Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Renkum

Beleidsregel artikel 13b Opiumwet Gemeente Renkum

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRenkum
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel artikel 13b Opiumwet Gemeente Renkum
Citeertitel
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerpOpiumwet

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Beleidsregels Opiumwet gemeente Renkum

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Beleidsregels Opiumwet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-10-2014Beleidsregels Opiumwet gemeente Renkum

16-10-2014

huis aan huisblad

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel artikel 13b Opiumwet Gemeente Renkum

 

1. Algemeen

 

Binnen de gemeente Renkum is de drugsoverlast op basis van politiecijfers niet groot, wel worden we in toenemende mate geconfronteerd met hennepkwekerijen. De burgemeester wil dan ook voorkomen dat dit fenomeen verder groeit in de gemeente Renkum. De daarmee gepaard gaande overlast en criminaliteit wordt als ongewenst aangeduid. De gemeente heeft een 0 beleid met betrekking tot coffeeshops.

Nu de hennepteelt en handel in Nederland de afgelopen 20 jaar dermate is geprofessionaliseerd, zijn er inmiddels vele voorbeelden te noemen waarbij enkel de hennepteelt al tot dusdanige overlast en verstoring van de openbare orde leidt dat hier tegen opgetreden dient te worden. Het houden van een hennepplantage waarbij er aanwijzingen zijn dat er sprake kan zijn van handel, wordt in deze beleidsregel dan ook als drugshandel in de zin van artikel 13b Opiumwet aangemerkt.

Aanwijzingen die hiertoe leiden zijn:

  • het houden van meer dan vijf hennepplanten;

  • de inrichting van de plantage. Bij een hennepplantage die is ingericht op het verwerken van meer dan vijf hennepplanten of het aantreffen van reststoffen, materialen of andere aanwijzingen die duiden op een eerdere oogst is er sprake van telen voor handel

  • het aantreffen van afval en/of reststoffen van middelen vermeld op lijst I of II van de Opiumwet.

Van belang hierbij is dat uit vaste jurisprudentie volgt dat uit het woord ‘daartoe’, zoals genoemd in artikel 13b Opiumwet, volgt dat de enkele aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs de bevoegdheid geeft tot toepassing van 13b Opiumwet. Het is niet nodig dat drugs daadwerkelijk wordt verhandeld. Verder is van belang dat de werking van de Opiumwet zo ver reikt dat 13b Opiumwet ook kan worden toegepast als het gaat om delen van de (hennep)plant indien de hars hier niet aan onttrokken is. Dit volgt uit artikel 1, eerste lid, sub b en lijst II van bijlage 1 van de Opiumwet.

In het vervolg van deze beleidsregel dient daar waar over drugshandel, handel of illegale verkooppunten wordt gesproken ook te worden begrepen hennepplantages.

Het optreden op basis van artikel 13b Opiumwet is een vorm van bestuursrechtelijk optreden. In beginsel is het voor het bestuursrechtelijk optreden niet van belang of de eigenaar, exploitant/huurder, gebruiker of een derde de overtreding heeft begaan. De feitelijke constatering van overtreding van de Opiumwet is voldoende om over te gaan tot handhavend optreden. Voorts speelt bijvoorbeeld de persoonlijke verwijtbaarheid van de betrokken exploitant van een illegaal verkooppunt geen rol bij de vraag of zich een situatie voordoet die tot sluiting van de inrichting noopt.4 In de bestuursrechtelijke procedure hoeven ook geen strafrechtelijke bewijsregels in acht te worden genomen. Er kan worden uitgegaan van het feitencomplex dat naar voren is gekomen uit het proces-verbaal dat door de politie is opgemaakt.

Het is ook niet noodzakelijk dat een volgende overtreding na een waarschuwing door dezelfde persoon wordt begaan. Het bestuursrechtelijk optreden is niet persoonsgebonden maar pandgebonden.

Het optreden op grond van artikel 13b Opiumwet wordt binnen de gemeente Renkum gebaseerd op een puntensysteem. Daarvoor is gekozen vanwege de aard van een last onder bestuursdwang. Een last onder bestuursdwang is een herstelsanctie in de zin van art. 5:2 lid 1 onder b van de Algemene wet bestuursrecht (hierna te noemen: de Awb). Een herstelsanctie is een bestuurlijke sanctie die strekt tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van een overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding. Door gebruik te maken van het puntensysteem geeft de burgemeester invulling aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.

Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de ABRS) van 8 september 2010, AB 2010/307 volgt dat de burgemeester gelet op het doel van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet- de preventie en beheersing van de uit het drugsgebruik voortvloeiende risico’s voor de volksgezondheid en het voorkomen van nadelige effecten van de handel in en het gebruik van drugs op het openbare leven en andere lokale omstandigheden, bij de vaststelling van de sluitingstermijn een aantal aspecten dient te betrekken. Deze aspecten zijn: de noodzaak om de bekendheid van een inrichting als drugsadres teniet te doen, de rust in de directe omgeving te doen wederkeren of herhaling van ernstige verstoring van de openbare orde te voorkomen en een verdere aantasting van het woon- en leefklimaat te voorkomen. Naar de mening van de burgemeester wordt onder de ernstige verstoring van de openbare orde in deze uitspraak verstoring door drugshandel verstaan.

Het puntensysteem is te vinden onder hoofdstuk 3 en 4. Eerst worden verschillende omstandigheden omschreven die bij de beoordeling van het optreden op grond van artikel 13b Opiumwet betrokken worden. Deze omstandigheden zijn onderverdeeld in vier categorieën in overeenstemming met de uitspraak van de ABRS van 8 september 2010: bekendheid van een woning/lokaal, het herstellen van de rust, het voorkomen van herhaling, het voorkomen van een verdere aantasting van het woon-en leefklimaat. Per omstandigheid wordt een score gemotiveerd weergegeven. De omstandigheden zijn bijna gelijk voor woningen en lokalen. Vervolgens wordt de handhavingsmatrix gepresenteerd. Daarin wordt de relatie tussen de scores en de wijze waarop van art. 13b Opiumwet gebruik wordt gemaakt, aangegeven. De handhavingsmatrix voor woningen en lokalen is verschillend. In geval van de drugshandel in lokalen wordt er eerder het besluit tot sluiting gegeven dan in geval van drugshandel in woningen.

In een concreet geval moet dan ook worden beoordeeld welke van de in de beleidsregel genoemde omstandigheden zich voordoen. Naast de omstandigheden die in deze beleidsregel genoemd zijn, kan de burgemeester ook andere omstandigheden die voor het concrete geval relevant zijn, gebruiken. De burgemeester zal de score van die (andere) omstandigheden in de beschikking motiveren. De scores van alle relevante omstandigheden worden bij elkaar opgeteld. Vervolgens wordt aan de hand van de handhavingsmatrix met behulp van de eindscore bepaald op welke wijze van artikel 13b Opiumwet gebruik zal worden gemaakt. In deze beleidsregel heeft de burgemeester de belangen van de eigenaar en de overtreder en het algemeen belang afgewogen. In de handhavingsmatrix is het resultaat van deze belangenafweging te vinden. Bij de motivering van het besluit kan de burgemeester naar deze beleidsregel verwijzen.

Indien er zoveel punten zijn gescoord dat het pand of de woning gesloten moet worden op basis van deze beleidsregel, dan zal dit zo snel mogelijk gebeuren. Om betrokkenen niet in de gelegenheid te stellen een financiële afweging te maken, heeft de burgemeester besloten in die gevallen geen gebruik te maken van het opleggen van een last onder dwangsom of het geven van een eerste waarschuwing.

2. Toepassen van de last onder bestuursdwang

 

Bij het toepassen van de last onder bestuursdwang op grond van artikel 13b Opiumwet zijn de volgende stappen van belang.

1.Voorbereiding

De feitelijke constatering van de verkoop, levering of verstrekking van drugs, of het aantreffen van drugs is voldoende om op grond van artikel 13b Opiumwet bestuurlijk op te kunnen treden. Deze constateringen kunnen door de politie aan de gemeente (de burgemeester) worden gemeld. De gemeente heeft zelf geen bevoegdheden of mogelijkheden om de betreffende informatie te verkrijgen en is hierbij dus in grote mate afhankelijk van de politie. De afspraken die hierover worden gemaakt, zijn terug te vinden in hoofdstuk 5 van deze beleidsregel. De gemeente verzamelt en bundelt de gegevens van de politie samen met eventuele eerdere waarschuwingsbrieven aan de bewoners of de exploitant en klachten van de omgeving. De klachten uit de omgeving kunnen, mocht dit gewenst zijn, ook geanonimiseerd aan het dossier worden toegevoegd.

2. Situatiebeoordeling.

Per casus wordt er een situatiebeoordeling gemaakt. Deze beoordeling gebeurt aan de hand van de in hoofdstuk drie en vier opgenomen omstandigheden. Op basis van de uitslag van deze beoordeling (zie 3.3 of 4.2) zal de volgende stap (stap 3a of 3b) worden genomen. De belangenafweging is daarmee zoveel mogelijk inzichtelijk gemaakt voor Renkumse ingezetenen.

3a. Waarschuwing

In een aantal gevallen, hiervoor wordt verwezen naar de handhavingsmatrix, wordt er een waarschuwing aan de belanghebbenden gegeven. Een bestuurlijke waarschuwing wordt op schrift gesteld en (indien mogelijk) namens de burgemeester aan belanghebbenden overhandigd. Een waarschuwing is pandgebonden maar kan niet worden ingeschreven in het gemeentelijk beperkeningenregister. Om het voor nieuwe pand- en/of woningeigenaren mogelijk te maken in te zien of een pand of woning al eerder in aanraking is geweest met artikel 13b Opiumwet zal deze waarschuwing worden gepubliceerd op de gemeentelijke website en zal er een persbericht uitgaan. De gegeven waarschuwing blijft voor 5 jaar geregistreerd staan bij de gemeente.

3b. Sluitingsbesluit

Het sluitingsbesluit op grond van artikel 13b Opiumwet wordt op schrift gesteld en aangetekend verzonden. In de bekendmaking van de sluiting worden in ieder geval de volgende elementen opgenomen:

  • bevel tot sluiting op grond van artikel 13b Opiumwet;

  • aanduiding van het pand en/of erf, adres en kadastraal nummer;

  • motivering van het bevel tot sluiting waarbij wordt verwezen naar onderhavige beleidsregel;

  • de termijn van de sluiting;

  • rechtsmiddelenclausule. Tegen het besluit kunnen belanghebbenden bezwaar aantekenen

  • en een voorlopige voorziening vragen. Tegen de beslissing op bezwaar kan beroep worden

  • ingesteld;

  • mogelijkheid om te verzoeken om heropening.

 

4. Effectuering van het sluitingsbesluit.

Na de bekendmaking van het sluitingsbesluit zal overgegaan worden tot het sluiten van het pand of de woning. Ingevolge de uitspraak van de ABRS is de begunstigingstermijn in geval van het optreden op grond van artikel 13b Opiumwet niet bedoeld om de belanghebbenden de mogelijkheid te geven de tenuitvoerlegging van het besluit te voorkomen8 De burgemeester is van mening dat een begunstigingstermijn als zijnde een termijn waarbinnen de belanghebbenden zelf het pand of de woning kunnen sluiten niet kan worden toegekend. Als een belanghebbende een woning of een lokaal zelf sluit, kan namelijk niet worden gegarandeerd dat de woning/lokaal daadwerkelijk gesloten blijft. Zonder het aanbrengen van het zegel kan niet worden gecontroleerd of het pand gedurende de sluitingsperiode inderdaad gesloten was. Aan de belanghebbenden wordt enkel een termijn gegeven waarbinnen zij zelf de woning “sluit klaar” kunnen maken om zo de kosten van de tenuitvoerlegging te verminderen danwel te voorkomen. Dit wil zeggen dat zij de kans krijgen om voor de sluiting persoonlijke eigendommen uit het pand of de woning weg te halen en eventueel afsluitmaatregelen zoals het dichttimmeren van de deuren en ramen, het afsluiten van de nutsvoorzieningen etc. te nemen. Na het verstrijken van deze termijn wordt gecontroleerd of de woning of het pand “sluit klaar” is en eventueel worden noodzakelijke maatregelen genomen. Daarna wordt de woning of het pand verzegeld om controle mogelijk te maken en op de deur wordt een sluitingsbesluit aangebracht.

Het doorbreken van het zegel is strafbaar op grond van artikel 199 Wetboek van Strafrecht. Daarnaast is in de Algemene plaatselijke verordening het betreden van een gesloten pand, woning of erf, strafbaar gesteld.

Bij de uitvoering van de sluiting kunnen naast een medewerker van de gemeente en politie ook vertegenwoordigers van andere (keten)partners aanwezig zijn, bijvoorbeeld: een aannemer, het energiebedrijf, de GGD of een medewerker van een verslavingszorginstelling.

Op grond van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken dient de sluiting van het pand binnen vier dagen te worden ingeschreven in de landelijke voorziening.

Bij panden die aan verschillende personen worden verhuurd, zoals kamerverhuurpanden, kan worden overgegaan tot gedeeltelijke sluiting door sluiting van afzonderlijke kamers of een gedeelte van het pand. De rest van het pand blijft dan voor derden toegankelijk. Hierdoor worden bijvoorbeeld medebewoners, die niets met de overtreding te maken hebben, niet onnodig getroffen. Bij aanhoudende overlast kan het pand alsnog in zijn geheel gesloten worden.

Het kan voorkomen dat bewoners die niet met de drugshandel en/of teelt in en rond het pand te maken hebben, getroffen worden door een sluitingsbesluit. Uit jurisprudentie met betrekking tot artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) blijkt dat in dit geval aan de “onschuldige” bewoner passende vervangende woonruimte moet worden aangeboden.

5. Kostenverhaal

De kosten van sluiting kunnen ingevolge art. 5:25, eerste lid Awb op de overtreder worden verhaald. Als de eigenaar van een woning is ingeschreven in het GBA op het betreffende adres dan mag er vanuit worden gegaan dat hij/zij de overtreder is. Als overtreder geldt niet altijd de eigenaar van de woning.

6.Afloop van de sluitingstermijn en heropening

Na afloop van de sluitingstermijn vindt overleg plaats tussen de gemeente en de eigenaar/verhuurder van het pand. Indien de gemeente van mening is dat er redenen zijn om het pand langer gesloten te houden kan er een nieuw besluit worden genomen tot sluiten van de woning of het pand. Wanneer na heropening van een pand of woning de drugshandel opnieuw plaatsheeft, wordt zo mogelijk opnieuw een sluitingsbesluit uitgevaardigd.

Indien een belanghebbende van mening is dat het gesloten pand danwel de gesloten woning eerder heropend kan worden, kan hij/zij een verzoek tot opheffing van het besluit tot sluiting indienen bij de burgemeester. In dit verzoek moet de belanghebbende zijn verzoek motiveren. De basis hiervoor kan gevonden worden in de aangeduide omstandigheden die volgens het besluit tot sluiting van toepassing zijn, bijvoorbeeld indien de gronden die hebben geleid tot sluiting niet meer van toepassing zijn.

3. Woningen

 

Handel in drugs in of bij woningen vormt een ernstige aantasting van de openbare orde, veiligheid en volksgezondheid. Het woon- en leefklimaat van de burgers wordt erdoor aangetast evenals de sociale veiligheid en de geloofwaardigheid van de overheid. De volksgezondheid is in het geding omdat sprake is van ongecontroleerde verkoop van/handel in drugs. Daarnaast kan worden gewezen op nadelig economische gevolgen, zoals het dalen van de verkoop- en verhuurwaarde van woningen. In het algemeen belang wordt daarom met de uitvoering van het sluitingsbeleid beoogd om de handel in drugs in of bij woningen te beëindigen en hierdoor tevens de veroorzaakte negatieve effecten terug te dringen.

De in dit hoofdstuk verder beschreven omstandigheden zijn van toepassing op:

  • Woningen en bijbehorende erven.

 

3.1 Omstandigheden

3.1.1 Bekendheid van een woning

De eerste groep van de omstandigheden heeft betrekking op de noodzaak om de bekendheid van een woning als drugsadres teniet te doen.

De burgemeester is van mening dat de bekendheid van een woning als drugsadres groter is als in de woning de daadwerkelijke drugshandel aan de eindgebruiker plaatsvindt. Dat is het geval wanneer er aanwijzingen zijn dat de drugs verkocht of verstrekt worden aan eindgebruikers. Dat in tegenstelling tot de situatie waarin in een woning een hennepkwekerij opgericht is. Aannemelijk is dat een woning in de laatst bedoelde situatie minder bekend is. Degene die een hennepkwekerij opricht, weet meestal aan wie de hennep verkocht kan worden. Een woning waarin de daadwerkelijke drugshandel aan eindgebruikers plaatsvindt, heeft echter meer bekendheid nodig zodat meer potentiële klanten daarvan weten. Daarnaast is het moeilijker om de daadwerkelijke drugshandel geheim te houden, dan een hennepkwekerij. Om die reden wordt er onderscheid gemaakt tussen aanwijzingen dat drugs zijn verkocht dan wel verstrekt en aanwijzingen dat drugs zijn verkocht dan wel verstrekt aan eindgebruikers. Onder eerste categorie van aanwijzingen worden gevallen verstaan waarbij indicaties zijn dat drugs niet voor het eigen gebruik, maar bijvoorbeeld aan de tussenpersoon (voor de doorverkoop) zijn verkocht dan wel verstrekt. Dat is het geval als bijvoorbeeld de politie constateert dat er meerdere oogsten zijn geweest en hennepplanten niet gevonden zijn. Het is dan aannemelijk dat de hennep verkocht dan wel verstrekt is. Als er slechts een handelshoeveelheid drugs gevonden wordt en er geen aanwijzingen zijn dat de drugs verkocht dan wel verstrekt zijn, wordt er verondersteld dat de bekendheid van de woning laag is. Dat is het geval wanneer iemand niet zo lang geleden een hennepkwekerij heeft opgericht en nog niet heeft geoogst.

  • aanwijzingen dat drugs zijn verkocht dan wel verstrekt- 1 of aanwijzingen dat drugs zijn verkocht dan wel verstrekt aan eindgebruikers- 2

3.1.2 Herstel van de rust in de directe omgeving

De tweede groep van omstandigheden staat in verband met de noodzaak om de rust in de directe omgeving te doen wederkeren. Uit omstandigheden moet blijken dat er sprake is van onrust in de directe omgeving. Als er klachten van omwonenden bij de politie of de gemeente bekend zijn omtrent de wijze van gebruik van de woning, is dat voldoende reden om aan te nemen dat er sprake is van onrust. Deze categorie kan maximaal 1 punt opleveren.

  • klachten van omwonenden – 1 of Politie of afdeling toezicht constateert onrust – 1

 

3.1.3 Voorkomen van herhaling

De derde groep van omstandigheden ziet op het voorkomen van de herhaling van de drugshandel (waaronder begrepen: het houden van een hennepplantage). Het gaat hier over de inschatting van het risico dat de drugshandel opnieuw in deze woning plaatsvindt. Het aantreffen van een hennepkwekerij in een woning vergroot de kans op herhaling. De kans dat er in een woning een hennepkwekerij wordt aangetroffen wordt groter geacht indien in de betreffende woning reeds eerder al een hennepkwekerij is aangetroffen dan wanneer dit niet het geval is. Daarnaast is de burgemeester van mening dat het risico groter is als de drugshandel door de eigenaar geschiedt, dan wel als de hennepkwekerij door de eigenaar (mede) is opgericht.

Is sprake van verhuur en is de huurder zelf verantwoordelijk voor de drugshandel/hennepkwekerij en zijn er geen aanwijzingen dat de eigenaar/verhuurder het redelijkerwijs had kunnen vermoeden, is het risico op herhaling kleiner. Als de eigenaar wist of kon weten dat de huurder al eerder de Opiumwet heeft overtreden, wordt bijvoorbeeld verondersteld dat de eigenaar het redelijkerwijs had kunnen vermoeden. De eigenaar/verhuurder moet kunnen aantonen dat hij de huurovereenkomst heeft beëindigd of alles daartoe in het werk stelt. Het risico van herhaling wordt namelijk nog kleiner als de eigenaar/verhuurder de huurovereenkomst beëindigt. Als de huurovereenkomst niet beëindigd wordt, kan de huurder verder gebruik maken van de woning waardoor kans op herhaling groter wordt.

Als er al eerder is opgetreden op grond van art. 13b Opiumwet met betrekking tot de woning, is de kans op herhaling groter. Onder eerdere toepassing van artikel 13b Opiumwet wordt verstaan zowel een geregistreerde waarschuwing alsmede een daadwerkelijke sluiting. De burgemeester kijkt hierbij naar toepassingen binnen 5 jaar na het versturen van het laatst afgegeven sluitingsbesluit.

  • het aanwezig zijn van een handelshoeveelheid drugs - 1

  • drugshandel/hennepkwekerij door de eigenaar - 2

  • drugshandel/hennepkwekerij door de huurder en er zijn aanwijzingen dat de eigenaar/verhuurder het redelijkerwijs had kunnen vermoeden – 1

  • drugshandel/hennepkwekerij door de huurder en de eigenaar heeft de huurovereenkomst niet beëindigd- 1

  • tweede toepassing van art. 13b Opiumwet m.b.t. de woning – 3

of derde toepassing van art. 13b Opiumwet m.b.t. de woning – 6

of vierde toepassing van art. 13b Opiumwet m.b.t. de woning – 10

3.1.4 Aantasting woon-/leefklimaat

De vierde groep van omstandigheden heeft betrekking op het voorkomen van een verdere aantasting van het woon- en leefklimaat. Uit de omstandigheden moet blijken dat het woon- en leefklimaat is aangetast. Dit zou bijvoorbeeld kunnen zijn als op basis van klachten van omwonenden kan worden geconcludeerd dat er niet alleen maar sprake is van onrust in de omgeving, maar ook van aantasting van het woon- en leefklimaat. Een aanwijzing hiervoor kan zijn het gebruik van drugs in de directe omgeving van de bewuste woning. Daarnaast wordt de handel in harddrugs als een ernstiger verschijnsel voor de omgeving beoordeelt dan de handel in softdrugs. Gezien het Nederlandse gedoogbeleid omtrent softdrugs is handel in softdrugs iets meer geaccepteerd dan de handel in harddrugs.

  • drugsgebruik in de directe omgeving- 2

  • aanwijzingen dat harddrugs zijn verkocht dan wel verstrekt- 2

3.2 Artikel 8 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens

Erkend wordt dat de toepassing van het sluitingsbeleid ingrijpende (financiële) gevolgen heeft of kan hebben voor zowel de gebruikers als de eigenaren van woningen. Er is echter door de gebruikers en mogelijk tevens door de eigenaren van de woningen ook financieel voordeel behaald uit de illegale verkoop van drugs. Daarnaast is de zwaarte van de maatregel gerechtvaardigd omdat handel in drugs (zowel soft- als harddrugs) verboden is bij wet, en pas in zwaarte wordt opgebouwd na herhaling(en) van de overtreding(en). Bovendien moet het sluitingsbeleid voorkomen dat er een nog sterkere verplaatsing van drugshandel naar woningen gaat plaatsvinden, met alle gevolgen van dien (verloedering van de woonomgeving).

Er is voorts gekozen voor een minimale sluiting van 3 maanden omdat een kortere tijdelijke sluiting niet volstaat als het gaat om het daadwerkelijk en structureel terugdringen van de illegale drugshandel vanuit woningen. De bekendheid van de locatie als verkooppunt van drugs blijft immers enige tijd bestaan. Van een langere sluiting mag in die zin meer effect worden verwacht. Ook strekt de sluiting ertoe anderen er van af te houden over te gaan tot vestiging van een illegaal verkooppunt in een woning.

Artikel 13b van de Opiumwet voorziet in een wettelijke grondslag in het nationale recht voor een beperking van de persoonlijke levenssfeer. Dit artikel voldoet aan de eisen van voorzienbaarheid en toegankelijkheid. Het doel dat wordt gediend met artikel 13b van de Opiumwet sluit ook aan bij het doelcriterium “voorkoming van strafbare feiten” zoals opgesomd in artikel 8, tweede lid van het EVRM.

Daarnaast worden ook rechten van anderen, in dit geval omwonenden, beschermd: aan intimidatiepraktijken wordt een einde gemaakt en overlast wordt weggenomen. Daardoor kunnen omwonenden het recht op ongestoord genot van hun woning weer ten volle uitoefenen. Artikel 13b van de Opiumwet dient dus de door het EVRM genoemde gerechtvaardigde belangen. De ontwikkeling die de illegale verkoop vanuit woningen heeft doorgemaakt, maakt de sluiting ervan bovendien noodzakelijk en rechtvaardigt ook de bevoegdheid om tegen in woningen gevestigde illegale verkooppunten op te treden. Artikel 13b van de Opiumwet voldoet daarmee aan de eisen van artikel 8 EVRM. Tot slot kan er in dit kader op worden gewezen dat de uitoefening van de bevoegdheid tot sluiting met verschillende waarborgen is omkleed. Er wordt opgetreden op grond van een vooraf bekendgemaakt beleidsregel waarbij in de regel (mits het gaat om softdrugs en geen andere ernstige omstandigheden bekend zijn) na een eerste constatering van overtreding van de Opiumwet wordt volstaan met een schriftelijke waarschuwing.

Deze overweging is terug te zien in de beide handhavingsmatrices. In geval van drugshandel in lokalen wordt eerder tot sluiting overgegaan.

3.3 Handhavingsmatrix woningen

 

Score

Maatregel

1 -4

Waarschuwing

5 – 7

Sluiting voor 3 maanden

8 – 11

Sluiting voor 1 jaar

12 - …

Sluiting voor onbepaalde tijd

 

4. Lokalen

 

Handel in drugs in of bij lokalen vormt een ernstige aantasting van de openbare orde, veiligheid en volksgezondheid. Daarbij is de druk dat een illegaal verkooppunt legt op de omgeving bijzonder zwaar. Zeker in woongebieden wordt de aanwezigheid ervan als zeer belastend ervaren. Illegale verkooppunten vormen een bedreiging voor de sociale veiligheid in de buurt en leiden vaak tot verloedering van het straatbeeld. De volksgezondheid is in het geding omdat sprake is van ongecontroleerde verkoop van drugs. Daarnaast kan worden gewezen op nadelige economische gevolgen zoals het dalen van de verkoop- en verhuurwaarde van panden en de achteruitgang van de verzorgingsstructuur (aanwezigheid van andere winkels en voorzieningen).

De in dit hoofdstuk verder beschreven omstandigheden zijn van toepassing op:

  • voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven, zoals winkels en cafés;

  • niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven, zoals loodsen en bedrijfsruimten;

 

4.1 Omstandigheden

4.1.1 Bekendheid van een lokaal

De eerste groep van de omstandigheden heeft betrekking op de noodzaak om de bekendheid van een lokaal als drugsadres teniet te doen. De voor het publiek toegankelijke lokalen hebben meer bekendheid dan lokalen die niet voor het publiek toegankelijk zijn. De groep van personen die met de eerstgenoemde lokalen bekend zijn, is namelijk groter.

Daarnaast is de bekendheid van een lokaal als drugsadres groter als in dat lokaal de daadwerkelijke drugshandel aan de eindgebruiker plaatsvindt. Dat is het geval wanneer er aanwijzingen zijn dat de drugs verkocht of verstrekt worden aan eindgebruikers. Dit in tegenstelling tot de situatie waarin in een lokaal een hennepkwekerij opgericht is. Aannemelijk is dat een lokaal in de laatst bedoelde situatie minder bekend is. Degene die een hennepkwekerij opricht, weet meestal aan wie de hennep verkocht moet worden. Een lokaal waarin de daadwerkelijke drugshandel aan eindgebruikers plaatsvindt, heeft echter meer bekendheid nodig zodat meer potentiële klanten daarvan weten. Daarnaast is het moeilijker om de daadwerkelijke drugshandel geheim te houden, dan in geval van een hennepkwekerij. Om die reden wordt er onderscheid gemaakt tussen aanwijzingen dat drugs zijn verkocht dan wel verstrekt en aanwijzingen dat drugs zijn verkocht dan wel verstrekt aan eindgebruikers. Onder eerste categorie van aanwijzingen worden gevallen verstaan waarbij indicaties zijn dat drugs niet voor het eigen gebruik, maar bijvoorbeeld aan de tussenpersoon (voor de doorverkoop) zijn verkocht dan wel verstrekt. Dat is het geval als bijvoorbeeld de politie constateert dat er meerdere oogsten zijn geweest en hennepplanten niet gevonden zijn. Het is dan aannemelijk dat de hennep verkocht dan wel verstrekt is. Als er slechts een handelshoeveelheid drugs gevonden wordt en er geen aanwijzingen zijn dat de drugs verkocht dan wel verstrekt zijn, wordt er verondersteld dat de bekendheid van het lokaal laag is. Dat is het geval wanneer iemand niet zo lang geleden een hennepkwekerij heeft opgericht en nog niet heeft geoogst.

  • een voor het publiek toegankelijk lokaal – 1

  • aanwijzingen dat drugs zijn verkocht dan wel verstrekt – 1

  • of aanwijzingen dat drugs zijn verkocht dan wel verstrekt aan eindgebruikers – 2

 

4.1.2 Herstel van de rust in de directe omgeving

De tweede groep van omstandigheden staat in verband met de noodzaak om de rust in de directe omgeving te doen wederkeren. Uit omstandigheden moet blijken dat er sprake is van onrust in de directe omgeving. Als er klachten van omwonenden bij de politie of de gemeente bekend zijn omtrent de wijze van gebruik van het pand, is dat voldoende reden om aan te nemen dat er sprake is van onrust. Deze categorie kan maximaal 1 punt opleveren.

  • klachten van omwonenden – 1

  • of Politie of afdeling toezicht constateert onrust – 1

 

4.1.3 Voorkomen van herhaling

De derde groep van omstandigheden ziet op het voorkomen van de herhaling van de drugshandel (waaronder begrepen: het houden van een hennepplantage). Het gaat hier over de inschatting van het risico dat de drugshandel opnieuw in dit pand plaatsvindt. Het aantreffen van een hennepkwekerij in een pand vergroot de kans op herhaling. De kans dat er in een pand een hennepkwekerij wordt aangetroffen wordt groter geacht indien in het betreffende pand reeds eerder al een hennepkwekerij is aangetroffen dan wanneer dit niet het geval is. Daarnaast is de burgemeester van mening dat het risico groter is als de drugshandel door de eigenaar geschiedt, dan wel als de hennepkwekerij door de eigenaar (mede) is opgericht.

Is sprake van verhuur en is de huurder zelf verantwoordelijk voor de drugshandel/hennepkwekerij en zijn er geen aanwijzingen dat de eigenaar/verhuurder het redelijkerwijs had kunnen vermoeden, is het risico op herhaling kleiner. Als de eigenaar wist of kon weten dat de huurder al eerder de Opiumwet heeft overtreden, wordt bijvoorbeeld verondersteld dat de eigenaar het redelijkerwijs had kunnen vermoeden. De eigenaar/verhuurder moet kunnen aantonen dat hij de huurovereenkomst heeft beëindigd of alles daartoe in het werk stelt. Het risico van herhaling wordt namelijk nog kleiner als de eigenaar/verhuurder de huurovereenkomst beëindigt. Als de huurovereenkomst niet beëindigd wordt, kan de huurder verder gebruik maken van het pand waardoor kans op herhaling groter wordt.

Als er al eerder is opgetreden op grond van art. 13b Opiumwet met betrekking tot het pand, is de kans op herhaling groter. Onder eerdere toepassing van artikel 13b Opiumwet wordt verstaan zowel een geregistreerde waarschuwing alsmede een daadwerkelijke sluiting. De burgemeester kijkt hierbij naar toepassingen binnen 5 jaar na het versturen van het laatst afgegeven sluitingsbesluit.

  • het aanwezig zijn van een handelshoeveelheid drugs- 1

  • drugshandel/hennepkwekerij door de eigenaar - 2

  • drugshandel/hennepkwekerij door de huurder en er zijn aanwijzingen dat de eigenaar/verhuurder het redelijkerwijs had kunnen vermoeden – 1

  • drugshandel/hennepkwekerij door de huurder en de eigenaar heeft de huurovereenkomst niet beëindigd- 1

  • tweede toepassing van art. 13b Opiumwet m.b.t. het lokaal – 3

  • of derde toepassing van art. 13b Opiumwet m.b.t. het lokaal – 6

  • of vierde toepassing van art. 13b Opiumwet m.b.t. het lokaal – 10

 

4.1.4 Aantasting woon-/leefklimaat

De vierde groep van omstandigheden heeft betrekking op het voorkomen van een verdere aantasting van het woon- en leefklimaat. Uit de omstandigheden moet blijken dat het woon- en leefklimaat is aangetast. Dit zou bijvoorbeeld kunnen zijn als op basis van klachten van omwonenden kan worden geconcludeerd dat er niet alleen maar sprake is van onrust in de omgeving, maar ook van de aantasting van het woon- en leefklimaat. Een aanwijzing hiervoor kan zijn het gebruik van drugs in de directe omgeving van de bewuste woning. Daarnaast wordt de handel in harddrugs als een ernstiger verschijnsel voor de omgeving beoordeelt dan de handel in softdrugs Gezien het Nederlandse gedoogbeleid omtrent softdrugs is handel in softdrugs iets meer geaccepteerd dan de handel in harddrugs.

  • drugsgebruik in de directe omgeving- 2

  • aanwijzingen dat harddrugs zijn verkocht dan wel verstrekt- 2

4.2 Handhavingsmatrix lokalen

 

Score

Maatregel

1 – 3

Waarschuwing

4 – 6

Sluiting voor 3 maanden

7 – 10

Sluiting voor 1 jaar

11 - …

Sluiting voor onbepaalde tijd

 

5. Informatievoorziening door de politie

Voor de bestuurlijke handhaving verstrekt de politie de benodigde informatie aan de burgemeester. Deze informatie dient de burgemeester te worden verstrekt in het kader van zijn taak met betrekking tot de openbare orde (waaronder ook artikel 13b Opiumwet). Deze informatieverstrekking vindt schriftelijk plaats, waarbij de burgemeester informatie krijgt over de geconstateerde feiten, het optreden en de bevindingen van de politie die voortvloeien uit een strafrechtelijk onderzoek.

 

6. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: “Beleidsregel artikel 13b Opiumwet ”.

 

7. Inwerkingtreding

 

Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking. Aldus vastgesteld op 16 oktober 2014,

Burgemeester van Renkum

Drs. J.P. Gebben