Organisatie | Arnhem |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Instructies verblijfsontzegging in verband met straatprostitutie (Op grond van artikel 3.2.6a APV) |
Citeertitel | Instructies verblijfsontzegging in verband met straatprostitutie (op grond van artikel 2.4.3 APV) |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | instructies politie straatprostitutie 2.4.3 APV Arnhem |
nieuwe regeling
Algemene Plaatselijke Verordening voor Arnhem
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
17-06-2022 | nieuwe regeling | 07-06-2022 |
Het is in de gemeente Arnhem niet toegestaan je op of aan weg te presenteren als prostituee en/of als zodanig diensten aan te bieden, dan wel van deze diensten gebruik te maken of daartoe contact te leggen (artikel 3.2.6, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening voor Arnhem (APV)). Doet men dit wel, dan kan deze overtreding worden beboet met een bestuurlijke boete op grond van artikel 6.1a, eerste lid, van de APV. Dit geldt overigens niet voor het gebied dat in de gemeente Arnhem door het college als ‘Tippelzone’ is aangewezen (artikel 3.2.6, tweede lid, APV).
Met het oog op de naleving van dit straatprostitutieverbod kan een politieambtenaar het bevel geven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen (artikel 3.2.6a, eerste lid, van de APV). Dit kan zowel jegens een prostituee als degene die van haar/zijn diensten gebruik wilde maken. Het geen gehoor geven aan zo’n ‘verwijderingsbevel’ levert een misdrijf op (art. 184 Wetboek van Strafrecht)
Is zo’n bevel al eens gegeven dan kan de burgemeester overwegen om een verblijfsontzegging op te leggen. Een dergelijke verblijfsontzegging is niet op grond van de APV in duur en gebied beperkt. De burgemeester moet dit zelf per geval bepalen. In de onderhavige beleidsregel geeft de burgemeester aan hoe van deze bevoegdheid gebruik wordt gemaakt.
Wanneer kan een verblijfsontzegging worden opgelegd?
(Artikel 3.2.6a, derde lid, van de APV)
De verblijfsontzegging is gericht op het voorkomen van een verdere verstoring van de openbare orde in het gebied waarop de verblijfsontzegging ziet. De bestuurlijke boete is gericht op het bestraffen van een overtreding, zonder voorafgaande tussenkomst van een rechter.
Wat moet er in de verblijfsontzegging staan?
In de verblijfsontzegging wordt een korte beschrijving opgenomen van het feit/de feiten die ten grondslag liggen aan de ontzegging. Er moet dus duidelijk zijn dat er sprake is van het op of aan weg te presenteren als prostituee of als zodanig diensten aan te bieden, dan wel van deze diensten gebruik te maken of daartoe contact te leggen;
Er moet – indien redelijkerwijs mogelijk – voordat het besluit genomen wordt aan de persoon worden gevraagd wat zij/hij ervan vindt als zij/hij een verblijfsontzegging krijgt opgelegd. Hierbij is zowel haar/zijn reactie op de te treffen maatregel (verblijfsontzegging) van belang, als zijn reactie op de specifieke feiten die hem worden aangerekend.
In de verblijfsontzegging staat de mogelijkheid tot het aanwenden van rechtsmiddelen genoemd. Een verblijfsontzegging is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Tegen dit besluit kan een belanghebbende bezwaar maken bij de burgemeester. Daarnaast kan hij, hangende het bezwaar, bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland te Arnhem een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening indienen.
Wat is de verhouding tussen de verblijfsontzegging en de strafbare feiten?
Maakt een persoon na het krijgen van een bevel zich wederom schuldig aan één van de in artikel 3.2.6, eerste lid, bedoelde feiten, dan kan en wordt in principe zowel een (bestuursrechtelijke) verblijfsontzegging opgelegd als een bestuurlijke boete opgelegd..
Het traject van de bestuurlijke boete is gericht op het bestraffen van de overtreder voor de begane overtreding.
De verblijfsontzegging richt zich op het voorkomen van een verdere verstoring van de openbare orde in het gebied waarop de verblijfsontzegging ziet.
Duur van de verblijfsontzegging
Een verblijfsontzegging zoals bedoeld in artikel 2.3.6a, derde lid, van de APV wordt de eerste keer opgelegd voor een tijdvak van ten hoogste drie maanden. Betreft het echter een persoon die bij de politie niet bekend is als een veelpleger (van strafbare- en/of overlastgevende feiten) én aan wie bovendien nog nooit eerder een langdurende verblijfsontzegging is opgelegd, dan wordt de verblijfsontzegging opgelegd voor een tijdvak van één maand. De verblijfsontzegging vermeldt op welk tijdstip (dag en uur) zij ingaat en eindigt precies drie (dan wel één) maanden later.
Het kan zo zijn dat een persoon binnen één jaar na het opleggen van de verblijfsontzegging van één of drie maanden opnieuw voor overlast zorgt in het aangewezen gebied door gedragingen zoals hierboven omschreven. Dan wordt direct een verblijfsontzegging van drie maanden opgelegd. Is het langer dan één jaar geleden? Dan volgt een verwijderingsbevel als bedoeld in artikel 3.2.6a, eerste lid van de APV.
Wanneer afgewogen moet worden of er een langere verblijfsontzegging wordt opgelegd, spelen de specifieke omstandigheden van het geval een belangrijke rol. Om hier toch een lijn in aan te brengen, wordt uitgegaan van de volgende uitgangspunten:
Is de persoon niet bekend bij de politie als een als een veelpleger (van strafbare- en/of overlastgevende feiten) én aan wie bovendien nog nooit eerder een langdurende verblijfsontzegging en heeft hij nog niet eerder een verblijfsontzegging opgelegd gekregen van tenminste maand maar een verwijderingsbevel, dan wordt er normaal gesproken een verblijfontzegging van één maand opgelegd;
Is de persoon wel bekend bij de politie als een pleger van veel strafbare- en/of overlastgevende feiten in het kader van drugs en/of wapens óf heeft hij eerder een verblijfsontzegging opgelegd gekregen van ten minste één maand, dan wordt er normaal gesproken een verblijfontzegging van drie maanden opgelegd;
Schematisch ziet het er als volgt uit:
* In deze gevallen kan het verwijderingsbevel wel meer dan een jaar geleden zijn geweest.
Wanneer een persoon binnen één jaar na oplegging van de tweede verblijfsontzegging van tenminste één maand wederom de fout ingaat en gedragingen vertoont waar op grond van dit artikel een verblijfsontzegging kan worden opgelegd, wordt hem direct weer een verblijfsontzegging voor drie maanden opgelegd. In de verblijfsontzegging wordt hiervan melding gemaakt.
Beperking van de verblijfsontzegging i.v.m. persoonlijke omstandigheden
Op grond van de APV beperkt de burgemeester het verbod indien dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene noodzakelijk is. Dit kan bijvoorbeeld zijn omdat de persoon in het aangewezen gebied zijn woning heeft of er zijn werk of beroep uitoefent. In dit geval is een verblijfsontzegging uitgesloten of moet het gebied behorend bij het verbod zo worden ingericht dat deze persoon zijn woning wel kan bereiken en/of zijn werk of beroep kan blijven uitoefenen.
Het kan ook zo zijn dat de persoon in het gebied waarop de verblijfsontzegging ziet, gebruik maakt van een voorziening. Denk bijvoorbeeld aan maatschappelijke opvang. In die gevallen wordt in de verblijfsontzegging de bepaling opgenomen dat deze niet geldt indien en voor zover de persoon zich in dit gebied bevindt om zich via de kortste weg en zonder oponthoud te begeven van- en naar deze voorziening voor maatschappelijke opvang.
Beschikt de persoon, aan wie een verblijfsontzegging wordt opgelegd, over een vergunning om zich te prostitueren op de ‘tippelzone’ dan wordt in de ontzegging de bepaling opgenomen dat zij niet geldt op de ‘tippelzone’ en voor het zich in dit gebied bevinden teneinde zich via de kortste weg en zonder oponthoud te begeven van- en naar de ‘tippelzone’.
Zoals gezegd, bevat de APV niet de bepaling dat deze verblijfsontzegging slecht kan worden opgelegd in door het college aangewezen gebieden (art. 3.2.6a, derde lid, APV). Conform bestendig burgemeesterlijk beleid – eerst ongeschreven, later geschreven1 – wordt een verblijfsontzegging op grond van artikel 3.2.6a, derde lid, van de APV echter slechts opgelegd binnen één of meer van de vijf volgende gebieden:
(Spijkerkwartier) Het gebied gelegen tussen- en met inbegrip van de Boulevard Heuvelink (vanaf de Rietgrachtstraat tot aan de Thorbeckestraat), Thorbeckestraat (tot aan de C.A. Thiemestraat), C.A. Thiemestraat, Dullertstraat (tot aan de spoorlijn), spoorlijn (vanaf Dullertstraat tot aan de Hommelstraat), Hommelstraat, Ir. J.P. Van Muijlwijkstraat (van Hommelstraat tot Velperbuitensingel), Velperbuitensingel, Eusebiusbuitensingel (tot aan de Parkstraat), Parkstraat (tot aan de Singelstraat), Singelstraat en Rietgrachtstraat.
(Malburgen-oost) Het gebied gelegen tussen- en met inbegrip van de Nijmeegseweg Oost (van Zeegsingel tot aan de Huissensestraat), Huissensestraat (tot aan het St. Gangulphusplein), St. Gangulphusplein, Akkerwindestraat, Fluitekruidstraat, Immerlooplein, Eimerssingel-West, Koppelstraat (vanaf Eimerssingel-West) en Zeegsingel (tot aan de Nijmeegseweg Oost).
(Drugsopvang en Tippelzone) Het gebied gelegen tussen- en met inbegrip van de Westervoortsedijk (vanaf de Nieuwe Havenweg), Nieuwe Kade (inclusief de kade direct langs het water), Rijnkade (inclusief de kade direct langs het water), Rodenburgstraat, Eusebiusplein, Oranjewachtstraat, Eusebiusbinnensingel, Airborneplein, Boulevard Heuvelink, Johan de Wittlaan, Oude Zevenaarseweg, Zevenaarseweg, Pleijweg (tot - via een denkbeeldige doorgetrokken lijn - de Nieuwe Havenweg) en Nieuwe Havenweg (tot de Westervoortsedijk).