Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Brummen

Financiële verordening gemeente Brummen 2006

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBrummen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingFinanciële verordening gemeente Brummen 2006
CiteertitelFinanciële verordening gemeente Brummen 2006
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpfinancien en economie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening vervangt de volgende regeling: Financiële verordening gemeente Brummen, vastgesteld door de raad op 18 december 2003 

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 212

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-03-200701-01-200601-01-2021nieuwe regeling

26-01-2006

GemeenteThuis, 21-2-2007

05.005918

Tekst van de regeling

Intitulé

Financiële verordening gemeente Brummen 2006

De gemeente stelt de Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Brummen vast.

Financiële verordening gemeente Brummen 2006

Artikel 1. Definities

  • In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    afdeling

  • iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie.

  • b.

    administratie

  • het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Brummen en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • c.

    financiële administratie

  • het onderdeel van de administratie dat omvat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Brummen, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

    • §

      de financieel-economische positie;

    • §

      het financiële beheer;

    • §

      de uitvoering van de begroting;

    • §

      het afwikkelen van vorderingen en schulden;

    • §

      alsmede tot het afleggen van verantwoording daarover.

       

  • d.

    administratieve organisatie

  • het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding.

  • e.

    financieel beheer

  • het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen van de rechten van de gemeente Brummen.

  • f.

    rechtmatigheid

  • het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen, raadsbesluiten en collegebesluiten.

  • g.

    doelmatigheid

  • het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen.

  • h.

    doeltreffendheid

  • de mate waarin de gewenste prestaties en de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald.

Titel 1. Begroting en verantwoording

Kaderstellen

Artikel 2. Programmabegroting

  • 1.

    De raad stelt bij de aanvang van de nieuwe raadsperiode een programma-indeling vast. Deze indeling is van toepassing voor de begrotingen gedurende de gehele raadsperiode, tenzij de Raad hierover tussentijds een besluit tot wijziging van de programma-indeling neemt.

  • 2.

    De Raad stelt bij de aanvang van de nieuwe raadsperiode een beleidsplan vast voor de nieuwe raadsperiode. Het beleidsplan wordt voorbereid door het college en bevat per programma de volgende onderdelen:

    • ·

      Wat willen we bereiken (de doelstelling);

    • ·

      Wat gaan we doen (de wijze waarop de doelstellingen zullen worden gerealiseerd);

    • ·

      Wat mag het kosten (de raming van de baten en lasten).

  • 3.

    Voorafgaande aan het nieuwe begrotingsjaar stelt de raad de begroting voor het nieuwe begrotingsjaar vast. De begroting is gebaseerd op de programma-indeling zoals die door de Raad is vastgesteld. De begroting wordt opgesteld in overeenstemming met de geldende voorschriften voor gemeenten. De Raad stelt per programma vast:

    • ·

      Wat willen we bereiken (de doelstelling);

    • ·

      Wat gaan we doen (de wijze waarop de doelstellingen zullen worden gerealiseerd);

    • ·

      Wat mag het kosten (de raming van de baten en lasten).

  • 4.

    Het college stelt per programma indicatoren voor met betrekking tot de beoogde doelstellingen en de te realiseren activiteiten. De raad stelt deze indicatoren vast.

  • 5.

    Het college draagt zorg voor het verzamelen en vastleggen van gegevens over de doelstellingen, de gerealiseerde activiteiten en de daarvoor ingezette middelen, opdat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst.

Artikel 3. Producten

  • 1.

    De toedeling van producten aan de programma’s staat voor de raadsperiode vast, tenzij er dringende redenen zijn tot wijzigen. Wijzigingen worden bij de programmabegroting expliciet vermeld.

  • 2.

    Bij iedere programmabegroting en bij de jaarstukken wordt ter informatie een overzicht gegeven van de toedeling van de producten uit de productraming aan de programma’s.

  • 3.

    Bij de productenraming is tevens het volgende opgenomen:

    • ·

      Wat willen we bereiken (de doelstelling);

    • ·

      Wat gaan we doen (de wijze waarop de doelstellingen zullen worden gerealiseerd);

    • ·

      Wat mag het kosten (de raming van de baten en lasten).

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1.

    Het college neemt bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting een afzonderlijk onderdeel op over de kaders en uitgangspunten voor het betreffende begrotingsjaar en de drie opvolgende jaren (meerjarenraming). Dit hoofdstuk bevat in ieder geval de volgende onderdelen:

    • a)

      financiële uitgangspunten

    • b)

      budgettair kader

  • 2.

    De raad stelt de lasten en baten, inclusief bestemmingen, per programma vast.

     

Uitvoering

Artikel 5. Uitvoering begroting

  • 1.

    Het college stelt regels die waarborgen dat de uitvoering van de begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt.

  • 2.

    Het college draagt ten aanzien van de begrotingsuitvoering zorg voor:

    • a)

      het voorkomen van overschrijdingen (respectievelijk onderschrijden) van de begrote lasten (respectievelijk baten) van de programma’s, zoals door de Raad geautoriseerd bij de (gewijzigde) begroting;

    • b)

      de toedeling van de budgetten en investeringskredieten aan de productenraming binnen de kaders, zoals door de Raad geautoriseerd bij de vaststelling van de uiteenzetting van de financiële positie;

    • c)

      dat wijzigingen op de oorspronkelijk geraamde lasten en baten in de productenraming geautoriseerd worden door de Raad, indien:

      • ·

        nieuwe zaken zich voordoen en

      • ·

        deze wijzigingen leiden tot een verandering van de omvang van het programmabudget.

         

Beheersing en Interne controle.

ARTIKEL 6. Interne controle

  • 1.

    Het college draagt ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2.

    Het college biedt de Raad periodiek een nota aan inzake de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de gemeentelijke regelingen.

  • 3.

    Het college draagt zorg voor de jaarlijkse interne toetsing (audit) van een aantal bedrijfsonderdelen op juistheid, volledigheid en tijdigheid van de bestuurlijke informatievoorziening, de rechtmatigheid van beheershandelingen en op misbruik en oneigenlijk gebruik van de gemeentelijke regelingen. Ieder bedrijfsonderdeel van de gemeente wordt periodiek getoetst.

  • 4.

    Het college zorgt op basis van de resultaten van de toetsen bedoeld in het derde lid, indien nodig, voor een plan van verbetering. Het college neemt op basis van het plan van verbetering maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

  • 5.

    De resultaten van de in het derde en vierde lid genoemde toetsen en de bijbehorende plannen van verbetering worden ter kennisgeving aan de raad aangeboden.

     

Rapportage en Verantwoording

Artikel 7. Tussentijdse rapportage en informatie

  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de bijstelling van de programmabegroting over de eerste twee maanden en over de eerste zeven maanden van het lopende boekjaar.

  • 2.

    De tussenrapportages worden aan de raad aangeboden op de volgende tijdstippen:

    • a)

      de tweemaands rapportage vóór 1 mei van het lopende begrotingsjaar;

    • b)

      de zevenmaands rapportage vóór 1 oktobervan het lopende begrotingsjaar;

  • 3.

    De inrichting van de tussentijdse rapportages sluiten (zoveel mogelijk) aan bij de programma-indeling van de begroting.

  • 4.

    De rapportages gaan in op de afwijkingen, zowel wat betreft lasten en baten, de geleverde prestaties en indien daar aanleiding voor is de maatschappelijke effecten.

  • 5.

    De raad bepaalt aan de hand van de tussentijdse rapportages of de beleidsdoelen van de programma’s voor het lopende of komende jaar bijstelling behoeven.

Artikel 8. Jaarstukken

  • 1.

    Het college legt verantwoording af over de uitvoering van de programma’s. In de verantwoording geeft het college aan:

    • ·

      Wat is bereikt;

    • ·

      Welke prestaties zijn geleverd;

    • ·

      Wat de lasten en baten zijn geweest;

    • ·

      Hoe de resultaten zich verhouden tot de in de begroting gestelde doelen.

  • 2.

    De raad bepaalt aan de hand van de jaarstukken of de beleidsdoelen van de programma’s voor het lopende jaar bijstelling behoeven

Titel 2. Financiële positie

Kaderstellen

Artikel 9. Financiële positie

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor, dat alle financiële gevolgen waartoe de raad heeft besloten, in de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenraming zijn opgenomen.

  • 2.

    In de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting en meerjarenraming wordt in elk geval ingegaan op:

    • a)

      de ontwikkeling van het begrotingsresultaat en het saldo van de meerjarenraming;

    • b)

      de ontwikkeling van de reserves en voorzieningen;

    • c)

      de voorgenomen investeringen.

  • 3.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie wordt een overzicht van de investeringen voor de komende vier jaar gegeven (investeringsprogramma). De Raad stelt met het vaststellen van de financiële positie van de begroting de middelen vast voor de uitvoering van het investeringsprogramma (vaststellen en vrijgeven van investeringskredieten).

Artikel 10.

Waardering & afschrijving vaste activa

  • 1.

    De waardering en afschrijving van vaste activa is vastgelegd in de nota investerings- en afschrijvingsbeleid. In deze nota staan de drempelbedragen voor het activeren van materiële en immateriële vaste activa. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 2.

    De materiële vaste activa met economisch nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het “Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten” (BBV), worden afgeschreven overeenkomstig de bij de nota investering- en afschrijvingsbeleid behorende tabel afschrijvingstermijnen.

  • 3.

    De nota investering- en afschrijvingbeleid wordt indien nodig geactualiseerd. De afschrijvingstabel behorende bij de nota investering- en afschrijvingsbeleid wordt jaarlijks geactualiseerd. Het College zal de afschrijvingstabel ten tijde van de begroting aan de raad ter beschikking stellen. De raad stelt de tabel jaarlijks vast.

  • 4.

    Onder activa met een meerjarig maatschappelijk nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, worden verstaan investeringen in aanleg en onderhoud van: (inrichting) wegen, waterwegen; civiele kunstwerken, groen en kunstwerken.

  • 5.

    Aankoop en vervaardiging van activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden, onder aftrek van bijdragen van derden en voorzieningen, ten laste van de exploitatie (gerealiseerd resultaat voor bestemming) gebracht. Hiervan kan bij raadsbesluit worden afgeweken conform artikel 59 lid 4 BBV. In geval van activering wordt op het actief afgeschreven, maximaal voor de termijn overeenkomstig de meest recent vastgestelde afschrijvingstabel.

Artikel 11. Voorziening voor oninbare vorderingen

Voor openstaande vorderingen wordt jaarlijks, als er aanleiding voor is, een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een beoordeling van vorderingen ouder dan drie maanden. Voor de openstaande vorderingen waarvan is komen vast te staan dat deze niet inbaar blijken, wordt de vordering ten laste van de voorziening geboekt. Het college zal hiertoe besluiten op grond van een ambtelijk voorstel.

Artikel 12. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    Het college biedt jaarlijks gelijktijdig met de programmabegroting en de jaarrekening het overzicht aan van de reserves en voorzieningen. Het overzicht in de programmabegroting maakt onderdeel uit van de uiteenzetting van de financiële positie. In de jaarrekening wordt het overzicht in de toelichting op de balans opgenomen.

  • 2.

    De nota reserves en voorzieningen wordt periodiek geactualiseerd. In deze nota wordt het beleid ten aanzien van reserves en voorzieningen vastgesteld, in relatie tot de nota weerstandsvermogen bedoeld in artikel 17.

Artikel 13.

Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten en diensten van de gemeente Brummen wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die aantoonbaar samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2.

    Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan reserves voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa.

  • 3.

    Voor toerekening van rentekosten wordt een jaarlijks in de begroting bepaald genormeerd rentepercentage gehanteerd.

Artikel 14: Financieringsfunctie

  • 1.

    Het college draagt bij de uitoefening van de financieringsfunctie zorg voor het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door de Raad vastgestelde kaders van de begroting uit te kunnen voeren.

  • 2.

    Het college neemt bij de uitvoering van de financieringsfunctie de regels in acht, zoals die zijn vermeld in het door de Raad vastgestelde Treasury-statuut. Het Treasury-statuut maakt deel uit van deze verordening. Bij de programmabegroting worden in de paragraaf financiering in ieder geval opgenomen:

    • a)

      de algemene actuele ontwikkelingen;

    • b)

      de doelstelling van de treasuryfunctie;

    • c)

      het beleid inzake risicobeheer (renterisico, kredietrisico’s);

    • d)

      het beleid inzake de gemeentefinanciering.

  • 3.

    In het jaarverslag legt het college verantwoording af over de resultaten van het gevoerde beleid zoals deze zijn opgenomen in de paragraaf financiering van de programmabegroting.

Artikel 15. Registratie bezittingen, activa en vermogen

  • 1.

    Het college draagt zorg voor een actuele en volledige registratie van bezittingen. In de registratie worden ook opgenomen niet-geactiveerde kunstvoorwerpen met cultuurhistorische waarde en de niet-geactiveerde investeringen in de openbare ruimte.

  • 2.

    Het college draagt er zorg voor, dat de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen van de gemeente systematisch worden gecontroleerd.

  • 3.

    Bij afwijkingen in de registratie van bezittingen neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Titel 3. Paragrafen

Artikel 16. Lokale heffingen

  • 1.

    In de begroting en het jaarverslag wordt een paragraaf lokale heffingen opgenomen. Deze paragraaf behandelt in ieder geval:

    • a)

      de samenstelling van het pakket aan lokale heffingen en inkomsten;

    • b)

      een weergave van de actuele ontwikkelingen inzake de lokale heffingen;

    • c)

      het tarievenbeleid voor lokale heffingen;

    • d)

      de ontwikkeling van de lokale belastingendruk;

    • e)

      het kwijtscheldingsbeleid.

  • 2.

    Het college draagt zorg voor het opstellen en aanpassen van de verordeningen voor de gemeentelijke belastingen en heffingen. De (gewijzigde) verordeningen worden aan de Raad ter vaststelling aangeboden.

  • 3.

    Bij de begroting dan wel met de aanpassing van de van toepassing zijnde verordeningen wordt aan de raad voorgesteld om de nieuwe tarieven voor lokale heffingen voor het komende begrotingsjaar vast te stellen.

Artikel 17. Weerstandsvermogen en risicomanagement

  • 1.

    Het college biedt periodiek een (bijgestelde) nota weerstandsvermogen aan. In deze nota wordt ingegaan op het risicomanagement, de aanwezige financiële risico’s en de beschikbare weerstandscapaciteit. In de nota wordt tevens de gewenste weerstandscapaciteit bepaald. Op basis van de nota kan het college nadere voorstellen doen in onder meer het aanpassen van de beschikbare weerstandscapaciteit. De raad stelt de nota vast.

  • 2.

    Het college geeft in relatie tot de nota weerstandsvermogen in de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en het jaarverslag een actueel beeld van de financiële risico’s in relatie tot de beschikbare weerstandscapaciteit. Voor zover hiertoe aanleiding bestaat kan het college, gegeven de uitgangspunten van de nota weerstandsvermogen, aan de Raad nadere voorstellen doen in de aanpassing van de weerstandscapaciteit.

Artikel 18. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    Het college biedt periodiek de diverse nota’s voor het onderhoud openbare ruimte aan. Deze nota’s geven het kader weer voor de inrichting van het onderhoud en het beoogde onderhoudsniveau voor het openbaar groen, wegen, kunstwerken en straatmeubilair en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettair beslag. De raad stelt de nota’s vast.

  • 2.

    Het college biedt periodiek een nota rioleringsplan aan. De nota geeft het kader weer voor de inrichting van het onderhoud, het beoogde onderhoudsniveau en de uitbreiding van de riolering alsmede de kwaliteit van het milieu en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettair beslag. De raad stelt de nota vast.

  • 3.

    Het college biedt periodiek een nota onderhoud gebouwen aan ter behandeling en vaststelling door de raad. De nota bevat de voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettair beslag. De raad stelt de nota vast.

  • 4.

    Bij de begroting en het jaarverslag doet het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen verslag over:

    • a)

      de beschikbare nota’s en de beleidsuitgangspunten betreffende het onderhoud van de kapitaalgoederen;

    • b)

      de voortgang van het geplande onderhoud en het eventuele achterstallige onderhoud aan onder andere het openbaar groen, wegen, straatmeubilair, riolering en gebouwen;

    • c)

      de hieruit voortvloeiende financiële consequenties;

    • d)

      de vertaling van deze financiële consequenties;

    • e)

      de actualiteit van de beheerplannen.

Artikel 19.

Financiering

In de begroting en het jaarverslag doet het college in de paragraaf financiering in ieder geval verslag van:

  • a)

    de doelstellingen en uitgangspunten van het financieringsbeleid;

  • b)

    het risicobeheer;

  • c)

    de financieringsbehoefte voor de komende jaren;

  • d)

    de actuele economische- en rente ontwikkelingen.

Artikel 20.

Bedrijfsvoering

  • 1.

    Het college stelt periodiek een nota bedrijfsvoering vast. In deze nota wordt onder meer aandacht geschonken aan de planning en control. De nota wordt ter kennisgeving aan de Raad overlegd.

  • 2.

    In de bedrijfsvoeringsparagraaf in de begroting en het jaarverslag wordt ingegaan op de tijdelijke en actuele onderwerpen die vanuit de optiek van de raad aandacht behoeven. Deze paragraaf gaat onder meer in op de volgende onderwerpen:

    • a)

      planning en control;

    • b)

      kwaliteitszorg;

    • c)

      personeel en organisatie;

    • d)

      huisvesting;

    • e)

      informatiebeleid en automatisering.

Artikel 21. Verbonden partijen

  • 1.

    Voor het vormen van een nieuwe verbonden partij wordt vooraf aan de Raad om toestemming gevraagd.

  • 2.

    Van elk van de verbonden partijen wordt in een afzonderlijke registratie weergegeven het openbaar belang, het eigen vermogen, de solvabiliteit, het financieel resultaat en de zeggenschap van de gemeente.

  • 3.

    In de begroting en het jaarverslag wordt in de paragraaf verbonden partijen in elk geval ingegaan op:

    • a)

      de visie en beleidsvoornemens inzake verbonden partijen in relatie tot de realisatie van de doelstellingen die zijn opgenomen in de begroting;

    • b)

      het financieel belang in de verbonden partijen;

    • c)

      het aangaan van nieuwe participaties;

    • d)

      het beëindigen van bestaande participaties;

    • e)

      het wijzigen van bestaande participaties;

    • f)

      eventuele problemen bij bestaande participaties.

Artikel 22. Grondbeleid

  • 1.

    Het college biedt periodiek een (bijgestelde) nota grondbeleid aan ter behandeling en vaststelling door de raad. In deze nota wordt aandacht besteed aan:

    • a)

      een visie op het grondbeleid in relatie tot de realisatie van de doelstellingen van de programma’s die zijn opgenomen in de begroting;

    • b)

      een aanduiding van de wijze waarop de gemeente het grondbeleid uitvoert;

    • c)

      een actuele prognose van de te verwachten resultaten van de totale grondexploitatie;

    • d)

      uitgangspunten betreffende het verantwoorden van de winsten en verliezen in de exploitatie (winst- en verliesneming).

  • 2.

    In de paragraaf grondbeleid van de begroting en het jaarverslag wordt ingegaan op de uitvoering van de nota grondbeleid. De paragraaf grondbeleid bevat in ieder geval de volgende onderdelen:

    • a)

      de relatie met de programma’s van de begroting;

    • b)

      de (strategische) visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • c)

      de actuele prognoses van de te verwachten resultaten van de totale grondexploitatie, gespecificeerd naar complex;

    • d)

      de voorraadverwerving en uitgifte van gronden;

    • e)

      aan te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten.

Artikel 23. Verstrekking subsidies

Het college biedt periodiek een (bijgestelde) subsidieverordening aan ter vaststelling door de Raad. De subsidieverordening bevat het kader voor de verstrekking van gemeentelijke subsidies en een overzicht van de toegekende gemeentelijke subsidies.

Titel 4. Financiële organisatie en administratie

Artikel 24. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a)

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b)

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen en schulden, enzovoorts;

  • c)

    het verschaffen van informatie aan de budgethouders en voor het maken van kostencalculaties;

  • d)

    het bevorderen van de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

  • e)

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

  • f)

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen.

Artikel 25. Financiële administratie

Het college draagt er zorg voor dat:

  • a)

    de inrichting en de werking van de financiële administratie voldoet aan het “Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten” en andere relevante wet- en regelgeving;

  • b)

    de vereiste informatie verstrekt wordt aan het rijk, de provincie en de Europese Unie, alsmede aan andere instellingen die specifieke verantwoordingsverplichtingen opleggen aan gemeenten.

Artikel 26. Financiële organisatie

Het college draagt de zorg voor en legt (in een besluit) vast:

  • a)

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b)

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • c)

    de regels voor de positie van het ManagementTeam en de concerncontroller hierin;

  • d)

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • e)

    de regels voor de opdrachtverlening en de verrekening van leveringen tussen de afdelingen van de gemeente;

  • f)

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen.

Artikel 27. Aanbesteding en inkoop

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de nota aanbestedingsbeleid waarin de regels voor de inkoop en aanbesteding van werken en de levering van diensten wordt vastgelegd. De regels waarborgen, dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels terzake van de Europese Unie. De nota wordt ter vaststelling aan de Raad aangeboden.

  • 2.

    Het college werkt de nota aanbestedingsbeleid uit in een protocol waarin de ambtelijke regels en procedures voor de inkoop en de aanbesteding van werken en de levering van diensten wordt vastgelegd.

Artikel 28. Subsidieverstrekking en steunverlening

Het college draagt zorg voor het waarborgen, dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels terzake van de Europese Unie en de subsidieverordening van de gemeente Brummen.

Titel 5. Slotbepalingen

Artikel 29.

Inwerkingtreding

  • 1.

    De Financiële verordening gemeente Brummen, vastgesteld door de raad op 18 december 2003 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2006.

Artikel 30.

Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam “Financiële verordening gemeente Brummen 2006”.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 26 januari 2006.

De raad van de gemeente Brummen,

mr. M. Veenbergen N.E. Joosten bc

griffier voorzitter

Toelichting financiële beheersverordening gemeente Brummen

Artikel 2 Programmabegroting

Artikel 2 bevat de bepalingen over de inrichting van de begroting, waarin de kaderstellende functie van de Raad tot uiting komt. De Raad legt op basis van dit artikel een belangrijk deel van de infrastructuur van de begroting vast, evenals de prestatie- en kengetallen waarop de Raad wil sturen en controleren. Deze kengetallen zijn gebaseerd op het beleidsplan dat door het college aan de Raad wordt aangeboden. In dit beleidsplan maakt de Raad met het college een afspraak over de te bereiken maatschappelijke effecten en doelstellingen, de prestaties die zullen worden geleverd en de middelen die hiervoor benodigd zijn. Omdat er een politiek-bestuurlijke keuze ten grondslag ligt aan de indeling van de programma's, stelt de Raad de indeling vast. Die vaststelling zal voor enkele jaren gelden, bij voorkeur voor een gehele raadsperiode. Indien daartoe aanleiding is, kan de Raad de indeling wijzigen. Een programma is gebaseerd op de drie w-vragen: wat willen wij bereiken (de beleidsdoelen, inclusief de maatschappelijke effecten), wat gaan wij daar voor doen (de prestaties, bestaande uit te leveren goederen en diensten) en wat mag dat kosten? Vooral voor de eerste twee vragen zullen in de praktijk streefwaarden nodig zijn. Aan de hand van die streefwaarden kan de Raad zijn kaderstellende functie vervullen. Ook dienen zij om de Raad de gelegenheid te bieden zijn controlerende functie in te vullen door de uitkomsten en resultaten van de programma's te beoordelen. In het dualistisch bestel moet de Raad de w-vragen zelf beantwoorden; hij kan dat niet overlaten aan het college en/of de ambtelijke organisatie.

Artikel 3 Producten

De Raad stelt de programmabegroting vast. Ter uitvoering van de begroting stelt het college -zoals geregeld in het 'Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten'- een productraming op. Het college is vrij in het aantal producten en de indeling daarvan. De productraming is in de systematiek van het besluit geen onderdeel van de begroting. In het tweede lid wordt geregeld dat de Raad ter informatie een overzicht van de toedeling van producten aan de programma's ontvangt. In de praktijk zal dit erop neerkomen dat ter informatie aan de Raad de productenraming zal worden uitgereikt. Bij de productenraming zal tevens voor de “interne” planning en control een overzicht worden opgenomen omtrent de zogenaamde drie W’s (Wat willen we bereiken, Wat gaan we doen en Wat mag het kosten)

Artikel 4 Kaders begroting

De artikelen 2 en 3 betreffen vooral de infrastructuur van de begroting. Artikel 4 gaat over het meerjarige budgettaire kader. Dat vormt de grondslag voor de eigenlijke begroting. Gegeven het grote belang van het budgetrecht van de Raad, is het logisch dat de Raad expliciet een budgettair kader vaststelt. In de programmabegroting zal in de uiteenzetting van de financiële positie worden ingegaan op de budgettaire kaders en de financiële uitgangspunten die worden gehanteerd bij het opstellen van de meerjarenraming en de begroting. De Raad stelt de lasten en baten per programma vast. Voor een goed inzicht in de uitvoering van het beleid en de hiermee verbonden baten en lasten wordt de Raad op het niveau van de producten geïnformeerd door middel van de productenraming.

Artikel 5 Uitvoering begroting

In artikel 5 legt de Raad het college een aantal prestatie-eisen op die voor een goede uitvoering van de begroting noodzakelijk zijn. In het eerste lid wordt bepaald dat het college de rechtmatigheid, de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de uitvoering dient te waarborgen. Hiertoe zet ze een systeem op van interne beheersingsmaatregelen (zie onder meer artikel 6). Lid 2 stelt eisen voor de onderwerpen die van belang zijn voor het opstellen van de programmabegroting. In dit artikel wordt het budgetrecht tussen de Raad en het college verder uitgewerkt. Daarbij worden de financiële grenzen aangegeven, waarbinnen het college en de Raad opereren. Een belangrijk punt daarbij is wat het (detail) niveau is waarop de Raad autoriseert en controleert. Daarbij is de functie van de productraming van belang. Daarin vindt immers de verdere uitwerking van de programma's in producten plaats. In het kader van het sturen op hoofdlijnen is het uitgangspunt dat de Raad stuurt op het niveau van de programma's. Daarmee wordt bedoeld dat de Raad de totale lasten en baten per programma vaststelt (zie artikel 4). De verdere specificatie van deze totalen is terug te vinden in de productramingen. Het sturen op hoofdlijnen blijft als uitgangspunt gehandhaafd, wat betekent dat de productramingen bij de autorisatie in principe geen rol spelen.

Het college dient zorg te dragen voor het voorkomen van overschrijdingen van het geraamde programma-budget, zoals de Raad deze heeft geautoriseerd bij de vaststelling van de begroting. Voor de exploitatie geldt dat iedere wijziging van de geraamde lasten of baten die het gevolg is van nieuwe zaken, die nog niet waren voorzien in de programmabegroting, in principe autorisatie door de Raad is vereist. Indien echter op een ander onderdeel binnen het betreffende programma financiële compensatie kan worden gevonden, is een dergelijke autorisatie niet benodigd. In de nota budgetbeheer wordt nader ingegaan op de bevoegdheden van het college en de budgethouders om binnen de geautoriseerde programmabudgetten te schuiven Als gevolg van artikel 5 wordt alleen voor nieuwe zaken aan de Raad een wijziging op de begroting ter autorisatie voorgelegd. Voor de voorkomende over- en onderschrijdingen op de begroting die het gevolg zijn van de uitvoering van het bestaande beleid zal niet vooraf aan de Raad autorisatie worden gevraagd. Hierbij wordt volstaan met een tussentijdse financiële rapportage waarin de voor- en de nadelen op de begroting worden gemeld (artikel 7).

Artikel 6 Interne controle

De Raad legt in dit artikel enkele basiscondities vast voor de interne controle. Daarmee verkrijgt de Raad de zekerheid dat het college aan de prestatie-eisen genoemd in artikel 5 zal kunnen voldoen. De verordening geeft in het eerste en tweede lid aan het college de opdracht bij de inrichting van de financiële organisatie verschillende maatregelen te treffen op het gebied van interne controle, waaronder een adequate functiescheiding. Voor een goede interne controle zijn echter verbijzonderde interne controle onderzoeken nodig. In het derde lid van artikel 6 geeft de Raad aan, welke onderzoeken benodigd zijn om de eisen van controle te waarborgen en met welke regelmaat deze onderzoeken moeten worden uitgevoerd. Het vierde en vijfde lid regelt dat het college op grond van de uitkomsten van de onderzoeken bij tekortkomingen maatregelen tot herstel treft en dat de Raad over de uitkomsten van de onderzoeken en de eventuele maatregelen tot herstel op de hoogte wordt gebracht. De genoemde onderzoeken zullen, vanuit efficiencyoverwegingen, waar mogelijk parallel lopen met de interne onderzoeken van het college naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur. Regels voor deze interne onderzoeken zullen worden opgenomen in de verordening artikel 213-a Gemeentewet.

Artikel 7 Tussentijdse rapportage en informatie

Artikel 7, eerste tot en met vierde lid, formaliseert een belangrijk onderdeel van de planning en control van de Raad. De Raad geeft namelijk de aard van de informatie aan die het college standaard dient te verstrekken, evenals de reguliere frequentie. Op basis van deze informatie kan de Raad de uitvoering van de begroting volgen en besluiten of bijsturing nodig is. Artikel 7 regelt wanneer de Raad tussentijds over de stand van zaken in het lopende begrotingsjaar moet worden geïnformeerd. De gemeente Brummen kent een drietal tussenrapportages. De eerste Bestuursrapportage In de eerste Bestuursrapportage informeert het college de raad over de inzichten van het voorjaar van het betreffende begrotingsjaar. Het betreft hier zowel de bijstelling van de financiële begroting, alsmede de voortgang van de beleidsvoornemens c.q. voorgenomen prestaties/activiteiten. Aangezien de begroting wordt opgesteld met de inzichten van de zomer voorafgaande aan het begrotingsjaar, is een actualisatie van de begroting dan ook gewenst. Per programma kan het college dan ook een onderbouwde begrotingswijziging voorstellen. De tweede bestuursrapportage Met de tweede bestuursrapportage informeert het college de Raad over de verwachte uitkomsten van de jaarrekening, alsmede de voortgang van de beleidsvoornemens c.q. voorgenomen prestaties/activiteiten van het betreffende begrotingsjaar. De uitkomsten van deze bestuursrapportage kunnen voor het college en of de gemeenteraad aanleiding zijn om de beleidsvoornemens voor het komende begrotingsjaar bij te stellen. Zo kan de situatie zich voordoen dat een aantal beleidsinitiatieven van het lopende begrotingsjaar zijn vertraagd. Deze vertraging kan betekenen dat de plannen voor het komende begrotingsjaar worden uitgesteld.

 

De decemberrapportage

Met de decemberrapportage informeert het college de Raad over een redelijk nauwkeurige benadering van de uitkomsten van de jaarrekening van het onderhavige jaar. Per programma kan het college een onderbouwde begrotingswijziging voorstellen.

 

 

Artikel 8 Jaarstukken

De jaarstukken bestaan uit de jaarrekening en het jaarverslag. Artikel 8 is het sluitstuk van de begrotings-cyclus, de verantwoording over de begrotingsuitvoering door het college, c.q. de controle van de Raad daarop. Het eerste lid is de tegenpool van artikel 2 lid 3. In het tweede lid wordt bepaald dat de Raad de bevoegdheid heeft om aan de hand van de uitkomsten van de jaarrekening en jaarverslag van het voorgaande jaar, tot een bijstelling van de programma's van het lopende begrotingsjaar over te gaan. Met de jaarstukken legt het college verantwoording af over het gevoerde financieel beheer en de behaalde resultaten. Meer nog dan in het verleden onder de 'oude' verslaggevingsvoorschriften het geval was, zal in het jaarverslag tot uitdrukking moeten komen wat met de bestede middelen is bereikt.

Artikel 9 De financiële positie

De Raad geeft in dit artikel enkele belangrijke uitgangspunten aan die het college voor de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting en de meerjarenramingen (financiële positie) moet volgen. In de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting en meerjarenraming wordt inzicht verschaft in de ontwikkeling van het begrotingssaldo en het saldo van de meerjarenraming. Tevens bevat de financiële positie een overzicht van de ontwikkeling van de reserves en voorzieningen, alsmede een investeringsprogramma. In het investeringsprogramma blijkt welke investeringen worden voorgenomen in het komende begrotingsjaar en de hierop volgende drie jaren, alsmede welke begrotingsruimte hiermee wordt ingenomen. In lid 3 wordt expliciet vastgelegd hoe de Raad bij het vaststellen van de financiële positie, de investeringskredieten autoriseert. De autorisatie van deze kredieten zou anders, als gevolg van het door gemeenten gehanteerde lasten en batenstelsel, buiten de boot vallen. Investeringen van gemeenten worden voornamelijk geactiveerd en drukken zodoende in het jaar van aanschaf niet op de onder de programma's verantwoorde lasten. Met de vaststelling van de financiële positie stelt de Raad de middelen beschikbaar voor de uitvoering van het investeringsprogramma.

Daarnaast is er nog sprake van vrijgeven van investeringskredieten. Hiervoor geldt dat investeringen jaarlijks in principe automatisch worden vrijgegeven. Dit betekent wel dat het investeringsplan wel duidelijk en expliciet aan de raad moet worden voorgelegd. Het college moet daarnaast ten tijde van de begroting aangeven voor welke investeringen nadere onderbouwing van het college zal volgen.

Artikel 10 Waardering en afschrijving vaste activa

De verordening moet volgens artikel 212 Gemeentewet in elk geval bevatten de 'regels voor waardering en afschrijving activa". Artikel 10 stelt de regels voor de waardering en afschrijving van de vaste activa. De vaste activa zijn te verdelen in immateriële vaste activa en materiële vaste activa. De immateriële vaste activa zijn te verdelen in kosten voor het afsluiten van geldleningen en overige immateriële vaste activa. De materiële vaste activa zijn onder te verdelen in materiële vaste activa met economisch nut en materiële vaste activa met alleen maatschappelijk nut.

De nota investerings- en afschrijvingsbeleid, inclusief de bijbehorende afschrijvingstermijnen, maakt onderdeel uit van deze verordening. Het eerste lid bepaalt dat de kosten voor het afsluiten van geldleningen ineens ten laste van het resultaat worden gebracht. Overigens mogen deze kosten volgens het 'Besluit begroting en verantwoording gemeenten en provincies' worden geactiveerd en afgeschreven over een tijdsbestek gelijk aan de looptijd van de afgesloten geldlening. Het derde lid verwijst naar een tabel met afschrijvingstermijnen van materiële vaste activa met economisch nut, zoals deze onderdeel uitmaakt van de nota investerings- en afschrijvingsbeleid. Deze tabel wordt jaarlijks geactualiseerd. Afwijken van de genoemde afschrijvingstermijnen kan alleen bij raadsbesluit. Er dienen hiervoor evenwel gegronde redenen te zijn. Te denken valt hierbij aan bijzondere investeringen, waarbij de technische of economische levensduur afwijkend is van de termijnen volgens de tabel. Het vierde lid geeft een opsomming van de activa van de gemeente, welke slechts een maatschappelijk en geen economisch nut hebben. Investeringen in vaste activa met alleen maatschappelijk nut, moeten ineens ten laste van de exploitatie worden gebracht, tenzij de Raad anders besluit. Deze investeringen genereren geen inkomsten en brengen bij verkoop geen geld op. Activering van deze activa geeft een opwaartse vertekening van het eigen vermogen. Het is de bedoeling dat de verordening een limitatieve opsomming geeft. Er moet namelijk in de praktijk een (h)erkenbaar criterium zijn voor de onderscheiding van activa met alleen een maatschappelijk nut. In het vierde lid is er voor gekozen om aan te geven wat voor soorten van activa het betreft. Meer gedetailleerd gaat het dan om de zaken als waterwegen, waterbouwkundige werken, permanente terreinwerken, wegen, straten, fietspaden, voetpaden, bruggen, viaducten, tunnels, verkeerslichtinstallaties, openbare verlichting, straatmeubilair, reconstructie openbare ruimten, parken en overig groen. Het vijfde lid bepaalt, dat activa met alleen maatschappelijk nut, onder aftrek van bijdragen van derden en voorzieningen, direct ten laste van de exploitatie (gerealiseerd resultaat voor bestemming) worden gebracht. Slechts bij uitzondering mogen dergelijke investeringen met toestemming van de Raad worden geactiveerd.

  Een uitzondering op het uitgangspunt van waardering en resultaatbepaling, zoals in het vijfde lid is bepaald, kan nodig zijn ingeval een gemeente een (aantal) zeer grote investering in de openbare ruimte wil uitvoeren. Een gemeente kan bij een dergelijke (meerjarige) investering de begroting mogelijk niet sluitend krijgen. Dit is echter wel verplicht. Artikel 189 Gemeentewet bepaalt namelijk, dat de begroting in enig jaar in evenwicht is, dan wel evenwicht in de eerstvolgende jaren tot stand wordt gebracht. In een dergelijke situatie kan activering van deze investeringen bij wijze van uitzondering uitkomst bieden. In een tabel worden hiervoor maximale afschrijvingstermijnen genoemd als richtlijnen voor de dan te hanteren afschrijvingstermijnen.

Artikel 11 Waardering debiteuren en overige vorderingen

Bij de tussentijdse rapportages en aan het einde van het jaar worden de posten individueel beoordeeld. Er wordt een voorziening gevormd op basis van een inschatting van de niet inbare vorderingen. Tot afboeking van een vordering wordt pas overgegaan nadat alle invorderingsmaatregelen zijn getroffen. Terzake wordt op basis van een ambtelijk voorstel aan het college een besluit tot afboeking van de betreffende vordering gevraagd. Op basis van art. 255 lid 5 GW is het college bevoegd tot het afboeken van vorderingen gemeentelijke belastingen.

Artikel 12 Reserves en voorzieningen

Een belangrijk beleidsmatig aspect betreft de omvang van het eigen vermogen van een gemeente. Het eigen vermogen van een gemeente bestaat uit de algemene reserves en bestemmingsreserves. Artikel 12 lid 1 bepaalt dat de wijze waarop wordt omgegaan met de reserves en voorzieningen. In de Nota Weerstandsvermogen worden de uitgangspunten benoemd inzake de vorming van reserves en voorzieningen. In de nota reserves en voorzieningen is aangegeven op welke wijze wordt omgegaan met het rentevoordeel als gevolg van het interne financiering. Artikel 12 lid 2 gaat in op de jaarlijkse informatievoorziening over de reserves en voorzieningen in de programmabegroting en de jaarrekening. Hierbij zal inzicht worden verschaft in het verloop van de reserves en de voorzieningen in het begrotingsjaar. In de programmabegroting zal tevens een nadere beschouwing worden gegeven over de verwachte ontwikkeling voor de drie jaren volgend op het begrotingsjaar. In de jaarrekening zal in het licht van het besluit begroting en verantwoording nadere gespecificeerde informatie worden verstrekt, onder meer naar de aard en reden van de getroffen reserves en voorzieningen.

Artikel 13 Kostprijsberekening

In artikel 13 is de grondslag voor de bepaling van heffingen en tarieven neergelegd, zoals dat door artikel 212 lid 2 let b Gemeentewet wordt geëist. De grondslag voor de hoogte van heffingen en tarieven wordt bepaald door besluitvorming van de Raad, waarbij tevens wettelijke kaders gelden. Zo wordt in de Gemeentewet bepaald dat voor rechten als bedoeld in artikel 299-b maximaal een 100% kostendekkend tarief in rekening mag worden gebracht. De heffingsgrondslag wordt doorgaans bepaald op basis van de geraamde hoeveelheden en de geraamde kostprijzen. Kostprijzen laten zich op vele manieren berekenen. In dit artikel worden uitgangspunten voor de bepaling van de kostprijzen gegeven. Artikel 13 lid 1 bepaalt, dat naast de direct aan een product toe te rekenen kosten ook de indirecte kosten die rechtstreeks samenhangen met de vervaardiging van het product, worden meegenomen voor de kostprijs-bepaling. De salariskosten van de Burgemeester hoeven dus niet worden meegenomen voor de kostprijs-berekening van de rioolrechten. Het toe te rekenen deel van de overhead van de gemeentelijke dienst waaronder het rioolbeheer valt moet dus wel worden meegenomen in de kostprijsberekening. Artikel 229-b lid 2 Gemeentewet stelt, dat bijdragen aan bestemmingsreserves en voorzieningen voor noodzakelijke vervanging van de betrokken activa voor bepaling van de geraamde kostprijs en dus voor de bepaling van het tarief of de heffing mogen worden meegenomen. Tevens bestaat de mogelijkheid om rentekosten over de in gebruik zijnde kapitaalgoederen in de kostprijs mee te nemen. Artikel 13 lid 2 bepaalt, dat deze beide kosten in de gemeente Brummen ook daadwerkelijk worden meegenomen voor de berekening van de geraamde kostprijs. Artikel 13 lid 3 legt uit dat voor de toerekening van de rentekosten aan de in gebruik zijnde kapitaalgoederen een genormeerd rentepercentage wordt gebruikt die jaarlijks in de begroting wordt bepaald. De hoogte van dit rentepercentage is afhankelijk van de ontwikkeling van de rentetarieven op de geldmarkt en de kapitaalmarkt.

Artikel 14 Financieringsfunctie

De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. Taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden op het terrein van de financieringsfunctie zijn vastgelegd in het Treasurystatuut. In artikel 14 lid 2 wordt aangegeven dat het college dient zorg te dragen voor een Treasurystatuut dat door de Raad dient te worden vastgesteld. In dit Treasurystatuut worden de spelregels inzake de treasuryfunctie neergelegd. Bij de uitvoering van de financieringsfunctie dient het college de regels in acht genomen, zoals deze in het Treasurystatuut zijn opgenomen. Het Treasurystatuut maakt onderdeel uit van deze verordening. In artikel 14 lid 3 en 4 worden de verplichte onderdelen van de treasuryparagraaf benoemd. In de programma-begroting wordt ingegaan op de beleidsvoornemens en doelstellingen inzake de treasuryfunctie voor het komende begrotingsjaar. In het jaarverslag wordt ingegaan op de behaalde resultaten in relatie tot de in de begroting genoemde doelstellingen.

Artikel 15 Registratie bezittingen en activa

De achtergrond van dit artikel ligt vooral in de nieuwe waarderingsregels. Activa met een maatschappelijk nut en niet geactiveerde kunstvoorwerpen worden op basis van de nieuwe 'Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten' zo snel mogelijk afgeschreven en staan dan niet meer op de balans. Voor een goed beeld van de financiële positie is een volledige registratie van de gemeentelijke bezittingen onontbeerlijk. Om te garanderen dat de registratie actueel en juist is, wordt in dit artikel het college opgedragen periodiek de registratie te controleren en bij afwijkingen maatregelen tot herstel te treffen.

Artikel 16 Lokale heffingen

Het nieuwe artikel 212 Gemeentewet eist in het tweede lid onderdeel b, dat de verordening 212 Gemeentewet minimaal de grondslagen bevat voor de berekening van de door het Gemeentebestuur in rekening te brengen tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 229-b Gemeentewet en in rekening te brengen heffingen als bedoeld in artikel 15.33 Wet milieubeheer. In artikel 13 van deze verordening zijn de algemene uitgangspunten inzake de van toepassing zijnde grondslagen neergelegd. In dit artikel wordt ingegaan op de wijze waarop de tarieven van lokale heffingen, waaronder die zoals bedoeld in artikel 212 tweede lid onderdeel b van de Gemeentewet, door de Raad worden vastgesteld. Artikel 16 lid 1 regelt de informatievoorziening in de begroting en het jaarverslag inzake de lokale heffingen. Hierbij wordt onder meer inzicht verschaft in het van toepassing zijnde tarievenbeleid, de geraamde inkomsten en het kwijtscheldingsbeleid. Ingevolge artikel 16 lid 2 dient het college zorg te dragen voor het opstellen en de aanpassing van de verordeningen voor de Gemeentelijke belastingen en heffingen. Bij de aanpassing van de verordening worden deze aan de Raad ter vaststelling aangeboden. In artikel 16 lid 3 wordt ingegaan op de vaststelling van de tarieven voor het komende begrotingsjaar. Deze worden op voorstel van het college door de Raad vastgesteld. Voor de lokale heffingen zoals onroerende-zaakbelastingen, rioolrecht en afvalstoffenheffing vindt de vaststelling bij de begroting plaats. Voor de leges wordt aan de Raad een afzonderlijk voorstel gedaan om akkoord te gaan met de nieuwe tarieven voor het komende begrotingsjaar, waarbij de van toepassing zijnde verordeningen worden aangepast.

Artikel 17 Weerstandsvermogen

Een gemeente loopt risico's. Deze risico's zijn van uiteenlopende aard en kunnen leiden tot financiële tegenvallers van incidentele dan wel structurele aard. Een gemeente zal derhalve inzicht moeten hebben in de risico's die ze loopt in de uitvoering van haar taken en op welke wijze ze financiële tegenvallers kan opvangen. In artikel 17 lid 1 wordt bepaald dat periodiek het college een Nota Weerstandsvermogen opstelt en deze ter vaststelling aan de Raad aanbiedt. In deze nota zet het college uiteen hoe ze omgaat met risicobeheersing en vindt een integrale inventarisatie plaats van de aanwezige risico's. Op basis van deze risico-inventarisatie vindt een inschatting plaats van de verwachte incidentele en structurele tegenvallers. De uitkomsten van de risico-inventarisatie bepaalt welke weerstandscapaciteit (eigen vermogen, begrotingsruimte, belastingcapaciteit e.d.) benodigd moet zijn en welke beleidsuitgangspunten het college zal hier zal gaan hanteren. Op basis van de noodzakelijk geachte weerstandscapaciteit en de hieraan gerelateerde beleidsuitgangspunten zal het college bepalen in hoeverre de voorhanden zijnde weerstandscapaciteit voldoende is. Het college zal aan de Raad nadere voorstellen doen voor een mogelijk noodzakelijke stijging dan wel daling van de weerstandscapaciteit. Het tweede lid van artikel 17 regelt over welke risico's en haar financiële consequenties de Raad in de verplichte paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en de jaarstukken moet worden geïnformeerd. Het 'Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten' verplicht een aantal zaken op te nemen in de paragraaf, namelijk: a een inventarisatie van de weerstandscapaciteit; b een inventarisatie van de risico's; c het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico's. In het onderhavige artikel is er voor gekozen om de beleidslijnen uit te zetten in een nota. De desbetreffende, volgens het 'Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten' voorgeschreven paragraaf informeert dan vooral over de uitvoering en toepassing van de nota.

Artikel 18 Onderhoud kapitaalgoederen

In artikel 18 stelt de Raad regels voor de verantwoordingsinformatie aan de Raad over het onderhoud aan kapitaalgoederen. De verantwoordingsinformatie wordt gesplitst. Het eerste tot en met het derde lid regelen, dat er nota's aan de Raad worden aangeboden over het onderhoud aan de verschillende categorieën kapitaalgoederen. Hierin kan op de stand van zaken worden ingegaan en kan de Raad de kaders voor het toekomstige beleid uiteenzetten. De nota's worden, in overleg met de Raad, periodiek geactualiseerd. Artikel 18 vierde lid regelt over welke feiten aangaande het financiële beheer van het onderhoud van kapitaalgoederen de Raad in de verplichte paragraaf onderhoud kapitaalgoederen bij de begroting en het jaarverslag in elk geval geïnformeerd wordt. Hier kan de Raad invulling geven aan haar eigen informatie-behoefte over het onderhoud kapitaalgoederen. Het 'Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten' schrijft enige feiten voor, die in de paragraaf moeten worden vermeld. Namelijk het beleidskader, de daaruit voortvloeiende financiële consequenties en de vertaling daarvan in de begroting van het onderhoud wegen, het onderhoud riolering, het onderhoud water, het onderhoud groen en het onderhoud gebouwen.

Artikel 19 Treasury

De basis voor dit artikel is gelegen in artikel 14. Artikel 19 regelt over welke feiten inzake het financieel beheer van de financieringsfunctie de Raad in elk geval in de verplichte paragraaf financiering bij de begroting en jaarstukken wordt geïnformeerd. De Raad kan aangeven om over meerdere zaken geïnformeerd te willen worden.

Artikel 20 Bedrijfsvoering

Het domein van de ambtelijke organisatie (bedrijfsvoering) is de verantwoordelijkheid van het college. Beleid op dit gebied wordt in de eerste plaats vormgegeven door het college. In dit artikel lid 1 wordt geregeld dat de nota over de bedrijfsvoering slechts ter kennisgeving aan de Raad wordt overgelegd. Het tweede lid regelt verder over welke feiten aangaande de bedrijfsvoering de Raad in de verplichte paragraaf bedrijfsvoering in ieder geval wordt geïnformeerd.

 

Artikel 21 Verbonden partijen

Artikel 21 stelt regels voor de verantwoordingsinformatie over de verbonden partijen. Het eerste lid regelt, dat het deelnemen aan een verbonden partij voor besluitvorming aan de Raad wordt aangeboden. De beslissing om al dan niet deel te nemen aan een verbonden partij is vaak sterk afhankelijk van de specifieke situatie op dat moment. Aangezien het vormen van een verbonden partij niet al te vaak optreedt, wordt voorgesteld dit afzonderlijk door de Raad te laten besluiten. Artikel 21 lid 3 regelt over welke feiten aangaande het financieel beheer van verbonden partijen de Raad in elk geval in de verplichte paragraaf verbonden partijen bij de begroting en jaarstukken geïnformeerd wil worden. Hier kan de Raad invulling geven aan haar eigen informatiebehoefte over de verbonden partijen. Wel schrijft het 'Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten' enige feiten voor die in de paragraaf moeten worden vermeld, namelijk: - de visie op verbonden partijen in relatie tot de realisatie van de doelstellingen die zijn opgenomen in de begroting; - de beleidsvoornemens omtrent verbonden partijen. Daar de begroting, jaarstukken en nota's openbare stukken zijn, kan vermelding van bepaalde in de verordening vereiste informatie de belangen van de gemeente schaden. Wij kunnen bijvoorbeeld denken aan het voornemen om een financieel belang af te stoten, hetgeen in bepaalde situaties de onderhandelingspositie van de gemeente aantast. Deze gegevens neemt men vanzelfsprekend niet herkenbaar op in de begroting, jaarstukken en openbare nota's. Ingevolge het Besluit begroting en verantwoording dient een lijst van verbonden partijen te worden bijgehouden. Artikel 21 lid 2 regelt dan ook de inrichting van de registratie aangaande de verbonden partijen.

Artikel 22 Grondbeleid

Een belangrijke taak van een gemeente is het daadwerkelijk ingrijpen in de ruimtelijke ordening van een gemeente, door zelf vastgoedlocaties te (laten) ontwikkelen. Het bepalen van de financiële uitgangspunten ten aanzien van het grondbeleid horen bij de Raad thuis. Artikel 22 eerste lid regelt, dat het college eenmaal per raadsperiode een Nota Grondbeleid aan de Raad aanbiedt ter behandeling en vaststelling. In deze nota stelt de Raad de (financiële) kaders vast voor het toekomstig grondbeleid. Het tweede lid van artikel 22 schrijft de feiten voor aangaande het grondbeleid, waarover de Raad in elk geval in de verplichte paragraaf grondbeleid bij de begroting en het jaarverslag moet worden geïnformeerd. De Raad wordt ingevolge deze bepaling in ieder geval geïnformeerd over de visie op het grondbeleid, de financiële prognoses van de grondcomplexen en de momenten waarop de winstnemingen worden verwacht. De Raad kan een nadere invulling geven aan haar eigen informatiebehoefte over het grondbeleid. Omdat de begroting, jaarstukken en nota's openbare stukken zijn, kan vermelding van bepaalde in de verordening geëiste informatie de belangen van de gemeente schaden. Wij kunnen bijvoorbeeld denken aan het opnemen van de financiële onderhandelingsruimte in de begroting voor de aankoop van een stuk grond. Dergelijke informatie tast de onderhandelingspositie van de gemeente aan. Zulke gegevens neemt men vanzelfsprekend niet herkenbaar op in de begroting, jaarstukken en openbare nota's.

Artikel 23 Verstrekking subsidies

Artikel 23 gaat in op de verstrekking van subsidies. Periodiek zal het college aan de Raad een subsidieverordening aanbieden.

 

 

Artikel 24 Inrichting administratie

In artikel 24 worden de kaders gegeven voor de inrichting van administraties van de gemeente. In hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens moeten worden vastgelegd en aan welke eisen de vastgelegde gegevens moeten voldoen. Deze verordening regelt niet -inherent aan het dualisme- de regels en activiteiten die daarvoor in de uitvoering nodig zijn. Dat is een taak van het college. Deze zal deze zaken wel in een besluit moeten vastleggen voor de aansturing van de ambtelijke organisatie. Een en ander geldt ook voor artikel 25, 26 en 27. Het college zal terzake een Nota Financiële Functie laten opstellen dat het totaal aan financiële spelregels, zoals opgenomen in de artikelen 24 tot en met 27, zal bestrijken.

Artikel 25 Financiële administratie

Een belangrijk onderdeel van de administratie is de financiële administratie. Bij Algemene Maatregel van Bestuur stelt het Rijk eisen aan de verantwoordingsinformatie van gemeenten. In het 'Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten' zijn onder andere waarderingsgrondslagen, indelingen van te onderscheiden kostensoorten en verplicht op te leveren financiële gegevens vastgelegd. Vanuit de financiële administratie moeten gegevens worden aangeleverd voor de financiële verantwoordingsinformatie aan de Raad, maar ook aan de provincie, het Rijk, de Europese Unie etc.

Artikel 26 Financiële organisatie

In dit artikel worden uitgangspunten voor de inrichting van de financiële organisatie gegeven, waaraan het college bij het stellen van regels voor de ambtelijke organisatie invulling moet geven. De in dit artikel opgenomen uitgangspunten vormen de kaders voor het college, waaraan het zich moet houden. In de onderdelen a en b worden eisen gesteld aan de toedeling van taken aan organisatieonderdelen van de gemeente en de toewijzing van functies aan functionarissen. In de onderdelen c t/m f worden eisen gesteld aan de budgettoedeling en de verantwoording daarover. Het college zal zorg dragen voor het opstellen van een nota waarin de financiële functie in de volle breedte zal worden geregeld. Deze nota zal aan het college ter besluitvorming worden voorgelegd. In de nota zullen onder meer de volgende zaken worden geregeld: ­ de bevoegdheden, taken en verantwoordelijkheden van de afdelingen binnen het uitgangspunt van integraal management; ­ regels inzake de budgetbevoegdheid van medewerkers in de organisatie; ­ de noodzakelijke functiescheiding die moeten worden aangebracht om aan de eisen van interne controle te kunnen voldoen; ­ de interne controle op de financiële processen; ­ de toetsing op de getrouwheid van de informatievoorziening, zowel in ambtelijke als in bestuurlijke zin. De nota zal het brede spectrum van de planning en control beslaan en bevat onder meer een uitwerking van hetgeen is geregeld in de artikelen 5, 6, 7 en 8.

 Artikel 27 Aanbesteding en inkoop

De inkoop van goederen en diensten en de aanbesteding van werken zijn belangrijke en kwetsbare activiteiten welke een groot budgettair effect kunnen hebben. Een transparant beleidskader is hier onontbeerlijk. Lid 1 regelt dat het college aan de Raad een Nota Aanbesteding en inkoop ter vaststelling voorlegt. Door middel van deze nota wordt de Raad gevraagd in te stemmen met de regels inzake de aanbesteding en inkoop van werken en diensten. Zo wordt in deze nota geregeld voor welke situatie een openbare aanbesteding verplicht is en wanneer kan worden volstaan met een vorm van onderhandse aanbesteding. Uiteraard zal in deze nota de regelgeving van de Europese Unie in acht worden genomen. Door de vastlegging van de regels in deze nota kan de accountant bij zijn controle van de jaarstukken nagaan of de interne regels (en de Europese regelgeving) zijn nageleefd, het is een onderdeel van de rechtmatigheidtoets. De accountant beoordeelt hiervoor eveneens het systeem van interne regels. In lid 2 wordt het college verplicht om vanuit de Nota Aanbesteding in de vorm van een protocol een uitwerking te geven van de ambtelijke regels en procedures inzake aanbesteding en inkoop. De procedures dragen onder meer bij aan het voorkomen van onregelmatigheden bij de inkoop en aanbesteding en kan daarmee gezien worden als een aanvulling op artikel 6 van deze verordening.

Artikel 28 Subsidieverstrekking en steunverlening

Een andere kwetsbare activiteit van gemeenten is de subsidieverlening en steunverlening aan ondernemingen. De uitvoering van de subsidieverordening dient voldoende waarborgen in zich te hebben dat overeenkomstig de subsidieverordeningen wordt gehandeld. Naast risicobeheersing is op delen van deze activiteit de Europese regelgeving inzake staatssteun van toepassing. Geëigende maatregelen binnen de huidige processen moeten bijdragen aan een juiste uitvoering van deze regelgeving.

 Artikel 29 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking vanaf 1 januari 2006 en vervangt de Financiële verordening gemeente Brummen vastgesteld in de raadsvergadering van 18 december 2003.

 Artikel 30 Citeertitel

In dit artikel wordt de naam gegeven, waarmee men in de gemeentelijke stukken naar deze verordening kan verwijzen.