Organisatie | Reimerswaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Lokaal prostitutiebeleid |
Citeertitel | Lokaal prostitutiebeleid |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
11-01-2001 | nieuwe regeling | 19-12-2000 Reimerswaal Informatie, 10-01-2001 | WM2000.612 |
Op 9 november 1999 is de wet 'opheffing algemeen bordeelverbod' in het Staatsblad geplaatst (Stb. 1999, nr. 464). De inwerkingtreding van de wet is bepaald op 1 oktober 2000. Met ingang van die datum vervalt het algemeen bordeelverbod en het verbod op het souteneurschap. Tegelijkertijd worden de straffen voor ongewenste vormen van prostitutie, onvrijwillige prostitutie en misbruik van minderjarigen verhoogd.
De wetswijziging heeft tot gevolg dat (exploitatie van) prostitutie wordt gelegaliseerd. Aan het Wetboek van Strafrecht kunnen geen argumenten meer worden ontleend om prostitutie en de exploitatie van seksbedrijven te verbieden. Een algeheel bordeelverbod van gemeentewege, op basis van de algemene regelgevende bevoegdheid (ex artikel 149 en 151a Gemeentewet) is volgens de opvatting van de minister van justitie in strijd met artikel 19 van de Grondwet (vrije keuze van arbeid). Voor seksbedrijven geldt in principe vrijheid van vestiging, behoudens de beperkingen die in diverse regelgeving worden gesteld.
Met het vervallen van het algemeen bordeelverbod is de noodzaak ontstaan voor regulering. Het primaat voor de regulering van de exploitatie van seksbedrijven ligt bij de gemeentelijke overheid. De politie heeft een controlerende taak. De taken van het openbaar ministerie liggen op het terrein van vervolging van strafbare vormen van prostitutie. Tenslotte heeft de Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst (GGD) een belangrijke uitvoerende taak op het terrein van volksgezondheid. Het voeren van een adequaat lokaal prostitutiebeleid vergt een goede afstemming tussen de inbreng van deze actoren. Er zal sprake moeten zijn van duidelijke beleidslijnen en vast omkaderde afspraken op het gebied van beleid, controle en handhaving. Alleen op die manier kan een integraal prostitutiebeleid vorm krijgen.
Deze beleidsnota bevat een nadere uitwerking van de voorschriften die zijn neergelegd in de gemeentelijke prostitutieverordening, op te nemen in hoofdstuk 3 van de Algemeen plaatselijke verordening (hierna: de verordening). Samen met de verordening schetst deze nota het beleidskader van het lokaal prostitutiebeleid van de gemeente Reimerswaal. Verder bevat deze nota een aantal beleidsregels voor de vergunningverlening door het bevoegd bestuursorgaan (in de meeste gevallen de burgemeester). Daarnaast is in deze beleidsnota een handhavingsarrangement opgenomen waarin staat beschreven volgens welk stappenplan gemeente, politie en openbaar ministerie optreden ingeval van niet-naleving van de op het terrein van prostitutie geldende voorschriften.
In de memorie van toelichting (TK 1996-1997, 25 437) worden zes hoofddoelstellingen genoemd die ten grondslag liggen aan de opheffing van het algemeen bordeelverbod. Dit zijn:
Op basis van deze zes doelstellingen van de wetswijziging kunnen de doelstellingen voor het lokaal prostitutiebeleid worden geformuleerd:
Het voorkomen van strafbare feiten.
Het lokaal prostitutiebeleid heeft tot doel ongewenste uitwassen van prostitutie zoals prostitutie door minderjarigen, onvrijwillige prostitutie en mensenhandel tegen te gaan. Deze doelstelling sluit nauw aan met het taakveld van het openbaar ministerie en de politie.
Net zoals in een aantal andere regio's heeft ook Zeeland ervoor gekozen het opzetten van prostitutiebeleid regionaal af te stemmen. Om deze afstemming zo maximaal mogelijk te krijgen wordt de Zeeuwse gemeenten voorgesteld de modelverordening en deze beleidsnota onderdeel te maken van de lokale regeling, daarbij vanzelfsprekend rekening houdend met de lokale omstandigheden.
De meerwaarde van de regionale afstemming blijkt uit het volgende:
De legalisering van prostitutiebedrijven brengt met zich mee dat deze ondernemingen zich dienen te onderwerpen aan allerlei regels net zoals ieder andere onderneming. Hieronder volgt een niet-limitatieve opsomming van wet- en regelgeving die bepalingen bevatten welke op (de exploitatie van) prostitutie van toepassing kunnen zijn:
De vraag of een seksinrichting, escortbedrijf of sekswinkel op een bepaalde plaats is toegestaan is mede afhankelijk van de bestemming die op die locatie rust. De vigerende bestemmingsplannen kennen over het algemeen geen locaties met de bestemming 'seksbedrijven'. Relevant is de vraag in hoeverre prostitutie is toegestaan onder de bestaande bestemmingen.
Wet arbeid vreemdelingen (Wav)
Deze wet verbiedt de werkgever een vreemdeling te werk te stellen zonder dat hij/zij de beschikking heeft over een voor dat werk vereiste tewerkstellingsvergunning. Ingevolge het bepaalde in artikel 3 van het Besluit arbeid vreemdelingen dient een tewerkstellingsvergunning te worden geweigerd voor werkzaamheden die geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verrichten van seksuele handelingen met of voor derden.
Gemeentelijke prostitutieverordening en beleidsnota (beleidsregels)
In de verordening zijn voorschriften opgenomen in het kader van de openbare orde, het woon- en leefklimaat, openbare zedelijkheid, de werkomstandigheden van de prostituée, gezondheid en (sociale) hygiëne. In de beleidsnota staat de verdere uitwerking van het beleid zoals dit in de verordening is vastgelegd
§5.2 Gemeentelijke regelgeving
Artikel 149 van de Gemeentewet kent de gemeenteraad een autonome verordenende bevoegdheid toe op het terrein van de eigen huishouding. De reikwijdte van deze bevoegdheid wordt ingekaderd door een ondergrens en een bovengrens. De ondergrens is dat de gemeentelijke voorschriften niet zonder meer mogen treden in de particuliere sfeer van de burger. De voorschriften moeten voldoen aan het openbaarheidsvereiste en mogen niet zien op handelingen die in geen enkel opzicht een openbaar karakter hebben en in geen enkel opzicht betrekking hebben op de openbare orde. De bovengrens wordt gevormd door 'hogere' regelgeving (verdragen, Grondwet, wetten in formele zin, algemene maatregelen van bestuur, ministeriële besluiten en provinciale regelgeving). Gemeentelijke regelgeving mag niet treden in datgene wat reeds door een 'hogere wetgever' is geregeld.
De wetgever is tot de conclusie gekomen dat artikel 149 Gemeentewet de gemeenten in juridische zin te weinig armslag geeft om de (exploitatie van) prostitutie adequaat te kunnen reguleren. Het probleem is het stellen van regels voor escortbedrijven. Deze bedrijven onttrekken zich aan het openbaarheidsvereiste waardoor het stellen van regels op grond van artikel 149 Gemeentewet juridisch niet goed houdbaar is. Om die reden heeft de wetgever artikel 151a Gemeentewet geïntroduceerd waarin de gemeenteraad de bevoegdheid krijgt toebedeeld regels te stellen met betrekking tot 'het bedrijfsmatig geven van gelegenheid tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling'.
Hierboven is in het kort de ruimtelijke regelgeving aangestipt. Of een prostitutiebedrijf al dan niet op een bepaalde locatie kan worden toegestaan dient te worden getoetst aan de hand van de bestemmingen en de bestemmingsvoorschriften vastgelegd in het bestemmingsplan. Daarbij doet zich een probleem voor: bij de opstelling van bestemmingsplannen is (logischerwijs) geen rekening gehouden met de mogelijke vestiging van prostitutiebedrijven. In veel gevallen zal een prostitutiebedrijf vallen binnen de algemene definities zoals ‘bedrijven', ’gemengde functies' en 'horeca'. Dit betekent dat de thans vigerende bestemmingsplannen dienen te worden aangepast teneinde een adequate ruimtelijke regulering van seksinrichtingen mogelijk te maken.
Het aanpassen van bestemmingsplannen vergt veel tijd. De gemeente heeft de herziening van een groot aantal bestemmingsplannen in voorbereiding (de zogenaamde parapluregeling). In die herziening zal ook een nadere regeling opgenomen worden over hoe ruimtelijk om te gaan met het vervallen van het prostitutieverbod. De ruimtelijke aspecten van het prostitutiebeleid blijven in deze beleidsnotitie verder buiten beschouwing.
Op grond van artikel 174 Gemeentewet is de burgemeester belast met het toezicht op de openbare samenkomsten en vermakelijkheden, alsmede op voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven (lid 1) en mede met de uitvoering van verordeningen voor zover deze betrekking hebben op het in het eerste lid bedoelde toezicht (lid 3). Dit betekent dat de burgemeester in de meeste gevallen kan worden aangemerkt als het bevoegd bestuursorgaan. Dit wordt alleen anders indien een prostitutiebedrijf niet is aan te merken als een voor publiek openstaand gebouw. Dit is bijvoorbeeld het geval indien een prostitutiebedrijf is gevestigd in een voer- of vaartuig, ingeval van escortbedrijven en indien sprake is van prostitutie op de openbare weg. In deze gevallen is het college van burgemeester en wethouders het bevoegd bestuursorgaan. Van de specifieke aard van het prostitutiebedrijf is dus afhankelijk welk bestuursorgaan bevoegd is: het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester.
In artikel 3.1.1 van de verordening wordt een aantal begrippen gedefinieerd. Een aantal van deze begrippen verdienen bijzondere aandacht omdat zij bepalend zijn of bepaalde (prostitutie)activiteiten vergunningsplichtig zijn op grond van artikel 3.1.2 van de verordening. Om misverstanden te voorkomen en ter verduidelijking worden de begrippen hieronder toegelicht en uitgelegd.
Seksinrichtingen zijn er in soorten en maten. De definitie van de verordening is daarom algemeen. In de definitie wordt het begrip 'besloten ruimte' gehanteerd. Hierbij gaat het om een overdekt geheel of een door wanden omsloten ruimte, die al dan niet met enige beperking, voor publiek toegankelijk is. Dit betekent dat ook een vaar- of een voertuig onder de definitie 'seksinrichting' kan vallen.
De verordening ziet niet op handelingen die zuiver een privé karakter hebben. Om die reden dient sprake te zijn van bedrijfsmatige seksuele handelingen of van seksuele handelingen in een omvang alsof ze bedrijfsmatig zijn. Wanneer sprake is van 'bedrijfsmatige' seksuele handelingen dient te worden bepaald aan de hand van de omstandigheden van het geval. Belangrijke aanwijzingen voor het bedrijfsmatig karakter van seksuele handelingen zijn: het verrichten van seksuele handelingen anders dan om niet; advertenties of andere reclame-uitingen; frequent bezoek van 'bezoekers'.
In het kader van de definitie `seksinrichting' dient ook kort te worden ingegaan op het fenomeen ‘thuiswerk'. Indien iemand zichzelf in de eigen woning prostitueert en dit doet op zodanige wijze dat geen sprake is van bedrijfsmatige activiteiten zoals hierboven omschreven dan wordt dit niet begrepen als het exploiteren van een seksinrichting. Een dergelijke vorm van prostitutie is dus niet vergunningsplichtig. Om een vlucht naar het - niet vergunningsplichtige - thuiswerk te voorkomen hanteert de gemeente de volgende voorwaarden:
Alleen indien aan elk van de bovenstaande zes voorwaarden wordt voldaan is sprake van 'thuiswerk', een niet-vergunningsplichtige vorm van prostitutie.
Om misverstanden te voorkomen noemt de verordening een aantal bedrijven die wel onder de definitie vallen. Behalve een bordeel en een seksclub wordt onder seksinrichting ook verstaan: een seksbioscoop; een seksautomatenhal; een sekstheater en een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
Een escortbedrijf is een bedrijf dat bemiddelt tussen klanten en prostituées. Een escortbedrijf is apart gedefinieerd omdat het geen inrichting is. Een escortbedrijf kan een kantoortje zijn, maar ook een telefooncentrale of een website op het Internet. Een escortbedrijf biedt zijn services over het algemeen aan door middel van advertenties of andere reclame-uitingen.
Kenmerkend voor een sekswinkel is dat daar in hoofdzaak goederen van erotisch-pornografische aard worden verkocht. Dit betekent dat een tijdschriftenwinkel waar erotisch-pornografische lectuur deel uitmaakt van het assortiment niet onder deze definitie valt. Dit wordt anders indien het grootste deel van het assortiment uit dergelijke lectuur bestaat.
§7 ALGEMENE UITGANGSPUNTEN VOOR VERGUNNINGVERLENING
Artikel 3.2.1 is het centrale artikel van de verordening. Dit artikel verbiedt het exploiteren van een seksinrichting of escortbedrijf zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan. De gemeente hanteert in het belang van de openbare orde en bescherming van het woon- en leefklimaat, de bescherming van de openbare zedelijkheid, de bescherming van de werkomstandigheden van de prostituées en bescherming van de (volks)gezondheid en hygiëne een aantal uitgangspunten.
In het belang van de openbare orde en bescherming van het woon- en leefklimaat acht de gemeente Reimerswaal het noodzakelijk een streng beleid te voeren met betrekking tot de op grond van artikel 3.2.1 van de verordening te verstrekken vergunningen. Een aantal factoren, zoals omvang c.q. inwonertal, acceptatie en tolerantie en zedelijkheid, openbare orde dient te worden meegewogen.
In de eerste plaats het karakter van de gemeente Reimerswaal. De gemeente Reimerswaal is een landelijke gemeente bestaande uit acht, over het algemeen kleine tot zeer kleine, kernen met in totaal zo'n 20.000 inwoners. Yerseke is de grootste kern met zo'n 6300 inwoners.
De vestiging van een seksinrichting heeft een grote impact op het woon- en leefklimaat in deze kleine dorpen.
In de tweede plaats is van belang dat de gemeente Reimerswaal op dit moment geen seks-inrichtingen kent. De gemeente ziet geen aanleiding de opheffing van het bordeelverbod aan te grijpen de huidige situatie drastisch te veranderen. Dit zou een negatieve invloed hebben op het woon- en leefklimaat.
In de derde plaats moet worden beseft dat prostitutie bij een belangrijk deel van de bevolking onder meer uit religieuze overwegingen weerstand oproept.
In de vierde plaats zijn er in de directe omgeving van de gemeente Reimerswaal voldoende seksinrichtingen aanwezig, in de aangrenzende gemeentes Goes, Bergen op Zoom en Woensdrecht is er voldoende aanbod op het gebied van seksinrichtingen en escortbureaus. De gemeente Goes heeft in haar beleid aangegeven een centrumfunctie te zijn voor de regio. Ook deze overweging leidt tot de conclusie dat het in het belang van de openbare orde en bescherming van het woon- en leefklimaat aanbeveling verdient terughoudend om te gaan met de vestiging van seksinrichtingen.
Uit de toelichting op het wetsvoorstel en de behandeling in de Tweede Kamer blijkt, dat de Minister van mening is, dat een gemeentelijk bordeelverbod een zgn. "0-beleid" niet tot de mogelijkheden behoort. Dit zou in strijd zijn met het grondwettelijk recht op vrije arbeidskeuze. Doch het grondwettelijke recht op vrije arbeidskeuze behoeft niet te worden doorkruist of geschaad indien bepaalde werkzaamheden c.q. bepaalde bedrijven op enige locatie wegens aspecten van openbare orde, overlast, woon- en leefsituatie, bescherming milieu, ruimtelijke ordeningsaspecten, etc., niet worden toegestaan c.q. worden verboden.
§7.2 Ongewenste vormen van seksinrichtingen en prostitutie
In het belang van de openbare orde en bescherming van het woon- en leefklimaat verleent de gemeente geen vergunning voor (het exploiteren van) raamprostitutie en straatprostitutie. Onder een raamprostitutie-inrichting wordt verstaan een inrichting met één of meer ramen waarachter de prostituée tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen en aldus klanten te werven. Bij straatprostitutie begeeft de prostituée zich in de openbare ruimte om door de aandacht van passanten op zich te vestigen klanten te werven. Ervaring in andere gemeenten leert dat raamprostitutie en straatprostitutie een relatief grote impact hebben op de openbare orde en het woon- en leefklimaat.
Door het gedrag van de straat- en raamprostitué(e)s ten behoeve van mogelijke passanten c.q. klanten, zullen willekeurige voorbijgangers worden lastig gevallen en zullen zij zich onveilig voelen. Ook moet rekening worden gehouden met de toename van onrustige verkeersdrukte (excessieve toename verkeersdruk, claxonneren, plotseling remmen, snelheidsovertredingen, parkeerexcessen en kijktoerisme).
Gezien het hiervoor geschetste karakter van Reimerswaal is de gemeente van oordeel dat deze impact onaanvaardbaar groot zou zijn.
De vestiging van seksinrichtingen en escortbedrijven wordt zoals gesteld in principe gereguleerd door het bestemmingsplan. In het belang van de openbare orde en bescherming van het woon- en leefklimaat hanteert de gemeente naast het bestemmingsplan een aantal vestigingsvoorschriften. Nieuwe bedrijven wordt een vergunning geweigerd indien niet voldaan wordt aan deze vestigingsvoorschriften, ook indien vestiging op basis van het bestemmingsplan mogelijk is.
De vestigingsvoorschriften zijn:
Seksinrichtingen zullen niet worden toegestaan in of aan woonstraten. Onder het begrip 'woonstraat' wordt in dit verband verstaan: 'alle voet- en rijstraten, wegen, lanen, kaden, hofjes, woonerven en pleinen, waaraan bebouwing is gelegen, die uitsluitend of in belangrijke mate dient ter bewoning'. Door de functie van dergelijke straten is het gevaar groot dat de vestiging van een prostitutiebedrijf de openbare orde en/of het woon- en leefklimaat op onaanvaardbare wijze zal aantasten. De hinder kan onder meer bestaan uit: parkeeroverlast; slaan van autodeuren; (angst voor) waardevermindering van de wo-ning; gevoelens van onbehagen en onveiligheid. Eén en ander zou aanleiding kunnen zijn voor allerlei conflictsituaties tussen bewoners en de exploitant. De gemeente beoogt een dergelijke ongewenste situatie te voorkomen.
Seksinrichtingen zullen niet worden toegestaan in straten, niet zijnde straten als bedoeld onder a, waar sprake is van een concentratie van recreatiebedrijven of detailhandel. In straten met een concentratie van detailhandel is een af- en aanloop van klanten met bijbehorende parkeerproblemen. De vestiging van een prostitutiebedrijf in een dergelijke omgeving vergroot de druk op de openbare orde en het woon- en leefklimaat en kan mogelijk conflicteren met de detailhandelsfunctie. Voor straten met een concentratie van recreatiebedrijven geldt hetzelfde. In deze gebieden is een grote toeloop van toeristen waardoor de druk op de openbare orde en het woon- en leefklimaat reeds groot is. Vestiging van een prostitutiebedrijf in zo'n gebied kan gezien de uitstraling die een dergelijk bedrijf heeft tot conflicten leiden met de recreatiefunctie. De gemeente beoogt dit te voorkomen.
Seksinrichtingen dienen onderling een afstand van tenminste 250 meter, hemelsbreed, te hebben, ten einde een zekere concentratie te voorkomen. Hierbij wordt aangetekend, dat, indien er sprake is van een natuurlijke barrière zoals een spoorlijn, singel, snelweg of talud, e.d., de afstand korter mag zijn. Concentratie wordt niet voorgestaan en wel om de volgende redenen, zoals de kans op gettovorming, het ontstaan van druk op een centraal punt met een verhoogde kans op overlast, kans op tippelen en kans op verloedering van de buurt.
Seksinrichtingen mogen niet worden gevestigd in de directe omgeving van onderwijsinstellingen, sociaal-culturele instellingen, dan wel sportaccommodaties waarin op geregelde basis c.q. in belangrijke mate minderjarigen zich bevinden c.q. bezigheden hebben. Onder 'de directe omgeving' moet worden verstaan een afstand van zo'n 150 meter gerekend vanaf de entree van de seksinrichting tot aan enig terrein of gebouw onderdeel uitmakend van de beschreven instellingen. Hiermee wordt beoogd om te voorkomen dat minderjarigen op ongewenste wijze worden geconfronteerd met effecten welke als onzedelijk of hinderlijk moeten worden getypeerd en welke gepaard gaan met de aanwezigheid van een seksinrichting.
In de prostitutiebranche worden gezondheidsrisico's gelopen, met name op het terrein van besmetting met seksueel overdraagbare aandoeningen (soa) waarvan aids de meest beruchte is. Deze risico's betreffen zowel de prostituée als de bezoeker. Dit betekent dat binnen een prostitutiebedrijf 'arbeidsomstandigheden', 'hygiëne' en 'bescherming van de gezondheid' bijzondere aandacht dienen te krijgen. De exploitant/beheerder van de seksinrichting of het escortbedrijf is hiervoor eindverantwoordelijk. Daartoe is de exploitant/beheerder in de eerste plaats gehouden tot het naleven van de voorschriften die hieromtrent in de verordening en de vergunning zijn opgenomen. Daarbij komt in de tweede plaats dat van de exploitant/beheerder verwacht wordt zelf een actief beleid te voeren ter bevordering van de arbeidsomstandigheden, de hygiëne en de gezondheid. Om dit inzichtelijk te maken moet de exploitant bij de aanvraag een ondernemingsplan overleggen waaruit onder meer blijkt welke maatregelen de exploitant neemt ter bevordering van de werkomstandigheden van de prostituées, bevordering van de hygiëne en bescherming van de gezondheid van de bezoekers en de prostituées. Voorts stelt de exploitant / beheerder ter bevordering van een ordelijke, hygiënische en veilige gang van zaken binnen het bedrijf huisregels op.
De exploitant/beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf is er verantwoordelijk voor dat het bedrijf op geen enkele wijze betrokken raakt bij criminele activiteiten, met name niet bij strafbare vormen van prostitutie, onvrijwillige prostitutie, prostitutie met minderjarigen en mensenhandel.
Sekswinkels vallen niet onder de vergunningsplicht van artikel 3.2.1 van de verordening. Regulering van de vestiging van sekswinkels vindt plaats door het bestemmingsplan. In aanvulling daarop kan de burgemeester op grond van artikel 3.2.7 van de verordening in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving gebieden aanwijzen waar het verboden is een sekswinkel te exploiteren.
Een vergunning ex artikel 3.2.1 van de verordening moet schriftelijk worden aangevraagd. Bij de aanvraag dienen de volgende bescheiden te worden overgelegd:
een geldig legitimatiebewijs zoals bedoeld in de Wet op de identificatieplicht van de aanvrager / exploitant - indien de exploitant een rechtspersoon is de tot vertegenwoordiging van de rechtspersoon bevoegde natuurlijke personen - en de beheerder die in de seksinrichting of voor het escortbedrijf werkzaam zullen zijn;
een ondernemingsplan waaruit blijkt op welke wijze de exploitatie van het seksbedrijf of het escortbedrijf vorm gaat krijgen (o.a. de aard van het bedrijf) en voorts welke maatregelen de exploitant neemt ter bevordering van de arbeidsomstandigheden van de prostituées, bevordering van de hygiëne en bescherming van de gezondheid van de bezoeker en de prostituée;
Indien de aanvrager bij herhaling weigert te voldoen aan het verzoek om bovengenoemde stukken over te leggen wordt de aanvraag niet in behandeling genomen (artikel 4:2 lid 2 juncto artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht). Voor de bepaling van de volgorde van aanvraag in het kader van bovengenoemd maximumstelsel geldt als eerste aanvrager degene die als eerste de aanvraag en alle bovengenoemde stukken heeft overlegd, waarop door of namens het bevoegd bestuursorgaan de datum van ontvangst wordt gesteld.
§9 WEIGERING VAN DE VERGUNNING
De weigeringsgronden zijn opgenomen in artikel 3.3.2 van de verordening. Het artikel bevat drie imperatieve weigeringsgronden. De vergunning wordt geweigerd indien:
Daarnaast worden in artikel 3.3.2 van de verordening enkele gronden aangegeven waarop het bevoegd bestuursorgaan de vergunning kan weigeren. Deze weigeringsgronden hebben betrekking op de openbare orde, overlast, het woon- en leefklimaat, de veiligheid van personen en goederen, de verkeersvrijheid en/of verkeersveiligheid, volksgezondheid, zedelijkheid, de arbeidsomstandigheden van de prostituée en het aanbod van seksinrichtingen in de directe omgeving van de gemeente Reimerswaal. Deze weigeringsgronden geven het bestuursorgaan een grote mate van ruimte. Vanzelfsprekend wordt deze ruimte wel beperkt door de eis dat een eventuele weigering deugdelijk dient te worden gemotiveerd (artikel 3:46 Algemene wet bestuursrecht). Voorts wordt deze beleidsruimte ingekaderd door de uitgangspunten voor vergunningverlening die hierboven in §5 zijn geformuleerd.
Aan een vergunning op grond van artikel 3.2.1 van de verordening worden in het belang van de openbare orde, het woon- en leefklimaat, de openbare zedelijkheid, de arbeidsomstandigheden van de prostituée en de volksgezondheid in elk geval de volgende voorschriften verbonden:
Seksinrichtingen dienen te voldoen aan de eisen die ter zake in het Bouwbesluit - in het bijzonder de voorschriften opgenomen in hoofdstuk IX, titel II 'Iogiesverblijven en logiesgebouwen' en de gemeentelijke bouwverordening zijn gesteld. Voor zover het Bouwbesluit zulks reeds niet voorschrijft dient de seksinrichting in het belang van de hygiëne en de gezondheid van de prostituée en de bezoeker en de werkomstandigheden van de prostituée in ieder geval te voldoen aan de volgende eisen:
§10.3 Eisen aan de werksituatie (gezondheid, werkomstandigheden en hygiëne)
De exploitant / beheerder is verantwoordelijk voor goede werkomstandigheden voor de in de seksinrichting of voor het escortbedrijf werkzame prostituées, alsmede voor het voeren van een actief beleid om gezondheidsrisico's voor prostituées en bezoekers zoveel mogelijk te beperken (veilig seksbeleid).
Ter bevordering van een ordelijke, hygiënische en veilige gang van zaken binnen de seksinrichting of het escortbedrijf stelt de exploitant / beheerder huisregels op. Deze huisregels worden op zodanige wijze bekendgemaakt dat iedere bezoeker / klant er kennis van kan nemen. De exploitant / beheerder ziet actief toe op de naleving van de huisregels.
De exploitant / beheerder stelt de in de seksinrichting of voor het escortbedrijf werkzame prostituées in de gelegenheid zich vier keer per jaar te laten onderzoeken op seksueel overdraagbare aandoeningen (soa). Dit onderzoek geschiedt volgens de `Richtlijnen voor soa-onderzoek' van de stichting soa-bestrijding. Op verzoek van de GGD dient de naam van de arts die dit onderzoek heeft uitgevoerd bekend te worden gemaakt.
Handhaving is het sluitstuk van ieder beleid. Zonder adequate handhaving geen effectief beleid. Op het terrein van handhaving van prostitutiebeleid spelen drie instanties een rol: de gemeente; de politie en het openbaar ministerie. De politie heeft een belangrijke toezichthoudende en controlerende taak. De gemeente heeft een controlerende taak op basis van een aantal bijzondere wetten (Woningwet / Bouwbesluit en de milieuregelgeving) en vervult daarnaast een belangrijke rol op het terrein van bestuursrechtelijke handhaving. De kaken van het openbaar ministerie liggen op het gebied van strafrechtelijke handhaving.
Hieronder is een handhavingsarrangement opgenomen. Daarin staat in hoofdlijnen beschreven op welke wijze wordt opgetreden ingeval van niet-naleving van de voorschriften op het terrein van prostitutiebeleid. Bovendien zijn in dit handhavingsarrangement de acties van gemeente, politie en openbaar ministerie op elkaar afgestemd.
§11.1 Overtreding van het verbod van artikel 3.2.1 van de verordening (exploitatie zonder vergunning)
Indien de seksinrichting of het escortbedrijf als bedoeld in artikel 3.1.1 van de verordening is gevestigd in een woning is toepassing van bestuursdwang (sluiting van de woning) alleen mogelijk op grond van artikel 174a Gemeentewet. Om van deze sluitingsbevoegdheid gebruik te kunnen maken dient de burgemeester overlast aan te tonen. Aan het aantonen van deze overlast stelt de bestuursrechter strenge eisen. Indien overlast niet afdoende kan worden aangetoond verdient het aanbeveling over te gaan tot het opleggen van een dwangsom.
§11.2 Exploitatie in strijd met de vergunning/verordening
§11.4 Geldigheidsduur van de maatregel
Een maatregel (de waarschuwing, het besluit tot toepassen van een dwangmiddel, het toepassen van een dwangmiddel / sanctie enz) heeft een geldigheidsduur van vijf jaar. Dit betekent dat onder `tweede overtreding' in de zin van het handhavingsarrangement moet worden verstaan de overtreding begaan binnen vijf jaren na de eerste overtreding. Vindt binnen vijf jaar na de tweede overtreding weer een overtreding plaats dan wordt overgegaan tot de derde stap in het handhavingsarrangement, enzovoorts.
§11.5 Afwijking van het handhavingsarrangement
Wanneer de omstandigheden daartoe aanleiding geven kan het bevoegd bestuursorgaan besluiten af te wijken van bovenstaand handhavingsarrangement. Indien overtreding van voorschriften frequent plaatsvindt en/of de overtreding een ernstige inbreuk maakt op de openbare orde, het woon- en leefklimaat, de openbare zedelijkheid, de arbeidsomstandigheden van de prostituée of de gezondheid kan het bestuursorgaan ertoe overgaan verdergaande maatregelen te treffen. Hieronder kan worden verstaan: het tijdelijk of permanent intrekken van de vergunning, tijdelijke of permanente sluiting op grond van artikel 3.2.4 van de verordening en het toepassen van spoedeisende bestuursdwang.
1.6 Algemene notitie handhaving
De toepassing van bestuursrechtelijke dwangmiddelen geschiedt conform de Algemene notitie handhaving van de gemeente Reimerswaal.