Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers

VERORDENING KREDIETHYPOTHEEK EN PANDRECHT BIJSTAND

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieUitvoeringsorganisatie Baanbrekers
OrganisatietypeRegionaal samenwerkingsorgaan
Officiële naam regelingVERORDENING KREDIETHYPOTHEEK EN PANDRECHT BIJSTAND
CiteertitelVerordening krediethypotheek en pandrecht bijstand
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Hiermee wordt de ‘Verordening krediethypotheek en pandrecht bijstand’ zoals vastgesteld bij besluit van het algemeen bestuur van de ISD Midden-Langstraat op 2 februari 2004 en nadien gewijzigd op 27 september 2010 ongewijzigd vastgesteld.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 34, tweede lid, van de Participatiewet
  2. artikel 50 van de Wet werk en bijstand

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Besluit krediethypotheek en pandrecht bijstand 2004

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-03-201301-01-2013nieuwe regeling

28-01-2013

Gemeenteblad officiële bekendmakingen van het college van Waalwijk

Tekst van de regeling

Intitulé

VERORDENING KREDIETHYPOTHEEK EN PANDRECHT BIJSTAND

 

Het algemeen bestuur van ‘Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers’,

gelet op het bepaalde in artikel 34, lid 2 onder d en artikel 50 van de Wet werk en bijstand,

gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van Baanbrekers van 18 januari 2013,

 

besluit:

de ‘Verordening krediethypotheek en pandrecht bijstand’ zoals vastgesteld bij besluit van het algemeen bestuur van de ISD Midden-Langstraat op 2 februari 2004 en nadien gewijzigd op 27 september 2010 ongewijzigd vast te stellen, zodat deze komt te luiden als volgt:

 

Hoofdstuk 1. Krediethypotheek

Artikel 1  

  • 1.

    Indien voor de belanghebbende die eigenaar is van een door hemzelf of zijn gezin bewoonde woning met bijbehorend erf, recht op algemene bijstand bestaat als bedoeld in artikel 50, eerste lid van de Wet werk en bijstand én die bijstand de vorm heeft van een geldlening, als bedoeld in artikel 50, tweede lid van de Wet werk en bijstand, wordt die verleend onder verband van hypotheek.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op de zelfstandige als bedoeld in artikel 1 onder b van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur kan nadere regels stellen met betrekking tot de voorwaarden waaronder bijstand in de vorm van een geldlening in verband van hypotheek wordt verleend.

Hoofdstuk 2. Pandrecht

Artikel 2  

  • 1.

    Indien voor de belanghebbende die eigenaar is van een door hemzelf of zijn gezin bewoonde woonwagen met bijbehorend erf of een bewoond woonschip onder een bepaald tonnage met bijbehorend erf, overeenkomstig het bepaalde in artikel 50, eerste lid van de Wet werk en bijstand recht op algemene bijstand bestaat én die bijstand de vorm heeft van een geldlening, als bedoeld in artikel 50, tweede lid van de Wet werk en bijstand, wordt die verleend onder vestiging van een pandrecht.

  • 2.

    Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing op de zelfstandige als bedoeld in artikel 1 onder b van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur kan nadere regels stellen met betrekking tot de voorwaarden waaronder bijstand in de vorm van een geldlening onder vestiging van een pandrecht wordt verleend.

Hoofdstuk 3. Meewerkingsplicht en afstemming

Artikel 3  

  • 1.

    Aan de verlening van bijstand onder verband van hypotheek c.q. onder vestiging van pandrecht als bedoeld in artikel 1 en 2 wordt de verplichting verbonden dat de belanghebbende meewerkt aan vestiging van hypotheek dan wel pandrecht.

  • 2.

    Indien de belanghebbende in een voorkomend geval niet meewerkt aan het vestigen van hypotheek c.q. pandrecht, wordt de bijstand in zijn geheel geweigerd vanaf ingangsdatum van de bijstand. Reeds verleende bijstand is terstond opeisbaar.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 4  

Deze verordening kan worden aangehaald als: de Verordening krediethypotheek en pandrecht bijstand.

Artikel 5  

De verordening krediethypotheek en pandrecht bijstand treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

 

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 28 januari 2013

Het algemeen bestuur voornoemd,

de secretaris,

mevrouw A.E.W. van Limpt

de voorzitter,

mevrouw M. Mulder

Algemene toelichting

De Wet werk en bijstand kent ten opzichte van de Abw een aantal wijzigingen in de regeling van de gevolgen voor de bijstand van het vermogen gebonden in voor bewoning bestemde zaken. De nieuwe regeling is niet alleen van toepassing op registergoederen (eigendomswoning, woonwagens en woonschepen boven een bepaald tonnage), maar ook op niet-registergoederen, zoals woonwagens en woonschepen onder een bepaald tonnage. De Wet werk en bijstand beoogt hiermee de rechtsgelijkheid te bevorderen en het hiaat in te vullen dat in deze door de rechtspraak is geconstateerd.

Het is aan de gemeente overgelaten om te bepalen of de als lening verstrekte bijstand al dan niet wordt gezekerd door middel van een hypotheek- of, waar het niet-registergoederen betreft, pandovereenkomst. Met deze verordening wordt gekozen voor de hiervoor bedoelde zekerheidsstelling door middel van hypotheek dan wel pandrecht.

Naast deze verordening is er nog een door het dagelijks bestuur vastgesteld besluit (Besluit krediethypotheek en pandrecht bijstand 2004) met daarin opgenomen nadere voorwaarden waaronder bijstand in de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek of onder vestiging van pandrecht dient te worden verleend. Het gaat hierbij om een aangepaste versie van het vroegere Besluit krediethypotheek bijstand.

 

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1.Krediethypotheek

Artikel 1

Het eerste lid verwijst naar artikel 50, eerste en tweede lid van de Wet werk en bijstand. Daarin worden de voorwaarden genoemd voor verlening van bijstand in de vorm van een geldlening. Artikel 1, eerste lid van de verordening geeft aan dat wanneer er sprake is van verlening van bijstand in de vorm van een geldlening, dit gebeurt onder verband van hypotheek.

In het tweede lid wordt benadrukt dat het voorgaande lid niet van toepassing is op zelfstandigen. Hiervoor is gekozen, omdat bij bijstandsverlening aan zelfstandigen alle beschikbare vermogensbestanddelen, inclusief het vermogen dat is belegd in de eigen woning, bestemd zijn voor het eigen bedrijf of zelfstandig beroep.

Zoals bij de algemene toelichting al is vermeld, zijn de nadere voorwaarden waaronder bijstand in de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek of onder vestiging van pandrecht dient te worden verleend, neergelegd in een afzonderlijk besluit van het dagelijks bestuur. Dit besluit komt grotendeels overeen met het voormalige Besluit krediethypotheek bijstand.

 

Hoofdstuk 2.Pandrecht

Artikel 2

Hiervoor geldt dezelfde toelichting als bij artikel 1, met dien verstande dat daar waar gesproken wordt over hypotheek er hier sprake is van pand.

 

Hoofdstuk 3. Afstemming

Artikel 3

Het eerste lid van dit artikel koppelt aan de bijstandsverlening de verplichting dat de belanghebbende meewerkt aan de vestiging van een hypotheek of pandrecht.

De hier vermelde systematiek sluit aan bij de systematiek van de Abw. Essentieel voor de zekerheidsstelling is namelijk de totstandkoming van een hypotheek- of pandovereenkomst. Als een belanghebbende niet meewerkt, kan er geen zekerheid worden verkregen en dient er geen bijstand te worden verleend. Reeds verleende bijstand in de vorm van een voorschot dient te worden terugbetaald.

 

Hoofdstuk 4.Slotbepalingen

Artikelen 4 en 5

Deze artikelen behoeven geen verdere toelichting.