Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Lelystad

Besluit van het college van de gemeente Lelystad inzake geluid afkomstig van klapperend staand en liggend want en fluitgeluiden door het spelen van de wind door de scheepsmasten (Beleidsnotitie over geluid afkomstig van klapperend staand en liggend want en fluitgeluiden door het spelen van de wind door de scheepsmasten.)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLelystad
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van het college van de gemeente Lelystad inzake geluid afkomstig van klapperend staand en liggend want en fluitgeluiden door het spelen van de wind door de scheepsmasten (Beleidsnotitie over geluid afkomstig van klapperend staand en liggend want en fluitgeluiden door het spelen van de wind door de scheepsmasten.)
CiteertitelBeleidsnotitie over geluid afkomstig van klapperend staand en liggend want en fluitgeluiden door het spelen van de wind door de scheepsmasten
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-09-2008bestaande beleidsregel

09-09-2008

Onbekend

B08-07589

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van het college van de gemeente Lelystad inzake geluid afkomstig van klapperend staand en liggend want en fluitgeluiden door het spelen van de wind door de scheepsmasten (Beleidsnotitie over geluid afkomstig van klapperend staand en liggend want en fluitgeluiden door het spelen van de wind door de scheepsmasten.)

Collegebesluit

 

Nummer: B08-07589

 

Het college van de gemeente Lelystad,

 

Gelet op artikel 4:81 e.v. Algemene wet bestuursrecht

 

BESLUIT

 

De navolgende beleidsregel vast te stellen:

 

Beleidsnotitie over geluid afkomstig van klapperend staand en liggend want en fluitgeluiden door het spelen van de wind door de scheepsmasten

 

Inhoud

1. Aanleiding voor deze beleidsnotitie resp. de aanpassing daarvan 3

 

2. Milieuvergunningen en het Activiteitenbesluit 5

2.1 Milieuvergunningen 5

2.2 Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer 5

 

3. Onderbouwing voor het beleid 6

3.1 Wind als geluidsbron 6

3.2 Goed woon- en leefklimaat 7

3.3 Juridische mogelijkheden 7

3.4 Afweging van belangen 9

 

4. Beleidsuitgangspunten 10

4.1 Voorschriften in milieuvergunningen 10

4.2 Maatwerkvoorschriften voor jachthavens onder het Activiteitenbesluit 10

4.3 Verwijzing naar dit beleid in ruimtelijke plannen 10

 

 

Bijlage 1: 12

Overzicht jachthavens en woongebieden met aanlegfaciliteiten 12

Overzicht Wet milieubeheer dan wel Activiteitenbesluit 12

 

Bijlage 2: 13

Kaartmateriaal:

Zuidwest-Lelystad 13

West-Lelystad 14

Noordwest-Lelystad 15

Oost-Lelystad 16

 

Bijlage 3: 17

Algemene vergunningvoorschriften mbt. geluid jachthavens en voorschriften 17

mbt. klapperend want

 

Bijlage 4: 18

Geluidvoorschriften uit het Activiteitenbesluit 18

 

Bijlage 5: 23

Op te leggen maatwerkvoorschriften met betrekking tot klapperend want en 23

fluitende masten

 

 

Vastgesteld d.d. …… 2008

 

Bekendgemaakt in de Flevopost d.d. …… 2008

 

 

Steller : P.J. Heijnen (Afd. Ruimtelijke Dienstverlening)

16 april 2008

Klapperend want

 

Beleidsnotitie (gewijzigd) over geluid afkomstig van klapperend staand en liggend want en fluitgeluiden door het spelen van de wind door de scheepsmasten.

 

April 2008

1. Aanleiding voor deze beleidsnotitie resp. de aanpassing daarvan

 

 

Bij besluit van 23 augustus 2005 is de beleidsnotitie over geluid, afkomstig van klapperend staand en liggend want en fluitgeluiden door het spelen van de wind door de scheepsmasten (ook bekend als het “Klapperend want-beleid”), vastgesteld. Bekendmaking van deze beleidsnotitie heeft plaatsgevonden door middel van publicatie in de Flevopost van 14 september 2005.

 

Aanleiding voor het vaststellen van de betreffende beleidsnotitie is geweest de her-ontwikkeling van het Werkeiland Lelystad-haven. Voor deze locatie is een nieuw bestemmingsplan in voorbereiding dat voorziet in onder meer woonbestemmingen, die woningbouw op de lege plekken op het werkeiland mogelijk maken.

 

Van de zijde van de eigenaar / exploitant van de jachthaven Lelystad-Haven is kenbaar gemaakt dat een ontwikkeling in de richting van woningbouw een bedreiging zou kunnen vormen voor het voortbestaan van de jachthaven. Het gevaar bestaat dat bewoners van de nieuw te realiseren woningen gaan klagen over geluidsoverlast door klapperend want en het gieren van de wind door de masten. Gevreesd wordt dat e.e.a. zou kunnen leiden tot een beperking van de activiteiten binnen de jachthaven.

 

Ook andere jachthavens binnen de gemeente Lelystad zouden zich overigens, door het constante proces van actualisering van bestemmingsplannen, met dezelfde problematiek geconfronteerd kunnen zien. Om een goed afwegingskader te hebben voor de onderbouwing van ruimtelijke plannen worden door middel van deze beleidsnotitie de belangen van de (toekomstige) bewoners en de gebiedsspecifieke activiteiten met bijbehorende geluiden inzichtelijk gemaakt. Het geluid van klapperend want en fluitende masten is inherent aan de activiteiten aan de kust en in de nabijheid van jachthavens. Uitvoering van deze beleidsnotitie waarborgt een goed woon- en leefklimaat en beperkt de geluidssituatie tot een aanvaardbaar niveau.

 

De ontwikkeling van de kustzone vormt een belangrijk onderdeel van de versterking van de kwaliteit van Lelystad. Door de stad meer gericht te laten zijn op het water, onder meer door middel van boulevardontwikkeling en wonen aan het water, kan Lelystad meer uitstraling krijgen als “stad aan het water”. Specifiek resp. thematisch gemeentelijk (geluids)beleid behoort tot het instrumentarium dat ingezet kan worden bij het verwezenlijken van deze ontwikkeling.

 

De oorspronkelijke beleidsnotitie is vastgesteld op 23 augustus 2005 en was grotendeels gebaseerd op het Besluit jachthavens milieubeheer, een zogenaamde 8.40 AMvB (deze aanduiding verwijst naar artikel 8.40 van de Wet milieubeheer). Op 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer in werking getreden, ook bekend als het Activiteitenbesluit. Met deze wijziging zal het aantal bedrijven dat onder de algemene milieuregels valt fors worden uitgebreid. Het Activiteitenbesluit vervangt 11 bestaande 8.40-AMvB’s en het Besluit opslaan ondergrondse tanks. Het Besluit jachthavens milieubeheer behoort tot de AMvB’s die worden vervangen.

 

Aangezien de oorspronkelijke beleidsnotitie was gebaseerd op resp. verwees naar het Besluit jachthavens milieubeheer en deze grondslag inmiddels is komen te vervallen, is thans een aanpassing/actualisatie van de beleidsnotitie noodzakelijk.

 

Voor de toepassing van deze beleidsnotitie dienen de volgende begrippen als volgt te worden gedefinieerd:

 

Want:

Benaming voor al het touw- en lijnenwerk en onderdelen van de tuigage aan boord van schepen.

 

Staand want:

Alle stilstaande of vaststaande lijnen, zoals voorstag, achterstag, hoofdwant, onderwant alsmede de in de hoofdtouwen geweven ladders, etc.

 

Lopend want:

Al het lopende werk, het touwwerk en staaldraad dat dient om zeilen te hijsen, te bergen of de stand daarvan te regelen.

 

2. Milieuvergunningen en Activiteitenbesluit

 

 

De jachthavens vallen onder de werkingssfeer van de Wet milieubeheer. Als gevolg van deze wet hebben de jachthavens ofwel een milieuvergunning nodig ofwel vallen zij onder de algemene regels zoals gesteld in een AMvB, in casu het Activiteitenbesluit. In de milieuvergunningen en het Activiteitenbesluit zijn voorschriften opgenomen ter voorkoming van geluidhinder.

 

Private ligplaatsen bij woningen vallen niet onder de werkingssfeer van de milieuwetgeving. Voor geluid, veroorzaakt door klapperend want en fluitende masten van vaartuigen in ligplaatsen bij woningen zijn daarom geen regels te stellen. De algemene bepalingen over (geluid)hinder uit de Algemene Plaatselijke Verordening zijn van toepassing op deze ligplaatsen. In deze beleidsnotitie komen ze verder niet aan de orde.

 

2.1 Milieuvergunningen

In de milieuvergunningen van jachthavens zijn geluidsnormen opgenomen. Alle activiteiten die binnen een jachthaven plaatsvinden moeten voldoen aan die geluidsnormen. Een uitzondering daarop is gemaakt voor het geluid van de wind. De vergunningvoorschriften zijn niet van toepassing op geluiden die ontstaan als gevolg van de weersomstandigheden (het in de wind gieren en klapperen van zeilen, staand en lopend want). De vergunninghouder dient wel voldoende maatregelen te treffen om geluid(hinder) van staand en lopend want zoveel mogelijk te voorkomen.

 

2.2 Activiteitenbesluit

Het Activiteitenbesluit maakt voor wat betreft te hanteren geluidsnormen geen uitzondering voor het geluid van staand en lopend want. Op grond van artikel 2.20 van het Besluit kan het bevoegd gezag maatwerkvoorschriften stellen met betrekking tot geluid. Deze bevoegdheid bestaat in gevallen waarin de reguliere, in het Besluit opgenomen waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag te hoog of te laag zijn.

 

Bij het bepalen van afwijkende geluidsnormen door middel van maatwerkvoorschriften is het binnenniveau in woningen van derden en andere geluidsgevoelige bestemmingen leidend. In de onderbouwing van de maatwerkvoorschriften resteert geen ruimte voor individuele, bedrijfseconomische belangen.

 

3. Onderbouwing voor het beleid

 

 

Ter onderbouwing van deze beleidsnotitie worden hierna de relevante argumenten besproken. Ter sprake komen de wind als geluidsbron, het achtergrondgeluid, de ontwikkeling van het kustgebied en het leefklimaat, jachthavens, omwonenden en de juridische mogelijkheden.

 

3.1 Wind als geluidbron

Het klapperen van het want en het fluiten van masten van schepen is een geluidbron die niet beïnvloedbaar is. Het geluid wordt veroorzaakt door de wind, in kustgebieden is vrijwel altijd (meer of minder) wind.

 

Het klapperen van de tuien tegen het want is eventueel tegen te gaan of althans te beperken toor het op een andere manier vastzetten van de tuien (bijvoorbeeld tegen een zijstag). Dit is echter niet bij elk schip mogelijk. Het fluitend geluid van de wind door de masten verdwijnt als het betreffende schip met de neus pal in de wind ligt. Dit zal het geval zijn wanneer een schip voor anker ligt. Bij afmeren in de haven is het echter onmogelijk een schip te allen tijde met de neus in de wind te leggen. Het is dan ook niet mogelijk het fluitende geluid daadwerkelijk te voorkomen.

 

Het specifieke geluid van klapperend want vangt aan bij een windkracht van 5 Bft. (29-38 km/h). Bij een windkracht van 7 Bft. (50-61 km/h) neemt het geluid van de wind zodanige vorm aan dat het geluid van het klapperend want daardoor grotendeels wordt gemaskeerd. De geluidbelasting is veelal kortdurend, houdt niet de gehele dag door aan. De ervaring leert ook dat de wind vaak vooral aan het einde van de dag aanwakkert.

 

In de winterperiode is de gemiddelde windsnelheid het hoogst door de grotere frequentie aan stormen. In de winterperiode liggen de meeste schepen echter op de wal, het want en de masten afgetuigd. De bewoners in de omgeving van de jachthavens verblijven in de winter voornamelijk binnenshuis, dit in tegenstelling tot de zomermaanden. Geluidhinder ten gevolge van klapperend want is dan ook in de winterperiode niet of nauwelijks aan de orde.

 

De zomer is de rustigste periode voor wat betreft wind. In deze periode bevinden de mensen zich vaak buitenshuis. Door de geringe windsnelheden treedt in de zomer niet of nauwelijks geluidhinder op ten gevolge van klapperend want en fluitende masten.

 

In het voor- en najaar is de kans op overlast ten gevolge van klapperend want en fluitende masten het grootst. De zeebries is het sterkst in het voorjaar, krachtiger zelfs dan in het najaar. Juist op rustige en zonnige dagen in het voorjaar is de kans op een stevige zeebries en dus ook het risico op geluidhinder door klapperend want en fluitende masten groot: aan de kuststrook van Lelystad (IJsselmeer en Markermeer) staat in de betreffende periode vaak een stevige wind.

 

Het heersende referentieniveau (achtergrondgeluid e.d.) aan de kust is al vrij hoog, omdat er altijd wel sprake is van wind. Het referentieniveau in de kustzone stijgt naarmate de wind in kracht toeneemt. Het geluid van klapperend want en fluitende masten wordt dan ook deels gemaskeerd door windgeluiden.

 

 

3.2 Goed woon- en leefklimaat

Specifiek geluid

Het geluid van klapperend want en fluitende masten is een specifiek geluid aan de kust en bij jachthavens. Deze vorm van geluid(hinder) is dan ook inherent aan het wonen aan of in de nabijheid van een jachthaven. Bewoners van de kuststrook weten dat er geluid van schepen kan optreden bij wind. Desondanks wordt vaak bewust gekozen voor de gezelligheid van het wonen in de nabijheid van een haven.

 

Isoleerbaarheid

Het geluid van het fluiten van de wind tussen de masten en het klapperen van het want bevindt zich binnen het spectrum van 1.000-4.000 Hz. Geluid binnen dit spectrum laat zich relatief eenvoudig uit woningen e.d. weren door toepassing van dubbele beglazing en stenen (gemetselde) wanden. Hierdoor kan worden gewaarborgd dat het binnenniveau van woningen niet hoger is dan 35 dB(A).

 

Woningen aan een haven worden vaak gerealiseerd met de woonkamer op het water gericht en de slaapkamers aan de andere (geluidsluwe) zijde. Door toepassing van het voorliggende beleid blijft toch een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd en blijft het geluid van klapperend want en fluitende masten beperkt tot een aanvaardbaar niveau.

 

Historische Zuiderzeehavens

Bij de ontwikkeling van de kustzone zijn de historische Zuiderzeehavens als voorbeeld genomen. In deze historische plaatsen liggen echter meer schepen in de havens en zijn meer woningen rond de havens gebouwd. De activiteiten van die havens worden niet beperkt doordat zich woningen in de nabijheid daarvan bevinden.

 

3.3 Juridische mogelijkheden

Vergunningen op grond van de Wet milieubeheer

De geluidsvoorschriften in de milieuvergunning van milieuvergunningplichtige jachthavens zijn niet van toepassing op het klapperen van het staand en lopend want en het fluiten van de wind door de masten (zie bijlage 3). De houder van de jachthaven dient evenwel zorg te dragen voor het zoveel mogelijk voorkomen van het klapperen van het want en het fluiten van de wind door de masten van schepen binnen zijn jachthaven. Door het realiseren van woningen in de nabijheid van de vergunningplichtige jachthavens worden de activiteiten binnen deze jachthavens niet beperkt.

 

Activiteitenbesluit

Anders is dat bij de jachthavens die onder de werking van het Activiteitenbesluit vallen. Het besluit bevat geluidnormen, maar geen uitzondering daarop voor klapperend want en fluitende masten (zie bijlage 4). Zodra woningen dichterbij deze jachthavens worden gerealiseerd kan de geluidsruimte van die jachthavens kleiner worden. Bij harde wind kan het klapperend want de geluidsnormen uit het besluit overschrijden.

 

De exploitant van de jachthaven kan het geluid van klapperend want en fluitende masten niet beïnvloeden. Zelfs wanneer de exploitant alle mogelijke maatregelen neemt om geluidhinder te voorkomen is het toch mogelijk dat de geluidsnormen worden overschreden. Voor die gevallen is het redelijk om door middel van maatwerkvoorschriften het geluid van het klapperend want en fluitende masten uit te sluiten van de geluidsvoorschriften.

 

 

Maatwerkvoorschriften

Het bevoegd gezag kan besluiten tot het vaststellen van maatwerkvoorschriften met betrekking tot geluid als daardoor het geluidniveau binnen woningen (of andere geluidgevoelige bestemmingen) op een etmaalwaarde van 35 dB(A) kan worden gewaarborgd. Door het vaststellen van maatwerkvoorschriften kunnen de desbetreffende voorschriften worden toegesneden op concrete gevallen. Daar waar het bevoegd gezag de mogelijkheid heeft de geluidsnormen te verhogen of te verlagen, kan het bevoegd gezag eveneens voor één bepaalde activiteit de geluidsnormen buiten toepassing verklaren. De overige geluiden, afkomstig uit de jachthaven, dienen wél aan de gestelde normen te voldoen. Voor de omgeving van de jachthaven is dit voordeliger, omdat het klapperen van het want en het fluiten van de masten alleen plaatsvindt bij harde wind en dus geen deel uitmaakt van de gebruikelijke bedrijfsvoering.

 

Het besluit tot het vaststellen van maatwerkvoorschriften is een ambtshalve beschikking die niet kan worden genomen dan nadat het bevoegd gezag zich zorgvuldig een beeld heeft gevormd van de relevante feiten en betrokken belangen. Daarbij zijn niet alleen milieu-belangen en belangen van derden aan de orde, maar moet ook rekening worden gehouden met bedrijfseconomische belangen van de houder van de inrichting. Er moet een duidelijke en redelijke verhouding zijn tussen het met de maatwerkvoorschriften beoogde doel (beschermde belang) en de kosten of inspanningen die de houder van de inrichting moet maken om aan het maatwerkvoorschrift te kunnen voldoen. Maatwerkvoorschriften kunnen in het algemeen niet zo ver strekken dat een ondernemer overmatig hoge kosten moet maken om aan die voorschriften te kunnen voldoen.

 

Anderzijds mag het realiseren van woningen in de nabijheid van een jachthaven niet tot gevolg hebben dat een jachthaven zijn activiteiten zou moeten staken doordat het incidentele geluid vanwege de wind de geluidsnormen overschrijdt.

 

Gelijkheid voor alle jachthavens

Bij de jachthavens die milieuvergunningplichtig zijn, zijn de geluidsvoorschriften niet van toepassing op klapperend want of fluitende masten. Jachthavens die onder de werking van het Activiteitenbesluit vallen moeten in alle gevallen aan de geluidsvoorschriften voldoen. Dit heeft in beginsel rechtsongelijkheid tot gevolg1.

 

Deze strijdigheid met het gelijkheidsbeginsel kan ongedaan worden gemaakt door voor de jachthavens die onder het Activiteitenbesluit vallen door middel van maatwerkvoorschriften te regelen dat het geluid van klapperend want en fluitende masten niet binnen de norm van de geluidsvoorschriften hoeven te blijven.

 

Stad- en Milieu-benadering

“Stad & Milieu” staat voor een integrale benadering van milieu en ruimtelijke ordening in de ruimtelijke planvorming, waarbij een optimale leefkwaliteit wordt nagestreefd in combinatie met effectief ruimtegebruik. Door middel van bronbeleid, maatwerk binnen de wet en afwijking van wet- en regelgeving is in de periode 1997-2003 door 25 gemeenten geëxperimenteerd met deze benadering.

 

Het resultaat is een zuiniger en doelmatiger ruimtegebruik en een betere (leef)omgevingskwaliteit. Het kabinet heeft deze benadering verankerd in de Interimwet stad- en milieubenadering, die met ingang van 1 februari 2006 van kracht is geworden. Dankzij de wet krijgen gemeenten de mogelijkheid af te wijken van wettelijke normen voor bodem, geluid, lucht, stank en ammoniak. Zij kunnen alleen een afwijkingsbesluit nemen als dit leidt tot zuinig en doelmatig ruimtegebruik en een optimale leefomgevingskwaliteit.

 

De aanpak in het beleid met betrekking tot klapperend want is in de geest van het project Stad & Milieu tot stand gekomen. Aansluiting bij de Stad & Milieu-benadering is van belang voor het mogelijk maken van ruimtelijke ontwikkelingen. Daarbij worden knelpunten tussen wetten en regels voor de ruimtelijke ordening en het milieu op een juiste wijze inzichtelijk gemaakt, waarna tot een oplossing kan worden gekomen.

 

Bij de opzet van het beleid met betrekking tot klapperend want is in de eerste plaats gekeken welke mogelijkheden er zijn om de milieuknelpunten door middel van bronmaatregelen op te lossen. In hoofdstuk 3 van deze beleidsnotitie is onderbouwd waarom geen extra bronmaatregelen worden toegepast. Daarnaast is gekeken op welke wijze de bestaande regelgeving kan worden toegepast om voor alle betrokken partijen (jachthavens en omwonenden) een optimale kwaliteit van de (leef)omgeving tot stand te brengen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het wettelijk instrumentarium dat de Wet milieubeheer biedt. Als derde actie is, in plaats van het nemen van een afwijkingsbesluit, in onderliggend beleid vastgelegd op welke wijze een zuinig en doelmatig ruimtegebruik en een optimale (leef)omgevingskwaliteit kunnen worden gerealiseerd zonder het gebiedsspecifieke karakter van de kuststrook te verliezen.

 

3.4 Afweging van belangen

De ontwikkeling van de kustzone vormt een belangrijk onderdeel van de versterking van de kwaliteit van Lelystad. Door de stad meer te richten op het water in de vorm van boulevardontwikkeling en wonen aan het water kan Lelystad meer uitstraling krijgen als ‘stad aan het water’. Hoogwaardige woon- en recreatievoorzieningen en museale functies van nationale betekenis, en een publiekstrekkende voorziening als ‘Batavia Stad’ dragen bij aan hoogwaardige kwaliteit van de kustzone. Wonen aan het water, en zeker wonen in de nabijheid van een jachthaven, zijn niet weg te denken uit de ontwikkeling van de kustzone.

 

De bewoners van de ‘stad aan het water’ hechten belang aan een goed woon- en leefklimaat. Hierbij is belangrijk dat het binnenniveau van geluid afkomstig van buiten de woning niet hoger is dan 35 dB(A). Ook draagt een geluidsluwe zijde bij de woningen bij tot een goed woon- en leefklimaat.

 

In de jachthavens is belangrijk dat de bedrijvigheid doorgang kan blijven vinden. De tot op heden verworven rechten met betrekking tot de bedrijfsuitvoering moeten zoveel mogelijk behouden blijven. Dit betekent dat door de realisatie van nieuwe woningen geen beperkingen aan de jachthavens mag worden opgelegd als gevolg van geluid van klapperend want en fluitende masten.

 

De ontwikkeling van de kustzone hoeft geen beperkingen op te leveren voor de bedrijfsvoering van de jachthavens. Op grond van de Wet milieubeheer worden de belangen van bewoners beschermd met betrekking tot de gebruikelijke bedrijfsvoering van de jachthavens, de belangen van de jachthavens worden beschermd door de geluidsvoorschriften niet van toepassing te verklaren op het geluid van klapperend want en fluitende masten.

 

4. Beleidsuitgangspunten

 

 

Om het beleid “Klapperend want” te laten resulteren in de gewenste ontwikkelingen is het noodzakelijk dat concrete beleidsregels worden geformuleerd en ook uitgevoerd. Uitvoering van de hieronder geformuleerde regels draagt bij tot een goed woon- en leefklimaat in de omgeving van jachthavens.

 

4.1 Voorschriften in milieuvergunningen

In de voorschriften bij de milieuvergunningen voor jachthavens moet worden opgenomen dat de geluidsvoorschriften niet van toepassing zijn op geluiden die ten gevolge van weersomstandigheden worden veroorzaakt door het gieren en klapperen van zeilen, staand en lopend want. Daarnaast wordt in een voorschrift opgenomen dat het gieren en klapperen van zeilen, staand en lopend want, van binnen de inrichting aanwezige schepen, zoveel mogelijk moet worden voorkomen (zie bijlage 3).

 

Beleidsregel 1

De voorschriften van de milieuvergunningen voor jachthavens worden aangepast aan de “Klapperend want-problematiek”.

 

4.2 Maatwerkvoorschriften voor jachthavens die onder het Activiteitenbesluit vallen

Bij jachthavens die onder de werking van het Activiteitenbesluit vallen worden maatwerkvoorschriften vastgesteld. Dit krijgt vorm in een voorschrift waarin is opgenomen dat de geluidsnormen niet van toepassing zijn op het geluid van klapperend want en fluitende masten. Ook wordt in de maatwerkvoorschriften opgenomen dat er zoveel als mogelijk aan moet worden gedaan om geluidsoverlast vanwege klapperend want en fluitende masten te voorkomen (zie bijlage 5). De argumenten die deze maatwerkvoorschriften onderbouwen zijn erg belangrijk. Voor de argumentatie van de nadere eisen kan worden verwezen naar deze beleidsnotitie.

 

De beslissing tot het afwijken van de standaardnorm dient expliciet te worden geformaliseerd door middel van maatwerkvoorschriften. Van belang hierbij is, dat aan de beslissing om af te wijken van de standaardnorm een afdoende akoestische motivatie ten grondslag moet liggen, bij voorkeur en voorzover mogelijk, ondersteund door relevante geluidmetingen. Het geluid van klapperend want en fluitende masten is echter moeilijk te meten en moeilijk te voorspellen, en daardoor is het niet mogelijk om daar betrouwbare cijfermatige uitspraken over te doen. Een onderbouwing door middel van een akoestisch rapport is dan ook niet mogelijk.

 

Beleidsregel 2

Voor jachthavens die onder het Activiteitenbesluit vallen worden maatwerk-voorschriften vastgesteld.

 

4.3 Verwijzing naar dit beleid in ruimtelijke plannen

In ruimtelijke plannen, zoals een bestemmingsplan, kan in het beleidskader in de plantoelichting worden verwezen naar dit beleid. Hiermee kunnen, indien nodig, aspecten van het plan worden onderbouwd. In alle ruimtelijk relevante besluiten ten opzichte van woningen en jachthavens kan op deze manier een eensluidend beleid worden bevorderd.

 

Beleidsregel 3

In de plantoelichting van ruimtelijke plannen wordt (voor zover van toepassing) verwezen naar het “Klapperend want”-beleid.

 

Bijlage 1:  

 

  • Overzicht Jachthavens en woongebieden met aanlegfaciliteiten

  • Overzicht milieuvergunningplichtig of Activiteitenbesluit

 

Jachthavens kustgebied

IJsselmeer en Markermeer

 

Naam

Adres

Vergunning / Act.besluit

Lelystad-Haven

Oostvaardersdijk 59

Activiteitenbesluit

Batavia-Haven

Oostvaardersdijk 0

Activiteitenbesluit

Houtribhaven

Houtribhaven 2

Activiteitenbesluit

Deko Marine

Parkhaven 3

Activiteitenbesluit

Flevo Marina

IJsselmeerdijk 1

Activiteitenbesluit

Meerdijkhaven

Oostvaardersdijk

n.n.b.

 

Jachthavens binnenwatergebied

Bovenwater, Lage Dwarsvaart, Oostervaart

 

Naam

Adres

Vergunning / Act.besluit

WSV Het Bovenwater

Uilenweg 15

Activiteitenbesluit

Liberty Maritime International

Werfweg 2

Activiteitenbesluit

Countryclub (i.o.)

n.n.b.

Activiteitenbesluit

 

Woongebied met aanlegplaatsen

Bovenwater, Havendiep, IJsselmeer

 

Naam

Adres

Vergunning / Act.besluit

Parkhaven

Parkhaven

n.v.t.

Hollandse Hout

Hollandse Hout

n.v.t.

Lelystad-Haven

Weerribben en Belterwiede

n.v.t.

Landstrekenwijk

Schieland en Waterland

n.v.t.

 

Bijlage 2: kaarten (Zuidwest-Lelystad)

 

  • 1.

    Jachthaven Lelystad-Haven

  • 2.

    Jachthaven Liberty Maritime International

  • 3.

    Woongebied Landstrekenwijk

  • 4.

    Woongebied Lelystad-Haven Bovenwater

  • 5.

    Woongebied Hollandse Hout

  • 6.

    Watersportvereniging Het Bovenwater

  • 13.

    Meerdijkhaven (in ontwikkeling)

 

 

Bijlage 2: kaarten (West-Lelystad)

 

  • 7.

    Woongebied Parkhaven

  • 8.

    Deko Marine

  • 9.

    Houtribhaven

  • 10.

    Batavia-Haven

 

 

Bijlage 2: kaarten (Noord-west Lelystad)

 

  • 11.

    Jachthaven Flevo Marina

 

 

Bijlage 2: kaarten (Oost Lelystad)

 

  • 12.

    Jachthaven Countryclub (in ontwikkeling)

 

 

Bijlage 3:  

 

 

Algemene vergunningvoorschriften m.b.t. geluid jachthavens en voorschriften met betrekking tot klapperend want

 

  • 1.

    Het equivalente geluidsniveau (LAeq), veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en de daarin plaatsvindende activiteiten mag ter plaatse van woningen van derden en andere geluidgevoelige bestemmingen, alsmede op enig punt 50 m vanaf de erfgrens van de inrichting, niet meer bedragen dan: 2

    • 45 / 50 dB(A) tussen 07.00 en 19.00 uur;

    • 40 / 45 dB(A) tussen 19.00 en 23.00 uur;

    • 35 / 40 dB(A) tussen 23.00 en 07.00 uur.

 

  • 2.

    Onverminderd het gestelde in voorschrift 1 mogen de maximale geluidsniveaus (Lmax), voor zover deze een gevolg zijn van de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en de daarin plaatsvindende activiteiten, gemeten in de meterstand “fast”, ter plaatse van de in voorschrift 1 genoemde imissiepunten, niet groter zijn dan: *

    • 65 / 70 dB(A) tussen 07.00 en 19.00 uur;

    • 60 / 65 dB(A) tussen 19.00 en 23.00 uur;

    • 55 / 60 dB(A) tussen 23.00 en 07.00 uur.

 

  • 3.

    De voorschriften 1 en 2 zijn niet van toepassing op geluiden welke ten gevolge van weersomstandigheden worden veroorzaakt door het gieren en klapperen van zeilen, staand en lopend want.

 

  • 4.

    Het gieren en klapperen van zeilen, staand en lopend want, van binnen de inrichting aanwezige schepen, moet zoveel mogelijk worden voorkomen.

 

Voorstel voor de considerans bij milieuvergunningen.

In de bijlage van deze vergunning zijn geluidsvoorschriften opgenomen. Deze geluidsvoorschriften gaan uit van het geluid dat wordt veroorzaakt door de activiteiten die binnen de inrichtingen plaatsvinden als gevolg van de normale bedrijfsuitvoering.

 

Het gieren en klapperen van zeilen, staand en lopend want wordt veroorzaakt door de wind. Wind is een niet te beïnvloeden natuurverschijnsel dat niet tot de normale bedrijfsuitvoering behoort. In milieu-vergunningen voor jachthavens wordt daarom al jaar en dag opgenomen dat de geluidsvoorschriften niet van toepassing zijn op geluiden die worden veroorzaakt door het gieren en klapperen van zeilen, staand en lopend want als gevolg van de wind.

 

Om te voorkomen dat de bedrijfsvoering van vergunningplichtige jachthavens door wind wordt beperkt wordt een uitzondering gemaakt op de geluidsvoorschriften. Deze uitzondering houdt in dat de geluidsvoorschriften niet van toepassing zijn op geluiden die als gevolg van weersomstandigheden worden veroorzaakt door het gieren en klapperen van zeilen, staand en lopend want. Daarbij wordt echter wèl voorgeschreven dat het gieren en klapperen van zeilen, staand en lopend want, van binnen de inrichting aanwezige schepen, zoveel mogelijk moet worden voorkomen.

 

Het stellen van deze uitzondering op de geluidsvoorschriften voldoet aan het beleid “Klapperend want” dat door het college van Lelystad op …. 2008 is vastgesteld en vanaf ….. 2008 gedurende zes weken voor eenieder terinzage heeft gelegen.

 

Bijlage 4:  

 

 

Geluidsvoorschriften uit het Activiteitenbesluit

 

Afdeling 2.8Geluidhinder

 

Artikel 2.17

  • 1.

    Voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau (LAmax), veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, geldt dat:

    • a.

      de niveau’s op de in tabel 2.17a genoemde plaatsen en tijdstippen niet meer bedragen dan de in die tabel aangegeven waarden;

 

Tabel 2.17a

 

07:00-19:00 uur

19:00-23:00 uur

23:00-07:00 uur

LAr,LT op de gevel van gevoelige gebouwen

50 dB(A)

45 dB(A)

40 dB(A)

LAr,LTLT in in- en aanpandige gevoelige gebouwen

35 dB(A)

30 dB(A)

25 dB(A)

LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen

70 dB(A)

65 dB(A)

60 dB(A)

LAmax in in- en aanpandige gevoelige gebouwen

55 dB(A)

50 dB(A)

45 dB(A)

 

  • b.

    de in de periode tussen 07.00 en 19.00 uur in tabel 2.17a opgenomen maximale geluidsniveaus (LAmax) niet van toepassing zijn op laad- en losactiviteiten;

  • c.

    de in tabel 2.17a aangegeven waarden binnen in- of aanpandige gevoelige gebouwen niet gelden indien de gebruiker van deze gevoelige gebouwen geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van geluidsmetingen;

  • d.

    de in tabel 2.17a aangegeven waarden op de gevel ook gelden bij gevoelige terreinen op de grens van het terrein;

  • e.

    de waarden in in- en aanpandige gevoelige gebouwen, voor zover het woningen betreft, gelden in geluidsgevoelige ruimten en verblijfsruimten; en

  • f.

    de in tabel 2.17a aangegeven waarden niet gelden op gevoelige objecten die zijn gelegen op een gezoneerd industrieterrein.

 

  • 2.

    Ten aanzien van een inrichting die is gelegen op een gezoneerd industrieterrein, waarbij binnen een afstand van 50 meter geen gevoelige objecten, anders dan gevoelige objecten gelegen op het gezoneerde industrieterrein, zijn gelegen, bedraagt in afwijking van het eerste lid het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door die inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten niet meer dan de in tabel 2.17b bij het betreffende tijdstip aangegeven waarde.

 

Tabel 2.17b

 

07:00-19:00 uur

19:00-23:00 uur

23:00-07:00 uur

LAr,LT op een afstand van 50 meter vanaf de grens van de inrichting

50 dB(A)

45 dB(A)

40 dB(A)

 

  • 3.

    Ten aanzien van een inrichting die is gelegen op een bedrijventerrein, bedragen in afwijking van het eerste lid, het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau (LAmax) op de in tabel 2.17c genoemde plaatsen en tijdstippen niet meer dan de in die tabel aangegeven waarden. De in artikel 2.17c aangegeven waarden binnen in- of aanpandige gevoelige gebouwen zijn niet van toepassing indien de gebruiker van deze gevoelige gebouwen geen toestemming geeft voor het in redelijk uitvoeren of doen uitvoeren van geluidsmetingen. De in tabel 2.17a aangegeven waarden op de gevel zijn ook van toepassing bij gevoelige terreinen op de grens van het terrein. De waarden in in- en aanpandige gevoelige gebouwen gelden in geluidsgevoelige ruimten en verblijfsruimten.

 

Tabel 2.17c

 

07:00-19:00 uur

19:00-23:00 uur

23:00-07:00 uur

LAr,LT op de gevel van gevoelige gebouwen op het bedrijventerrein

55 dB(A)

50 dB(A)

45 dB(A)

LAr,LT op de gevel van gevoelige gebouwen op het bedrijventerrein

35 dB(A)

30 dB(A)

25 dB(A)

LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen op het bedrijventerrein

75 dB(A)

70 dB(A)

65 dB(A)

LAmax in in- en aanpandige gevoelige gebouwen op het bedrijventerrein

55 dB(A)

50 dB(A)

45 dB(A)

 

  • 4.

    In afwijking van het eerste en het tweede lid, geldt voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau (LAmax) bij een inrichting voor openbare verkoop van vloeibare brandstoffen, mengsmering of aardgas aan derden voor motorvoertuigen voor het wegverkeer, dat:

    • a.

      de geluidsniveaus op de in tabel 2.17d genoemde plaatsen en tijdstippen niet meer bedragen dan de in die tabel aangegeven waarden;

    • b.

      de in de periode tussen 07:00 en 21:00 uur in tabel 2.17d opgenomen maximale geluidsniveaus (LAmax) niet van toepassing zijn op laad- en losactiviteiten;

 

Tabel 2.17d

 

07:00-19:00 uur

21:00-07:00 uur

LAr,LT op de gevel van gevoelige gebouwen

50 dB(A)

40 dB(A)

LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen

70 dB(A)

60 dB(A)

 

  • c.

    de in tabel 2.17d aangegeven waarden op de gevel ook gelden bij gevoelige terreinen op de grens van het terrein;

  • d.

    indien de inrichting is gelegen op een gezoneerd industrieterrein en binnen een afstand van 50 meter geen gevoelige objecten, anders dan gevoelige objecten gelegen op het gezoneerde industrieterrein, de waarden van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) uit tabel 2.17d gelden op een afstand van 50 meter vanaf de grens van de inrichting; en

  • e.

    de in tabel 2.17d aangegeven waarden niet gelden op gevoelige objecten die zijn gelegen op een gezoneerd industrieterrein.

 

Artikel 2.18

  • 1.

    Bij het bepalen van de geluidsniveaus, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20, blijft buiten beschouwing:

    • a.

      het stemgeluid van personen op een onverwarmd en onoverdekt terrein, dat onderdeel is van de inrichting, tenzij dit terrein kan worden aangemerkt als een binnenterrein;

    • b.

      het stemgeluid van bezoekers op het open terrein van een inrichting voor sport- of recreatieactiviteiten;

    • c.

      het geluid ten behoeve van het oproepen tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging of het bijwonen van godsdienstige of levensbeschouwelijke bijeenkomsten en lijkplechtigheden, alsmede geluid in verband met het houden van deze bijeenkomsten of plechtigheden;

    • d.

      het geluid van het traditioneel ten gehore brengen van muziek tijdens het hijsen en strijken van de nationale vlag bij zonsopkomst en zonsondergang op militaire inrichtingen;

    • e.

      het ten gehore brengen van muziek vanwege het oefenen door militaire muziekcorpsen in de buitenlucht gedurende de dagperiode met een maximum van twee uren per week op militaire inrichtingen;

    • f.

      het ten gehore brengen van onversterkte muziek tenzij en voor zover daarvoor bij gemeentelijke verordening regels zijn gesteld.

  • 2.

    Bij het bepalen van de geluidsniveaus, bedoeld in artikel 2.17, wordt voor muziekgeluid geen bedrijfsduurcorrectie toegepast;

  • 3.

    Bij het bepalen van het maximaal geluidsniveau (LAmax), bedoeld in artikel 2.17, blijft buiten beschouwing het geluid als gevolg van:

    • a.

      het komen en gaan van bezoekers bij inrichtingen waar uitsluitend of in hoofdzaak horeca-, sport- en recreatieactiviteiten plaatsvinden;

    • b.

      het verrichten in de open lucht van sportactiviteiten of activiteiten die hiermee in nauw verband staan;

  • 4.

    De maximale geluidsniveaus (LAmax), bedoeld in artikel 2.17, zijn tussen 23.00 uur en 7.00 uur niet van toepassing ten aanzien van aandrijfgeluid van motorvoertuigen bij laad- en losactiviteiten indien:

    • a.

      degene die de inrichting drijft aantoont dat het maximaal geluidsniveau (LAmax). genoemd in tabel 2.17a, niet te bereiken is door het treffen van maatregelen en,

    • b.

      het niveau van het aandrijfgeluid op een afstand van 7,5 meter van het motorvoertuig niet hoger is dan 65 dB(A).

  • 5.

    Bij gemeentelijke verordening kunnen ten behoeve van het voorkomen van geluidhinder regels worden gesteld met betrekking tot het ten gehore brengen van onversterkte muziek.

 

Artikel 2.19

  • 1.

    Bij gemeentelijke verordening kunnen voorwaarden wordt vastgesteld op grond waarvan krachtens de verordening gebieden worden aangewezen waarin de in de verordening opgenomen geluidsnormen gelden die afwijken van de waarden, bedoeld in artikel 2.17, indien de in dat artikel genoemde waarden, gelet op de aard van de gebieden, niet passend zijn.

Alvorens een gebied wordt aangewezen worden de gevolgen hiervan voor de in die gebieden gelegen inrichtingen, de bewoners van die gebieden en andere belanghebbenden in kaart gebracht.

  • 2.

    In een gebied als bedoeld in het eerste lid bedragen de waarden binnen een geluidsgevoelige ruimte of een verblijfsruimte voor zover deze niet zijn gelegen op een gezoneerd industrieterrein, op de volgende tijdstippen niet meer dan de in tabel 2.19 aangegeven waarden:

 

Tabel 2.19

 

07:00-19:00 uur

19:00-23:00 uur

23:00-07:00 uur

LAr,LT

35 dB(A)

30 dB(A)

25 dB(A)

LAmax

55 dB(A)

50 dB(A)

45 dB(A)

 

  • 3.

    Bij het bepalen van het maximaal geluidsniveau (LAmax), bedoeld in het tweede lid, blijft buiten beschouwing het geluid als gevolg van:

    • a.

      het komen en gaan van bezoekers bij inrichtingen waar uitsluitend of in hoofdzaak horeca-, sport- en recreatieactiviteiten plaatsvinden;

    • b.

      het verrichten in de open lucht van sportactiviteiten of activiteiten die hiermee in nauw verband staan.

  • 4.

    De in het tweede lid genoemde waarden gelden niet indien de gebruiker van deze gevoelige gebouwen geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van geluidsmetingen.

  • 5.

    In een verordening als bedoeld in het eerste lid kan worden bepaald dat het bevoegd gezag ten aanzien van een gebied dat krachtens de verordening is aangewezen overeenkomstig artikel 2.20 maatwerkvoorschriften kan stellen.

 

Artikel 2.20

  • 1.

    In afwijking van de waarden, bedoeld in de artikelen 2.17 en 2.19, kan het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschrift andere waarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau (LAmax) vaststellen.

  • 2.

    Het bevoegd gezag kan slechts hogere waarden vaststellen dan de waarden, bedoeld in de artikelen 2.17 en 2.19, indien geluidsgevoelige ruimten dan wel verblijfsruimten van gevoelige gebouwen, die zijn gelegen binnen de akoestische invloedssfeer van de inrichting, een etmaalwaarde van maximaal 35 dB(A) wordt gewaarborgd.

  • 3.

    De in het tweede lid bedoelde hogere etmaalwaarden zijn niet van toepassing indien de gebruiker van deze gevoelige gebouwen geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van geluidsmetingen.

  • 4.

    Het bevoegd gezag kan maatwerkvoorschriften stellen over de plaats waar de waarden, bedoeld in de artikelen 2.17 en 2.19, voor een inrichting gelden.

  • 5.

    Het bevoegd gezag kan bij maatwerkvoorschrift bepalen welke technische voorzieningen in de inrichting worden aangebracht en welke gedragsregels in acht worden genomen teneinde aan de geldende geluidsnormen te voldoen.

  • 6.

    In afwijking van de waarden, bedoeld in de artikel 2.17 en 2.19, kan het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschrift voor bepaalde activiteiten in een inrichting, anders dan festiviteiten als bedoeld als bedoeld in artikel 2.21, andere waarden voor het langtijd gemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau (LAmax) vaststellen. Het bevoegd gezag kan daarbij voorschriften vaststellen met betrekking tot de duur van de activiteiten, het treffen van maatregelen, de tijdstippen waarop de activiteiten plaatsvinden of het vooraf melden per keer dat de activiteit plaatsvindt.

 

Artikel 2.21

  • 1.

    De waarden, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 zijn, voor zover de naleving van deze normen redelijkerwijs niet kan worden gevergd, niet van toepassing op dagen of dagdelen in verband met de viering van:

    • a.

      festiviteiten die bij of krachtens een gemeentelijke verordening zijn aangewezen, in de gebieden in de gemeente waarvoor de verordening geldt;

    • b.

      andere festiviteiten die plaatsvinden in de inrichting, waarbij het aantal bij of krachtens een gemeentelijke verordening aan te wijzen dagen of dagdelen niet meer mag bedragen dan twaalf per kalenderjaar;

  • 2.

    Bij of krachtens gemeentelijke verordening kunnen voorwaarden worden verbonden aan de festiviteiten ter voorkoming of beperking van geluidhinder.

  • 3.

    Een festiviteit als bedoeld in het eerste lid die maximaal een etmaal duurt, maar die zowel voor als na 00.00 uur plaatsvindt, wordt beschouwd als plaatshebbende op één dag.

 

Artikel 2.22

  • 1.

    Bij het bepalen van het maximaal geluidsniveau (LAmax), bedoeld in artikel 2.17, blijft buiten beschouwing het geluid als gevolg van het uitrukken van motorvoertuigen ten behoeve van ongevallenbestrijding en brandbestrijding en het vrijmaken van de weg na een ongeval.

  • 2.

    Het bevoegd gezag kan maatwerkvoorschriften stellen met betrekking tot het treffen van technische en organisatorische maatregelen ten aanzien van het uitrukken van motorvoertuigen bij ongevallenbestrijding en brandbestrijding, indien dat bijzonder is aangewezen in het belang van het milieu.

 

Bijlage 5:  

 

Te stellen maatwerkvoorschriften met betrekking tot klapperend want en fluitende masten

 

  • 1.

    Het bepaalde in artikel 2.17 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer is niet van toepassing op geluiden welke ten gevolge van de heersende weersomstandigheden worden veroorzaakt door het gieren en/of klapperen van zeilen, staand en lopend want.

  • 2.

    Het gieren en/of klapperen van zeilen, staand en lopend want van binnen de inrichting aanwezige schepen dient door de houder van de inrichting zoveel mogelijk te worden voorkomen.

 

Voorstel voor de considerans bij het stellen van maatwerkvoorschriften

 

In de algemene milieu regels, die zijn vastgelegd in het Activiteitenbesluit, zijn onder meer geluidsvoorschriften opgenomen. Deze geluidsvoorschriften nemen als uitgangspunt het geluid dat wordt veroorzaakt door de activiteiten die binnen de inrichtingen plaatsvinden als gevolg van de normale bedrijfsvoering.

 

Het gieren en klapperen van zeilen, staand en lopend want wordt veroorzaakt door de wind. Wind is een niet te beïnvloeden natuurverschijnsel dat niet tot de normale bedrijfsvoering behoort. In milieuvergunningen voor jachthavens wordt daarom al sinds jaar en dag opgenomen dat de geluidsvoorschriften niet van toepassing zijn op geluiden die als gevolg van weersomstandigheden worden veroorzaakt door het gieren en klapperen van zeilen, staand en lopend want. Het Activiteitenbesluit (en daarvoor het Besluit jachthavens milieubeheer) kent deze uitzondering niet. Daardoor is een ongelijkheid ontstaan tussen de kleinere jachthavens, die onder de AMvB vallen, en de grotere vergunningplichtige jachthavens.

 

Om te voorkomen dat de bedrijfsvoering van de jachthavens, die onder de AMvB vallen, door de effecten van de weersomstandigheden wordt beperkt, worden maatwerkvoorschriften gesteld. Deze maatwerkvoorschriften houden in dat de geluidsvoorschriften uit het Activiteitenbesluit niet van toepassing zijn op geluiden die als gevolg van de weersomstandigheden worden veroorzaakt door het gieren en klapperen van zeilen, lopend en staand want. Wel wordt in de maatwerkvoorschriften voorgeschreven dathet gieren en klapperen van zeilen, staand en lopend want van binnen de inrichting aanwezige schepen door de houder van de inrichting zoveel mogelijk moet worden voorkomen.

 

Het stellen van deze maatwerkvoorschriften voldoet aan het beleid “Klapperend want” zoals dat door het college van burgemeester en wethouders van Lelystad op …………2008 (gewijzigd) is vastgesteld en vanaf …………2008 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage is gelegd.

 

 

 

 

Lelystad, 9 september 2008

Het college van de gemeente Lelystad,

de secretaris, de burgemeester,


1

Met ingang van 1 januari 2008 geldt in plaats van het Besluit jachthavens milieubeheer het Activiteitenbesluit. Op basis van een eerste inschatting lijkt aannemelijk dat alle jachthavens in Lelystad onder dit besluit vallen, zodat in de praktijk niet langer sprake is van de bedoelde rechtsongelijkheid

2

afhankelijk van de situatie