Organisatie | Barneveld |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Barneveld tot vaststelling van de Beleidsregel landelijke toegankelijkheid beschermd wonen Valleiregio 2022 |
Citeertitel | Beleidsregels landelijke toegankelijkheid Beschermd wonen Valleiregio 2022 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-06-2022 | Nieuwe regeling | 14-06-2022 | 2179 |
De gemeente Ede treedt op als centrumgemeente voor beschermd wonen binnen de Valleiregio. Hiertoe behoren de gemeenten: Barneveld, Ede, Renswoude, Rhenen, Scherpenzeel, Veenendaal en Wageningen. De beleidsregel landelijke toegankelijkheid beschermd wonen is het met deze gemeenten afgesproken kader voor de beoordeling van de toegang tot beschermd wonen. Gemeente Ede heeft van de overige gemeenten in de regio mandaat ontvangen voor afhandeling van aanvragen op het gebied van beschermd wonen.
Bij beschermd wonen gaat het om het wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorende toezicht en begeleiding. Het is gericht op:
Beschermd wonen is bestemd voor cliënten waarbij sprake is van regieverlies die zodanig van aard is, dat de cliënt tijdelijk niet zelfstandig kan wonen. De cliënt is aangewezen op 24 uur per dag, 7 dagen per week, hulp in directe nabijheid. Hiertoe is personeel 24 uur per dag fysiek aanwezig op de locatie van de instelling. Er is een reëel risico op ernstig nadeel. De cliënt is niet in staat om dit risico adequaat in te schatten en/of hiervoor hulp in te roepen. Begeleiding of overname van taken is nodig op zowel geplande als ongeplande momenten, waarbij de zorgverlener het initiatief tot begeleiding of overname van taken moet nemen.
Beschermd wonen is een landelijke toegankelijke voorziening, dat betekent dat cliënten in principe van uit geheel Nederland gebruik kunnen maken van de voorziening. Het document landelijk toegankelijkheid geldt als uitgangspunt voor de toegang tot beschermd wonen in centrumgemeente Ede en de Vallei gemeenten.
In deze beleidsregel gaat het over hoe te handelen nadat een cliënt zich wendt tot de wensgemeente voor beschermd wonen. De beleidsregel beschrijft de stappen bij het toepassen van landelijke toegankelijkheid van beschermd wonen.
In deze beleidsregel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
beschermd wonen: wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorend toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
Alle andere begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en die hierboven niet nader zijn omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, de daarop gebaseerde regelgeving van de gemeenteraad en het college van de gemeente Barneveld en de Algemene wet bestuursrecht.
De cliënt of zijn wettelijk vertegenwoordiger kan een wens voor beschermd wonen melden bij het college. De client kan zich laten bijstaan door een vertrouwenspersoon. Dit kan een naaste zijn, een patiënt vertrouwenspersoon of een onafhankelijke cliëntondersteuner. Een begeleider of zorgaanbieder kan niet namens een cliënt een aanvraag indienen.
Het college betrekt bij dit onderzoek in elk geval de wens van de cliënt. Het college voert een onderzoek uit op basis van de in tabel 1 genoemde criteria:
Tabel 1. Criteria onderzoek aanvraag beschermd wonen
De wensgemeente waar de cliënt zich meldt voor een beschermde woonvoorziening, treedt in overleg met de gemeente van herkomst, om een goed beeld van de cliënt te krijgen en zo tot een passend besluit te komen. Ook onderzoekt de wensgemeente of in de gemeente van herkomst of de centrumgemeente waartoe deze gemeente behoort, passend ondersteuning beschikbaar is die positief bijdraagt aan het herstel van de cliënt. Hoewel de gemeente een beleidsvrijheid heeft bij het hanteren van eigen criteria, hebben gemeente wel de gezamenlijke verantwoordelijkheid om de cliënt niet onnodig te belasten.
Artikel 4 Duur van de voorziening
Het college geeft de voorziening beschermd wonen af voor maximaal 2 jaar. Een half jaar voor het verlopen van de voorziening beschermd wonen vindt een evaluatie plaats.
Het kan voorkomen dat een cliënt uit een andere gemeente buiten de Valleiregio bewust tijdelijk in een accommodatie in een Valleigemeente verblijft. “Tijdelijk verblijf” is een verblijf korter dan 1 jaar, waarbij vanaf het begin de intentie aanwezig is om de cliënt te laten terugkeren naar de gemeente van herkomst.
De gemeente van herkomst financiert in dit geval de plek voor de cliënt.
Als er niet direct toegang is tot de gewenste gemeente dan komt de cliënt op een wachtlijst voor beschermd wonen. De wensgemeente beoordeelt of er tijdens de wachtperiode overbruggingszorg nodig is. De huidige betrokken instelling blijft de benodigde zorg leveren. De gemeente van herkomst is verantwoordelijk voor de financiering van de overbruggingszorg.
Als de aanvrager uit een GGZ-behandelsetting komt, waarbij er een aanspraak is op de Zorgverzekeringswet vindt er een overleg plaats over de datum van uitstroom. De Werkwijzer Medisch noodzakelijk verblijf van 31 augustus 2018, opgesteld door Vereniging Nederlandse gemeenten, GGZ Nederland, Landelijk Platvorm Psychische Gezondheid en Zorgverzekeraars Nederland is van toepassing.
Artikel 7 Overdracht van cliënt en cliëntgegevens
Deelt de andere gemeente of regio het oordeel van het college dan vindt de overdracht van de cliëntgegevens én de cliënt onverwijld plaats. Dit tenzij met de andere gemeente of regio wordt overeengekomen dat het bijdraagt aan de kans van slagen van een traject, dat deze overdracht later plaatsvindt.
In de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) zijn ook de voorzieningen voor beschermd wonen opgenomen.
Beschermd wonen is ‘landelijk toegankelijk’. Dat betekent dat een ingezetene van Nederland zich kan melden voor een voorziening beschermd wonen bij de wensgemeente.
Vanuit het oogpunt van doeltreffendheid en doelmatigheid, maar ook omdat de rijksmiddelen voor beschermd wonen tot in elk geval 1 januari 2023 zijn belegd bij de zogenaamde centrumgemeenten, wordt in de praktijk regionaal uitvoering gegeven aan het zorgdragen voor de beschermd wonen, waaronder ook de toegang daartoe.
In onder andere de Valleiregio heeft dat geleid tot het mandateren van o.a. de toegang tot de Beschermd wonen aan de centrumgemeente Ede. Door in de beleidsregel telkens te spreken van college (waaronder het college van de valleigemeenten) wordt het wettelijk uitgangspunt (elke gemeente verantwoordelijk) verbonden met de regionale praktijk en uitvoering en ontstaat er ruimte voor een adequate toepassing. De beleidsregel belemmert de voortzetting van deze praktijk dan ook niet.
Dit laat onverlet dat elke gemeente (al dan niet in samenwerking met andere gemeenten in de betreffende regio) ook in de praktijk er zorg voor draagt voor haar eigen inwoners. Elke gemeente heeft immers de verantwoordelijkheid om inwoners die dat nodig hebben uit de eigen gemeente te ondersteunen en hulp te bieden bij het op eigen kracht handhaven in de samenleving.
Beoogd is met de beleidsregel concrete handvatten en anderzijds de gewenste ruimte voor ‘maatwerk’ in de uitvoering te bieden, zoals ook bedoeld in de Wmo 2015.
De in de Wmo 2015 opgenomen definities, processen en termijnen zijn kaderstellend voor de uitvoering van de landelijke toegankelijkheid beschermd wonen. Deze definities, processen en termijnen zijn in deze toelichting en de beleidsregel niet herhaald, tenzij het voor de leesbaarheid en helderheid van belang werd geacht.
Alle Valleigemeenten dragen er zorg voor dat cliënten zich kunnen melden bij alle Valleigemeenten voor beschermd wonen. De melding kan worden gedaan door of namens de cliënt.
De Valleigemeente tot welke de cliënt zich heeft gewend voor beschermd wonen is in eerste instantie verantwoordelijk voor de uitvoer van het onderzoek.
De verantwoordelijkheid voor het beoordelen van de wens tot beschermd wonen hoeft niet altijd te betekenen dat in de betreffende gemeente zelf deze beschermd wonen wordt geboden. Beschermd wonen kan ook worden geboden in een gemeente waarmee de betreffende gemeente regionaal samenwerkt in het kader van beschermd wonen, dan wel kan door de betreffende gemeente tijdelijk in een andere regio beschikbaar worden gesteld. Ook kan een alternatief voor beschermd wonen worden geboden, maar in elk geval dusdanig dat wordt voorzien in de geconstateerde ondersteuningsbehoefte.
Ook kan de gemeente van melding erin slagen direct (dezelfde dag) tot overdracht van de cliënt te komen naar een andere gemeente of regio, waardoor beschermd wonen kan worden geboden in die andere gemeente of regio.
De gemeente van melding gaat met de cliënt na wat de gemeente van herkomst was van de cliënt. De gemeente van herkomst is hierbij de gemeente waar de cliënt voorafgaand aan de melding hoofdzakelijk is ingeschreven als ingezetene in de zin van de Wet basisregistratie personen.
De gemeente die het onderzoek uitvoert onderzoekt met de cliënt in welke gemeente (dan wel in welke regio) een traject in de Beschermd wonende grootste kans van slagen heeft. Dat wil zeggen in beginsel het meeste kan bijdragen aan de zelfredzaamheid en participatie en daarmee het duurzaam herstel van de cliënt. Bij het onderzoek betrekt de gemeente in elk geval de wens van de cliënt. Ook andere factoren die de kans van slagen van een traject naar verwachting vergroten wordt daarbij betrokken. Zoals een sociaal netwerk dat een positieve invloed heeft of kan hebben op de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt, bestaand werk en/of dagbesteding en/of onderwijs van de cliënt en lopende hulpverlenings- of ondersteuningstrajecten. Overigens hoeft het feit dat de cliënt werk, dagbesteding of onderwijs heeft in een bepaalde gemeente (of regio) geen reden te zijn om ook beschermd te wonen in de betreffende gemeente (of regio). Ook hierbij kan reistijd redelijk en acceptabel zijn. Ook dient in het onderzoek te worden betrokken of er factoren zijn in een gemeente (of regio) die de kans van slagen van een traject naar verwachting verkleinen. Zoals een sociaal netwerk dat een negatieve invloed heeft of kan hebben op de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt en/of actuele criminele activiteiten en/of justitiële maatregelen die opgelegd zijn aan de cliënt.
Als er – gedurende het onderzoek – een gemeente (dan wel een regio) naar voren komt waarbij een traject in de Beschermd wonen mogelijk of waarschijnlijk de grootste kans van slagen heeft, dan wordt deze gemeente betrokken bij het onderzoek. De verantwoordelijkheid voor het onderzoek blijft echter bij de gemeente welke het onderzoek uitvoert. De uitkomsten van het onderzoek worden, door de gemeente vastgelegd in een onderzoeksverslag, zoals de Wmo 2015 ook voorschrijft. Dit onderzoeksverslag kan overigens bondig zijn om administratieve lasten zo veel als mogelijk te voorkomen.
Artikel 4 Duur van de voorziening
Behoeft geen nadere uitwerking.
Behoeft geen nadere uitwerking.
Cliënten uit de Valleigemeenten komen alleen in aanmerking voor beschermd wonen nadat de Valleigemeente een beschikking voor beschermd wonen heeft afgegeven. Zij die een beschikking hebben worden op de centrale wachtlijst ingeschreven. Cliënten van buiten regio die toegang hebben tot de Valleigemeente worden op dezelfde wijze op de wachtlijst geplaatst en benaderd als cliënten binnen de regio.
Artikel 7 Overdracht van cliënt en cliëntgegevens
Als de kans van slagen van een traject groter wordt geacht in een andere gemeente, neemt de gemeente die het onderzoek uitvoert, contact op met die andere gemeente. Dit gebeurt in overleg met de cliënt, wat niet hoeft te betekenen dat er overeenstemming is met de cliënt.
Deelt de gemeente waar de kans van slagen van een traject het grootst wordt geacht deze conclusie, dan stelt deze gemeente beschermd wonen beschikbaar, zodat ‘warme’ overdracht tussen de betrokken gemeenten kan plaatsvinden.
Ook voor de gemeente waar de kans van slagen van een traject het grootst wordt geacht betekent de verantwoordelijkheid voor het bieden van beschermd wonen niet noodzakelijk dat in de betreffende gemeente (dan wel de regio beschermd wonen waartoe die gemeente behoort) zelf beschermd wonen wordt geboden. Beschermd wonen kan eventueel ook door de gemeente waar de kans van slagen van een traject het grootst wordt geacht, tijdelijk in een andere regio beschikbaar worden gesteld. Ook kan een alternatief voor beschermd wonen worden aangeboden, maar in elk geval dusdanig, dat wordt voorzien in de geconstateerde ondersteuningsbehoefte van de cliënt.
Tot aan het moment dat de overdracht van de cliënt is gerealiseerd, blijft de gemeente van melding verantwoordelijk voor het bieden van een beschermde woonvorm, dan wel blijft die gemeente verantwoordelijk maatregelen te treffen om op een andere wijze te voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen.
Bij de ‘warme’ overdracht wordt alle noodzakelijke informatie over de cliënt overgedragen tussen de gemeenten, waaronder het onderzoeksverslag. Dit uiteraard binnen de wet- en regelgeving inzake bescherming van persoonsgegevens en in overleg met de cliënt. De wijze waarop de overdracht plaatsvindt is vormvrij.
Ook worden er tussen de gemeenten concrete afspraken gemaakt over de datum van overdracht, welke aanbieder zal voorzien in de ondersteuningsbehoefte van de cliënt en hoe het vervoer van de cliënt en eventuele reisbegeleiding plaatsvindt. Dit zodat er, vóór de overdracht, zekerheid is over de wijze waarop in de andere gemeente of regio tegemoet gekomen zal worden aan de ondersteuningsbehoefte van de cliënt. ‘Warme’ overdracht vindt plaats dusdanig dat de cliënt zo min mogelijk hinder ondervindt hiervan.
Als de cliënt weigert medewerking te verlenen aan de overdracht, kan het college van de gemeente van melding overgaan tot weigering van de aanvraag tot een voorziening beschermd wonen met verwijzing naar de uitkomst van het onderzoek, waarin gemotiveerd kenbaar is gemaakt dat de kans op een succesvol traject groter in een andere gemeente of regio is. Ook kan het college van de gemeente vervolgens het bieden van beschermd wonen beëindigen. Desgewenst kan de cliënt in bezwaar (en daarna eventueel beroep) gaan tegen het besluit van het college.
Artikel 8 Verschil van mening tussen gemeenten
Bij verschil van mening tussen gemeenten proberen de gemeenten (dan wel de regio’s Beschermd wonen waartoe die gemeenten behoren) onderling tot een oplossing te komen. Als de gemeenten (dan wel de regio’s beschermd wonen waartoe die gemeenten behoren) niet tot een oplossing komen, dan kan het geschil worden voorgelegd aan de commissie geschillen landelijke toegankelijkheid.
In afwachting van het oordeel van de commissie wordt beschermd wonen voortgezet bij de gemeente waar beschermd wonen in eerste instantie al werd geboden. Ook kan door die gemeente op andere wijze langer voorzien worden in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen.
De bij het geschil betrokken gemeenten volgen het oordeel van de commissie bij de te nemen gemeentelijke toekenningsbesluiten.