Organisatie | Utrecht (Utr) |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2007, inclusief de daarbij behorende tarieventabel 2007 |
Citeertitel | Verordening precariobelasting 2007 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | belastingen |
Deze regeling wordt vervangen door de Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2008.
Onbekend.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2008 | 01-01-2008 | intrekking | 08-11-2007 Gemeenteblad van Utrecht, 2007, 62 | Raadsvoorstel jaargang 2007, nr. 236 | |
30-11-2006 | 01-01-2008 | nieuwe regeling | 09-11-2006 Gemeenteblad van Utrecht 2006, nr. 48 | Raadsvoorstel 2006, nr. 207 |
Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2007, inclusief de daarbij behorende tarieventabel 2007(raadsbesluit van 9 november 2006)
De raad van de gemeente Utrecht, gelet op het voorstel van het college van b. en w. d.d. 24 oktober 2006.
VERORDENING op de heffing en invordering van precariobelasting 2007, inclusief de daarbij behorende tarieventabel 2007
Onder de naam “precariobelasting" wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond.
De precariobelasting wordt geheven van degene die één of meer in de tabel opgenomen voorwerpen heeft onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, dan wel van degene ten behoeve van wie die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond worden aangetroffen.
De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van voorwerpen in, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond:
2e welke ter uitvoering van een aan een gemeentelijk orgaan opgedragen publiekrechtelijke taak, het openbaar belang dienende, zijn aangebracht;
3e waarvoor de gemeente een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet, dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;
1e toegelaten instellingen als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet;
2e de gemeente, in verband met het bepaalde in de artikelen 75 en 80 van de Woningwet; welke voorkomen op de rijks- of gemeentemonumentenlijst;
e.welke aan een gevel zijn bevestigd, buiten het gevelvlak uitsteken, dan wel in de onmiddellijke nabijheid van percelen zijn geplaatst, zoals:
1e voorwerpen ten behoeve van de afvoer van regen- of grondwater;
2e een spionnetje, bloembak, lamp, beweegbaar zonnescherm of luifel, rolluik, luik, deur, blind, spandoek, buitenbrievenbus, receptenbus, privaatput, overstortinrichting of enig ander soortgelijk voorwerp;
3e vlaggenstokhouders, vlaggenstokken en vlaggen, uitsluitend aangebracht en geplaatst ten behoeve van het vlaggen op algemeen erkende feestdagen;
4e alarminstallaties, tv-camera’s en dergelijke, uitsluitend aangebracht ten behoeve van de veiligheid;
g.uitbouwen die met een gebouwd eigendom zijn verbonden en daarvan niet kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan één der zaken wordt toegebracht, zoals:
1e voorwerpen die een verdiepte ingang voor een hoge stoep, een trede, een verhoogde trede voor de zogenaamde stoeplijn, een trap, een kelderingang, een pothuis of enig ander soortgelijk buiten het gevelvlak uitstekende uitbouw betreffen, of
2e die een stoeptrede voor een bestaande ingang, een koekoek, een licht- of luchtkolk voor een bestaand raam betreffen waar voor het plaatsen, in verband met een wijziging van het straatprofiel, door het college van burgemeester en wethouders schriftelijk toestemming is verleend;
met uitzondering echter van uitbouwen waarmee het bevorderen van het betreden van het gebouwde eigendom of het bieden van bescherming tegen weersinvloeden wordt beoogd;
h.elk ander niet met name in de tabel genoemd voorwerp of inrichting dat zodanig met een gebouwde eigendom is verbonden dat zij daarvan niet kan worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis wordt toegebracht aan één der zaken.
Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief
Toplocaties in de binnenstad. Het gebied dat de volgende straten betreft:
Overige locaties in het gebied binnen de singels.
Het gebied dat begrensd wordt door de Catharijnesingel, de Weerdsingel, de Wittevrouwensingel, de Maliesingel en de Tolsteegsingel, met uitzondering van de locaties die genoemd zijn onder Gebied A.
Artikel 6 Berekening van de precariobelasting
Indien een tarief per oppervlakte-eenheid is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, waarbij wordt uitgegaan van de maten van het grootste buitenwerks gemeten oppervlak, tenzij anders is bepaald. De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.
Indien in de tabel voor het hebben van voorwerpen zowel een dag-, week-, maand-, seizoen- of jaartarief is opgenomen, is voor de berekening van de precariobelasting het tarief van toepassing dat het meest aansluit bij een ter zake door de gemeente verleende vergunning. In de gevallen waarin geen vergunning is verleend, geldt het tarief voor de kleinste tijdseenheid.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting
Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld voor de niet in artikel 9 genoemde gevallen
Andere precariobelasting dan die bedoeld in artikel 9 is verschuldigd bij de aanvang van het belastbaar feit, tenzij deze over een belastingtijdvak wordt geheven.
Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de precariobelasting.
Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel
De verordening precariobelasting 2006, vastgesteld bij raadsbesluit van 10 november 2005 (Gemeenteblad van Utrecht 2005, nr. 92) wordt ingetrokken met ingang van de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
In afwijking in zoverre van het in de voorgaande leden bepaalde, blijft, indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, de ingetrokken verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover ter zake daarvan de heffing van de precariobelasting in die periode plaatsvindt.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 9 november 2006.
Drs. A.A.H. Smits Mr. A.H. Brouwer-Korf
BIJLAGE BEHOREND BIJ GEMEENTENBLAD VAN UTRECHT 2006, NR. 48
Tarieventabel behorende bij de Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2007, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 9 november 2006.