Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bergen op Zoom

Verordening van de gemeenteraad van Bergen op Zoom inhoudende Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Bergen op Zoom 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBergen op Zoom
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de gemeenteraad van Bergen op Zoom inhoudende Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Bergen op Zoom 2022
CiteertitelVerordening vorzieningen maatschappelijke ondersteuning Bergen op Zoom 2022
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 2.1.3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  2. artikel 2.1.4 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  3. artikel 2.1.4a van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  4. artikel 2.1.4b van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  5. artikel 2.1.5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  6. artikel 2.1.6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  7. artikel 2.3.6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  8. artikel 2.6.6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  9. artikel 5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015
  10. artikel 6.1.4 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Bergen op Zoom 2022
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024wijziging regeling

14-12-2023

gmb-2023-553741

RVB23-0073
24-06-202201-01-2024vervangen regeling

21-04-2022

gmb-2022-286054

RVB22-0016

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van Bergen op Zoom inhoudende Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Bergen op Zoom 2022

De raad van de gemeente Bergen op Zoom,

 

gelezen het voorstel van het college van 22 februari 2022, nr. RVB22-0016;

 

 

gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, eerste, tweede, derde en zesde lid, 2.1.4.a, eerste en zesde lid, 2.1.4b, tweede lid, 2.1.5, eerste lid, 2.1.6, 2.3.6, vierde lid, en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en artikel 5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

 

overwegende dat:

• inwoners een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven;

• van inwoners verwacht mag worden dat zij elkaar daarin naar vermogen bijstaan;

• inwoners die zelf, dan wel samen met personen in hun omgeving, onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, een beroep kunnen doen op ondersteuning door de gemeente, zodat zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven en actief deel kunnen nemen aan de samenleving;

• de ondersteuning aan inwoners is toegespitst op de persoonlijke situatie van de inwoner (maatwerk), waarbij complexe problematiek integraal wordt opgepakt (Wmo, Jeugd en Participatie);

• het noodzakelijk is om regels vast te stellen ter uitvoering van het beleidsplan als bedoeld in artikel 2.1.2 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 met betrekking tot de ondersteuning bij het bevorderen, versterken of behouden van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen, beschermd wonen en opvang, en; daarmee wordt bijgedragen aan het realiseren van een inclusieve samenleving;

 

 

 

 

De navolgende Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Bergen op Zoom 2022 vast te stellen.

 

1. Algemene bepalingen

 

 

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

1. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. Aanbieder: natuurlijke persoon of rechtspersoon die jegens het college gehouden is een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening te leveren;

b. Aanvraag: het verzoek van een cliënt aan het college, om in aanmerking te komen voor één of meerdere maatwerkvoorzieningen;

c. Adequaat: noodzakelijk en passend bij de aandoeningen, beperkingen en belemmeringen van cliënt;

d. Algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking, daadwerkelijk beschikbaar is, een passende bijdrage levert aan zelfredzaamheid en participatie en financieel gedragen kan worden met een inkomen op minimumniveau;

e. Algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning;

f. Cliënt: persoon die gebruik maakt van een algemene voorziening of aan wie een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget is verstrekt of door of namens wie een melding is gedaan als bedoeld in artikel 2; onder cliënt wordt in voorkomende gevallen ook verstaan degene die namens de cliënt als gemachtigde of wettelijk vertegenwoordiger bevoegdelijk optreedt;

g. Cliëntondersteuning: een onafhankelijk persoon die de cliënt informeert, adviseert en kortdurende ondersteuning biedt op alle levensgebieden en zich richt op het versterken van de zelfredzaamheid en participatie;

h. Cliëntopvolging: een methode waarmee de cliënt vanaf de start van de maatwerkvoorziening tot de beëindiging van de maatwerkvoorziening in beeld blijft bij het college;

i. Eigen bijdrage: een bijdrage voor de verstrekking van een maatwerkvoorziening in natura of middels een pgb, welke voor rekening van de cliënt of zijn ouder(s)/verzorger(s) komt en wordt bepaald en geïnd door het Centraal Administratie Kantoor (hierna te noemen: CAK);

j. Gebruikelijke hulp: de hulp die mensen elkaar normaal gesproken geven omdat ze een gezin vormen of samenleven;

k. Gemeenschappelijke ruimte: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de ondersteuningsvrager vanaf de toegang van het woongebouw te bereiken; en ruimten die onder het gehuurde vallen en/of waarvan de cliënt gebruik moet kunnen maken;

l. Gespreksverslag; weergave van de uitkomsten van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2 van de wet;

m. Hoofdverblijf: de plaats waar een persoon daadwerkelijk de meeste nachten per jaar doorbrengt;

n. Huishoudelijke ondersteuning: het al dan niet samen met de cliënt of mensen uit diens netwerk – verrichten van activiteiten om de resultaten “een schoon en leefbaar huis” en “beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding” te bereiken;

o. Ingezetene: degene die zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de gemeente Bergen op Zoom;

p. Integraal: in samenhang en afstemming domein-overstijgend samenwerken aan effectieve en efficiënte hulp en ondersteuning bij hulpvragen van burgers, dichtbij en ter preventie van (of escalatie van) problemen gericht op het zo snel mogelijk, eenvoudig en duurzaam mogelijk oplossen van meervoudige problemen;

q. Maatschappelijke ondersteuning: het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijke verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem;

r. Maatwerkvoorziening: op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen, welke kan worden verstrekt in natura of middels een persoonsgebonden budget;

s. Melding: melding aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

t. Natura: een maatwerkvoorziening welke in de vorm van een product of dienst rechtstreeks van een door de gemeente gecontracteerde aanbieder aan de cliënt wordt aangeboden en waarvoor het college de aanbieder betaalt;

u. Ondersteuningsplan; Een weergave van de afspraken tussen cliënt en zorgaanbieder over de doelen van de ondersteuning en de wijze waarop getracht wordt deze te bereiken;

v. Pgb (persoonsgebonden budget): bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren, en die een cliënt van derden heeft betrokken;

w. Professionele dienstverlener: Een entiteit of dienstverlener (zelfstandige zonder personeel) die beroepsmatig zorg, maatschappelijke en / of aanpalende diensten aanbiedt aan cliënten. Van een beroepsmatig aanbod van diensten zoals genoemd in de eerste zin, is sprake wanneer de entiteit of dienstverlener (zelfstandige zonder personeel) staat ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en daarnaast uit overige feiten en omstandigheden blijkt dat de entiteit of de dienstverlener als onderneming respectievelijk als ondernemer kan worden aangemerkt;

x. Particuliere inzet (niet-professionele dienstverlener): Particuliere inzet betreft de inzet die niet wordt geleverd door een professionele dienstverlener. Onder particuliere inzet wordt mede begrepen inzet door het sociaal netwerk;

y. Resultaat: hetgeen met de maatwerkvoorziening bereikt dient te worden om de zelfredzaamheid en/of participatie te behouden, te vergroten of te begeleiden bij achteruitgang;

z. Voorliggende voorziening: een algemene voorziening of een andere wettelijke regeling waar de cliënt recht op heeft met het oog op zijn behoefte aan maatschappelijke ondersteuning;

aa. Voorzienbaarheid: gevolgen van bepaalde handelingen (onder meer gerelateerd aan de aandoeningen, beperkingen en belemmeringen) waarvan aannemelijk is dat er rekening mee kon worden gehouden bij de keuzen die een persoon maakt ten aanzien van zijn zelfredzaamheid en/of participatie;

bb. Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben de¬zelfde betekenis als in de wet.

 

2. Toegang

Artikel 2.1 Melding hulpvraag

1. Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld.

2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk of elektronisch.

3. In spoedeisende gevallen, als bedoeld in artikel 2.3.3, van de wet, treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek. Er is in ieder geval sprake van spoedeisende gevallen indien:

a. de client die huishoudelijke ondersteuning ontvangt in de thuissituatie, wordt opgenomen in een Wlz-instelling en voor de achterblijvende partner huishoudelijke ondersteuning nodig blijft in de thuissituatie.

b. de cliënt overlijdt en er een partner achterblijft waarvoor huishoudelijke ondersteuning noodzakelijk blijft.

c. er voor de cliënt direct na ongeplande ziekenhuisopname huishoudelijke ondersteuning noodzakelijk is en er geen sprake is van voorliggende voorzieningen of indien er geen andere huisgenoten aanwezig zijn die de gebruikelijke hulp kunnen leveren.

d. de cliënt direct opvang nodig heeft.

 

Artikel 2.2 Cliëntondersteuning

1. Het college zorgt ervoor dat inwoners een beroep kunnen doen op kosteloze cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt het uitgangspunt is.

2. De cliënt kan gebruik maken van gratis cliëntondersteuning gedurende de melding, het daaropvolgende onderzoek en een eventuele aanvraagprocedure.

3. Het college wijst de cliënt en zijn mantelzorger voor het meldingsonderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, derde lid, van de wet, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.

 

Artikel 2.3 Vooronderzoek en indienen persoonlijk plan

1. Indien bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, voert het college in samenspraak met degene door of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorger(s) dan wel diens vertegenwoordiger, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken, een onderzoek uit.

2. Het college verzamelt alle voor het onderzoek, als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid van de wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie overeenkomstig artikel 5, eerste lid, van de verordening en maakt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken na de melding, met hem een afspraak voor een gesprek.

3. Voor of tijdens het gesprek verschaft de cliënt het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college hiervoor nodig zijn en waarover hij op dat moment redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

4. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage. Een rijbewijs is geen geldig identificatiedocument omdat er op een rijbewijs geen gegevens over uw verblijfstatus en nationaliteit staan.

5. Als de cliënt voldoende bekend is bij de gemeente, kan het college in overeenstemming met de cliënt afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste, tweede en derde lid.

6. Het college brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan, als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet, op te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.

 

Artikel 2.4 Onderzoek: Gesprek

1. Het college onderzoekt tijdens het gesprek in samenspraak met degene door en/of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorger(s) dan wel diens vertegenwoordiger, zo spoedig mogelijk, doch voor zover nodig:

a. de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;

b. het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

c. de mogelijkheden om op eigen kracht of met algemeen gebruikelijke hulp of algemene voorzieningen zijn zelfredzaamheid en/of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

d. de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid en/of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

e. de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

f. de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, als bedoeld in artikel 2.1.2, van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid en/of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

g. de mogelijkheden om door middel van voorliggende voorzieningen of door samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te voorzien in de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning;

h. de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;

i. welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij, of krachtens artikel 2.1.4, van de wet, verschuldigd zal zijn;

j. de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een maatwerkvoorziening in natura of in de vorm van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

2. Als de cliënt een persoonlijk plan, als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet, aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

3. Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure.

4. Als de hulpvraag voldoende bekend is, kan het college onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2, van de wet, in overleg met de cliënt afzien van een gesprek.

 

Artikel 2.5 Onderzoek: Integrale aanpak

1. Het college zorgt ervoor dat de hulpbehoefte breed wordt geïnventariseerd en onderzocht met een integrale blik, wat ervoor zorgt dat passende ondersteuning kan worden ingezet.

2. Domein overstijgende hulpvragen worden integraal opgepakt om verkokering te voorkomen.

 

Artikel 2.6 Onderzoek: (Medische) advisering

1. Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang is voor het onderzoek, als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, de cliënt of bij gebruikelijke hulp diens relevante huisgenoten op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen (medische) adviesbureau(s) te doen bevragen en/of onderzoeken.

2. Wanneer er sprake is van de in het vorige lid genoemde advisering, wordt door het (medisch) adviesbureau de ICF classificatie als basis voor het begrippenkader gehanteerd.

3. Indien het voor het onderzoek noodzakelijk is om medische informatie over de cliënt op te vragen bij medisch specialisten door de medisch adviseur, is een ondertekende toestemmingsverklaring van de cliënt nodig.

 

Artikel 2.7 Gespreksverslag

1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek waarbij de ICF classificatie als basis voor het begrippenkader wordt gehanteerd.

2. Na het gesprek verstrekt het college aan de cliënt een verslag van de uitkomsten van het onderzoek.

3. Opmerkingen of latere aanvullingen van de cliënt worden aan het gespreksverslag toegevoegd.

 

Artikel 2.8 Aanvraag

1. Een cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college.

2. Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als aanvraag om een maatwerkvoorziening.

3. Het college neemt binnen 2 weken nadat de aanvraag is ingediend een besluit op een aanvraag om een maatwerkvoorziening.

4. Als de gemeente een besluit niet binnen de vastgestelde termijn kan nemen, dan noemt de gemeente een nieuwe termijn waarbinnen het besluit zal worden genomen.

 

Artikel 2.9. Cliëntopvolging

Het college houdt de cliënt in beeld door de inzet van cliëntopvolging.

 

3. Algemene voorzieningen

Artikel 3.1 Algemene voorzieningen

1. Het college zorgt dat er algemene voorzieningen zijn die gericht zijn op het bevorderen van de zelfredzaamheid of participatie van cliënten waardoor zij zo lang mogelijk in hun eigen leefomgeving kunnen blijven.

2. De cliënt kan zonder indicatie gebruik maken van algemene voorzieningen.

3. Algemene voorzieningen bestaan uit diensten die laagdrempelig eenmalig of kortdurend of langdurig beschikbaar zijn en ondersteuning bieden bij het oplossen van een vraag of een situatie die niet door cliënten zelf of met personen uit zijn sociaal netwerk opgelost kan worden.

4. Aanbieders van een algemene voorziening mogen aan deelnemers een vergoeding vragen voor deelname/ gebruik van de voorziening.

 

Artikel 3.2 Algemene voorziening maatschappelijke opvang

1. Het college treft algemene voorzieningen in de vorm van dag- en nachtopvang en begeleiding voor cliënten die hun thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

2. De begeleiding van cliënten bestaat uit een traject gericht op zelfredzaamheid en uitstroom uit de opvang.

 

Artikel 3.3 Waardering mantelzorgers

Het college draagt zorg voor een blijk van waardering voor mantelzorgers.

 

4. Maatwerkvoorzieningen

Artikel 4.1 Criteria voor een maatwerkvoorziening

1. Het college neemt het verslag en, indien aanwezig, het leveringsplan als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening.

2. Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:

a. ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid en/of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3, 2.4, 2.5 en 2.6 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid en/of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, of

b. ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het onderzoek, als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving;

c. als de noodzaak tot ondersteuning voor de cliënt redelijkerwijs niet voorzienbaar was;

d. de voorziening voorzienbaar was, maar van de cliënt redelijkerwijs niet verwacht kon worden maatregelen te hebben getroffen die de hulpvraag overbodig had gemaakt.

3. Als de cliënt is aangewezen op een maatwerkvoorziening ten behoeve van de zelfredzaamheid en/of participatie, geldt het primaat van de goedkoopst adequate voorziening. Het college verstrekt de goedkoopst adequate maatwerkvoorziening.

 

Artikel 4.2 Afwijzingsgronden

1. Algemeen: in de volgende situaties wordt de maatwerkvoorziening afgewezen;

a. indien de cliënt zijn hoofdverblijf niet in de gemeente Bergen op Zoom heeft;

b. indien het college door de cliënt niet in staat wordt gesteld om door middel van onderzoek en/of (medische) advisering, als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, vast te stellen of er een resultaatsverplichting is voor het college;

c. indien er sprake is van een voorziening waar op grond van een andere wettelijke regeling, zoals de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet, aanspraak op gemaakt kan worden en dit leidt tot voldoende compensatie om het gewenste resultaat te bereiken;

d. indien de beperkingen en/of belemmeringen van de cliënt door middel van een algemeen gebruikelijke, algemene, of voorliggende voorziening, of door ondersteuning van het sociale netwerk kunnen worden opgeheven;

e. indien er aan de zijde van de cliënt geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen;

f. indien de cliënt in eigen beheer een oplossing voor de beperkingen heeft gerealiseerd en er geen sprake was van een spoedeisend karakter;

g. voor zover de melding niet tijdig is gedaan en/of voor zover de melding betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de melding heeft gemaakt, tenzij het college hiervoor schriftelijk toestemming heeft verleend;

h. indien de maatwerkvoorziening betrekking heeft op hotels/pensions, trekkerswoonwagens, leef- en woongemeenschappen (of daarmee vergelijkbare woonvormen zoals een klooster), tweede woningen, vakantiewoningen en recreatiewoningen.

2. In de volgende situatie kan de maatwerkvoorziening worden afgewezen;

a. Indien in het verleden geconstateerd is dat er misbruik of oneigenlijk gebruik is gemaakt van Wmo voorzieningen door de cliënt of met medeweten van de cliënt.

3. Woningaanpassingen: in de volgende situaties volgt er in ieder geval geen verstrekking van een maatwerkvoorziening door het college indien:

a. er sprake is van een maatwerkvoorziening in gemeenschappelijke ruimten in die (woon)gebouwen die zijn aangemerkt als woongebouw voor gehandicapten, minder validen en ouderen;

b. indien uit het onderzoek, als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, blijkt dat er geen sprake is van langdurige beperkingen en/of belemmeringen in de zelfredzaamheid en/of participatie van de cliënt;

c. de gevraagde maatwerkvoorziening betrekking heeft op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau van sociale woningbouw;

d. een woningaanpassing wordt aangevraagd waarvan redelijkerwijs kan worden verwacht dat er sprake is van renovatie;

e. de ondervonden objectief aantoonbare beperkingen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de gebruikte materialen;

f. de noodzaak tot het treffen van een woningaanpassing het gevolg is van een verhuizing of aanpassing van de woning waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolge van functionele beperkingen geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;

g. de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn beperkingen op dat moment meest geschikte woning, tenzij daarvoor door het college schriftelijk toestemming is verleend;

h. er geen rechtstreeks oorzakelijk verband bestaat tussen de ondervonden beperkingen en één of meer bouwkundige of woon technische kenmerken van de door de cliënt bewoonde woning;

i. de beperkingen niet in de woning zelf (waartoe ook de toegankelijkheid van de woning moet worden begrepen) worden ondervonden.

4. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte maatwerkvoorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte maatwerkvoorziening technisch is afgeschreven:

a. tenzij de eerder verstrekte maatwerkvoorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen, of;

b. als de eerder verstrekte maatwerkvoorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

 

Artikel 4.3 Inhoud beschikking

1. In de beschikking wordt gemotiveerd aangegeven of de maatwerkvoorziening toegekend of afgewezen is en of hij in natura of als pgb wordt verstrekt en hoe bezwaar kan worden gemaakt.

2. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

a. wat de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

b. wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is, en;

c. hoe de voorziening wordt geleverd (ZIN of PGB).

d. indien van toepassing: het ondersteuningsplan dat samen met de dienstverlener is opgesteld waarin wordt beschreven hoe de betreffende ondersteuning wordt uitgevoerd en met welke frequentie.

3. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening middels pgb wordt in het besluit tevens vastgelegd:

a. of de cliënt voldoet aan de criteria voor de verstrekking van een maatwerkvoorziening middels een pgb;

b. welke (kwaliteits)eisen gelden voor de besteding van het pgb;

c. hoe de uitbetaling van het pgb aan de ondersteuningsverlener of leverancier wordt geregeld;

d. de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb;

e. de hoogte van het pgb.

f. het door de cliënt opgestelde budgetplan

 

5. Persoonsgebonden budget (PGB)

 

 

Artikel 5.1 Regels voor pgb

In plaats van zorg in natura kan een persoonsgebonden budget worden verleend, als aan de voorwaarden uit de Wet en deze verordening is voldaan. We stellen deze voorwaarden, zodat de kwaliteit van de ondersteuning wordt gewaarborgd en de beoogde doelen van de ondersteuning worden behaald.

1. Indien de cliënt dit wenst, verstrekt het college de cliënt een pgb ten behoeve van de inkoop van een maatwerkvoorziening in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet.

2. Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de wet verstrekt het college geen pgb indien er sprake is van een spoedeisende situatie.

3. Ter voorkoming van misbruik van voorzieningen en ter bescherming van cliënten, wordt een cliënt enkel bekwaam geacht een pgb te beheren als aan de volgende criteria wordt voldaan:

a. De cliënt, eventueel met behulp van zijn sociaal netwerk;

i. Is in staat de eigen situatie te overzien, dan wel die van de zorgvrager;

ii. de cliënt heeft een duidelijk beeld van de zorgvraag en is in staat onafhankelijk voor een dienstverlener te kiezen;

iii. is op de hoogte van de rechten en plichten die horen bij het beheer van een pgb, of weet de desbetreffende instanties te vinden, en heeft voldoende juridische kennis over het werk- of opdrachtgeverschap;

iv. heeft inzicht in bestedingen van het pgb en kan verantwoording afleggen aan de pgb verstrekker(gemeente) en is in staat de aan het pgb verbonden taken op een verantwoorde wijze uit te voeren. Deze taken omvatten onder andere het opstellen van een budgetplan en het afsluiten van een zorgovereenkomst;

v. is voldoende vaardig om te communiceren met instanties, kan de inzet van de dienstverleners coördineren en is in staat om als werk- of opdrachtgever de dienstverleners aan te sturen en aan te spreken op hun functioneren.

vi. kan beoordelen en beargumenteren of de geleverde zorg passend is, de kwaliteit voldoende is en kan de voortgang van de zorg bewaken;

b. er is bij de cliënt, dan wel diens vertegenwoordiger geen sprake van de volgende omstandigheden: aantoonbare schuldenproblematiek, aantoonbare gok- of drugsverslaving, aantoonbare fraude in het verleden, aantoonbaar analfabetisme of onvoldoende taal- of rekenvaardigheid, medisch aantoonbare sterke vergeetachtigheid/ verstandelijke beperking/ psychische stoornis, het leiden van een zwervend bestaan (welke een belemmering oplevert voor het beheer van een pgb), een dusdanige progressieve aandoening (of een kind in de groei) waarbij te verwachten is dat cliënt de met het pgb aan te schaffen hulpmiddel of sportvoorziening niet gedurende de gehele termijn van zeven jaar (vijf jaar in geval van een sportvoorziening) kan gebruiken en de maatwerkvoorziening tussentijds dient te worden vervangen.

 

Artikel 5.2 Hoogte van een pgb

1. De hoogte van een pgb:

a. wordt vastgesteld aan de hand van een door de cliënt opgesteld budgetplan, waarvan de inhoud door het college nader wordt vastgesteld, over hoe hij het pgb gaat besteden;

b. is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede maatwerkvoorzieningen te betrekken;

c. bedraagt nooit meer dan de feitelijke kostprijs;

d. bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate in de gemeente beschikbare maatwerkvoorziening in natura.

2. De hoogte van een pgb wordt vastgesteld voor:

a. huishoudelijke ondersteuning en begeleiding:

I. uitgevoerd door een professionele dienstverlener: op basis van de kostprijs die is opgenomen in het door de cliënt aangeleverde budgetplan, rekening houdende met de categorie van de noodzakelijke huishoudelijke ondersteuning of begeleiding, en of er wel/geen noodzaak is voor vervoer van en naar de dagbestedingslocatie van de professionele dienstverlener. Welke niet hoger is dan het laagste toepasselijke tarief per uur of resultaat dat is overeengekomen met een door de gemeente gecontracteerde dienstverlener voor het leveren van de betreffende maatwerkvoorziening in natura. De tarieven worden door de gemeente jaarlijks gepubliceerd;

II. uitgevoerd door een Particuliere inzet: op basis van de kostprijs die is opgenomen in het door de cliënt aangeleverde budgetplan, rekening houdende met de categorie van de noodzakelijke huishoudelijke ondersteuning of begeleiding en of er wel/geen noodzaak is voor vervoer van en naar de dagbestedingslocatie van de particuliere inzet. Welke niet hoger is dan het laagste toepasselijke tarief per uur of resultaat dat is overeengekomen met een door de gemeente gecontracteerde dienstverlener voor het leveren van de betreffende maatwerkvoorziening in natura. De tarieven worden door de gemeente jaarlijks gepubliceerd minus het percentage van dit tarief dat betrekking heeft op de kostprijselementen voor bedrijfsvoering zoals benoemd in artikel 7.3, lid 3, sub b t/m f.

b. kortdurend verblijf: op basis van de kostprijs die is opgenomen in het door de cliënt aangeleverde budgetplan, welke niet hoger is dan het laagste toepasselijke tarief per etmaal dat is overeengekomen met een door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieder voor het leveren van de betreffende maatwerkvoorziening in natura. De tarieven worden door de gemeente jaarlijks gepubliceerd;

c. beschermd wonen: op basis van de kostprijs die is opgenomen in het door de cliënt aangeleverde budgetplan, rekening houdende met de categorie van de ondersteuning bij wonen, de vorm van huisvesting, wel/geen groepsbegeleiding, wel/geen noodzaak voor vervoer, en welke niet hoger is dan het laagste toepasselijke tarief per etmaal of resultaat dat is overeengekomen met een door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieder voor het leveren van de betreffende maatwerkvoorziening in natura. De tarieven worden door de gemeente jaarlijks gepubliceerd;

d. een rolstoelvoorziening: op basis van de kostprijs die is opgenomen in het door de cliënt aangeleverde budgetplan (voorzien van ten minste 1 offerte), rekening houdende met een reële termijn voor de technische afschrijving en de kosten voor individuele aanpassingen van de voorziening, en welke niet hoger is dan de kostprijs van de voorziening die de cliënt zou hebben ontvangen als de betreffende voorziening in natura zou zijn verstrekt;

e. een sportvoorziening: op basis van de kostprijs die is opgenomen in het door de cliënt aangeleverde budgetplan (voorzien van ten minste 1 offerte), rekening houdende met een reële termijn voor de technische afschrijving en de kosten voor individuele aanpassingen van de sportvoorziening, en welke niet hoger is dan de kostprijs van de betreffende sportvoorziening die de cliënt zou hebben ontvangen als deze in natura zou zijn verstrekt;

f. een vervoersvoorziening in de vorm van (rolstoel)taxivervoer: op basis van het laagste toepasselijke tarief dat is overeengekomen met een door de gemeente gecontracteerde professionele vervoerder voor het leveren van de betreffende maatwerkvoorziening in natura, uitgaande van maximaal 1.500 kilometer per jaar;

g. een alternatieve vervoersvoorziening: op basis van een tarief van € 0,40 per kilometer, uitgaande van maximaal 1.500 kilometer per jaar;

h. een vervoersvoorziening in de vorm van een autoaanpassing: op basis van de kostprijs voor de noodzakelijke aanpassingen die is opgenomen in het door de cliënt aangeleverde budgetplan voorzien van ten minste 1offerte);

i. een woonvoorziening in de vorm van aard- en nagelvaste voorziening: op basis van de kostprijs die is opgenomen in het door de cliënt aangeleverde budgetplan (voorzien van ten minste 1 offerte) en welke niet hoger is dan de kostprijs van de voorziening die de cliënt zou hebben ontvangen als de betreffende voorziening in natura zou zijn verstrekt, rekening houdende met de keuze van de cliënt om het plaatsen van de betreffende maatwerkvoorziening al dan niet te laten geschieden door een erkende leverancier;

j. een woonvoorziening in de vorm van een los hulpmiddel: op basis van de kostprijs die is opgenomen in het door de cliënt aangeleverde budgetplan (voorzien van ten minste 1 offerte), rekening houdende met een reële termijn voor de technische afschrijving en de kosten voor individuele aanpassingen van de voorziening, en welke niet hoger is dan de kostprijs van de voorziening die de cliënt zou hebben ontvangen als de betreffende voorziening in natura zou zijn verstrekt;

k. een woonvoorziening in de vorm van het bezoekbaar maken van een woning: op basis van de kostprijs voor de noodzakelijke aanpassingen in het door de cliënt aangeleverde budgetplan (voorzien van ten minste 1 offerte), gelimiteerd tot het bezoekbaar maken van de woonkamer en het toilet van één bepaalde woning welke behoort tot ouder/verzorger of partner van de cliënt;

 

Artikel 5.3 Particuliere inzet en pgb

1. Een pgb kan worden besteed aan het inhuren van een persoon uit het sociaal netwerk indien:

a. deze persoon een tarief hanteert dat niet hoger is dan de gehanteerde tarieven in artikel 5.2 lid 2

b. deze persoon zich voldoende op de hoogte heeft gesteld van de verantwoordelijkheden die aan het bieden van de betreffende maatschappelijke ondersteuning verbonden zijn;

c. er bij deze persoon geen sprake is van dreigende overbelasting;

d. deze persoon niet wordt ingezet voor het leveren van een maatwerkvoorziening waarvoor deze persoon zelf ook een indicatie heeft.

 

Artikel 5.4 Vertegenwoordiger pgb

1. Een cliënt kan gebruik maken van een vertegenwoordiger of tussenpersoon om zijn belangen te behartigen en de aan het pgb verbonden taken uit te voeren indien:

a. deze vertegenwoordiger voldoet aan de criteria zoals beschreven in 5.1 lid 3;

b. deze vertegenwoordiger niet uit het pgb wordt betaald voor zijn werkzaamheden als vertegenwoordiger en/of dienstverlener.

c. De vertegenwoordiger niet de dienstverlener is die de maatwerkvoorziening uitvoert.

 

Artikel 5.5 Financiële tegemoetkoming

1. Een cliënt komt in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming als dit voldoende bijdrage levert aan de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt en als verhuizen voorrang heeft op het aanpassen van de woning (verhuisprimaat) en een verhuiskostenvergoeding noodzakelijk is gebleken. De hoogte van dit bedrag wordt vastgesteld door het college.

 

6. Eigen bijdrage

Artikel 6.1 Eigen bijdrage maatwerkvoorzieningen

1. Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening in natura dan wel een maatwerkvoorziening middels pgb, zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt,

2. In afwijking van het eerste lid van dit artikel is geen eigen bijdrage verschuldigd voor rolstoelvoorzieningen (sportrolstoelen uitgezonderd), pgb (rolstoel)taxivervoer en alternatieve vervoersvoorzieningen.

3. In afwijking van artikel 2.1.4a, vierde lid, van de wet is een cliënt aan wie een maatwerkvoorziening voor (rolstoel)taxivervoer in natura (Deeltaxi) is toegekend, een instaptarief en een tarief per gereisde kilometer verschuldigd. Deze tarieven worden door de Regio West-Brabant vastgesteld.

4. De bijdrage, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, dan wel het totaal van de bijdragen, wordt bepaald conform het bepaalde in artikel 2.1.4, derde lid, en 2.1.4, vierde lid, sub a van de wet, waarbij de bijdrage de kostprijs van de voorziening niet overstijgt conform artikel 2.1.4, zesde lid van de Wet maatschappelijke ondersteuning.

5. De kostprijs:

a. een maatwerkvoorziening welke wordt verstrekt in natura: wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie in de markt of na overleg met de leverancier of aanbieder welke gelijk is aan het bedrag wat de gemeente verschuldigd is aan de leverancier of aanbieder voor de maatwerkvoorziening.

b. een maatwerkvoorziening welke wordt verstrekt middels een pgb: is gelijk aan de hoogte van het pgb.

6. In de gevallen, bedoeld in artikel 2.1.4b, tweede lid, van de Wet, worden de eigen bijdragen voor een maatwerkvoorziening welke wordt verstrekt in natura of middels een pgb door het CAK vastgesteld en geïnd.

7. De eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt kan geïnd worden. De onderhoudsplichtige ouders zijn verschuldigd om de eigen bijdrage te betalen, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gerond verzoek is toegewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

 

7. De kwaliteit van de voorziening

Artikel 7.1 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

1. Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van maatwerkvoorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door in ieder geval:

a. het afstemmen van maatwerkvoorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

b. het afstemmen van maatwerkvoorzieningen op andere vormen van zorg en ondersteuning;

c. erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van maatwerkvoorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard;

d. voor zover van toepassing, erop toe te zien dat de kwaliteit van de maatwerkvoorzieningen en de deskun¬digheid van de beroepskrachten tenminste voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te ko¬men voor de in de toepasselijke sector erkende keurmerken.

2. Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen worden gesteld aan de kwaliteit van maatwerkvoorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen.

3. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde maatwerkvoorzieningen.

 

Artikel 7.2 Kwaliteitseisen pgb

1. Aan de besteding van een pgb zijn de volgende (kwaliteits-)eisen verbonden:

a. het pgb dient uitsluitend te worden besteed aan de inkoop van een maatwerkvoorziening welke voldoet aan het in de beschikking opgestelde programma van eisen en/of waarmee de te bereiken resultaten worden behaald;

b. de eigen bijdrage mag niet vanuit het pgb worden betaald;

c. de cliënt dient op verzoek van het college verantwoording af te leggen voor de besteding van het pgb middels een door het college nader vast te stellen regeling;

d. bij de inzet van een pgb ten behoeve van huishoudelijke ondersteuning, begeleiding, kortdurend verblijf en beschermd wonen:

I. de ondersteuning is kwalitatief verantwoord en vergelijkbaar met de ondersteuning zoals deze door de door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieders voor ondersteuning in natura wordt aangeboden;

II. de cliënt dient bij de Sociale Verzekeringsbank (hierna te noemen SVB) een door de SVB beschikbaar gestelde zorgovereenkomst in, welke volledig ingevuld dient te zijn;

e. bij de inzet van een pgb ten behoeve van rolstoelvoorzieningen, sportvoorzieningen, aard- en nagelvaste woonvoorzieningen, losse hulpmiddelen ten behoeve van wonen, en autoaanpassingen:

I. daar waar opgenomen in de beschikking dient de cliënt zorg te dragen voor een aansprakelijkheidsverzekering voor schade die door het gebruik van de betreffende maatwerkvoorziening aan derden kan ontstaan;

II. daar waar opgenomen in de beschikking dient de cliënt zorg te dragen voor een onderhoudscontract met de leverancier van de betreffende maatwerkvoorziening;

III. van de cliënt wordt verwacht dat hij zorgvuldig met de betreffende maatwerkvoorziening omgaat en onnodige schade en slijtage voorkomt;

f. bij de inzet van een pgb ten behoeve van kortdurend verblijf en beschermd wonen: er wordt voor de inzet van de ondersteuning gebruik gemaakt van een professionele zorgaanbieder

 

Artikel 7.3 Verhouding prijs en kwaliteit levering dienst door derden

1. Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde, als bedoeld in artikel 2.6.4, van de wet, en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

a. een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan van een overeenkomst met derde; of

b. een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

1. 1e. een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met de derde, en

2. 2e. de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

2. Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

a. overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de wet, en

b. rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

3. Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

a. de kosten van de beroepskracht;

b. redelijke overheadkosten;

c. kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

d. reis- en opleidingskosten;

e. indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

f. overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportage- en administratieve verplichtingen.

4. Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.

5. Het college bepaalt met welke derde als bedoeld in het eerste lid hij een overeenkomst aangaat.

 

Artikel 7.4. Voorkoming en bestrijding van ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen (in natura en middels een pgb) en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo

1. Het college informeert cliënten of hun vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening in natura of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

2. Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.

3. Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing tot het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura (als bedoeld in artikel 2.3.5, van de wet) of middels een pgb (als bedoeld in 2.3.6, van de wet) (gedeeltelijk) herzien dan wel (gedeeltelijk) intrekken als het college vaststelt dat:

a. de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

b. de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening is aangewezen;

c. de cliënt niet (langer) voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening verbonden voorwaarden of de maatwerkvoorziening niet of voor een ander doel gebruikt;

d. het college vaststelt dat de cliënt in overtreding is van bepalingen uit de bruikleenovereenkomst en/of er sprake is van misbruik en/of oneigenlijk gebruik;

e. de maatwerkvoorziening niet meer toereikend is te achten;

f. de cliënt langer dan 2 maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wlz of de Zvw;

g. als het college vaststelt dat de cliënt niet langer zijn/haar hoofdverblijf in de gemeente Bergen op Zoom heeft.

4. Het college kan een beslissing tot het verstrekken van een maatwerkvoorziening middels een pgb (als bedoeld in artikel 2.3.6, van de wet) tevens (gedeeltelijk) herzien dan wel (gedeeltelijk) intrekken als blijkt dat de verantwoording van het pgb niet binnen de door het college nader te bepalen termijn heeft plaatsgevonden.

5. Als het college een beslissing op grond van het derde lid, onder a, b, c of d, heeft ingetrokken en als blijkt dat de cliënt opzettelijk gebruik heeft gemaakt van de ten onrechte ontvangen maatwerkvoorziening, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening:

a. ingeval de beslissing tot het verstrekken van een maatwerkvoorziening (in natura of middels een pgb) volledig wordt ingetrokken, heeft de terugvordering betrekking op de kosten die zijn gemaakt vanaf het moment van de toekenning van de maatwerkvoorziening tot aan het moment dat de maatwerkvoorziening daadwerkelijk is stopgezet;

b. ingeval de beslissing tot het verstrekken van een maatwerkvoorziening (in natura of middels een pgb) gedeeltelijk wordt ingetrokken, heeft de terugvordering betrekking op de kosten die zijn gemaakt in de periode dat de cliënt ten onrechte gebruik heeft gemaakt van de maatwerkvoorziening;

c. ingeval het recht op een in eigendom of in bruikleen verstrekte maatwerkvoorziening is ingetrokken, zal deze maatwerkvoorziening tevens worden teruggevorderd.

 

Artikel 7.5 Opschorting betaling uit het pgb

1. Het college kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een geheel of gedeeltelijke op¬schorting voor ten hoogste dertien weken van een betaling uit het pgb als

a. er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen van handelen of nalaten als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a. d. of e. van de wet.

b. de cliënt langer dan 2 maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de zorgverzekeringswet. Het college stelt de pgb-houder hiervan schriftelijk op de hoogte.

c. de cliënt langer dan 1 maand geen ondersteuning vanuit het pgb ontvangt.

 

Artikel 7.6 Meldingsregeling calamiteiten en geweld

1. Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een maatwerkvoorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

2. Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een maatwerkvoorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.

3. De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het de afhandeling van gemelde calamiteiten en over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

 

8. Klachten en medezeggenschap

Artikel 8.1 Klachten over de gemeente

1. De inwoner kan bij de gemeente een klacht indienen over:

a. Het gedrag van medewerkers en de bejegening van de inwoner;

b. De manier waarop de gemeente meldingen en aanvragen heeft afgehandeld;

c. De manier waarop de gemeente voorzieningen heeft uitgevoerd.

2. Het college stelt een regeling vast, waarin is opgenomen hoe een klacht kan worden ingediend en hoe de klachtenprocedure verloopt.

 

Artikel 8.2 Klachten over andere personen of organisaties

1. De inwoner die een klacht heeft over het gedrag van een dienstverlener die door de gemeente is gecontracteerd voor de uitvoering van een maatwerkvoorzieningen, moet zijn klacht eerst indienen bij die persoon of organisatie. Die persoon of organisatie moet een klachtenregeling hebben.

2. Het college controleert of de klachtenregelingen van de dienstverleners worden nageleefd.

3. Als de inwoner niet tevreden is over de manier waarop de klacht door de ingehuurde dienstverlener is afgehandeld, kan de inwoner dit melden bij de gemeente.

 

Artikel 8.3 Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

1. Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn.

2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders.

 

 

9. Beleidsparticipatie

 

 

Artikel 9.1 Betrekken van inwoners bij het beleid

1. Het college stelt ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, in de gelegenheid voorstellen over het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, vroegtijdig gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over de verordening en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

2. Het college zorgt er voor dat ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie.

3. Het bepaalde in het eerste en tweede lid wordt uitgevoerd in overeenstemming met de Verordening Adviesraad Sociaal Domein gemeente Bergen op Zoom.

 

10. Slotbepalingen

 

 

Artikel 10.1 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

 

Artikel 10.2 Intrekking oude verordening en overgangsrecht

1. De Verordening maatschappelijke ondersteuning Bergen op Zoom 2019 wordt ingetrokken zodra deze verordening in werking treedt.

2. De verordening maatschappelijke opvang 2010 wordt ingetrokken zodra deze verordening in werking treedt.

3. Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Bergen op Zoom 2019, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

4. Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Bergen op Zoom 2019, wordt beslist met inachtneming van die verordening.

 

Artikel 10.3 Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking in het gemeenteblad.

2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning Bergen op Zoom 2022.

 

 

 

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 21 april 2022

De griffier,

Mevr. E.P.M. van der Meer

De voorzitter,

Dhr. dr. F.A. Petter