Organisatie | Geldrop-Mierlo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Plaatselijke Verordening Gemeente Geldrop-Mierlo 2022 |
Citeertitel | Algemene plaatselijke verordening gemeente Geldrop-Mierlo 2022 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Toelichting |
Deze regeling vervangt de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Geldrop-Mierlo 2018.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-06-2022 | nieuwe regeling | 07-06-2022 | RB GM2022-1115839 |
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen
Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
Afdeling 3. Verspreiden van gedrukte stukken
Artikel 2:3 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen
Het is verboden gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen onder publiek te verspreiden dan wel openlijk aan te bieden op alle openbare plaatsen, met uitzondering van de openbare plaatsen op Korte Kerkstraat in Geldrop, Heuvel in Geldrop en Margrietstraat in Mierlo zoals aangegeven op de bij dit artikel behorende tekeningen.
Afdeling 4. Vertoningen e.d. op de weg
Artikel 2:4 Straatartiest e.d.
Het is verboden in het belang van de openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid en het milieu ten behoeve van publiek als straatartiest, straatmuzikant, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op te treden op alle openbare plaatsen, met uitzondering van de openbare plaatsen op Korte Kerkstraat in Geldrop, Heuvel in Geldrop en Margrietstraat in Mierlo zoals aangegeven op de bij dit artikel behorende tekeningen.
In aanvulling op het eerste lid gestelde verbod geldt dat straatartiesten, straatmuzikanten, straatfotografen, tekenaars, filmoperateurs of gidsen uitsluitend op werkdagen en zaterdagen mogen optreden op de in dat lid genoemde openbare plaatsen waar het is toegestaan om als straatmuzikant op te treden en per plaats daar gedurende maximaal twee uur per dag mogen optreden.
Afdeling 6. Toezicht op evenementen
In afwijking van artikel 1:8, derde lid van deze verordening geldt dat de aanvrager een vergunning als bedoeld in het eerste lid acht weken vóór het tijdstip waarop het evenement plaatsvindt dient aan te vragen. Als een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt ingediend minder dan acht weken vóór het tijdstip waarop het evenement plaatsvindt, kan de burgemeester besluiten de aanvraag niet te behandelen.
Afdeling 7. Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
De houder van een inrichting dan wel ieder ander die bedrijfsmatig kamers verhuurt en/of anderszins bedrijfsmatig overnachting mogelijk maakt of een voor hem handelend persoon is verplicht een register, als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht, bij te houden dat is ingericht volgens het door de burgemeester vastgestelde model.
Afdeling 8. Toezicht op smartshops, headshops en shisha lounges/waterpijpcafé
Artikel 2:14 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
De inrichting: een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is of anders dan om niet handelingen en/of werkzaamheden worden verricht die zijn aan te merken als het exploiteren van hetgeen in het maatschappelijk verkeer wordt aangeduid als smartshop, headshop of shisha lounges/waterpijpcafé;
Voorts kan de burgemeester de vergunning intrekken indien zich in of vanuit de inrichting feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen, dat het geopend blijven van de inrichting gevaar oplevert voor de openbare orde en/of een bedreiging vormt voor het woon- en leefklimaat in de omgeving van de inrichting.
Afdeling 8a Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat
Artikel 2:16a Verbod exploiteren bedrijf zonder benodigde vergunning
De burgemeester kan gebouwen, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waar(op) het verbod uit het derde lid van toepassing is. Een gebouw of gebied wordt uitsluitend aangewezen als naar het oordeel van de burgemeester in of rondom dat gebouw dan wel in dat gebied naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staat. Een aanwijzing van een gebouw of gebied kan zich tot een of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken. Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend aangewezen als naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit of door de exploitant en/of beheerder onder druk staat. Het aanwijzingsbesluit bepaalt de duur van de periode dat de aanwijzing geldt. Deze duur bedraagt maximaal vijf jaar en kan – indien dat met het oog op de bovengenoemde belangen naar het oordeel van de burgemeester nodig is – eenmalig worden verlengd met nogmaals een termijn van maximaal vijf jaar.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid weigeren:
indien een of meer beheerders van het bedrijf binnen 3 jaar vóór de indiening van de vergunningaanvraag een bedrijf heeft geëxploiteerd of daar leiding aan heeft gegeven, dat wegens het aantasten van de openbare orde, de aantasting van het woon- en leefklimaat daaronder begrepen, gesloten is geweest dan wel waarvoor de vergunning om die reden is ingetrokken.
De vergunning wordt aangevraagd door de exploitant. Een aanvraag om een vergunning wordt ingediend door gebruikmaking van een door de burgemeester vastgesteld formulier. Bij de aanvraag om een vergunning wordt vermeld voor welke bedrijfsmatige activiteiten de vergunning wordt gevraagd, en worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd:
Een vergunning kan ingevolge artikel 7 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur voorts door de burgemeester worden geweigerd dan wel ingetrokken, indien er sprake is van het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de voornoemde wet. Voordat daaraan toepassing wordt gegeven, kan het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van voornoemde wet, om een advies als bedoeld in artikel 9 van die wet worden gevraagd.
De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijf waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning opgenomen gegevens zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen één maand, aan de burgemeester te melden en een wijziging van zijn vergunning aan te vragen. De burgemeester verleent een gewijzigde vergunning, als het bedrijf aan de vereisten voldoet. Indien niet binnen een maand na de verandering van omstandigheden een aanvraag wordt ingediend, kan de burgemeester de verleende vergunning intrekken. Een bestaande vergunning vervalt, zodra de vergunning, strekkende tot vervanging van eerstbedoelde vergunning, in werking treedt.
Het aanwijzingsbesluit geldt voor het aangewezen gebouw, het aangewezen gebied en de aangewezen bedrijfsmatige activiteiten direct na de inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit. Voor bedrijven die vóór de inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit in het aangewezen gebouw of gebied gevestigd waren en/of zich bezig hielden met de aangewezen bedrijfsmatige activiteiten, dient in het aanwijzingsbesluit een redelijke overgangstermijn geboden te worden, na het verstrijken waarvan het verbod uit het derde lid van toepassing wordt. De overgangstermijn bedraagt minimaal 6 maanden en maximaal 1 jaar.
Afdeling 10 Maatregelen ter voorkoming overlast, baldadigheid, gevaar of schade
Artikel 2:20 Vervoer inbrekerswerktuigen
Dit verbod is niet van toepassing indien de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2:24 Hinderlijk gedrag speeltuinen
Het is verboden zich tussen zonsondergang en zonsopgang op te houden bij of in speeltuinen en/of speelweiden.
Artikel 2:26 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2:27 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
Het is verboden zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2:31 (Geluids)overlast door dieren
Degene die buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer eigenaar dan wel houder van een dier is, is verplicht ervoor te zorgen dat het dier geen (geluids)overlast veroorzaakt voor een omwonende of de omgeving.
Afdeling 10a Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: een handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:37 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Artikel 2:40 Vervoeren of bij zich hebben van carbid of soortgelijke stoffen
Het is verboden op een openbare plaats carbid of soortgelijke stoffen als bedoeld in artikel 2:39 te vervoeren of bij zich te hebben, waarvan gelet op hun aard of de omstandigheden waaronder deze worden aangetroffen, redelijkerwijs kan worden aangenomen dat deze zullen worden gebruikt in strijd met het bepaalde in artikel 2:39.
Afdeling 12 Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden, cameratoezicht op openbare plaatsen, gebiedsontzegging en sluiting gebouw
Artikel 2:41 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel:
Artikel 2:42 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:44 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
Artikel 2:45 Gebiedsontzeggingen
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een bevel geven zich gedurende ten hoogste 24 uur niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
Bij overtredingen als bedoeld in het eerste lid kan de burgemeester aan een persoon aan wie ten minste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een bevel geven zich gedurende ten hoogste 4 weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
Artikel 2:47 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om, al dan niet tegen betaling, middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2:48 Openlijk drugsgebruik
Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.
Artikel 2:48a Verboden lachgasgebruik
Het is verboden op een openbare plaats lachgas recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben, indien dit gepaard gaat met overlast of andere gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- of leefklimaat nadelig beïnvloeden of anderszins hinder veroorzaken.
Hoofdstuk 3. Regulering prostitutie, seksbranche en aanverwante onderwerpen
Afdeling 1. Begripsomschrijving en nadere regels
De artikelen 1:2, 1:3 en 1:5 tot en met 1:8 zijn niet van toepassing op het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde.
Afdeling 2. Vergunning seksbedrijf
Artikel 3:5 Maximum aantal vergunningen voor seksinrichtingen
Het bestuursorgaan verleent voor maximaal één seksbedrijf met maximaal één seksinrichting een vergunning.
Een vergunning wordt geweigerd als:
er aanwijzingen zijn dat voor of bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn of zullen zijn die, als het prostituees betreft, nog niet de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt, als het overige personen betreft, nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, slachtoffer zijn van mensenhandel of verblijven of werken in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000;
de exploitant of de beheerder minder dan vijf jaar geleden voor de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, bij meer dan één rechterlijke uitspraak of strafbeschikking onherroepelijk veroordeeld is tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500,- of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
Een vergunning kan in ieder geval worden geweigerd:
voor een seksbedrijf waarvoor de vergunning op grond van artikel 3:9, eerste lid, aanhef en onder a tot en met f, of tweede lid, aanhef onder a tot en met e, of in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur is ingetrokken, gedurende een periode van vijf jaar na de intrekking;
Artikel 3:10 Melding gewijzigde omstandigheden
De vergunninghouder meldt elke verandering waardoor zijn seksbedrijf niet langer in overeenstemming is met de op grond van artikel 3:8, eerste lid, in de vergunning opgenomen gegevens, binnen een week schriftelijk aan het bevoegde bestuursorgaan. Deze verleent een gewijzigde vergunning, als het seksbedrijf aan de vereisten voldoet.
Afdeling 3. Uitoefenen seksbedrijf
Artikel 3:14 Leeftijd en verblijfstitel prostituees
Het is een exploitant en beheerder verboden een prostituee voor of bij zich te laten werken die:
De exploitant meldt een voorgenomen wijziging van het bedrijfsplan onverwijld aan het bevoegde bestuursorgaan. De wijziging wordt na goedkeuring van het bevoegde bestuursorgaan als onderdeel van het bedrijfsplan aangemerkt, als deze voldoet aan de eisen die overeenkomstig het eerste en tweede lid aan een bedrijfsplan worden gesteld.
Afdeling 4. Overige bepalingen
Artikel 3:18 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
In het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7 lid 1 van de Grondwet.
Hoofdstuk 4. Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1. Geluidhinder en verlichting
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De geluidsnormen bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:4 van deze verordening gelden niet voor de door het college in het evenementenbeleid in artikel 3.2.3 aangewezen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aangewezen dagen, dagdelen of delen van de gemeente.
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen, dagdelen of delen van de gemeente.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 5 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan maximaal 5 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid van het Besluit niet gelden, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) tijdens een incidentele festiviteit veroorzaakt door de inrichting bedraagt, gemeten op de gevel van geluidgevoelige gebouwen niet meer dan 75 dB(A). De meting heeft uitsluitend betrekking op het invallende geluid (de reflectie wordt dus buiten beschouwing gelaten) en vindt plaats op een hoogte van 1,5 meter boven het maaiveld.
Indien de incidentele festiviteit plaats vindt op een zondag, maandag, dinsdag, woensdag of donderdag dient het ten gehore brengen van extra muziek – hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:4 van deze verordening – uiterlijk om 23.30 uur te zijn beëindigd. Indien de incidentele festiviteit plaatsvindt op een vrijdag, zaterdag of een dag voorafgaand aan een erkende feestdag dient het ten gehore brengen van extra muziek – hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:4 van deze verordening – uiterlijk om 24.00 uur te zijn beëindigd.
Artikel 4:4 Onversterkte muziek
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid geldt dat de in artikel 2.17 van het Besluit genoemde geluidsniveaus met betrekking tot de dag- en avondperiode niet gelden voor het in een inrichting ten gehore brengen van onversterkte muziek voor de duur van drie uur in de week, vanwege het oefenen door muziekgezelschappen zoals orkesten, harmonie- en fanfaregezelschappen. Gedurende deze periode van drie uur dienen ramen en deuren gesloten te zijn. Indien versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is het Besluit onverkort van toepassing.
Afdeling 2. Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4:6 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Afdeling 4. Kamperen buiten kampeerterreinen
Artikel 4:8 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf
Hoofdstuk 5. Andere onderwerpen inzake de huishouding der gemeente
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.d.
Het is verboden in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente en de verdeling van beschikbare parkeerplaatsen een voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt langer dan op drie achtereenvolgende dagen te plaatsen of te hebben op alle openbare plaatsen.
Artikel 5:9 Overlast van fiets of bromfiets
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 5:11 Inzameling van geld of goederen of leden- of donateurwerving
Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden, dan wel in het openbaar leden of donateurs te werven als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Onder een inzameling als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan het aanvaarden van geld of goederen bij het aanbieden van diensten of goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Afdeling 5. Verkeer in natuurgebieden
Artikel 5:22 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.
Hoofdstuk 6. Sanctie-, overgangs- en slotbepalingen
Overtreding van het bij of krachtens de artikelen genoemd in deze verordening en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Geldrop- Mierlo van 7 juni 2022
De raad voornoemd,
W.hf Geboers,
Griffier
jcj van Bree,
Voorzitter
Overzicht en toelichting van de aanvullingen en/of wijzigingen in de APV Geldrop-Mierlo 2022
Onderstaand overzicht geeft de aanvullingen en/of wijzigingen weer ten opzichte van de APV die in augustus 2021 is vastgesteld. De wijzigingen zijn in het kort toegelicht.
1. Artikel 2:5 Voorwerpen op of aan de weg
Vanwege de toenemende interesse dan wel het toenemend aantal laadpalen en/of andere infrastructuur voor elektrische motorvoertuigen, wenst de afdeling verkeerd hierover beleidsregels op te stellen. Op dit moment voorziet onze APV echter niet in een mogelijkheid om hieromtrent beleidsregels op te stellen terwijl deze bevoegdheid ons wel toekomt. Het advies is daarom om het vijfde lid van artikel 2:5 aan te vullen met de zinsnede ‘laadpalen en andere infrastructuur voor elektrische motorvoertuigen’. De afdeling verkeer kan dan overgaan tot het opstellen van beleid om ervoor te zorgen dat de kabels e.d. van dergelijke laadstations niet voor overlast zorgen in de openbare ruimte.
2. Artikel 2:8 Begripsomschrijvingen
In dit artikel is in lid 1 onder d de Drank- en Horecawet vervangen door Alcoholwet daar de Alcoholwet de Drank- en Horecawet per 1 juli 2021 heeft vervangen.
3. Artikel 2:10 Ordeverstoring
Bij arrest van 24 december 2021 heeft de Hoge Raad het in de APV opgenomen ‘colorverbod’ onverbindend verklaard, omdat dit in strijd is met het in artikel 7, derde lid, van de Grondwet neergelegde recht op vrijheid van meningsuiting (ECLI:NL:HR:2021:1946). Gemeenten die het colorverbod in hun APV hebben staan, moeten dit laten vervallen en handhavingsacties stopzetten.
Voorheen stond er in artikel 2:10 in het VNG model het volgende:
‘1. Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.
2.Het is verboden bij een evenement zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een doel of werkzaamheid in strijd met de openbare orde.
3.Het verbod in het tweede lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht.’.
Zowel lid 2 als 3 van artikel 2:10 komen te vervallen.
4.Artikel 2:26a Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties
Dit artikel komt te vervallen iv.m. het colorverbod, zie toelichting bij artikel 2:10.
5.Artikel 2:44 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
In dit artikel is een zorgplicht opgenomen voor gebruikers en verhuurders van woningen om geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden te veroorzaken. De burgemeester kan op grond hiervan gedragsaanwijzingen geven aan overlastgevers in zowel huur- als koopwoningen en – indien nodig – aan hun verhuurders. Tot 1 januari 2021 was de gedragsaanwijzing aan verhuurders alleen mogelijk als de persoon die overlast gaf niet als ingezetene in de desbetreffende gemeente stond ingeschreven. Met de inwerkingtreding van de Wet toeristische verhuur van woonruimte (Stb 2020, 460) op 1 januari 2021 is die beperking vervallen. In verband hiermee is artikel 2:44 aangepast.
Om woonoverlast beter tegen te gaan, geldt de zorgplicht voortaan in alle gevallen voor verhuurders van woonruimten. Verhuurders moeten er dus voor zorgen dat geen overlast wordt veroorzaakt vanuit hun verhuurde woningen. Als de verhuurder zich niet of op een verkeerde manier inzet tegen ernstige en herhaaldelijke hinder, kan de burgemeester direct een verhuurder aanspreken en hoeft de burgemeester daarvoor niet eerst de huurder te hebben aangesproken. Dit is wenselijk wanneer verschillende huurders van dezelfde verhuurder hinder hebben veroorzaakt. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn in panden waar meerdere huurders wonen of waar huurders snel wisselen. De burgemeester kan dan dus – als ultimum remedium – direct aan een verhuurder een last onder bestuursdwang of dwangsom opleggen.
6. Artikel 2:48a Verboden lachgasgebruik
Een algemeen, voor de gehele gemeente geldend gebruiksverbod stuit op belangrijke juridische bezwaren en is vanuit oogpunt van proportionaliteit niet te verdedigen. Daarmee zou er geen evenredigheid meer zijn tussen middel en doel, en dat zou in strijd met artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht. Daarom beperkt het verbod in dit artikel zich tot concrete situaties van oneigenlijk lachgasgebruik, voorbereidingen of het bij zich hebben van hulpmiddelen voor dat gebruik, die gepaard gaan met verstoring van de openbare orde, nadelige beïnvloeding van het woon- of leefklimaat of anderszins hinder tot gevolg hebben. Bij de handhaving moet de gemeente kunnen aantonen dat genoemde situaties de oorzaak zijn van de overlast en dergelijke.
Het model van de VNG biedt het college daarnaast de mogelijkheid om openbare plaatsen aan te wijzen waar het oneigenlijk lachgasgebruik, voorbereidingen of het bij zich hebben van hulpmiddelen voor dat gebruik op voorhand verboden is, los van de vraag of dat in de concrete situatie tot ordeverstoring en dergelijke leidt. In het aanwijzingsbesluit moet het college motiveren waarom het verbod in dat specifieke gebied geldt (het belang van de openbare orde of bescherming van het woon- of leefklimaat). Uit politierapportages kan bijvoorbeeld blijken dat op bepaalde openbare plaatsen sprake is van aantoonbare en structurele overlast door lachgas. Het college kan – als dat afdoende lijkt te zijn – in het aanwijzingsbesluit opnemen dat het verbod op bepaalde tijden geldt, bijvoorbeeld tijdens de uitgaansavonden (derde lid). Op dit ogenblik houdt de politie geen rapporten bij van dergelijke voorvallen, hierover is met hen contact geweest. We willen met hen afspreken dat zij dit voortaan wel gaan doen zodat inzichtelijk wordt op welke plaatsen sprake is van voornoemde handelingen. Dit zou ertoe leiden dan wel eraan bijdragen dat we voldoende draagkracht verkrijgen om deze gebieden aan te wijzen als gebied waarin lachgas is verboden.
Kanttekening hierbij is dat dit welllicht overbodig wordt omdat discussie is of lachgas wordt opgenomen in de Opiumwet. Als dit gebeurt, is opnemen in de APV niet meer nodig daar de formele wet daarin dan al voorziet.
Aan dit artikel is een zesde lid toegevoegd dat luidt als volgt: ‘6. De burgemeester maakt de eventuele beschikbaarheid van deze schaarse vergunning via de gemeentelijke website bekend onder de vermelding van de wijze en het moment waarop de gelegenheid tot mededinging wordt geboden.’. Deze wijziging was nodig omdat nog niet werd aangegeven op welke manier de beschikbaarheid van een vergunning m.bt. een seksinrichting bekend wordt gemaakt. Blijkens een uitspraak van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 maart 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:661) is bekendmaking via de gemeentelijke website voldoende om aan de bekendmakingseisen te voldoen.
Hoe concreet invulling wordt gegeven aan de verdelingsprocedure, zal door het college nader worden uitgewerkt.
8. Artikel 3:7 Weigeringsgronden
In het nieuwe model van de VNG is dit artikel geactualiseerd, het betreft een tekstuele wijziging in de eerste volzin (was ‘Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 wordt een vergunning geweigerd als:’ enwordt nu: ‘Een vergunning wordt geweigerd als:’). Deze zinsnede is gewijzigd omdat het in tegenspraak was met artikel 3:1 van de APV. Daarin staat dat artikel 1:8 (algemene weigeringsgronden) niet van toepassing is op het prostitutiehoofdstuk. Bij de aanpassing van de APV in 2020 heeft het VNG deze zinsnede abusievelijk toegevoegd.
In het tweede lid, aanhef en onder b, wordt een schikking met een veroordeling gelijkgesteld. Hiervoor is in het verleden aansluiting gezocht bij het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet. De verwijzing naar de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) is geactualiseerd. De schikking is in die wet vervangen door een bestuurlijke strafbeschikking, waarin een geldboete kan worden opgelegd (artikel 76, tweede lid, AWR). Ook in het Alcoholbesluit dat het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank¬en Horecawet per 1 juli 2021 vervangt, is deze wijziging op deze wijze doorgevoerd. In verband hiermee is ook het woord ‘vrijwillige’ voor ‘betaling’ geschrapt. Voor de schikking op grond van artikel 74, tweede lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht volgt de vrijwilligheid uit het accepteren van de schikkingsvoorwaarden.
9. Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
In het derde lid van dit artikel stond: ‘3. Het college maakt de aanwijzing ten minste vier weken voor het begin van een nieuw kalenderjaar bekend.’. Van de afdeling vernam ik dat dit onjuist is en dat alle zaken hieromtrent in het Evenementenbeleid staan, geadviseerd wordt om het derde lid te laten vervallen en te verwerken in het eerste lid daar ook het eerste lid dient te worden gewijzigd.
In het eerste lid stond: ‘1.De geluidsnormen bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:4 van deze verordening gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen, dagdelen of delen van de gemeente.’. De afdeling gaf aan dat de collectieve dagen al jaren hetzelfde zijn en dat deze in de praktijk niet jaarlijks worden vastgesteld maar dat deze in het Evenementenbeleid staan. Voorstel is daarom om het als volgt te wijzigen: ‘1. De geluidsnormen bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:4 van deze verordening gelden niet voor de door het college in het evenementenbeleid in artikel 3.2.3 aangewezen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aangewezen dagen, dagdelen of delen van de gemeente.’
Door deze wijziging is het artikel in overeenstemming met ons Evenementenbeleid.
Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.d.
In het tweede lid van dit artikel is Tournooiveld verwijderd omdat daar vanwege de bouw van Jonkvrouw geen parkeerruimte meer is. Daarvoor is – in overeenstemming met artikel 5.8 van de APV – De Haesweg te Mierlo in de plaats gekomen.