Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Renkum

Beleidsregel bijzondere bijstand

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRenkum
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel bijzondere bijstand
CiteertitelBeleidsregels bijzondere bijstand gemeente Renkum
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpBeleidsregels verstrekking bijzondere bijstand
Externe bijlageBeleidsregels verstrekking bijzondere bijstand

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

26-05-2020Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Renkum

26-05-2020

huis-aan-huisblad

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel bijzondere bijstand

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum;

 

 

gelet op de artikelen 4:81, eerste lid, 4:83 en 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

artikelen 15, 35, 48, 49, 50 en 51 van de Participatiewet

 

besluit vast te stellen de volgende beleidsregel[s]: Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Renkum 2020

 

 

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeenteRenkum tot vaststelling van beleidsregel[s] voor de uitvoering vande artikel[n] 15, 35, 48, 49, 50 en 51 van de Participatiewet Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Renkum 2020

 

Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Renkum 2020 van de gemeente Renkum2020

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

a. Inkomen: afwijkend van het inkomen zoals omschreven in artikel 31, 32 en 33 Participatiewet is de inkomensnorm inclusief de vakantietoeslag en zonder toepassing van de kostendelersnorm;

b. Vermogen: het vermogen zoals omschreven in artikel 34 Participatiewet;

c. Draagkrachtruimte: het inkomen voor zover dit uitstijgt boven 100% van de geldende bijstandsnorm;

d. Bijstandsnorm: de toepasselijke bijstandsnorm zoals bedoeld is artikel 5 onder c Participatiewet verminderd met de van toepassing zijnde verlaging. In afwijking van de Participatiewet is de kostendelersnorm (artikel 22a van de Participatiewet) niet van toepassing;

e. Schuldtraject: Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) of Minnelijke schuldsanering natuurlijke personen (MSNP) via de gemeente of gecertificeerde schuldhulpverlener;

f. College: College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Renkum.

2. De inhoud van de overige in deze beleidsregel gebruikte begrippen is gelijkluidend aan die in de Participatiewet, tenzij daarvan expliciet wordt afgeweken.

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 2 Individualiseren

Bij de beoordeling van de aanvraag wordt rekening gehouden met de individuele omstandigheden van persoon en/of gezin.

 

Artikel 3 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, als toepassing van deze beleidsregels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

 

Artikel 4 Drempelbedrag

1. Het college past een drempelbedrag toe omschreven in artikel 35, tweede lid van de Participatiewet.

2. Het drempelbedrag wordt toegepast voor de duur van 12 maanden vanaf eerste aanvraag van de bijzondere bijstand.

3. Als een periode van 12 maanden is verstreken gaat er een nieuwe termijn voor het drempelbedrag van 12 maanden gelden.

 

Artikel 5 Draagkracht

1. Voorzover het vermogen meer bedraagt dan vijftig procent van het vrij te laten bescheiden vermogen zoals vermeld in artikel 34, derde lid van de Participatiewet, wordt dit volledig mee genomen in de draagkracht.

2. Voor de vaststelling van de draagkracht in het inkomen, zoals bedoeld in artikel 35 van de Participatiewet, wordt alle inkomen boven de bijstandnorm inclusief vakantiegeld meegerekend in de draagkracht.

3. Bij het vaststellen van de draagkracht uit het vermogen voor bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering, mentorschap en curatele wordt in afwijking van het eerste lid van dit artikel het vermogen voor zover dit de vermogensgrens bepaald in artikel 34, derde lid van de Participatiewet overstijgt volledig als draagkracht meegenomen.

4. Voor bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen en overige aanvragen van bijzondere bijstand waar zij mede profijt van hebben of kunnen hebben, telt bij het vaststellen van de draagkracht het inkomen en het vermogen van alle op hetzelfde adres woonachtige meerderjarigen die familie of aangetrouwde familie in de eerste of tweede graad zijn overeenkomstig het eerste en het tweede lid van dit artikel mee.

 

Artikel 6 Draagkrachtperiode

1. De draagkracht in het inkomen wordt vastgesteld voor een periode van twaalf maanden vanaf de eerste dag van de maand waarin de kosten zich voordoen.

2. De draagkracht wordt opnieuw berekend als zich een wijziging in het inkomen voordoet.

 

Artikel 7 Aanvraag

1. Op grond van artikel 44, eerste lid Participatiewet is het niet mogelijk om bijzondere bijstand toe te kennen voor kosten die zich in het verleden hebben voorgedaan. Een aanvraag dient binnen tien werkdagen na het zich voordoen van de kosten ingediend zijn.

2. Voor kosten van bewindvoering, mentorschap en curatele dient de aanvraag, in afwijking van het eerste lid van dit artikel, tot drie maanden na het zich voordoen van de kosten te worden ingediend.

3. Als de benoeming van de bewindvoerder, mentor of curator ingaat in de tweede helft van de maand wordt de beloning berekend met ingang van de zestiende van de maand.

 

Artikel 8 Leenbijstand

1. De bijzondere bijstand wordt verstrekt in de vorm van een lening indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de belanghebbende op termijn over voldoende middelen zal beschikken om de desbetreffende noodzakelijke bijzondere kosten te voldoen, of indien de belanghebbende wel over in aanmerking te nemen vermogen beschikt, maar dit binnen een redelijke termijn niet of bezwaarlijke liquide kan maken.

2. De bijzondere bijstand wordt verstrekt in de vorm van een lening indien de aanvraag tot bijstandsverlening het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening van bestaan.

3. De bijzondere bijstand wordt verstrekt in de vorm van een lening indien de aanvraag ziet op een door de belanghebbende te betalen waarborgsom, een te vooruit betalen huur, de kosten voor een babyuitzet, inrichtingskosten of duurzame gebruiksgoederen.

4. Leenbijstand wordt niet verstrekt indien en voor zover de belanghebbende zelf over middelen of eenvoudig liquide te maken middelen beschikt; de vrijlatingen van artikel 34 Participatiewet zijn van kracht mits daarbij het vrij te laten vermogen niet boven de vijftig procent van het vrij te laten vermogen komt.

5. Wanneer bijzondere bijstand om niet, niet wordt besteed voor het doel waarvoor het is verstrekt, wordt de bijzondere bijstand teruggevorderd.

6. Artikel 5 van deze beleidsregels is van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 9 Aflossing leenbijstand

1. Als leenbijstand wordt verstrekt is hierover geen rentevergoeding verschuldigd.

2. De maandelijkse aflossingen en eventuele kwijtschelding van verleende leenbijstand word conform het debiteurenbeleid voor de Participatiewet c.s. van de gemeente vastgesteld.

 

Artikel 10 Gewijzigde omstandigheden bij aflossing leenbijstand

Het overeenkomstig artikel 9 van deze beleidsregels vastgestelde aflossingsbedrag bij leenbijstand kan worden herzien als een wijziging in de omstandigheden van de belanghebbende hiertoe aanleiding geeft.

 

Artikel 11 Bijzondere bijstand bij inkomensafhankelijke regelingen

1. Geen bijzondere bijstand wordt verleend voor kosten van (eigen) bijdrage(n) die verschuldigd zijn op grond van wettelijke regelingen zoals bijvoorbeeld Wmo en Wlz.

2. In afwijking van het eerste lid wordt wel bijzondere bijstand verleend voor de kosten van de bijdrage die verschuldigd is voor rechtsbijstand en noodzakelijke bijkomende kosten indien een toevoeging op grond van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) is verleend.

3. Op de bijzondere bijstand genoemd in het tweede lid van dit artikel wordt de korting van het Juridisch Loket te allen tijde in mindering gebracht.

4. In het geval het college gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid op grond van artikel 55 Participatiewet belanghebbende te verplichten om een procedure te voeren en er geen toevoeging op grond van de Wrb wordt verleend, kan bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand worden verstrekt.

 

Artikel 12 Woonkosten bij koopwoning

1. Als een eigen woning wordt bewoond waarvan de woonkosten niet hoger zijn dan het van toepassing zijnde bedrag, genoemd in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag, dan kan voor de duur van zes maanden bijzondere bijstand voor de woonkosten worden verstrekt met de verplichting te verhuizen, mits belanghebbende aantoonbaar overleg heeft gevoerd met zijn hypotheekverstrekker over een betalingsregeling voor de de maandelijkse lasten.

2. Voor het meerdere aan woonkosten, dat het bedrag genoemd in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag overstijgt, wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.

3. De bijzondere bijstand kan eenmalig met een termijn van zes maanden worden verlengd mits belanghebbende aantoont in de voorliggende periode voldoende inspanning te hebben gepleegd in het zoeken van andere woonruimte waar huurtoeslag voor mogelijk is.

4. De bijzondere bijstand is gelijk aan de huurtoeslag die volgens de Wet op de huurtoeslag zou worden ontvangen bij het bewonen van een huurwoning met een rekenhuur gelijk aan de woonkosten.

5. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder de woonkosten genoemd in het eerste lid verstaan de tot een bedrag per maand herleide kosten die de eigenaar verschuldigd is voor:

a. Hypotheekrente;

b. Eigenaarsdeel onroerende zaakbelasting;

c. Waterschapslasten;

d. Rioolrecht;

e. Brand- en opstalverzekering;

f. Erfpachtcanon;

g. Eventuele servicekosten;

6. De bijzondere bijstand voor woonkosten wordt verlaagd met alle tegemoetkomingen voor de onder het vijfde lid genoemde kosten uit enige andere bron.

7. Bij het vaststellen van de hoogte van de bijzondere bijstand voor woonkosten wordt de draagkracht in mindering gebracht. In afwijking van artikel 5 van deze beleidsregel wordt het inkomen van belanghebbende boven de voor hem geldende bijstandsnorm volledig als draagkracht in aanmerking genomen.

8. Geen bijzondere bijstand wordt verstrekt indien belanghebbende bij het aangaan van de woonkosten onvoldoende inkomen had of een sterke inkomensdaling kon voorzien, waardoor hij de woonkosten niet volledig kan opbrengen.

 

Artikel 13 Woonkosten bij huurwoning

1. Als een huurwoning wordt bewoond waarvan de woonkosten niet hoger zijn dan het van toepassing zijnde bedrag, genoemd in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag, en huurtoeslag niet mogelijk is, dan kan tot het einde van het kalenderjaar bijzondere bijstand voor de woonkosten worden verstrekt.

2. Als een huurwoning wordt bewoond waarvan de woonkosten hoger zijn dan het van toepassing zijnde bedrag, genoemd in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag, dan kan voor het meerdere boven de maximale huurgrens geen bijzondere bijstand voor de woonkosten worden verstrekt.

3. Als een huurwoning wordt bewoond waarvan de woonkosten hoger zijn dan de maximale huurgrens, dan neemt het college een verhuisverplichting op in de beschikking tot verstrekking van bijzondere bijstand.

4. De bijzondere bijstand als bedoeld in het tweede lid van dit artikel kan eenmalig met termijn van zes maanden worden verlengd mits belanghebbende in de voorliggende periode aantoonbaar voldoende inspanning heeft gepleegd in de uitvoering van de verhuisverplichting als bedoeld in het derde lid van dit artikel.

5. Bij het vaststellen van de hoogte van de bijzondere bijstand voor woonkosten wordt de draagkracht in mindering gebracht. In afwijking van artikel 5 van deze beleidsregel wordt het inkomen van belanghebbende boven de voor hem geldende bijstandsnorm volledig als draagkracht in aanmerking genomen.

6. Geen bijzondere bijstand wordt verstrekt indien belanghebbende bij het aangaan van de woonkosten onvoldoende inkomen had of een sterke inkomensdaling kon voorzien, waardoor hij de woonkosten niet volledig kan opbrengen.

 

Artikel 14 Kosten van verhuizing

1. De kosten van een verhuizing komen voor bijzondere bijstand in aanmerking voor zover de verhuizing noodzakelijk is als gevolg van een door het college opgelegde verhuisverplichting.

2. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt vastgesteld ter hoogte van de goedkoopste toereikende voorziening. Bij verhuizing naar een woning in eigendom wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.

 

Artikel 15a Duurzame gebruiksgoederen

1. Het afsluiten van een lening dan wel aanschaf op afbetaling geldt als voorliggende voorziening op de verstrekking van (leen)bijstand voor de aanschaf en vervanging van duurzame gebruiksgoederen.

2. Als bijzondere omstandigheden in het individuele geval daartoe aanleiding geven, kan bijstand worden verstrekt voor de kosten van aanschaf, vervanging of reparatie van noodzakelijke, duurzame gebruiksgoederen.

3. In de aanschaf of vervanging bedoeld in het tweede lid dient op de goedkoopst mogelijke wijze te worden voorzien, indien mogelijk en redelijk (ook) in de vorm van gebruikte goederen.

4. Bijstand als bedoeld in dit artikel wordt verstrekt in de vorm van leenbijstand, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8, vierde lid en artikel 9 van deze beleidsregel.

5. In afwijking van het vierde lid van dit artikel, wordt bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen om niet verstrekt wanneer:

a. belanghebbende is toegelaten tot een schuldtraject als bedoeld in artikel 1;

b. voldoet aan de voorwaarden van dit traject en;

c. het toepassen van het vierde lid dit traject in gevaar brengt.

 

Artikel 15b Baby-uitzet

1. In beginsel komen kosten voor een baby-uitzet niet in aanmerking voor bijzondere bijstand.

2. Als bijzondere omstandigheden in het individuele geval daartoe aanleiding geven, kan eenmalig bijzondere bijstand worden verstrekt voor de kosten van aanschaf van een baby-uitzet.

3. In de aanschaf bedoeld in het tweede lid dient op de goedkoopst mogelijke wijze te worden voorzien, indien mogelijk en redelijk (ook) in de vorm van gebruikte goederen.

4. Bijstand als bedoeld in dit artikel wordt verstrekt in de vorm van leenbijstand, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8, vierde lid en artikel 9 van deze beleidsregels.

5. In afwijking van het vierde lid van dit artikel, wordt bijzondere bijstand voor een baby-uitzet om niet verstrekt wanneer:

a. belanghebbende is toegelaten tot een schuldtraject als bedoeld in artikel 1;

b. voldoet aan de voorwaarden van dit traject en;

c. het toepassen van het vierde lid dit traject in gevaar brengt.

6. Voor de hoogte van de bijzondere bijstand wordt aangesloten bij de kosten van één (lees 1) basispakket baby-uitzet volgens de Nibud-prijzengids.

 

Artikel 16 Inrichtingskosten

1. In beginsel komen de kosten van woninginrichting niet in aanmerking voor bijzondere bijstand.

2. Als bijzondere omstandigheden in het individuele geval daartoe aanleiding geven, kan eenmalig bijzondere bijstand worden verstrekt voor de kosten van woninginrichting.

3. Onder inrichtingskosten wordt verstaan de kosten voor een gebruikelijk inventarispakket.

4. Het bedrag dat voor bijzondere bijstand in aanmerking komt, wordt vastgesteld aan de hand van Nibud-prijzengids.

5. In het geval van inrichtingskosten wordt onder bijzondere en noodzakelijke kosten in ieder geval gerekend huisvesting in het kader van de taakstelling aan de gemeente voor de huisvesting van asielzoekers.

6. De bijzondere bijstand wordt verstrekt in de vorm van een lening.

7. Het bedrag dat voor bijzondere bijstand in aanmerking komt, wordt vastgesteld op 40% van het inventarispakket naar huishoudtype volgens de Nibud-prijzengids. Uitgangspunt hiervan is dat bij een (volledige) inrichting een deel tweedehands kan worden aangeschaft via overname van derden of kringloopwinkel.

8. Onder stofferingskosten wordt verstaan de kosten voor vloerbedekking, wandbedekking en gordijnen met toebehoren.

9. Voor stofferingskosten wordt in principe bijzondere bijstand verleend om niet.

10. Van het negende lid kan worden afgeweken indien zich ten aanzien van belanghebbende omstandigheden voordoen die een bijstandsverlening om niet, niet rechtvaardigen, zoals bedoeld in artikel 48, tweede lid Participatiewet.

11. Wanneer de bijzondere bijstand niet wordt besteed aan woninginrichting, wordt de bijzondere bijstand teruggevorderd op grond van de Participatiewet.

 

Artikel 17 Verblijf in een inrichting jongeren beneden de 21

1. Bij verblijf in een inrichting van een belanghebbende van 18, 19 of 20 jaar die geen beroep kan doen op zijn ouders om redenen zoals genoemd in artikel 12 van de Participatiewet, kan bijzondere bijstand worden verstrekt overeenkomstig de bijstandsnormen genoemd in artikel 20, eerste lid onder a en artikel 23 tweede lid van de Participatiewet.

 

Artikel 18 Levensonderhoud jongeren beneden de 21

1. Een belanghebbende van 18, 19 of 20 jaar heeft recht op bijzondere bijstand voor zover zijn noodzakelijke kosten van het bestaan uitgaan boven de toepasselijke bijstandsnorm en hij geen beroep kan doen op zijn ouders om redenen zoals genoemd in artikel 12 van de Participatiewet. De algemene bijstand wordt aangevuld tot de bijstandsnorm van een 21-jarige in dezelfde woon-leefsituatie, inclusief vakantietoeslag.

2. Op de te verstrekken bijzondere bijstand wordt de draagkracht in mindering gebracht.

 

Artikel 19 Reiskosten

1. Reiskosten voor deelname aan het algemeen maatschappelijk verkeer komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.

2. Waar sprake is van noodzakelijke reiskosten die niet vallen onder het gebruikelijke algemeen maatschappelijke verkeer, kan bijzondere bijstand worden verstrekt.

3. Bijzondere bijstand kan worden verstrekt voor reiskosten indien het bezoek gericht is aan een gedetineerd gezinslid, een verpleegd of verzorgd gezinslid, aan een uit huis geplaatst kind, of voor een psychische of medische behandeling.

a. Reiskosten voor bezoek aan een gedetineerde komen in aanmerking voor bijzondere bijstand indien de gedetineerde behoort tot het gezin van de belanghebbende, en

1. De gedetineerde verblijft in een gesloten inrichting en geen recht heeft op verlof;

2. De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op een bezoekfrequentie van maximaal 1 keer per 4 weken, tenzij bijzondere omstandigheden een hogere frequentie noodzakelijk maken;

3. Betaling van de bijstand vindt indien mogelijk plaats na overlegging van bewijzen waaruit het bezoek blijkt;

4. Het vierde, vijfde en zesde lid van dit artikel is van toepassing.

b. Reiskosten voor bezoek aan een verpleegde/verzorgde komen voor bijzondere bijstand in aanmerking indien de verpleegde/verzorgde behoort tot het gezin van de belanghebbende, en:

1. De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op een bezoekfrequentie van maximaal 1 keer per 2 weken.

2. In bijzondere situaties zoals een terminale verpleegde/verzorgde kan op individuele basis worden afgeweken van de bezoekfrequentie zoals genoemd in sub 1.

3. Het vierde, vijfde en zesde lid van dit artikel is van toepassing.

c. Reiskosten voor bezoek aan een uit huis geplaatst kind komen voor bijzondere bijstand in aanmerking indien het kind behoort tot het gezin van de belanghebbende, en:

1. Er een bewijs van uithuisplaatsing is.

2. De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op een bezoekfrequentie die aan de hand van de bezoekregeling is opgesteld.

3. Indien er geen bezoekregeling is opgesteld wordt de bijzondere bijstand vastgesteld op een bezoekfrequentie van 1 keer per 2 weken.

4. Het vierde, vijfde en zesde lid van dit artikel is van toepassing.

d. Reiskosten in verband met regelmatige specialistische geneeskundige behandelingen (bijvoorbeeld afspraken ziekenhuis) of bezoeken aan hulpverlenende instanties voor geestelijke gezondheid komen voor bijzondere bijstand in aanmerking voor zover:

1. er geen sprake is van een volledige vergoeding vanuit een voorliggende voorziening, zoals Wlz, Wmo of ziektekostenverzekering en;

2. de behandelingen medisch noodzakelijk zijn.

3. Het vierde, vijfde en zesde lid van dit artikel is van toepassing

4. Vergoeding van reiskosten als bedoeld in lid 2 en 3 is enkel mogelijk als:

a. de bestemming buiten de gemeente Renkum ligt;

b. de bestemming binnen Nederland ligt en;

c. de reisafstand minimaal 15 kilometer enkele reis bedraagt.

5. Vergoedingen worden vastgesteld op basis van de goedkoopste tarieven van het openbaar vervoer.

6. In afwijking van het vijfde lid van dit artikel wordt, indien de reis vanwege gezondheidsredenen van de aanvrager niet met het openbaar vervoer afgelegd kan worden, de vergoeding vastgesteld op basis van het aantal kilometers volgens de kortste route per eigenvervoer. De vergoeding bedraagt € 0,19 per kilometer. Dit bedrag is gelijk aan de onbelaste reiskostenvergoeding.

7. Voor noodzakelijke reiskosten van kinderen in het voorgezet onderwijs en de Internationale schakelklas kan bijzondere bijstand worden verleend voor zover deze niet bekostigd kunnen worden uit het inkomen, het kindgebonden budget, een tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdragen en schoolkosten, Stichting Leergeld Arnhem, Kindpakket, het leerlingenvervoer en/of een regeling van de school

a. Voorwaarden zijn dat:

1. er een noodzaak is voor het volgen van onderwijs buiten de woonplaats en;

2. voor de afstand van huis naar school wordt aangesloten bij het beleid leerlingenvervoer,

3. een aanvraag is gedaan op grond van de in de eerste volzin van het zevende lid genoemde regelingen en op de aanvraag afwijzend is besloten.

b. Voor bijzondere bijstand komen in aanmerking de kosten van de goedkoopste wijze van reizen per openbaar vervoer naar de dichtstbijzijnde school van het noodzakelijke onderwijstype.

c. Bijzondere bijstand voor reiskosten als in dit lid bedoeld wordt verstrekt in de vorm van een periodieke bijzondere bijstand. Voor een schooljaar worden de reiskosten voor 10 maanden in aanmerking genomen (september t/m juni).

 

Artikel 20 Betaling van de bijzondere bijstand

1. Periodieke bijzondere bijstand die met toepassing van deze beleidsregels wordt verstrekt, wordt maandelijks uitbetaald overeenkomstig artikel 45 van de Participatiewet.

2. Eenmalige bijzondere bijstand die met toepassing van deze beleidsregels wordt verstrekt wordt betaald op het eerste betalingsmoment volgend op de datum van toekenning.

3. Bijzondere bijstand kan, als dat doelmatig wordt geacht in overleg met de rechthebbende, rechtstreeks worden uitbetaald aan een derde.

 

Artikel 21 Intrekking en terugvordering van bijzondere bijstand

1. Het college kan een besluit geheel of gedeeltelijk intrekken als:

a. Het besluit is gebaseerd op onjuiste of onvolledige gegevens, feiten en omstandigheden;

b. Toegekende bijzondere bijstand niet is aangewend voor de bestemming waarvoor deze werd aangevraagd;

c. De bijstand is toegekend tot een te hoog bedrag.

2. Bijzondere bijstand, die als gevolg van een besluit als bedoeld in het eerste lid ten onrechte of tot een te hoog bedrag is uitbetaald, kan worden teruggevorderd.

 

Artikel 22 Overgangsbepaling

1. Aanvragen die betrekking hebben op een periode die ligt vóór in werking treding van deze beleidsregels, worden beoordeeld conform het beleid dat gold voor in werking treding.

2. Voor zover belanghebbende vergoeding uit bijzondere bijstand op basis van voorgaande aanvragen mocht veronderstellen maar vergoeding op grond van deze beleidsregels niet mogelijk is, kan tot 1 januari 2021 bij wijze van coulance bijzondere bijstand worden verstrekt.

 

Artikel 23 Slotbepaling

1. Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Renkum 2020”.

2. Eerder vastgestelde beleidsregels inzake de verstrekking van bijzondere bijstand worden met dit besluit ingetrokken.

3. Deze beleidsregels treden in werking op de dag na de dag van bekendmaking.

 

de secretaris, de burgemeester,

 

 

M. (Maurits) van de Geijn A.M.J. (Agnes) Schaap