Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waalwijk

Hogere waarde beleid Wet geluidhinder

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWaalwijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingHogere waarde beleid Wet geluidhinder
CiteertitelHogere waarde beleid Wet geluidhinder
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet geluidhinder
  2. Besluit geluidhinder
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-06-2010regeling

06-04-2010

Huis-aan-huisblad

Tekst van de regeling

Intitulé

Hogere waarde beleid Wet geluidhinder

 

 

1. Inleiding  

 

Op 19 juni 2007 is door het College het Beleid Hogere Grenswaarde Wet Geluidhinder vastgesteld. Voor de wijziging van de Wet geluidhinder van 1 januari 2007 was het college van Gedeputeerde Staten bevoegd gezag. Het vaststellen van een “hogere waarde” voor het geluidniveau op een gevel van een woning is noodzakelijk indien bij een nieuw te realiseren woning de voorkeurswaarde wordt overschreden of doordat bij een reconstructie van een weg of het realiseren van een gezoneerd industrieterrein de voorkeurswaarde bij bestaande woningen wordt overschreden. Vastgestelde hogere waarden worden ingeschreven in het kadaster.

Met het beleid is nu drie jaren gewerkt. Het beleid is door de betrokken afdelingen kritisch bekeken. Over het algemeen is men tevreden en kan volstaan worden met kleinere aanpassingen. Deze notitie met haar afwegingen is dan ook in essentie en opbouw gelijk aan het eerder vastgestelde beleid. De voornaamste wijzigingen zijn:

· Paragraaf 4.4: Vanwege de reorganisatie is de inbedding in de organisatie aangepast.

· Paragraaf 5.2: Indien het Integraal Uitvoerings Programma (IUP) voorziet in het aanleggen van een 30 km gebied, dan is onderzoek naar mogelijke door de initiatiefnemer te nemen maatregelen niet noodzakelijk.

· Hoofdstuk 7: Bij bestemmingsplannen kan het voorkomen dat nog niet alle gegevens bekend zijn en dat het vaststellen van een hogere waarde noodzakelijk is. In dit hoofdstuk wordt daar op ingegaan. · Paragraaf 6.1: Voor het bepalen van cumulatie van industrielawaai en verkeerslawaai wordt een andere methode voorgeschreven.

· Bijlage VII: Naar aanleiding van ervaringen van gebruikers is het aanvraagformulier aangepast.

2. WETTELIJK KADER  

2.1 Inleiding  

De belangrijkste wetten en besluiten die van toepassing zijn bij het vaststellen van een hogere waarde zijn de Wet geluidhinder, het Besluit geluidhinder, de Wet ruimtelijke ordening, de Interimwet stad-en-milieubenadering en het Bouwbesluit. Hieronder wordt op hoofdlijnen ingegaan op de relevante aspecten van de regelgeving. De wetten en besluiten zijn te vinden op www.overheid.nl en www.vrom.nl. Het vaststellen van een hogere waarde haakt overigens niet aan bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning (Wabo).

2.2 Wet geluidhinder en Besluit geluidhinder  

De Wet geluidhinder heeft tot doel het voorkomen en beperken van geluidshinder. In de wet zijn aandachtsgebieden, zogenaamde zones, langs of rond bronnen vastgesteld. De bronnen zijn de weg, het spoor, de industrie en de luchtvaart. Binnen de zones moet worden gestreefd naar een akoestisch optimale situatie. Ter voorkoming en beperking van geluidshinder zijn in de wet hiervoor geluidsnormen opgenomen. Deze normen gelden binnen de aangegeven geluidszones.

De geluidsbelasting wordt beoordeeld ter plaatse van de gevels van woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen, geluidsgevoelige terreinen en gezondheidsgebouwen (de geluidsgevoelige objecten). (zie ook paragraaf 6.5)

In de wet zijn voorkeurswaarden (de ondergrens) en de hoogst toelaatbare geluidwaarden (de bovengrens) vastgelegd. Er moet in principe altijd worden gestreefd om te voldoen aan de voorkeurswaarden. Onder voorwaarden mag van de voorkeurswaarde worden afgeweken tot de wettelijke hoogst toelaatbare waarden. Deze mogen (in principe) niet worden overschreden. Een overzicht van de voorkeurswaarden en hoogst toelaatbare waarden per geluidsgevoelig object en geluidsbron is opgenomen in bijlage I.

De procedure voor het vaststellen van een hogere waarde, de voorkeurswaarden en de hoogst toelaatbare waarden zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder.

In artikel 110a van de Wet geluidhinder is per situatie aangegeven welk overheidsorgaan bevoegd is om een hogere waarde vast te stellen en te wijzigen. Hierop wordt in Bijlage IV nader ingegaan. Daarnaast zijn in dit artikel van de wet de hoofdcriteria opgenomen waaraan een besluit voor hogere waarde moet voldoen. In hoofdstuk 5 worden de criteria uitgebreid toegelicht.

In artikel 110c in de Wet geluidhinder is aangegeven dat de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing is op een hogere waarde besluit. De procedure is beschreven in Bijlage V.

In de artikelen 111 tot en met 114a van de Wet geluidhinder worden voorwaarden gesteld aan het geluidsniveau in woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen, gezondheidsgebouwen en op de grens van geluidsgevoelige terreinen. Een overzicht van de wettelijke binnenniveaus is opgenomen in bijlage II.

In hoofdstuk 5 van het Besluit geluidhinder zijn voorwaarden opgenomen waaraan een verzoek om een hogere waarde moet voldoen. In een tekstblok “Eisen aanvraag” zijn opgenomen in Bijlage V. In hoofdstuk 6 van het Besluit geluidhinder zijn bepalingen inzake de medewerking van eigenaren en bewoners aan het treffen van maatregelen aan de gevel vastgelegd. Deze staan in bijlage III.

 

2.3 Wet ruimtelijke ordening

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) staat geregeld dat de gemeente voor het gehele grondgebied van de gemeente één of meer bestemmingsplannen vaststelt. Het belangrijkste criterium hierbij is ‘een goede ruimtelijke ordening’. Bij het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan of wijziging van een bestaand bestemmingsplan moet daarom worden onderbouwd dat het bestemmen van een functie (activiteit) op een bepaalde plek mogelijk is binnen de voorkeurswaarden van de Wet geluidhinder. Dit geldt ook voor een wijziging op basis van een projectbesluit. Voor de ruimtelijke onderbouwing van een bestemmingsplan is veelal een akoestisch onderzoek nodig. Als uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeurswaarde wordt overschreden bij geluidsgevoelige bestemmingen, dient een hogere waarde te worden aangevraagd.

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn eisen opgenomen, die aan een bestemmingsplan worden gesteld met het oog op de uitvoering van de Wet geluidhinder. De plaats en afmetingen van geluidsgevoelige gebouwen binnen zones langs wegen en rond industrieterreinen moeten worden vastgelegd. Van de voornaamste wegen moeten de functie, het dwarsprofiel en/of het aantal rijstroken worden vastgelegd.

 

2.4 Interimwet stad-en-milieubenadering  

Met de Interimwet hebben gemeenten de mogelijkheid onder zeer strikte voorwaarden hogere geluidsniveaus vast te stellen dan de overeenkomstig de Wet geluidhinder maximaal toelaatbare hogere waarden. Daarvoor moet een afwijkingsbesluit worden genomen. Zo'n besluit mag alleen worden genomen als dit leidt tot zuinig en doelmatig ruimtegebruik en een optimale leefomgevingskwaliteit.

Voordat gemeenten een afwijkingsbesluit kunnen nemen moeten zij eerst de stappen 1 en 2 van de stad-en-milieubenadering doorlopen. In stap 1 moet een plan worden ontwikkeld, waarin de ruimtelijke en milieuaspecten integraal zijn opgenomen. Milieuknelpunten worden zoveel als mogelijk opgelost met bronmaatregelen. Vervolgens worden in stap 2 de mogelijkheden van de bestaande regelgeving onderzocht. Als dan nog de gewenste ruimtelijke ontwikkeling niet gerealiseerd kan worden, is een stap 3-besluit aan de orde.

 

2.5 Bouwbesluit  

 

Een hogere waarde kan uitsluitend worden vastgesteld als wordt voldaan aan het gestelde in het Bouwbesluit. In het Bouwbesluit worden eisen gesteld ter bescherming tegen geluid van buiten voor woningen en andere geluidsgevoelige objecten. Dit kan er toe leiden dat er geluidswerende voorzieningen getroffen moeten worden aan de gevels van geluidsgevoelige objecten. Met een akoestisch onderzoek moet worden aangetoond dat wordt voldaan aan deze voorwaaren.

3. BEVOEGDHEDEN  

3.1 Het College

 

Het college is in veel (lokale) gevallen bevoegd gezag voor het vaststellen van een hogere waarde. Er zijn echter situaties waarin Gedeputeerde Staten of de Minister van VROM het bevoegd gezag zijn.

Een hogere waarde kan door verschillende partijen worden aangevraagd. De partijen die een hogere waarde kunnen aanvragen zijn:

• de beheerder van een industrieterrein;

• het bestuur van de Kamer van Koophandel;

• de wegaanlegger;

• de wegbeheerder;

• de spoorwegexploitant;

• Burgemeester en Wethouders;

• Gedeputeerde Staten.

Naast de bevoegdheid tot het vaststellen van een hogere waarde kan het college zelf dus ook een hogere waarde aanvragen. Dat kan gebeuren als Gedeputeerde Staten of de Minister van VROM bevoegd gezag zijn, maar ook als de gemeente zelf bevoegd gezag is. Er kunnen dus situaties optreden waarin het college zowel de aanvrager als het bevoegd gezag is. Het college kan zowel het laten aanvragen van een hogere waarde én het laten vaststellen van een hogere waarde mandateren. Het ligt voor de hand een functionele scheiding van de aanvraag en de beoordeling aan te brengen en deze vast te leggen. In het mandaatregeling van de gemeente Waalwijk is een en ander vastgelegd. (zie paragraaf 4.4). In bijlage IV is een overzicht gegeven van de mogelijke situaties, waarin een hogere waarde kan worden aangevraagd, wie het verzoek kan doen en wie bevoegd gezag is.

3.2 De Raad  

 

Na inspraak wordt het verzoek voor een hogere waarde door het college vastgesteld. De door het college vastgestelde hogere waarde moet in overeenstemming zijn met het bestemmingsplan. De raad heeft de bevoegdheid het bestemmingsplan niet vast te stellen of te herzien als zij niet akkoord wenst te gaan met de door het college vastgestelde hogere waarde.

4. DE PROCEDURE  

4.1 Algemeen  

 

In artikel 110c van de Wet geluidhinder is bepaald, dat bij het vaststellen van een hogere waarde de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht opgenomen procedure moet worden gevolgd. Hierin is opgenomen welke stappen moeten worden gevolgd en welke wettelijke termijnen in acht moeten worden genomen nadat de aanvraag is ontvangen. De procedure voor het verzoek om een hogere waarde is voor industrie- , weg- en spoorweglawaai nagenoeg dezelfde. Wanneer het besluit voor een hogere waarde verband houdt met de vaststelling van het bestemmingsplan of toepassing van een projectbesluit, mag de vaststelling van de hogere waarden niet later worden gedaan dan de vaststelling van het bestemmingsplan, dan wel het projectbesluit.

In Bijlage V is de procedure verder uitgewerkt. Onder meer zijn hierin de eisen die aan de aanvraag worden gesteld én een korte toelichting op iedere procedurestap opgenomen.

In de volgende paragrafen wordt ingegaan op de melding van de hogere waarde bij het Kadaster, het onderzoek naar het binnengeluidsniveau en in de inbedding in de organisatie.

4.2 Melding kadaster en zonebeheerder  

 

In artikel 110i Wgh is bepaald dat burgemeester en wethouders een door hen genomen onherroepelijk geworden besluit voor het verlenen van een hogere waarde zo spoedig mogelijk laat inschrijven in de openbare registers, dus in het Kadaster. De gemeente stelt het Kadaster eveneens op de hoogte als een besluit tot vaststelling van een hogere waarde is ingetrokken, gewijzigd of anderszins zijn waarde heeft verloren. Dit kan door een uitspraak van de rechter, het slopen van een woning of het aanbrengen van een geluidsscherm. De gegevens in het Kadaster moeten hierop worden aangepast of worden verwijderd. Namens het Kadaster is door VROM een factsheet kadastrale registratie uitgebracht waarin is aangegeven op welke wijze een melding bij het Kadaster moet worden gedaan. Deze factsheet is opgenomen in bijlage VII.

Indien de hogere waarde is vastgesteld voor een gezoneerd industrieterrein, zal de zonebeheerder hierover zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd, zodat de hogere waarde ook kan worden vastgelegd in het zonebeheermodel. Met de wijziging van de Wet geluidhinder is de gemeente Waalwijk voor industrieterrein Haven zonebeheerder. Het model wordt beheerd door de Afdeling Vergunning en Handhaving.

4.3 Onderzoek binnenniveau de reconstructie van een weg  

 

Vrijwel direct nadat de hogere waarde ten gevolge van een reconstructie van een weg van kracht is geworden, zal bij bestaande woningen een onderzoek moeten worden gestart naar de binnenniveaus in de woningen. In het Besluit geluidhinder (hoofdstuk 6) is aangegeven binnen welke termijn bewoners/eigenaren van deze woningen een uitnodiging tot deelname aan een dergelijk onderzoek moeten ontvangen. Tevens wordt beschreven hoe moet worden gehandeld, indien bewoners/eigenaren niet mee willen werken aan een dergelijk onderzoek. Deze procedure is opgenomen in bijlage III.

4.4 Inbedding in de organisatie  

 

· REC (ruimtelijke plannen en Industrielawaai)/OBOR (reconstructie van wegen) verzorgt en completeert de aanvraag in overleg met belanghebbenden. VEH kan hierbij een technische ondersteuning bieden. De beoordeling van een extern akoestische rapport vindt hiermee ook in een zo vroeg mogelijk stadium plaats. Deze werkwijze kan formeel gezien worden beschouwd als vooroverleg met het bevoegde gezag.

· De ontheffingsaanvraag namens het college is gemandateerd aan het hoofd REC en het hoofd OBOR.

· Het beslissen op een verzoek hogere waarde is gemandateerd naar de coördinator Vergunningen van VEH.

· De procedure wordt gevoerd door VEH-Vergunningen, waarbij de rolverdeling aansluit bij de milieuvergunningprocedure. Dit impliceert dat de milieujurist de procedure voert en daarbij afstemt met REC inzake de bijbehorende ROprocedure (publicaties e.d) of met OBOR. De milieujurist wordt technisch ondersteund door de specialist geluid. Het twee petten probleem dat dezelfde specialist eerder meegeholpen heeft bij het complementeren van de aanvraag kan hiermee en/of door het invoeren van een collegiale technische check worden ondervangen.

· Onder coördinatie van POI wordt de Wet kenbaarheid publiekrechterlijke beperkingen onroerende zaken uitgevoerd. Op basis van deze wet worden diverse beperkingen op onroerende zaken (Wet bodemverontreiniging, Boswet e.d.) via een register door de gemeente en anderen aangeleverd aan het Kadaster. Daarnaast worden deze beperkingen in het gemeentelijke vastgoed registratiesysteem opgenomen. De Wet geluidhinder en de vastgestelde hogere waarden zijn nog niet opgenomen in het Aanwijzingsbesluit Wet kenbaarheid publiekrechterlijke beperkingen onroerende zaken. De aanlevering aan het Kadaster wordt dan ook door VEH worden verzorgd volgens het stramien dat beschreven staat in Bijlage VII. Daarnaast zullen data worden aangeleverd aan OBOR/POI voor de vastgoedregistratie van de gemeente.

· Leges. Voor het in behandeling nemen van een hogere waarde aanvraag worden de legeskosten berekend aan een initiatiefnemer. De legesverordening wordt regelmatig geactualiseerd. Momenteel (2010) bedraagt het basis tarief voor het aanvragen van een hogere waarde €1000,-. Indien het gaat om meer dan tien woningen, dan wordt dit bedrag verhoogd met €100,- per woning tot een maximum van €2500,-. Indien het bevoegde gezag de provincie of het rijk is dan wordt de verschuldigde leges doorberekend.

5. CRITERIA VOOR HET VASTSTELLEN VAN HOGERE WAARDEN  

5.1 Algemeen  

 

De Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder hebben als uitgangspunt, dat zoveel mogelijk dient te worden voldaan aan de voorkeurswaarde. Als dat niet mogelijk is, moet een zorgvuldige afweging worden gemaakt tussen het toegestane geluidsniveau en een voldoende bescherming van het woonklimaat.

Bij het vastleggen van criteria voor het vaststellen van hogere waarden moeten dan ook vier stappen worden onderscheiden:

1. Kunnen maatregelen worden getroffen?

2. Aan welke criteria moet zijn voldaan om hogere waarden vast te stellen?

3. Tot welke hoogte worden hogere waarden vastgesteld?

4. Onder welke voorwaarden worden hogere waarden vastgesteld?

In dit hoofdstuk is voor elke stap aangegeven wat er is opgenomen in de Wet geluidhinder. Daarnaast zijn mogelijkheden opgenomen voor aanvullend gemeentelijk beleid. Steeds zijn keuzemogelijkheden genoemd. De keuzemogelijkheden sluiten elkaar deels uit. Vervolgens is voor de gemeente Waalwijk een beleidskeuze gemaakt.

In het schema op de volgende pagina is de structuur en werkwijze van dit hoofdstuk toegelicht.

 

5.2 Stap 1: Kunnen maatregelen worden getroffen?  

5.2.1 Wat staat in de Wet geluidhinder?  

 

In Wet geluidhinder is een verzwaarde onderzoeksplicht opgenomen naar maatregelen die kunnen leiden tot een geluidsniveau dat onder de voorkeurswaarde blijft. Bovendien wordt scherp ingezet op de voorkeursvolgorde in het beheersen van geluidshinder: eerst bronmaatregelen, dan overdrachtsmaatregelen en dan pas maatregelen bij het ontvangend object toepassen. De wetswijziging resulteert in een zwaardere onderzoeksinspanning voor initiatiefnemers van woningbouwplannen en voor beheerders bij het onderhoud van het wegennet.

5.2.2 Wat kan de gemeente extra vastleggen?  

 

 

5.3 Stap 2: Aan welke criteria moet zijn voldaan om hogere waarden te verlenen?  

5.3.1 Wat staat in de Wet geluidhinder?  

 

Om een ontheffing te kunnen verlenen zonder maatregelen of met minder vergaande maatregelen, moet worden beoordeeld of er overwegende bezwaren zijn overeenkoms

tig de hoofdcriteria die worden genoemd in de Wet geluidhinder. Deze hoofdcriteria zijn:

5.3.2 Wat kan de gemeente extra vastleggen?  

Het staat de gemeente vrij, om naast de toetsing aan de wettelijke hoofdcriteria te toetsen aan zelf opgestelde aanvullende criteria. De aanvullende criteria moeten in de eigen beleidsregel vastgelegd worden. De keuze van de aanvullende criteria geeft aan wat het ambitieniveau van de gemeente is. Wordt er veel waarde aan een goed leefklimaat gehecht, of is juist het bouwen van woningen en het verbeteren van de bereikbaarheid heel belangrijk?

 

 

5.4 Stap 3: Tot welke hoogte worden hogere waarden verleend?  

5.4.1 Wat staat in de Wet geluidhinder?  

 

In de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder zijn voorkeurswaarden en hoogst toelaatbare ontheffingswaarden opgenomen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai. Daarnaast gelden voor woningen veelal andere maximaal toelaatbare geluidswaarden dan voor andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen. In bijlage I zijn de wettelijk hoogst toelaatbare geluidswaarden opgenomen.

5.4.2 Wat kan de gemeente extra vastleggen?  

 

De gemeente beschikt over gegevens om een geluidsniveaukaart te maken. In de praktijk is het zo dat alle verzoeken voor het vaststellen van een hogere waarde betrekking hebben op de bebouwde kom. Daarnaast heeft het verkeersgeluid afkomstig van de N261 en de A59 een grote invloed op het buitengebied. Het wordt momenteel niet zinvol geacht geluidbeleid te formuleren dat gebaseerd is op een geluidsniveaukaart.

 

5.5 Stap 4: Onder welke voorwaarden worden hogere waarden vastgesteld?  

5.5.1 Wat staat in de Wet geluidhinder?  

 

Voor 1 januari 2007 werden er in de Wet geluidhinder voorwaarden verbonden aan het vaststellen van een hogere waarde. Deze voorwaarden hadden betrekking op de aanwezigheid van een geluidsluwe gevel en buitenruimte en de indeling van de woning. In de gewijzigde wet zijn deze voorwaarden niet meer opgenomen. Uit jurisprudentie is gebleken dat het aan een besluit tot vast stellen van een hogere waarde gekoppelde voorwaarden niet handhaafbaar zijn. Dit betekent dat aanvullende voorwaarden door de aanvrager in het verzoek moeten zijn verwerkt. Van de aanvrager verlangen wij een verklaring dat de opgenomen maatregelen zullen worden uitgevoerd.

5.5.2 Wat zou de gemeente extra willen vastleggen?  

 

 

6. OVERIGE ASPECTEN WET GELUIDHINDER  

6.1 Cumulatie  

 

In de Wet geluidhinder is in artikel 110f opgenomen dat indien het gebouw waarvoor een hogere waarde wordt aangevraagd en is gesitueerd in twee of meerdere zones, de geluidsbelasting als gevolg van de verschillende zones gecumuleerd moet worden. De wet geluidhinder noemt geen maximale ontheffingswaarden voor de gecumuleerde geluidsbelasting. Bij de hogere waarde procedure hoeven de aangevraagde hogere geluidniveaus niet gecumuleerd te worden. Bij het dimensioneren van gevelisolatie moet wel rekening worden gehouden met cumulatie. Het is echter wettelijk verplicht om cumulatie in beeld te brengen. Met de wijziging van de Wet geluidhinder per 1 januari 2007 is een nieuw “Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006” gepubliceerd in de Staatcourant. De bijlagen van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 zijn niet vermeld in de publicatie van de Staatscourant. In een bijlage is de methode voor het bepalen van de cumulatieve geluidbelasting beschreven. In Bijlage VIII van deze notitie is de methode opgenomen.

6.2 Dove gevel  

 

Tot nu toe werd onder een ‘dove gevel’ een bouwkundige constructie zonder te openen delen en met een zekere geluidswering verstaan. Door deze wetswijziging mag een dove gevel bij uitzondering ook te openen delen hebben, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een nooduitgang. Een dove gevel wordt toegepast in een situatie waarin de geluidbelasting op die gevel de toegestane ontheffingswaarde te boven gaat. Het bevoegd gezag kan bouwen op die locatie toestaan mits er bijzondere geluidwerende voorzieningen als een dove gevel worden getroffen en aan de andere zijde van het gebouw een aanvaardbaar geluidsniveau heerst. De consequentie van een dove gevel is dat de ruimte aan de buitenzijde van zo'n gevel niet als ‘buitenruimte’ (tuin, terras, balkon) kan worden aangemerkt. Ook ventilatieopeningen zijn niet toegestaan; ventilatie zal op een andere wijze moeten worden gerealiseerd.

6.3 30-km wegen  

 

Wegen waarvoor een maximale snelheid van 30-km per uur geldt hebben volgens de Wet geluidhinder geen zone. Bij een onderzoek in het kader voor een hogere waarde voor de Wet geluidhinder worden deze wegen daarom niet betrokken. Echter, ondanks dat een dergelijke weg geen geluidszone heeft moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening de geluidsbelasting van deze weg bij de beoordeling tot ontheffing worden betrokken. Voor de bepaling van de zogenaamde binnenwaarde van het Bouwbesluit moet een weg waar maximaal 30-km per uur geldt wel worden betrokken.

 

6.4 Dosismaat Lden  

Voor wegverkeerslawaai (en spoorweglawaai) geldt met ingang van 1 januari 2007 een nieuwe dosismaat, de Europese dosismaat Lday-evening-night (Lden). In de wet wordt Lden aangegeven in decibel (dB); de oude dosismaat: etmaalwaarde (Letmaal) wordt net als vroeger aangeduid met ‘dB(A)’. Beide dosismaten zijn‘A-gewogen’: ze houden rekening met de gevoeligheid van het menselijk oor.

6.5 Geluidgevoelige bestemmingen of objecten  

 

In de uitvoeringspraktijk van de hogere waarde procedure zijn er veel onduidelijkheden geweest, waaronder de vraag wanneer sprake is van een geluidgevoelige bestemming. Geluidgevoelige bestemmingen zijn weliswaar gedefinieerd, maar in de praktijk zijn er altijd bijzonder situaties die vragen oproepen. Het is moeilijk om alle mogelijke situaties vooraf in te schatten. Dit komt met name doordat hogere waarden in verschillende bouwfases kan worden aangevraagd en dat met name in de initiatieffase de bouwplannen nog niet altijd concreet zijn. Afwijkingen van het beleid zullen altijd worden voorgelegd aan het college. Onderstaand zijn een aantal uitgangspunten van de gemeente Waalwijk opgenomen.

7. UITWERKING EN WIJZIGING VAN BESTEMMINGSPLAN  

 

Bij inbreidingsplannen, een enkel woonhuis, een aantal woningen en dergelijke is het mogelijk om een hogere waarde verzoek in te dienen dat op gebouwniveau een duidelijk inzicht geeft in hoeverre wordt voldaan aan dit beleid. Een specifiek probleem doet zich voor bij bestemmingsplannen, waarbij nog niet exact bekend is hoe de (woon)gebouwen, hun uiterlijke vormgeving, indeling, hun exacte ligging en hoogte en dergelijke eruit zullen zien. Dergelijke situaties doen zich voor ingeval een bestemmingsplan voorziet in uitwerking en/of wijziging door het college. In een dergelijk bestemmingsplan kan de hoogst toelaatbare geluidbelasting die voor woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen die in acht genomen moet worden, worden bepaald. Ook in een dergelijk bestemmingsplan zal in de toelichting en de bijbehorende onderzoeksrapporten inzicht moeten worden gegeven in geluidsaspecten en zal moeten worden aangegeven op welke wijze het mogelijk is om het plan te realiseren met in achtneming van het hogere waarde beleid indien op grond van akoestisch onderzoek overschrijding van de voorkeurswaarde aannemelijk is.

Wat in een dergelijk globaal bestemmingsplan niet altijd kan worden vastgelegd zijn het exact aantal woningen waarvoor een hogere waarde zal moeten worden vastgesteld en waar de buitenruimten komen te liggen. In (alle) bestemmingsplannen worden wel de eventueel noodzakelijke “dove” gevels én de locatie van geluidschermen of geluidwallen vastgelegd.

In de regel is de gemeente zelf initiatiefnemer bij dergelijke plannen. Voor dergelijke plannen is het gewenst dat de onderbouwing van de haalbaarheid in een vrije vorm kan worden opgenomen. De verplichting aan ontwikkelaars om bij de uitwerking rekening te houden met het hogere waarden beleid en de vastgestelde hogere waarden ligt dan vast in het globale bestemmingsplan.

8. REFERENTIES  

1. Handreiking procedure Hogere Waarde; RMB Techniek, Advies, Beleid & Communicatie Cuijk, maart 2007; 70570205.C01

2. Ontwerp Geluidnota Utrecht, Gemeente Utrecht, 23 januari 2007

3. Geluidbeleid door gemeenten - een ander geluid; Sdu ISBN: 90 12 11722 4

4. Wet geluidhinder (1979) + wijziging Wet geluidhinder

5. Besluit geluidhinder (20 oktober 2006)

6. Ontheffingsbeleid Wet geluidhinder, provincie Noord-Brabant, 1998

7. Handreiking procedure hogere grenswaarden Wgh door gemeenten, Regiogroep Limburg

8. Beleidsregel interim-beleid hogere grenswaarden Wet geluidhinder, gemeente Wierden, 6 februari 2007

9. Hoe om te gaan met 30 km/h-zones, dhr w. Drost, Stichting Advisering Bestuursrechtspraak

10. Handreiking Stad & Milieubenadering, VROM, november 2006

11. Handreiking industrielawaai en vergunningverlening, Vrom 1998

12. Regionale samenwerking aan een duurzame leefomgeving; Meerjarendoelstellingen 2006-2012; RMB; oktober 2005.

 

 

 

Het college van Waalwijk,

De gemeentesecretaris, De burgemeester,

J.H. Lagendijk drs. A.M.P. Keijngeld

Bijlage I VOORKEURSWAARDEN – HOOGST TOELAATBARE WAARDEN

In tabel II.1 zijn de (relevante) artikelen van de Wet geluidhinder opgenomen, waarin de voorkeurs- en hoogst toelaatbare waarden worden aangegeven.

Wegverkeerlawaai

Voor woningbouw binnen de geluidszones van een bestaande weg en bij de aanleg van een nieuwe weg langs bestaande woningen gelden de in tabel II.2 genoemde voorkeurswaarden en hoogst toelaatbare waarden.

Reconstructie: Voor situaties waarin sprake is van reconstructie van een weg of wegen gelden andere waarden. In tabel II.3 zijn de voorkeurswaarden en hoogst toelaatbare waarden voor reconstructiesituaties gegeven.

Voor andere geluidsgevoelige gebouwen, andere gezondheidszorggebouwen en terreinen kunnen de volgende waarden worden gesteld zoals opgenomen in tabel II.4. Voor reconstructiesituaties gelden de niveaus in tabel II.5.

Industrielawaai

Voor situaties die kunnen voorkomen voor bestaande en nieuwe industrieterreinen zijn in tabel II.5 de voorkeurswaarde en hoogst toelaatbare ontheffingswaarden opgenomen.

 

Bijlage II EISEN AAN BINNENNIVEAUS

Wettelijke binnenniveaus

Een hogere waarde mag uitsluitend worden verleend als aan het wettelijke binnenniveau in een woning wordt voldaan. Hieronder zijn de wettelijke binnenniveaus op hoofdlijnen gegeven. Er zijn verschillende situaties mogelijk waarbij de genoemde niveaus hoger mogen zijn.

Ook wordt onderscheid gemaakt tussen woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en tussen verschillende verblijfsruimten binnen geluidsgevoelige gebouwen. De binnenniveaus die gelden voor woningen van derden zijn hieronder opgenomen. Voor de niveaus voor andere geluidsgevoelige gebouwen wordt verwezen naar de Wet geluidhinder het Besluit geluidhinder.

Wegverkeerslawaai

Voor wegverkeer geldt een maximaal toelaatbaar binnenniveau van 33 dB. Uitsluitend in een saneringssituatie geldt een maximaal toelaatbaar binnenniveau van 43 dB. De geluidsisolatie van een gevel moet daarmee gelijk zijn aan de werkelijke optredende geluidsbelasting en het maximaal toelaatbaar binnenniveau.

Spoorweglawaai

Voor spoorweglawaai geldt een maximaal toelaatbaar binnenniveau van 35 dB. De geluidsisolatie van een gevel moet daarmee gelijk zijn aan de werkelijke optredende geluidsbelasting en het niveau van 35 dB(A).

Industrielawaai

Het maximaal toelaatbaar binnenniveau voor industrielawaai bedraagt 35 dB(A). Voor woningen die reeds aanwezig zijn of nog niet aanwezig zijn maar waarvoor wel een bouwvergunning is verleend en waarop de huidige geluidsbelasting > 55 dB(A) bedraagt geldt een niveau van 40 dB(A) in de woning. De binnenniveaus gelden binnen de geluidsgevoelige objecten bij gesloten ramen en deuren.

 

Bijlage III BEPALINGEN MEDEWERKING AAN GEVELMAATREGELEN

Bepaling mede werking aan gevelmaatregelen

In hoofdstuk 6 van het Besluit geluidhinder zijn de rechten en plichten van bewoners van geluidsgevoelige gebouwen en het bevoegd gezag vastgelegd inzak het treffen van maatregelen aan de gevel. Hieronder is de procedure samengevat weergegeven.

Kennisgeving

De eigenaren en bewoners van de woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen worden schriftelijk op de hoogste gesteld dat van overheidswege wordt overwogen geluidwerende voorzieningen aan te brengen. Aan de eigenaren en bewoners van de woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen wordt verzocht binnen drie weken na de schriftelijke mededeling, schriftelijk toestemming te verlenen tot het uitvoeren van een akoestisch en bouwtechnisch onderzoek. Indien deze toestemming niet volledig, niet binnen de gestelde termijn of niet voor de gehele woning of het ander geluidsgevoelige gebouw is verleend, wordt de betreffende eigenaren en bewoners schriftelijk meegedeeld dat geen akoestisch en bouwtechnisch onderzoek kan worden uitgevoerd, tenzij deze schriftelijke toestemming binnen twee weken alsnog wordt verleend. Indien ook deze toestemming niet volledig, niet binnen de gestelde termijn of niet voor de gehele woning of het andere geluidsgevoelige gebouw is verleend, wordt de betreffende eigenaren en bewoners schriftelijk meegedeeld dat geen geluidwerende voorzieningen worden aangebracht.

Onderzoek

Als door de bewoners en eigenaren toestemming is verleend, stelt het bevoegd gezag een akoestisch en bouwtechnisch onderzoek in. Het onderzoek resulteert in ieder geval in:

Als uit het onderzoek blijk dat de volgende extra voorzieningen moeten worden getroffen worden de eigenaren van de woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen door het bevoegd gezag schriftelijk op de hoogte gesteld:

a. extra voorzieningen met betrekking tot het in overeenstemming brengen van de woning met de geluidweringvoorschriften ingevolge de Woningwet 1962 of de Woningwet;

b. extra voorzieningen als bedoeld in hoofdstuk III, afdeling 2, van de Woningwet;

c. extra voorzieningen met betrekking tot het in overeenstemming brengen van de woning met de technische voorschriften van hoofdstuk 3 van het Bouwbesluit 2003, voor zover het betreft geluidsgevoelige ruimten of de bereikbaarheid daarvan;

d. extra voorzieningen met betrekking tot het in overeenstemming brengen van het andere geluidsgevoelige gebouw met de technische voorschriften van hoofdstuk 3 van het Bouwbesluit 2003, voor zover het betreft geluidsgevoelige ruimten of de bereikbaarheid daarvan;

e. voorzieningen met betrekking tot het opheffen van gebreken en van achterstallig onderhoud.

Aan de betreffende eigenaren wordt verzocht binnen drie weken na ontvangst van deze schriftelijke mededeling, schriftelijk te verklaren dat zij zich verplichten, om binnen een door het bevoegd gezag gestelde termijn, voorafgaand of gelijktijdig aan het aanbrengen van de geluidwerende voorzieningen de extra voorzieningen aan te brengen. Ook hiervoor geldt de (toestemming)procedure zoals beschreven onder kennisgeving.

Het aanbod

De eigenaren van de woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen die van overheidswege voor het aanbrengen van geluidwerende voorzieningen in aanmerking komen ontvangen een aanbod met betrekking tot de aan te brengen geluidwerende voorzieningen en eventueel een voorstel voor het aanbrengen van de extra voorzieningen (als dan niet door eigenaar/bewoner zelf). Binnen drie weken na ontvangst van het aanbod moeten eigenaren en bewoners verklaren dat zij voor alle geluidsgevoelige ruimten waar het aanbod betrekking op heeft, instemmen met de voorgestelde geluidwerende voorzieningen en toestemming geven tot het aanbrengen van de voorgestelde geluidwerende voorzieningen. Daarnaast moeten zij aangegeven dat zij zich verbinden tot het aanbrengen van de extra voorzieningen. Indien van toepassing verbinden zij zich eveneens tot het betalen van de kosten die verband houden met het gelijktijdig aanbrengen van de extra voorzieningen. Ook hiervoor geldt de (toestemming)procedure zoals beschreven onder kennisgeving.

 

Bijlage IV BEVOEGDHEID EN VASTSTELLEN VAN HOGERE WAARDEN

In de tabellen van deze bijlage is aangegeven wie het bevoegd gezag is voor het vaststellen van een hogere waarden in de aangegeven situatie. Daarnaast is aangegeven wie in die situatie bevoegd is tot het aanvragen van een hogere waarden.

Bijlage V DE PROCEDURE

De aanvraag

In figuur 1 is de afweging weergegeven, die vooraf moet gaan aan een aanvraag. Voordat een aanvraag door REC, OBOR of een derde wordt ingediend, is het gewenst een vooroverleg tussen gemeente en aanvrager te houden. In het vooroverleg wordt het initiatief toegelicht en worden op basis van de concrete situatie afspraken gemaakt over de informatie die moet worden aangeleverd en de uitvoering van het akoestisch onderzoek. Tijdens het vooroverleg kan ook worden beoordeeld of het college van inderdaad het bevoegd gezag is. Het aanvraagformulier is opgenomen in bijlage VI. De eisen die de Wet geluidhinder stelt aan de aanvraag opgenomen in het kader.

Stap 1: De beoordeling van de aanvraag

Na ontvangst van de aanvraag vindt de ambtelijke beoordeling door VEHVergunningen plaats. Als de aanvraag volledig is, kan het ontwerpbesluit worden opgesteld (stap 2). Uiterlijk binnen zes maanden moet een definitief besluit zijn genomen. Als de aanvraag niet compleet is of onduidelijk is, kan voor een goede beoordeling aanvullende informatie worden gevraagd bij de aanvrager. Na ontvangst van de aanvullende gegevens wordt opnieuw beoordeeld of er voldoende informatie is om in de procedure verder te gaan. Er kan worden besloten om de aanvraag buiten behandeling te laten. Is de aanvraagde situatie zeer complex, dan kan worden besloten om de beslissingstermijn te verruimen met een redelijke termijn. De lengte van een redelijke termijn zal per situatie moeten worden afgewogen.

Als het verzoek voor het vaststellen van hogere waarden betrekking heeft op geluidsgevoelige bestemmingen die gesitueerd zijn in een andere gemeente, zal in deze fase afstemming over het verlenen van de hogere waarde moeten plaatsvinden met deze gemeente. De provincie kan worden ingeschakeld bij eventuele aanzienlijke meningsverschillen. De aanvraag wordt minimaal beoordeeld op de hoofdcriteria uit de Wet, namelijk: de doelmatigheid van mogelijk te treffen maatregelen en stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke en financiële overwegingen. Daarnaast zal de aanvraag beoordeeld worden op eventueel door de gemeente vastgestelde aanvullende criteria. De afweging die moet worden gemaakt is vaak een locatiespecifieke afweging. Een uitgebreide toelichting op de criteria is gegeven in hoofdstuk 5.

Stap 2: Opstellen ontwerpbesluit

De beoordeling van de aanvraag en motivatie op het besluit wordt opgenomen in een ontwerpbesluit. In het ontwerpbesluit wordt de volgende informatie minimaal opgenomen:

· Toelichting op initiatief;

· De verzochte hogere waarden;

· De beoordeling aan de toetsingscriteria (hoofd- en eventuele aanvullende criteria);

· Besluit.

Als het ontwerpbesluit is opgesteld, moet dit ter inzage worden gelegd in stap 3. Voorafgaand aan de ter inzage legging geeft de gemeente in één of meer dag-, nieuws-, of huisaan- huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis van het ontwerp. Volstaan kan worden met het vermelden van de zakelijke inhoud.

In de kennisgeving wordt vermeld:

a. waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen;

b. wie in de gelegenheid worden gesteld om zienswijzen naar voren te brengen;

c. op welke wijze dit kan geschieden;

d. de termijn waarbinnen het besluit zal worden genomen.

Indien het besluit tot een of meer belanghebbenden is gericht, zendt de gemeente voorafgaand aan de terinzagelegging het ontwerp toe aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.

Stap 3: Ter inzage legging ontwerpbesluit

Als het besluit ten behoeve van de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan wordt genomen, moet het ontwerp van het besluit tegelijkertijd met het ontwerp van het bestemmingsplan ter inzage wordt gelegd. De inzage termijn bedraagt zes weken. Belanghebbenden kunnen bij de gemeente naar keuze schriftelijk of mondeling hun zienswijze over het ontwerp naar voren brengen. Indien het een besluit op aanvraag betreft, stelt de gemeente de aanvrager zo nodig in de gelegenheid te reageren op de naar voren gebrachte zienswijzen. Indien het een besluit tot wijziging of intrekking van een besluit betreft, stelt de gemeente degene tot wie het te wijzigen of in te trekken besluit is gericht zo nodig in de gelegenheid te reageren op de naar voren gebrachte zienswijzen. Van de mondeling naar voren gebrachte zienswijzen wordt een verslag gemaakt.

Stap 4: Definitief besluit

Na de termijn van de ter inzage legging en de inspraak wordt het verzoek voor een hogere waarde door het college van Burgemeester en Wethouders in een definitief besluit vastgesteld. Naar aanleiding van de binnengekomen zienswijzen kan het definitieve besluit afwijken van het ontwerpbesluit.

Daarnaast moeten bestemmingsplannen worden vastgesteld door de gemeenteraad. Daarbij heeft de raad de bevoegdheid een bestemmingsplan niet vast te stellen of te herzien als zij niet akkoord wenst te gaan met de door het college vastgestelde hogere waarde. Tegen het definitieve besluit is beroep mogelijk bij de Raad van State (artikel 146 van de Wet geluidhinder).

Een definitief besluit moet worden vastgelegd bij het kadaster. Daarnaast moet een vastgestelde hogere waarden met betrekking tot een industrieterrein worden doorgegeven aan zonebeheerder.

 

Bijlage VI AANVRAAGFORMULIER

 

Bijlage VII FACTSHEET KADASTRALE REGISTRATIE

 

Bijlage VIII CUMULATIE VAN GELUID

Hoofdstuk 2 Wet geluidhinder Rekenmethode cumulatieve geluidsbelasting

Deze rekenmethode wordt toegepast als er sprake is van blootstelling aan meer dan één geluidsbron. Allereerst dient vastgesteld te worden of van een relevante blootstelling door meerdere bronnen sprake is. Dit is alleen het geval indien de zogenaamde voorkeurswaarde van die onderscheiden bonnen wordt overschreden. In dit geval berekent de methode de gecumuleerde geluidsbelasting rekening houdend met de verschillen in dosis-effectrelaties van de verschillende geluidsbronnen. Ten behoeve van deze rekenmethode dient de geluidsbelasting bekend te zijn van ieder van de bronnen, berekend volgens het voorschrift dat voor die bronsoort geldt. Deze worden hieronder aangeduid als LRL, LLL, LIL, LVL waarbij de indices respectievelijk staan voor spoorwegverkeer, luchtvaart, industrie en (weg)verkeer. De ingevolge artikel 110g van de wet bij wegverkeerslawaai toe te passen aftrek wordt bij deze rekenmethode niet toegepast. Al deze grootheden moeten zijn uitgedrukt in Lden, met uitzondering van industrielawaai waarbij de geluidsbelasting volgens de geldende wettelijke definitie wordt bepaald.

L*RL is de geluidsbelasting vanwege wegverkeer die evenveel hinder veroorzaakt als een geluidsbelasting LRL vanwege spoorwegverkeer. L*RL wordt als volgt berekend:

L*RL = 0,95 LRL – 1,40

Bovenstaande geldt mutatis mutandis voor de bronnen luchtvaart (index LL), industrie (index IL) en wegverkeer (index VL). De rekenregels hiervoor zijn:

L*LL = 0,98 LLL + 7,03

L*IL = 1,00 LIL + 1,00

L*VL = 1,00 LVL + 0,00

Als alle betrokken bronnen op deze wijze zijn omgerekend in L*-waarden, dan kan de gecumuleerde waarde worden berekend door middel van de zogenoemde energetische sommatie. De rekenregel hiervoor is:

LCUM = 10 log [ Σn=1N 10 ^ (L*n / 10) ]

waarbij gesommeerd wordt over alle N betrokken bronnen en de index n kan staan voor RL, LL, IL en VL. LCUM kan als volgt worden omgerekend naar de bronsoort waarvoor een wettelijke beoordeling plaatsvindt:

LRL,CUM = 1,05 LCUM + 1,47

LLL,CUM = 1,02 LCUM - 7,17

LIL,CUM = 1,00 LCUM – 1,00

LVL,CUM = 1,00 LCUM + 0,00