Organisatie | Dordrecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels toepassing Wet Maatregelen Bestrijding Voetbalvandalisme en Ernstige overlast (artikel 172a en 172b Gemeentewet) |
Citeertitel | |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
09-02-2011 | nieuwe regeling | 03-02-2011 Stem van Dordt d.d. 16 februari 2011 |
Na een lange voorgeschiedenis van vier jaar is de nieuwe Wet Maatregelen Bestrijding Voetbalvandalisme en Ernstige Overlast (MBVEO) op 1 september 2010 in werking getreden.
Aanleiding voor dit wetsvoorstel was onder meer het signaal van een aantal gemeenten dat zij in toenemende mate vormen van structurele ernstige overlast en voetbalvandalisme ondervinden, waarbij de veroorzakers met het huidige bestuurlijke en strafrechtelijke instrumentarium onvoldoende adequaat kunnen worden aangepakt. De vaak gebruikte term Voetbalwet is daarbij misleidend.
De werking van de wet is namelijk veel breder dan het bestrijden van voetbaloverlast. De wet geeft zowel aan de burgemeester als aan de officier van justitie mogelijkheden om preventief in te grijpen bij allerlei vormen van ernstige verstoring van de openbare orde waarbij een gegronde vrees voor herhaling of voortzetting bestaat. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan ernstige overlast in wijken maar ook overlast bij evenementen en bij voetbalwedstrijden.
Met de wet is een aantal nieuwe artikelen ingevoegd in de Gemeentewet, het wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht. De burgemeester kan een gebiedsverbod en/of een meldingsplicht opleggen. Ook heeft hij de mogelijkheid een groepsverbod op te leggen en een avondklok in te stellen voor kinderen onder de 12 jaar, die 's avonds op straat overlast veroorzaken.
De officier van justitie krijgt soortgelijke bevoegdheden als het gaat om verdachten van een strafbaar feit.
De wetgever ziet de nieuwe wet als een zwaar middel dat alleen moet worden ingezet in gevallen van ernstige, aanhoudende overlast en wanneer het bestaande instrumentarium tekort schiet. De burgemeester heeft het daarom wenselijk geacht voor de toepassing van de nieuwe wet beleidsregels op te stellen. In deze beleidsregels geeft de burgemeester aan op welke wijze hij van zijn bevoegdheden gebruik zal maken.
De burgemeester van Dordrecht,
gelet op de artikelen 172a en 172b van de Gemeentewet en 4:81 Algemene Wet bestuursrecht;
Deze beleidsregels zien toe op het toepassen van artikel 172a en 172b van de Gemeentewet bij herhaaldelijk ordeverstorend gedrag op grond van de Wet Maatregelen Bestrijding Voetbalvandalisme en Ernstige Overlast (MBVEO). De bevoegdheden richten zich op het kunnen stoppen, het ingrijpen en het doorbreken van het ordeverstorend gedrag van een individu of van een groep in bepaalde wijken of gebieden waar de openbare orde onder druk staat, of ten behoeve van het ordelijk verloop van evenementen, waaronder voetbalwedstrijden.
Voor zover het jeugdoverlast betreft vergt de toepassing van deze bevoegdheden een andere afweging. In deze beleidsregels wordt daar waar nodig afzonderlijk op ingegaan, gelet op het specifieke karakter van deze problematiek.
De bevoegdheden van de burgemeester worden alleen ingezet als de bestaande maatregelen tegen overlast (bijlage 1) niet of onvoldoende adequaat worden geacht. De burgemeester beoordeelt dit op casusniveau en in nauwe samenspraak met de officier van justitie én op advies van de politie. Daarbij zal steeds gekozen worden voor de minst ingrijpende maatregel die nog effectief is voor die specifieke situatie. Dit laat onverlet dat de burgemeester een afwijkingsbevoegdheid heeft indien dit door de bijzondere omstandigheden gelet op de openbare orde noodzakelijk is.
De bevoegdheden op grond van 172a en 172b Gemeentewet1
Op grond van artikel 172a eerste lid Gemeentewet kan de burgemeester aan een persoon die herhaaldelijk individueel of groepsgewijs de openbare orde heeft verstoord óf bij groepsgewijze verstoring van de openbare orde een leidende rol heeft gehad, bij ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde de volgende maatregelen opleggen:
De maatregel wordt uitgebreid ten nadele van betrokkene of verlengd indien nieuwe feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven. In beginsel wordt een groepsverbod verlengd indien de maatregel voor de eerste keer wordt overtreden. De maatregel kan worden ingetrokken indien uit nieuwe feiten en omstandigheden blijkt dat er voldoende garanties aanwezig zijn dat herhaling is uitgesloten.
Een meldingsplicht wordt als zelfstandige maatregel aan de overlastgever opgelegd, of aan de persoon die een gebiedsverbod overtreedt wordt naast het gebiedsverbod een meldingsplicht opgelegd. De tijdstippen en plaats worden nader, per individueel geva1, bepaald.
Intergemeentelijke meldingsplicht (verzoek andere gemeenten}
De meldingsplicht wordt zoveel mogelijk opgelegd in de gemeente waar betrokkene woonachtig is, tenzij de aard van de omstandigheden zich hier tegen verzet. Hiervan is onder meer sprake indien de burgemeester van de plaats waar de persoon woonachtig is geen toestemming heeft gegeven voor de melding. Het oordeel van de burgemeester van die betreffende gemeente wordt in principe verkregen door de burgemeester of door de politie in opdracht van de burgemeester. De burgemeester legt niet eerder een meldingsplicht op dan nadat er afstemming heeft plaatsgevonden met de korpschef van de politie.
4. Burgemeestersbevel voor minderjarige tot 12 jaar
Een persoon die gezag uitoefent over een minderjarige die de leeftijd van 12 jaar nog niet heeft bereikt en herhaaldelijk groepsgewijs overlast pleegt, krijgt bij ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde, een bevel opgelegd dat:
de minderjarige zich niet zonder begeleiding van een persoon die het gezag over hem uitoefent op bepaalde dagen gedurende een aangegeven tijdvak tussen 8 uur 's avonds en 6 uur 's ochtends mag bevinden op voor het publiek toegankelijke plaatsen.
De maatregel wordt slechts opgelegd indien de integrale persoonsgerichte aanpak is ingezet of deze is geweigerd.
Indien zich nieuwe feiten of omstandigheden voordoen kan de burgemeester het bevel wijzigen. Het bevel wordt ingetrokken al het niet langer nodig is ter voorkoming van verdere verstoringen van de openbare orde, bijvoorbeeld wanneer de overlastgevende jeugdgroep niet langer meer bestaat, wanneer de opvoedsituatie zodanig is verbeterd of wanneer het kind in een (ander) pleeggezin of in een jeugdinstelling is geplaatst.
Voorwaarden bevoegdheden op grond van 172a en 172b Gemeentewet
De burgemeester kan gebruik maken van zijn bevoegdheden indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:
Binnen deze beleidsregels worden de volgende toepassingsgebieden onderscheiden.
Gelet op de reikwijdte van de bevoegdheden, zoals groepsgerelateerde en individuele overlast zijn de maatregelen toepasbaar bij de bestrijding van onder andere straatdealers/drugsrunners, drugsverslaafden en veelplegers, welke in bepaalde wijken een onaanvaardbare druk leggen op de openbare orde en veiligheid.
Drugsrunners of straatdealers hebben door hun (dealers)activiteiten een aanzuigende werking op allerlei vormen van criminaliteit in de openbare ruimte. Vaak gaat het om een bepaald gebied waarbij door de aanzuigende werking een onaanvaardbaar openbare ordeprobleem ontstaat. Deze personen zijn veelvuldig op de openbare weg aanwezig om, ofwel te handelen, ofwel klanten door te geleiden naar een drugshandelaar. Het alleen aanwezig zijn op de openbare weg, levert in veel gevallen geen strafbaar feit op, maar veroorzaakt veel overlast en levert bij buurtbewoners of andere aanwezigen gevoelens van onveiligheid op. Het veiligheidsgevoel wordt vergroot, als deze personen uit het straatbeeld verdwijnen.
Wat betreft zwervers en alcoholisten is het feit dat een groepje zich verzamelt in beginsel niet overlastgevend. De groep als geheel of het individu moet zich overlastgevend gedragen, en dat gebeurt bij deze ordeverstoorders vaak door een combinatie van ordeverstorende gedragingen, zoals het openlijk drinken van alcohol, het intimideren van voorbijgangers, geluidsoverlast, vervuiling en wildplassen.
Overlast rond evenementen en voetbalwedstrijden
In deze beleidsregels wordt van een evenement gesproken overeenkomstig de definitie van artikel 2.2.1 van de APV en is tevens van toepassing op voetbalwedstrijden. Dordrecht is een stad met een gevarieerd aanbod aan goed georganiseerde evenementen. De deelnemers en bezoekers bevestigen dit beeld en zorgen meestal voor een feestelijke sfeer. Er is vooralsnog geen sprake van incidenten rond evenementen en of voetbalwedstrijden. Om dit beeld zo te houden is het belangrijk dat kan worden opgetreden tegen relschoppers die het voor een grote groep welwillende bezoekers zouden kunnen bederven. Dit betekent dat naast een goede voorbereiding het mede van belang is dat gerichte inzet plaatsvindt op bepaalde groepen/personen ter bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat. Bij de groep voetbalsupporters gaat het bijvoorbeeld om die personen die veelal in een groep in en rond een voetbalstadion en/of bij evenementen de openbare orde verstoren of dreigen te verstoren. Het gaat om die gevallen waarbij aannemelijk is, gelet op de reeds ervaren overlast, dat het ordeverstorende gedrag aanhoudt.
Van jongeren is in ieder geval sprake indien de persoon of de personen de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt. Wat betreft de aanpak van jeugd of jeugdgroepen is het noodzakelijk dat het inzetten van een maatregel onderdeel moet uitmaken een geïntegreerde, persoonsgebonden aanpak. Dordrecht kent hiervoor de integrale aanpak jeugdoverlast.
Het besluit wordt aan de betrokkene aangetekend per post toegezonden. Omstandigheden kunnen met zich mee brengen dat het verstandig wordt geacht de maatregel in persoon uit te reiken (geen postadres). Indien sprake is van een minderjarige wordt het besluit ten minste aan de ouders of voogd van de minderjarige uitgereikt.
Het besluit treedt in werking op het moment dat het besluit de betrokkene heeft bereikt dan wel op een nader in het besluit opgenomen tijdstip. De gedragingen en aanwijzingen waarop de beschikking is gebaseerd worden in het besluit opgenomen. Bij een meldingsplicht worden ook de tijden en de plaats waar de betrokkene zich moet melden vermeld. Bij de meldingsplicht wordt een kopie van het besluit bezorgd op de locatie waar de betrokkene zich moet melden.
Op grond van artikel 509hh Wetboek van Strafvordering is de Officier van Justitie (OvJ) bevoegd een verdachte tegen wie ernstige bezwaren bestaan een gedragsaanwijzing te geven in geval van verdenking van een strafbaar feit waardoor de openbare orde ernstig wordt verstoord en waarbij grote vrees bestaat voor herhaling. Dit betekent dat indien sprake is van ordeverstorend gedrag, zijnde een strafbaar feit en vervolging is ingesteld de OvJ als eerste bevoegd is een maatregel te treffen. Indien sprake is van ordeverstorend gedrag, niet zijnde een strafbaar feit, treedt de burgemeester op.
Indien de OvJ besluit geen gedragsaanwijzing te geven (zoals een meldingsplicht, gebiedsverbod of groepsverbod) of in zijn geheel geen maatregel treft, beoordeelt de burgemeester of hij gelet op de bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat een maatregel oplegt. Gedegen afstemming tussen beide is hiervoor noodzakelijk.
De Beleidsregels aanpak ernstige overlast worden vastgesteld inclusief de bijlagen 1 t/m 5.
Bijlage 1 Bestaande normen en mogelijkheden om op te treden tegen verschillende vormen van overlast die de openbare orde in enge zin verstoren of dreigen te verstoren
Bijlage 2 Toelichting op de beleidsregels aanpak ernstige overlast
Bijlage 3a Stappenplan Gebiedsverbod/groepsverbod
Bijlage 3b Stappenplan Meldingsplicht
Bijlage 3c Stappenplan bij de intergemeentelijke meldingsplicht
Bijlage 3d Stappenplan burgemeestersbevel
Ernstige verstoring van de openbare orde waarbij een gegronde vrees voor herhaling of voortzetting bestaat, zoals omschreven in deze wet, kan verschillende strafbare feiten opleveren. De feiten uit het Wetboek van Strafrecht, de Wet Wapens en Munitie, de Opiumwet, de Wegenverkeerswet 1994 en de APV van de gemeente Dordrecht worden hieronder opgesomd.
Bestuursrechtelijke maatregelen
De burgemeester heeft op grond van het Wetboek van Strafrecht, de Gemeentewet en de APV de mogelijkheid om bestuursrechtelijke maatregelen op te leggen bij de verschillende vormen van overlast die de openbare orde in enge zin verstoren of dreigen te verstoren, die hierna zullen worden beschreven.
Ingevolge artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet is de burgemeester bevoegd bij verstoring van de openbare orde of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, de bevelen te geven die noodzakelijk te achten zijn voor de handhaving van de openbare orde.
1.Samenscholingsverbod (artikel 186 Wetboek van Strafrecht juncto artikel 2.1 APV Gemeente Dordrecht)
Het is verboden, op de weg deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot wanordelijkheden. Het verbod kan al worden overtreden als er sprake is van twee of meer personen die samenscholen.
Een nadere uitleg van deze bevoegdheid tot handhaving dient te liggen in aanvullend beleid en een apart besluit dat is opgesteld door burgemeester en wethouders. In dit aanwijzingsbesluit kan worden opgenomen in welk afgebakend gebied het verbod precies geldt, in welke periode en eventueel op welke tijdstippen.
Betrokken aanwezigen bij de samenscholing zijn verplicht, op bevel van een ambtenaar van politie, hun weg te vervolgen of zich in een aangewezen richting te verwijderen. Dit is een zogenaamd verwijderingsbevel.
2.Alcoholverbod (artikel 2.48 APV Gemeente Dordrecht)
Naast het algemene verbod op hinderlijk drankgebruik dat is neergelegd in lid 1 van dit artikel, kan het college een gebied aanwijzen waarin het verboden is om alcoholhoudende drank te nuttigen of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben (lid 2).
3. Verzamelingen van personen in verband met drugs (artikel 2.74 B APV ) Gemeente Dordrecht)
De burgemeester kan een gebied aanwijzen waarin het verboden is om aan een verzameling van meer dan vier personen deel te nemen. Dit is enkel mogelijk indien de openbare orde dat in verband met openlijk gebruik van en/of de handel in middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet naar zijn oordeel noodzakelijk maakt. In lid 2 van dit artikel is een verwijderingsbevel opgenomen.
4. Gebiedsontzegging in verband met alcohol en/of drugs (artikel 2:75 A Gemeente Dordrecht)
De burgemeester kan personen in het belang van de openbare orde schriftelijk verbieden om gedurende een bepaalde termijn in een in dat verbod aangeduid gebied te verblijven. Het verbod kan worden opgelegd aan degene die op de weg of in een voor het publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet gebruikt of verhandelt, of daartoe post vat of zich heen en weer beweegt. Het verbod kan tevens worden opgelegd aan de persoon wiens gedrag in strijd is met de artikelen 2.48 (openlijk drankgebruik) en 2.74 (verkoop van drugs).
5. Veiligheidsrisicogebied aanwijzen (artikel 151b Gemeentewet juncto artikel 2:76 APV Gemeente Dordrecht juncto artikel 50 lid 1 Wet Wapens en Munitie, artikel 51 lid 3 Wet Wapens en Munitie juncto artikel 52 lid 3 Wet Wapens en Munitie
De burgemeester kan, bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied. Nadat een gebied als veiligheidsrisicogebied is aangemerkt, kan de officier van justitie gelasten dat binnen het aangewezen gebied voor de duur van maximaal twaalf uren tegenover een ieder de bevoegdheid wordt uitgeoefend om:
- verpakkingen van goederen, met inbegrip van reisbagage, te openen;
- vervoermiddelen te onderzoeken;
- een ieder aan de kleding te onderzoeken op wapens of munitie.
6.Cameratoezicht (artikel 151c Gemeentewet juncto artikel 2:77 APV Gemeente Dordrecht)
De burgemeester kan besluiten tot plaatsing van vaste camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.
7.Sluiting gebouwen (artikel 174a lid 2 Gemeentewet juncto artikel 2:41 A Gemeente Dordrecht)
De burgemeester kan, indien de openbare orde dit naar zijn oordeel vereist, de gehele of gedeeltelijke sluiting bevelen van een voor het publiek openstaand gebouw.
8.Last tot in bewaringstelling (artikel 20, lid 1 BOPZ)
Toepassen dwang en drang kan alleen op grond van de Wet Bijzondere Opnemingen Psychiatrisch Ziekenhuizen (Bopz). Het betreft art. 20 lid 1 BOPZ (op grond waarvan burgemeester last kan afgeven tot inbewaringstelling).
Het acute gevaarcriterium speelt een centrale rol bij de onvrijwillige opname in psychiatrische ziekenhuizen. De geestesstoornis van de patiënt “moet het gevaar (of het risico daarvoor) veroorzaken, terwijl er geen mogelijkheid is door tussenkomst van personen of instellingen het gevaar buiten een psychiatrisch ziekenhuis af te wenden. Een psychiater van Yulius moet daartoe een procedure voor inbewaringstelling volgen. Alleen de (loco)burgemeester is bevoegd iemand in acute situaties tegen zijn of haar wil te laten opnemen.
Bijlage 2 Toelichting op de beleidsregels aanpak ernstige overlast
De nieuwe bevoegdheden op grond van de Gemeentewet worden alleen ingezet op het moment dat de in bijlage 1 genoemde maatregelen geen effect sorteren of niet toereikend worden geacht, gelet op de ervaringen of het karakter van de problematiek en er ernstige vrees bestaat voor een verdere verstoring van de openbare orde.
De bevoegdheden van de wet MBVEO houden een beperking in van de bewegingsvrijheid van het individu, namelijk het recht om zich zonder inmenging van de overheid te verplaatsen (vrijheidsbeperking). Een juiste toepassing van de bevoegdheden moet daarom zijn gewaarborgd. Dit betekent dat de maatregel een legitiem doel moet dienen, waarbij tevens wordt voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit2.
Bij de juiste toepassing van de bevoegdheden is de context waarin de gedragingen hebben plaatsgehad zeer relevant. De context is tevens bepalend voor de subsidiariteit en proportionaliteit van de maatregel.
De nieuwe artikelen uit de Gemeentewet zijn alleen inzetbaar bij voorzienbare openbare orde verstoringen.
Bij evenementen, voetbalwedstrijden en in wijken en buurten waar wordt verwacht dat zich daar ongeregeldheden tussen personen of groepen zullen voordoen, kunnen de burgemeester en de officier van justitie gebruikmaken van de nieuwe bevoegdheden. Het gaat hierbij om evenementen en voetbalwedstrijden die al lange tijd van te voren vast staan en enige voorbereiding vergen of om spanning in een bepaalde wijk of buurt waar verwacht wordt dat de spanning zal leiden tot ongeregeldheden. Tijdens de voorbereiding van een evenement of voetbalwedstrijd kan worden bekeken of er ernstige vrees bestaat dat bij een dergelijk evenement of voetbalwedstrijd de openbare orde zal worden verstoord.
In situaties waarin er onverwachts wanordelijkheden ontstaan of dreigen zijn de nieuwe bevoegdheden van de burgemeester en de officier van justitie veel minder goed inzetbaar. Daarvoor kunnen de bestaande instrumenten zoals noodverordening en noodbevel worden ingezet. De nieuwe artikelen zien niet op dreigende, acute ordeverstoringen of ongeregeldheden. Het zijn bevoegdheden die enige voorbereidingstijd vergen. Daarom geldt voor deze nieuwe bevoegdheden van de burgemeester en de officier van justitie dat hoe korter de voorbereidingstijd is, hoe minder toepasbaar de nieuwe bevoegdheden zijn of zelfs helemaal niet toepasbaar.
Een wettelijke definitie van het begrip ‘verstoring van de openbare orde’ is niet te geven. Of sprake is van een verstoring van de openbare orde en daarmee ordeverstorend gedrag hangt af van de specifieke omstandigheden van het geval en de intensiteit van de gedragingen.
Het gaat om een afwijking van de normale gang van zaken in de publieke ruimte. Ordeverstorende gedragingen zijn bijvoorbeeld strafbare gedragingen, waaronder overtredingen van de APV. De ordeverstoorder krijgt een proces-verbaal voor deze gedragingen. Daarnaast kunnen ook structurele ordeverstorende gedragingen die niet direct strafbaar zijn gesteld onder deze begripsbeschrijving vallen. Dit moet blijken uit een registratie van toezichthouders in de publieke ruimte. Voorbeelden van ordeverstorende gedragingen zijn:
- het hinderlijk en zonder redelijk doel rondhangen;
- het aanbrengen van graffiti;
- wet Mulder (verkeersovertredingen)
Hierbij wordt opgemerkt dat voor jeugdoverlast (12-18) en de groep 12-minners in het bijzonder bij een groepsgewijze verstoring van de openbare orde een zwaardere afweging dient te worden gemaakt bij de beoordeling of het kindgedrag als overlastgevend kan worden aangemerkt. Joelen, stoeien en belletje trekken worden in beginsel niet als overlastgevende gedragingen aangemerkt. Daarnaast dienen jongeren (12 tot 18 jaar) zich ten minste twee maal schuldig te hebben gemaakt aan overlastgerelateerde (strafbare) feiten wil er sprake zijn van een “overlastgevende” jongere. De wet Mulder feiten worden alleen dan meegenomen indien deze overtredingen een onevenredige druk leggen op de openbare orde in een bepaald gebied, denk hierbij aan het op de stoep rijden met een scooter.
In de Memorie van Toelichting wordt (na aanhaling Van Dale) onder herhaaldelijk “meer dan eens” verstaan. Dit betekent dat sprake kan zijn van herhaaldelijk als een persoon meer dan één keer de openbare orde heeft verstoord. Herhaaldelijk houdt ook verband met de periode waarin de gedragingen hebben plaatsgehad. Om te kunnen spreken van herhaaldelijk moeten de gedragingen binnen een afzienbare tijd plaatsvinden. Of sprake is van een afzienbare tijd is weer afhankelijk van de context waarin de gedragingen hebben plaatsgevonden. In Dordrecht wordt een afzienbare termijn gehanteerd van 13 maanden voor overlastgevers vanaf 12 jaar, terwijl bij overlast door 12 minners een afzienbare tijd van 6 maanden redelijk is. Er moet in ieder geval een patroon zitten in het ordeverstorend gedrag van een individu of groep.
De ernstige vrees kan worden afgeleid uit concrete aanwijzingen, bijvoorbeeld het feit dat een persoon reeds in het verleden betrokken is geweest bij ernstige ordeverstoringen, door verklaringen van betrokkenen, signalen of verwachtingen en overige voorzienbare omstandigheden.
Groepsgerelateerde gedragingen en leidende rol
Er is sprake van een groep bij drie of meer personen, waar de overlastgever onderdeel vanuit maakt. Als een persoon bij groepsgerelateerde overlast een leidende rol heeft gehad, kan direct - na de eerste overtreding - een bestuurlijke maatregel worden opgelegd. Het is moeilijke een leidende rol te typeren. Aansluiting kan worden gezocht bij rechterlijke uitspraken over openlijke geweldpleging in vereniging waar de leider niet zelf ordeverstorende gedragingen pleegt, maar ‘actief’, medestanders mobiliseert, voorop loopt, faciliteert, oproept (via sms, internet of anderszins) of op intimiderende wijze een bijdrage levert aan in groepsverband plegen van ordeverstoring.3
Van een leidende rol kan dus sprake zijn indien de persoon anderen aanzet tot ongewenst gedrag dat de openbare orde verstoort. Dit kan zich uiten in concrete gedragingen zoals het benaderen van anderen, het leggen van contact tussen leden van de groep, het initiatief nemen, een vertrouwensrelatie en/of gezag hebben. Ook kan de leidinggevende rol worden afgeleid uit verklaringen van getuigen of leden van de groep.
Het niet naleven van een burgemeestersbevel levert een nieuw strafbaar feit op. Overtreding van de verboden is strafbaar gesteld op grond van artikel 184 Wetboek van Strafrecht en wordt door het Openbaar Ministerie in beginsel vervolgd overeenkomstig de richtlijnen van het OM. Op grond van artikel 184 Sr wordt een overtreding van het bevel bestraft met maximaal drie maanden gevangenisstraf of een geldboete in de tweede categorie (€ 3.800,-).
Vereisten uit de Algemene wet bestuursrecht
Op grond van artikel 172a Gemeentewet heeft de burgemeester de bevoegdheid om bevelen op te leggen als een groepsverbod en een gebiedsverbod. Deze bevelen worden aangemerkt als een beschikking in de zin van artikel 1:3, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb). In de hoofdstukken drie en vier van de Awb staan een aantal vereisten die hierdoor van toepassing worden. Dit brengt met zich mee dat de voorbereiding van een dergelijk bevel van de burgemeester aan enige tijd onderhevig is. Het is belangrijk dat hiermee rekening wordt gehouden in de praktijk.
Zorgvuldige voorbereiding, belangafweging en horen
Artikel 3:2 en artikel 3:4 van de Awb vereisen een zorgvuldige voorbereiding van besluiten en een belangenafweging door de burgemeester. Dit betekent dat de burgemeester zich, alvorens hij een bevel geeft, een beeld moet vormen van de ernst van de situatie, de vrees voor verdere verstoring van de openbare orde en andere feiten en omstandigheden. Om tot een zorgvuldig genomen besluit te komen maakt de burgemeester gebruik van een gedocumenteerd dossier. Tijdens de voorbereiding van het bevel moet de burgemeester belanghebbenden horen, aldus artikel 4:8, eerste lid Awb. Van dit horen kan ingevolge artikel 4:11 Awb, worden afgezien indien de vereiste spoed zich tegen verhoren verzet of indien ordeverstoringen door de betrokkene alleen kunnen worden voorkomen als de betrokkene niet van te voren in kennis wordt gesteld van de op te leggen maatregel.
De betrokkene aan wie mogelijk een maatregel wordt opgelegd wordt in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze schriftelijk of mondeling kenbaar te maken binnen een week na ontvangst van het voornemen. Indien sprake is van een minderjarige worden ten minste de ouders of voogd van de minderjarige uitgenodigd voor een zienswijzengesprek.
Het bevel moet een deugdelijke motivering bevatten waarom het bevel noodzakelijk is, aldus artikel 3:46 Awb. Daarnaast moet het bevel vermelden door welke gedragingen en op welke tijdstippen en plaatsen de betrokken persoon herhaaldelijk individueel of groepsgewijs de openbare orde heeft verstoord. Indien de burgemeester een bevel aan de betrokken persoon oplegt omdat die persoon volgens de burgemeester een leidende rol heeft gehad in een groep welke de openbare orde heeft verstoord, dan dient de burgemeester die gedragingen in het bevel op te nemen. De inhoud van het bevel moet aldus voldoende concreet zijn.
Het bevel moet bekend worden gemaakt aan belanghebbenden. Dit kan ingevolge artikel 3:41 Awb zowel door schriftelijke toezending gebeuren als door uitreiking aan de persoon. De rechtstreekse uitreiking aan de belanghebbende vindt plaats door de politie of BOA. Alleen indien het bevel aan de belanghebbende bekend is gemaakt kan het bevel inwerkingtreden, aldus artikel 3:40 Awb. Bij de bekendmaking moet de motivering van het bevel worden vermeld aldus artikel 3:47 van de Awb.
Een op grond van artikel 172a Gemeentewet gegeven bevel wordt genomen door de burgemeester. De burgemeester kan deze bevoegdheid niet mandateren, aldus artikel 177, tweede lid van de Gemeentewet. Het besluit tot verlenging, wijziging of intrekking van het bevel of het besluit tot verlening van ontheffing kan ook niet worden gemandateerd.
Tegen het bevel van de burgemeester kunnen, conform de Awb, degene aan wie het bevel is opgelegd en eventuele andere belanghebbenden bezwaar en beroep aantekenen. Daarnaast kan een belanghebbende een verzoek om een voorlopige voorziening indienen bij de voorzieningenrechter, artikel 8:81 Awb. Het beroep op de bestuursrechter heeft geen schorsende werking.
Samenloopregeling burgemeester – officier van justitie en afstemming:
Er geldt een samenloopregeling in het geval de officier van justitie en de burgemeester een gebiedsverbod (en in geval van de burgemeester kan dit ook een groepsverbod zijn) willen opleggen aan een betrokkene voor hetzelfde gebied. Als de officier van justitie een persoon een gedragsaanwijzing inhoudende een gebiedsverbod heeft gegeven voor een bepaald gebied, geeft de burgemeester geen gebieds- of groepsverbod voor hetzelfde gebied aan die persoon. Dus strafrecht gaat voor. Wel kan de burgemeester een gebieds- of groepsverbod opleggen voor een ander deel van de gemeente, b.v. indien de ordeverstoorder zijn overlastgevende activiteiten heeft verplaatst. Het voorgaande betekent dat, voorafgaand aan de inzet van deze bevoegdheden in een concrete casus, afstemming dient plaats te vinden tussen burgemeester en officier van justitie, in de lokale driehoek dan wel ad hoc. Voor een optimale uitvoering van de nieuwe bevoegdheden is het daarnaast van belang dat er aansluiting wordt gezocht bij de lokaal al ingezette vormen van persoons- en gebiedsgerichte aanpak Deze afstemming vindt plaats in de bestaande casusoverleggen in het Veiligheidshuis.
Bijlage 3a Stappenplan Gebiedsverbod/groepsverbod
De burgemeester is bevoegd tot het opleggen van een gebiedsverbod en of een groepsverbod en door zijn verantwoordelijkheid voor het proces daartoe heeft hij de regie. Hij maakt daarbij gebruik van informatie en activiteiten van de politie en via hen van andere ketenpartners. In de onderstaande stappenplannen zijn de stappen geformuleerd. Waar wordt gesproken over constateren van feiten door de politie, kan hiervoor in de plaats ook het constateren van feiten door BOA’s van de afdeling Toezicht worden gelezen.
De politie constateert een verstoring van de openbare orde. De politie maakt een afweging of er sprake is van herhaaldelijke overlast binnen een afzienbare periode dan wel een termijn van 13 maanden, eventueel in overleg met de burgemeester, en aan de hand van de criteria genoemd in de beleidsregels.
De burgemeester heeft contact met de (hoofd) officier van justitie over de vraag of deze al een gedragsaanwijzing in de vorm van een gebiedsverbod voor hetzelfde gebied heeft opgelegd aan betrokkene. Is dit het geval dan geeft de burgemeester geen gevolg aan het voorstel en blijft de maatregel achterwege.
De burgemeester beslist op basis van de zienswijze en het dossier of én zo ja welke maatregel wordt opgelegd. Hij bepaalt tevens de duur en het gebied waarvoor de maatregel geldt. Bij een gebiedsverbod en / of een groepsverbod wordt het gebied waarvoor het verbod geldt aangegeven op een kaartje en bij het besluit gevoegd. Indien nodig wordt bij het gebiedsverbod een looproute bepaald. Een dergelijke route kan van belang zijn als de persoonlijke omstandigheden van betrokkene daartoe aanleiding geven, bijvoorbeeld in verband met zijn woonadres, werk of bezoek aan een arts.
Bijlage 3b Stappenplan Meldingsplicht
De politie constateert een verstoring van de openbare orde. De politie maakt een afweging of er sprake is van herhaaldelijke overlast binnen een afzienbare periode dan wel een termijn van 13 maanden, eventueel in overleg met de burgemeester, en aan de hand van de criteria genoemd in de beleidsregels.
Bijlage 3c Stappenplan bij de intergemeentelijke meldingsplicht
Bij een positief besluit van de burgemeester van de andere gemeente, geeft de politie de locatie en de betrokken politiefunctionaris door aan de burgemeester van Dordrecht. De andere burgemeester geeft vervolgens toestemming aan de burgemeester van Dordrecht of wijst het verzoek van de burgemeester van Dordrecht af.
De burgemeester van Dordrecht legt vervolgens de meldingsplicht op. In het besluit worden tijdstip(pen), locatie, naam van de politiefunctionaris of andere functionaris c.q. instelling waar moet worden gemeld, op in zijn besluit. Hij stuurt een afschrift van het besluit aan de burgemeester van de andere gemeente.
Bijlage 3d Stappenplan burgemeestersbevel 12-minners
De politie constateert een groepsgewijze verstoring van de openbare orde door een jongere die de leeftijd van 12 jaar nog niet heeft bereikt. De politie maakt een afweging of er sprake is van 2de constatering van overlast binnen een afzienbare periode dan wel een termijn van 6 maanden, eventueel in overleg met de burgemeester, en aan de hand van de criteria genoemd in de beleidsregels.
De burgemeester heeft contact met de (hoofd) officier van justitie over de vraag of deze al een gedragsaanwijzing in de vorm heeft opgelegd aan de persoon die gezag uitoefent over een minderjarige Is dit het geval dan geeft de burgemeester geen gevolg aan het voorstel en blijft de maatregel achterwege.
Bijlage 4 Informatieuitwisseling
Indien van een overlastgevend persoon processen- verbaal en registraties van overlastgevende gedragingen zijn opgemaakt, zijn dit zeer relevante gegevens voor het bestuurlijke dossier. Dit zijn echter politiegegevens waardoor de burgemeester afhankelijk is van de politie voor het verkrijgen van deze gegevens. In artikel 16, eerste lid en onder d van de Wet Politiegegevens, is geregeld dat politiegegevens aan burgemeesters mogen worden verstrekt indien zij deze informatie nodig hebben in verband met hun gezag en zeggenschap over de politie of indien de gegevens nodig zijn ter handhaving van de openbare orde.
Openbaar Ministerie - Burgemeester
Verstrekking van strafvorderlijke gegevens van het Openbaar Ministerie aan de burgemeester is mogelijk op basis van artikel 39 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevensaanwijzing met als doel voorkomen en opsporen van strafbare feiten en handhaven openbare orde en veiligheid. In de Aanwijzing justitiële en strafvorderlijke gegevens worden nadere kaders aangegeven.
Het gaat hier onder meer om proportionaliteit en subsidiariteit. Hieronder wordt mede verstaan dat slechts die gegevens worden verstrekt die strikt noodzakelijk zijn. Eén van de voorwaarden is dat de zaak beoordeeld moeten zijn voordat informatie kan worden verstrekt. Als contra-indicatie wordt vermeld sepot op grond van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dan wel vrijspraak.
Het Openbaar Ministerie zal bij de verstrekking van informatie altijd in ieder afzonderlijk concrete zaak een afweging maken op basis van een voldoende gemotiveerd schriftelijk verzoek.
Het betreft overigens uitsluitend informatie uit een strafdossier of registratiesysteem van het Openbaar Ministerie. Overige informatie valt onder andere informatieregimes, zoals de Wet Politiegegevens.
Het Veiligheidshuis vormt een informatieknooppunt voor partners in veiligheid als de gemeente, het regionale politiekorps, Openbaar Ministerie, reclassering en Bureau Jeugdzorg. Het Veiligheidshuis vormt een samenwerkingsverband dat erop is gericht om vroegtijdig, snel, consequent, persoonsgericht, samenhangend en gelijktijdig te reageren. De partijen in het Veiligheidshuis streven ernaar de werkzaamheden van ieder van de partijen op effectieve en efficiënte wijze op elkaar te laten aansluiten. De samenwerking en het uitwisselen van gegevens hebben partijen vastgelegd in een convenant. Het Veiligheidshuis speelt dus m.b.t. de informatie uitwisseling een belangrijke sleutelrol.
Voor het opleggen van een maatregel levert de politie een dossier aan voor de burgemeester Dordrecht. Dit dossier dient in ieder geval te bevatten:
Indien sprake is van een jeugdige onder de 18 jaar wordt het dossier aangevuld met de volgende registraties:
Voor een zo compleet mogelijk dossier moet de burgemeester een beroep doen op tal van andere organisaties die over relevante gegevens beschikken voor het bestuurlijke dossier.