisatie, van het Landelijk Bureau Bibob, van een andere overheid, van partners vanuit het RIEC en/of een OM-tip, daartoe aanleiding geven een Bibob-toets uit te voeren.

Seksinrichtingen en escortbedrijven: artikel 3:4 van de APV

Een aanvraag om een exploitatievergunning voor een seksinrichting en/of escortbedrijf wordt standaard getoetst gezien de kwetsbaarheid van de branche, die gevoelig is voor uitbuiting en mensenhandel. In de APV van Teylingen is de vergunning voor de exploitatie van een seksinrichting of escortbedrijf niet aan een bepaalde tijd gebonden. Aangezien het van belang is om de exploitant eens in de vier jaar opnieuw aan een Bibob-toets te onderwerpen, is o.a. voor deze branche bepaald dat ook bij reeds verleende beschikkingen periodiek een Bibob-toets wordt uitgevoerd. Zo zorgen we ervoor dat ook de huidige exploitanten worden getoetst en onder de aandacht blijven. Mensenhandel kan zo voorkomen danwel worden bestreden.

Omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten: artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a juncto artikel 2.20 van de Wabo

Bouwactiviteiten met een bedrijfsmatig karakter kunnen in het kader van de Wet Bibob aan een onderzoek worden onderworpen. De Bibob-toets zal plaatsvinden in het geval de omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit valt in een van onderstaande risico categorieën en de -al dan niet samenhangende- activiteiten een bouwsom van € 50.000,- (excl. BTW) of meer overschrijden. Op deze manier wordt voorkomen dat kleinschalige verbouwingen (zoals het verplaatsen van een muur op advies van de brandweer of het plaatsen van handelsreclame aan de gevel) ook aan een Bibob-toets worden onderworpen. Dit vanuit het oogpunt van proportionaliteit en administratieve lasten(verzwaring).

 

Bepaalde handelsactiviteiten en bepaaIde branches zijn meer dan andere gevoelig voor criminele beïnvloeding.

 

Als risicocategorieën worden daarom aangewezen:

  • -

    Wellnessbranche (massagesalons, nagelstudio’s);

  • -

    Smart-, grow- en headshops;

  • -

    Seksinrichtingen, inclusief escortbedrijven;

  • -

    Horeca-inrichtingen (ingevolge artikel 3 van de Drank- en Horecawet);

  • -

    Speelautomatenhallen;

  • -

    Afval- en autobranche (demontage en opslag);

  • -

    Woonruimte voor arbeidsmigranten.

Bovengenoemde categorieën vallen voor een gedeelte binnen een regulier vergunningstelsel. Desondanks is een toetsingsmoment bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit wenselijk, aangezien een dergelijke aanvraag in de praktijk op een eerder moment wordt gedaan dan andere aanvragen om beschikking. Een ondernemer verkrijgt hierdoor op een zo vroeg mogelijk moment enige duidelijkheid over een gunstige of negatieve beschikking naar aanleiding van een Bibob-toets. Er kan echter geen volledige zekerheid worden verkregen over de uitkomst van latere aanvragen om een beschikking bij een dergelijke toets, aangezien aanvragen voor verschillende vergunningen een verschillend toetsingskader hebben.

 

Deze aanvragen voor een vergunning worden daarom getoetst in het kader van de Wet Bibob. De risico categorieën kunnen op basis van nieuwe ontwikkelingen of signalen, door het college worden aangepast.

Speelautomatenhallen en speelgelegenheden

De vergunning plicht voor het vestigen of exploiteren van een speelautomatenhal is vastgelegd in de verordening speelautomatenhallen. In de gemeente Teylingen geldt een maximum van in totaal twee speelautomatenhallen en een regeling voor speelgelegenheden in de APV. Omdat deze branche kwetsbaar is voor criminele beïnvloeding en het, net als in het geval van seksinrichtingen van belang is om de exploitant eens in de vier jaar opnieuw aan een Bibob-toets te onderwerpen, is ook voor deze branche bepaald dat bij reeds verleende beschikkingen periodiek een Bibob-toets wordt uitgevoerd. Zo zorgen we ervoor dat ook de huidige exploitanten worden getoetst en onder de aandacht blijven.

Omgevingsvergunning voor milieu: artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e en i van de Wabo en het Besluit Omgevingsrecht (Bor)

De afgelopen jaren is in ruime mate onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van criminaliteit binnen de milieubranche. Uit verschillende onderzoeken en enkele grote strafzaken blijkt dat het werkveld milieu gevoelig is voor criminele handelingen. Dit kan variëren van het overtreden van milieuregels tot het gebruiken van bedrijven als dekmantel voor criminele handelingen.

 

Binnen dit werkveld is met name een deel van de afval- en autobranche gevoelig gebleken voor criminaliteit. De redenen hiervoor zijn onder andere:

  • -

    de branche is moeilijk controleerbaar door productdiversificatie en complexiteit;

  • -

    de grote tendens tot monopolies en aaneensluiting van bedrijven waardoor de overheid buiten spel kan worden gezet en de overheidscontrole op illegale activiteiten kan worden verhinderd;

  • -

    door het opleggen van aangescherpte milieunormen stijgen de kosten. Hoe hoger de kosten des te aantrekkelijker is de illegale stort of verwerking; illegale stort in Oost-Europa en Afrika (Proba Koala);

  • -

    ondanks de hoge mate van regeldichtheid en complexiteit van de milieuwetgeving bestaan er veel mazen in de wet. Deze worden door malafide bedrijven uitgebuit; het behalen van hoge winstmarges door illegale verwerking of bewerking;

  • -

    de discrepanties op wetgevingsgebied, handhavingsambitie en handhavingscapaciteit, waarvan malafide bedrijven gebruik maken.

Om voornoemde redenen zal de standaard Bibob-toets in ieder gevaI worden ingezet binnen de alvaI- en autobranche (demontage en opslag).

De risicogerichte benadering ('kan-bepaling’]

In het geval van branches die minder vatbaar zijn, maar niet uitgezonderd van criminele beïnvloeding, of in het geval reguliere wetgeving al voldoende waarborgen biedt, is gekozen voor een risicogerichte benadering (‘kan-bepaling’). Afwegingen in het kader van proportionaliteit, subsidiariteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid spelen hierbij een rol.

Uitgangspunt daarom is een getrapte wijze van screenen, die begint met een integriteitstoets in het opstellen en uitvoeren van gemeentelijk beleid. Mocht er aanleiding toe zijn, dan wordt vervolgens aan de hand van een indicatorenlijst (zie pagina 11 en 12) getoetst of een Bibob-toets onderdeel gaat uitmaken van de aanvraag, overheidsopdracht of vastgoedtransactie. Bij indicatie van integriteitsrisico’s, wordt als ultimum remedium een Bibob-toets uitgevoerd.

 

Het bestuursorgaan zal daarnaast in ieder geval een Bibob-toets uitvoeren indien het bestuursorgaan een tip van het Openbaar Ministerie en/of een signaal van een van de partners van het RIEC en/of een signaal van een andere overheid en/of een signaal van het Landelijk Bureau Bibob ontvangt. Dit geldt ook als uit eigen informatie en open bronnen blijkt dat nader onderzoek noodzakelijk is.

Vastgoedtransacties

Gemeenten zijn als privaatrechtelijke partij betrokken bij vastgoedtransacties van onroerende goederen en gronden met veelal grote partijen zoals bouwbedrijven, vastgoedontwikkelaars, woningcorporaties en particulieren. De vastgoedsector is in zijn algemeenheid krachtig en betrouwbaar, maar op onderdelen kwetsbaar voor criminele invloeden (zie rechtszaken Klimop e.a.). Sinds de inwerkingtreding van de gewijzigde Wet Bibob is het daarom mogelijk om vastgoedtransacties, waarbij de gemeente in een privaatrechtelijke transactie partij is, aan een Bibob-toets te onderwerpen.

 

In de Nota Grondbeleid is op dit moment geen integriteitstoets opgenomen voor wat betreft de selectie van ontwikkelaars / partijen. Gezien de verantwoordelijkheid van de gemeente om te voorkomen dat zij zaken doet met malafide partijen, is het van belang het grondbeleid hiermee te versterken. Zo zou vanaf een bepaald drempel bedrag aan betrokken marktpartijen gevraagd kunnen worden een Verklaring Omtrent Gedrag (rechtspersonen-VOG/VOGrp) te overhandigen. Bij actualisering van de nota zal nader worden bekeken wanneer en in welke gevallen een dergelijke integriteitstoets wordt ingezet.

Een toets van betrokken partijen vindt op deze manier als eerste plaats in de uitvoering van gemeentelijk grond beleid en kan zo een sterke rol vervullen in het selectieproces. Mocht er aanleiding toe zijn, dan wordt vervolgens aan de hand van de indicatorenlijst (zie pagina 11 en 12) getoetst of een Bibob-toets onderdeel gaat uitmaken van de procedure. Bij indicatie van integriteitsrisico’s, wordt als ultimum remedium een Bibob-toets uitgevoerd.

 

Verder wordt, zodra de gemeente onderhandelingen start inzake de verkoop of verhuur van onroerende zaken en de uitgifte van grond in erfpacht, de wederpartij ervan in kennis gesteld dat een Bibob-onderzoek deel kan uitma ken van de procedure. Indien een Bibob-toets is gestart en niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst, dan wordt hieromtrent een ontbindende voorwaarde opgenomen in de overeenkomst. Dit om te voorkomen dat de gemeente een, naar later blijkt, ongewenste transactie toch moet laten gaan. Deze ontbindende voorwaarde betreft de goedkeuring vanuit de Bibob-toets als voorwaarde om de koop door te laten gaan.

 

Ook kunnen de namen van partijen waarmee de gemeente in onderhandeling treedt worden gemeld bij de Bibob-officier van het Arrondissementsparket Den Haag. In voorkomende gevallen kan de Bibob-officier dan gebruik maken van de mogelijkheid om op grond van artikel 26 van de Wet Bibob aan het bestuursorgaan een zogenoemde OM-tip te verstrekken.

 

De Bibob toets wordt niet uitgevoerd in het geval de betrokken partij afkomstig is van een (semi) overheidsinstantie, toegelaten woning(bouw) corporatie of in geval van aankoop van vastgoed en/of gronden door de overheid.

Subsidies

De verstrekking van subsidies is gebaseerd op artikel 6 van de Algemene Subsidieverordening Teylingen. De aanvraag om een subsidiebeschikking kan worden geweigerd op grond van de Wet Bibob. Daarnaast is het mogelijk om een verleende beschikking in te trekken en om de subsidie terug te vorderen.

 

Aangezien de accountantsverklaring en de gebruikelijke toets op rechtmatig en doelmatig gebruik van een verstrekte subsidie al een barrière opwerpt, wordt bij de aanvraag om een subsidie de risicogerichte benadering toegepast. In de praktijk zijn er tot op heden ook nog geen onregelmatig heden aan de orde geweest. Bovendien gaat het in de meeste gevallen om jaarlijks terugkerende aanvragen, wat het inschatten van een mogelijk integriteitsrisico vereenvoudigt.

Overheidsopdrachten

Het integriteitsbeleid bij aanbestedingen op het terrein van bouw, ICT en milieu is na de wetswijziging ook onderdeel geworden van de Wet Bibob. De toegevoegde waarde bij aanbestedingen is echter beperkt, omdat de Europese richtlijnen een limitatief aantal uitsluitingsgronden bevat. Uitsluitend op basis van een van deze zeven uitsluitingsgronden kan een aanbestedende dienst een gegadigde uitsluiten, namelijk indien:

  • a.

    deze verkeert in staat van faillissement, of voorwerp van surseance van betaling is,

  • b.

    ten aanzien van deze faillissement is aangevraagd of surseance van betaling aanhangig is gemaakt,

  • c.

    deze onherroepelijk is veroordeeld voor een delict inzake de professionele integriteit,

  • d.

    deze een ernstige fout heeft begaan in de uitoefening van zijn beroep,

  • e.

    deze niet heeft voldaan aan de verplichtingen ten aanzien van de betaling van de sociale verzekeringsbijdragen,

  • f.

    deze niet heeft voldaan aan de verplichtingen ten aanzien van de betaling van de belastingen,

  • g.

    deze zich in ernstige mate schuldig heeft gemaakt aan valse verklaringen bij het verstrekken van de inlichtingen ten aanzien van de uitsluitingsgronden en geschiktheidscriteria.

In tegenstelling tot de algemene strekking van de regelgeving, verstrekt de Wet Bibob geen extra weigeringsgrond bij aanbestedingen. De reden hiervoor is dat het binnen deze sector in beginsel gaat om een gesloten stelsel van selectie- en gunningscriteria.

 

In 2013 is in de nieuwe Aanbestedingswet bepaald dat de overheid als aanbestedende partij van gegadigden een integriteitsverklaring kan vragen (de zogenaamde ‘gedragsverklaring aanbesteden’; Gva). De inschrijver kan met deze verklaring aantonen dat de uitsluitingsgronden, bedoeld onder c en d, niet op hem van toepassing zijn. Deze verklaring wordt afgegeven door de Minister van Veiligheid en Justitie, welke onderzoek doet naar het justitiële verleden van de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon. Alleen de inschrijver die de opdracht gegund krijgt, overlegt op verzoek van de aanbestedende partij de bewijsstukken.

In artikel 4.9 van het inkoop- en aanbestedingsbeleid Teylingen is bepaaId dat deze verklaring bij Europese aanbestedingen verplicht moet worden aangevraagd (verplichte uitsluitingsgrond). tocht deze verklaring niet aangeleverd worden door de inschrijver, dan wordt de partij uitgesloten van deelname. Bij opdrachten onder de drempel kan de GvA worden aangevraagd (facultatieve uitsluitingsgrond). Het verdient aanbeveling om deze vrijblijvendheid te beperken. De mogelijke versterking van de integriteitstoets bij overheidsopdrachten wordt nader bekeken bij de actualisatie van het inkoop- en aanbestedingsbeleid.

 

Een integriteitstoets van betrokken partijen vindt op deze manier als eerste plaats in de uitvoering van de gemeentelijke aanbestedingsrichtlijnen. Deze toets kan zo een sterke rol vervullen in het selectieproces. Mocht er aanleiding toe zijn, dan wordt vervolgens aan de hand van de indicatorenlijst (zie pagina 11 en 12) getoetst of een Bibob-toets onderdeel gaat uitmaken van de procedure. Bij indicatie van integriteitsrisico’s, wordt als ultimum remedium een Bibob-toets uitgevoerd.

Slijterijen en paracommerciële instellingen: artikel 3 van de Drank- en Horecawet voor slijterijen en artikel 4 van de Drank- en Horecawet voor de paracommerciële instellingen

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties heeft bij brief van 9 maart 2009 de gemeenten verzocht om onder meer slijterijen uit te zonderen van het toepassen van de Wet Bibob. In deze beleidslijn zijn slijterijen daarom uitgesloten van een standaard Bibob-toets.

Slijterijen worden alleen getoetst aan de Wet Bibob in het geval daar aanwijzingen voor zijn, naar aanleiding van ambtelijke informatie, informatie van het RIEC, het LBB of een OM-tip. Hetzelfde geldt voor paracommerciële instellingen.

Ontwikkelingen

Outlawbikers

Al geruime tijd zijn er signalen dat leden van bepaalde motorclubs zich een positie verwerven in de georganiseerde misdaad (de zogenaamde ‘outlawbikers’; zie recente schrikberichten uit Noord Brabant en Limburg). Zij worden in verband gebracht met intimidatie, afpersing, geweld en vuurwapenbezit. Voorkomen moet worden dat deze outlawbikers zich een ondermijnende machtsbasis in de samenleving weten te verwerven. De aanpak van outlawbikers heeft daarom recent hogere prioriteit gekregen bij het OM en de politie. Ook de RIEC’s (waarin o.a. het lokale bestuur is vertegenwoordigd) worden hier actief bij betrokken. In een brief van de politie die in april 2014 is verstuurd aan de leden van de korpsleiding staat dat, om effectief te kunnen optreden en advies uit te kunnen brengen, landelijk juridisch advies is ingewonnen met betrekking tot een handelingsrepetoire inzake ride-outs’ (motor-toertochten). Om effectief tegen ride-outs op te kunnen treden zou bijvoorbeeld een vergunningplicht in het Ieven geroepen kunnen worden, indien de ride-out start of eindigt binnen de gemeente. De politie zal de komende tijd intensief toezicht blijven houden, zodat misdragingen vastgelegd kunnen worden en zo een beeld kan ontstaan waarvan toekomstige vergunningen geweigerd kunnen worden. Het college zal deze ontwikkelingen blijven volgen en indien nodig, het beleid hierop aanpassen.