Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Omgevingsdienst regio Utrecht

Richtlijn voor (geheel of gedeeltelijke) Uittreding uit de Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Regio Utrecht

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOmgevingsdienst regio Utrecht
OrganisatietypeRegionaal samenwerkingsorgaan
Officiële naam regelingRichtlijn voor (geheel of gedeeltelijke) Uittreding uit de Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Regio Utrecht
CiteertitelRichtlijn voor (geheel of gedeeltelijke) uittreding uit de gemeenschappelijke Regeling ODRU
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpRichtlijn voor (geheel of gedeeltelijke) uittreding uit de gemeenschappelijke Regeling ODRU

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 40 van de Archiefwet 1995

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

27-09-2012Richtlijn voor (geheel of gedeeltelijke) uittreding uit de gemeenschappelijke Regeling ODRU

27-09-2012

bgr-2022-623

Tekst van de regeling

Intitulé

Richtlijn voor (geheel of gedeeltelijke) Uittreding uit de Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Regio Utrecht

Hoofdstuk 1 Inleiding

De Omgevingsdienst Regio Utrecht is een Gemeenschappelijke Regeling (GR), die is aangegaan door de colleges van burgemeester en wethouders van meerdere gemeenten in de regio Utrecht. Zij vormt een toekomstbestendige organisatie die de deelnemende gemeenten ondersteunt bij de uitvoering van hun taken op het gebied van omgeving.

De missie en visie van de Omgevingsdienst Regio Utrecht is het waarborgen en ontwikkelen van een gezonde, veilige en duurzame leefomgeving. De Omgevingsdienst Regio Utrecht is professioneel, klantgericht en ondernemend. Het voordeel van deelname aan de GR Omgevingsdienst Regio Utrecht is voor de betreffende gemeenten dat zij een bekende, betrouwbare partner vormt, die:

 

  • a.

    de leefomgeving en behoeften van de gemeente kent en mee beweegt met nieuwe ontwikkelingen

  • b.

    het gehele integrale pakket van omgevingstaken levert

  • c.

    bredere vakinhoudelijke expertise heeft

  • d.

    maatwerk levert

  • e.

    transparant is èn

  • f.

    werkt tegen een redelijke prijs-kwaliteit verhouding.

     

Met andere woorden: de Omgevingsdienst is een efficiënte, robuuste, toekomstvaste organisatie, die nabij georganiseerd is en waarop direct invloed uitgeoefend kan worden en waarbij de bestuurlijke betrokkenheid vanuit alle, vrijwel kleinere, gemeente-eigenaren, geborgd is.

 

Ondanks bovenstaande voordelen van deelname aan de GR is denkbaar dat een gemeente op een gegeven moment om haar moverende redenen haar deelname aan de GR wil afbouwen door het aantal in de dienstverleningsovereenkomst met de Omgevingsdienst Regio Utrecht vastgelegde aantal uren voor het uitvoeren van taken op grond van artikel 18 GR (in de dienstverleningsovereenkomst aangeduid als ‘Gegarandeerde uren’) te verminderen. De dienstverleningsovereenkomst maakt dit mogelijk in artikel 15 van die overeenkomst. Daarnaast kunnnen gemeenten op basis van de dienstverleningsovereenkomst sturen op het aantal uren door bijvoorbeeld het aantal Gegarandeerde uren laag te houden en daarnaast tijdelijke taken af te spreken. Gemeenten zitten dan ook niet tot in de lengte der tijden vast aan de Omgevingsdienst Regio Utrecht.

 

Als er sprake is van een vermindering van het aantal Gegarandeerde uren met meer dan 10% zal dit (aanzienlijke) gevolgen kunnen hebben voor de Omgevingsdienst en de overgebleven aan de GR deelnemende gemeenten. Om die reden wordt dan ook gesproken van geheel of gedeeltelijke uittreding. Zie artikel 15 lid 2 van de dienstverleningsovereenkomst. De situatie dat er sprake is van een geheel of gedeeltelijke uittreding uit de GR (een vermindering van het aantal Gegarandeerde uren met meer dan 10%) moet worden onderscheiden van de situatie waarin sprake is van een vermindering van het aantal Gegarandeerde uren met 10% of minder (zie artikel 15 lid 1 resp. 15 lid 4 van de dienstverleningsovereenkomst).

 

Een geheel of gedeeltelijke uittreding uit de GR heeft gevolgen voor de slagkracht van de Omgevingsdienst Regio Utrecht en levert financiële nadelen op. Om te voorkomen dat de achterblijvende gemeente(n) de rekening krijgt (krijgen) gepresenteerd doordat een individuele gemeente besluit om uit te treden uit de GR, worden in deze Richtlijn daaraan nadere voorwaarden verbonden, zoals bepaald in artikel 15 lid 2 van de dienstverleningsovereenkomst. In de GR zijn in artikel 38 de uitgangspunten vastgelegd voor geheel of gedeeltelijke uittreding uit de GR.

Geheel of gedeeltelijke uittreding kan alleen plaatsvinden als het AB van de Omgevingsdienst daarmee instemt, alsmede met de financiële en organisatorische gevolgen daarvan. Uitgangspunt hierbij is, zoals gezegd, dat geen van de resterende gemeenten nadeel ondervindt van geheel of gedeeltelijke uittreding van één van de gemeenten.

 

Artikel 38 van de Gemeenschappelijke Regeling

 

  • 1.

    Een gemeente kan geheel of gedeeltelijk uit de Omgevingsdienst treden indien het algemeen bestuur met deze uittreding, alsmede met de financiële en organisatorische gevolgen daarvan, instemt. Het AB besluit daartoe met twee derde meerderheid van de stemmen.

  • 2.

    In geval van uittreding verplicht de gemeente zich om het personeel over te nemen dat op grond van de regeling werkzaam is bij de Omgevingsdienst ten behoeve van de uitvoering van de taken en bevoegdheden voor deze betrokken gemeente. De gemeente kan met het algemeen bestuur een afwijkende regeling overeenkomen.

  • 3.

    Uittreding uit de Omgevingsdienst kan slechts plaatsvinden nadat besluitvorming als bedoeld in artikel 39 heeft plaatsgevonden en met ingang van 1 januari van het jaar volgend op het jaar waarin het algemeen bestuur heeft besloten met de uittreding in te stemmen.

  • 4.

    Na uittreding komt de overeenkomst als bedoeld in artikel 19 te vervallen, tenzij anders wordt overeengekomen.

 

Artikel 39 van de Gemeenschappelijke regeling

 

De inhoud van de regeling kan worden gewijzigd indien ten minste twee derde van de colleges van burgemeester en wethouders, na toestemming van hun raad, van de gemeenten en het algemeen bestuur daartoe hebben besloten.

 

 

In de jurisprudentie over uittreding uit een gemeenschappelijke regeling is bepaald dat de partij die uittreedt is gehouden om de reële schade – dat wil zeggen de werkelijk geleden schade - die voortvloeit uit de uittreding te vergoeden. Deze schade moet concreet berekend worden. Een al te abstracte schadeberekening, zoals een afkoopregeling waarbij de schade wordt gefixeerd op de jaarbijdrage vermenigvuldigd met een x-aantal jaar voldoet daar niet aan. Voorts is in de jurisprudentie bepaald dat het redelijk en billijk is dat een door de uittredende gemeente te betalen schadevergoeding gebaseerd wordt op een (afbouw)periode van vijf jaar.

 

Om die reden is gekozen voor een Uittredingsrichtlijn waarin alle elementen die een rol spelen bij de berekening van de schade zijn uitgewerkt. Een en ander laat onverlet dat er sprake is van een raming, omdat er ten aanzien van sommige kostenposten een inschatting moet worden gemaakt. Dit is bijvoorbeeld het geval als personeel overtallig raakt als gevolg van uittreding door een gemeente. In de Richtlijn is opgenomen dat eventuele (wachtgeld)kosten van boventallige medewerkers voor maximaal vijf jaar worden meegenomen bij de berekening van de kosten. In een concrete situatie zullen de (wachtgeld)kosten echter veel hoger kunnen zijn. Dit risico komt voor rekening van de Omgevingsdienst (de uittredende gemeente hoeft het verschil niet bij te leggen). Dit geldt omgekeerd ook; indien de eventuele (wachtgeld)kosten lager uitvallen, hoeft de Omgevingsdienst Regio Utrecht het verschil niet te restitueren.

 

Beoogd is derhalve om een redelijke en zo realistisch mogelijke formule op te nemen voor de schadeberekening, waarbij de financiële gevolgen door alle deelnemende gemeenten inclusief de uittredende gemeenten worden gedragen naar rato van ieders jaarlijkse bijdrage. Het risico voor een uittredende gemeente dat zij in het kader van uittreding iets te veel betaalt of voor de Omgevingsdienst dat zij juist te weinig aan uittredingskosten in rekening heeft gebracht, is een gecalculeerd risico zodat er achteraf geen ruimte is om de uitgangspunten die zijn gevolgd bij de berekening van de Uittredingskosten ter discussie te stellen. Daarnaast zit in deze Uittredingsrichtlijn voor de Omgevingsdienst een prikkel om de schade van uittreding zoveel mogelijk te beperken.

 

In deze richtlijn worden eerst een aantal procedurele aspecten behandeld. Daarna worden de algemene uitgangspunten behandeld voor berekening van de schade die voortvloeit uit een geheel of gedeeltelijke uittreding.

 

 

 

Hoofdstuk 2 Procedurele aspecten

Paragraaf 2.1 Beripsbepalingen

De in deze Uittredingsrichtlijn opgenomen begrippen hebben de volgende betekenis:

 

AB

Algemeen Bestuur van de Omgevingsdienst Regio Utrecht.

 

College

College van Burgemeester en Wethouders

 

Desintegratiekosten

Kosten van de afbouw van overcapaciteit die als gevolg van de (geheel of gedeeltelijke) Uittreding is ontstaan in de personele en materiële sfeer.

 

DB

Dagelijks Bestuur van de Omgevingsdienst Regio Utrecht

 

Frictiekosten

Eenmalige kosten in verband met een (voornemen tot) (geheel of gedeeltelijke) Uittreding

 

Gegarandeerde Uren

Het in artikel 8 lid 1 van de dienstverleningsovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 19 GR, vastgelegde aantal uren voor het uitvoeren van taken op grond van artikel 18 GR.

 

GO

Georganiseerd overleg tussen de directie van de Omgevingsdienst en de externe leden van de vakbonden over rechtspositionele aspecten van de organisatieverandering.

 

GR

Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Regio Utrecht d.d. 31-05-2012, kenmerk INT1251.022

 

Omgevingsdienst Regio Utrecht

naam voor de GR waarbij alle gemeenten zijn aangesloten, die tot op de datum van inwerkingtreding van de GR deelnamen aan de GR Milieudienst Zuidoost Utrecht en de GR Noord-West Utrecht. Indien deze naam op enig moment gewijzigd wordt en/of vervangen wordt door een nieuwe (handels)naam, wordt voor de toepasselijkheid van deze Uittredingsrichtlijn de ‘Omgevingsdienst Regio Utrecht’ met die gewijzigde en/of nieuwe (handels)naam gelijkgesteld.

 

OR

Ondernemingsraad van de Omgevingsdienst

 

Raad

Gemeenteraad

 

Uittredingsrichtlijn

Richtlijn die wordt aangeduid als ‘Richtlijn voor (geheel of gedeeltelijke) Uittreding uit de Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Regio Utrecht

 

(geheel of gedeeltelijke) Uittreding

Geheel of gedeeltelijke beëindiging van de deelname aan de GR op grond van deze Uittredingsrichtlijn. Van een geheel of gedeeltelijke beëindiging is sprake, indien een gemeente het in de dienstverleningsovereenkomst met de Omgevingsdienst vastgelegde aantal Gegarandeerde uren per jaar, zoals bedoeld in artikel 8.1 van de dienstverleningsovereenkomst met uitzondering van het aantal uren dat jaarlijks wordt gealloceerd voor regionale samenwerking en 24-uursbereikbaarheidsdienst (zie artikel 8.2 van de dienstverleningsovereenkomst), vermindert of wenst te verminderen met meer dan 10%.

 

Uittredingskosten

Vergoeding in verband met de geheel of gedeeltelijke Uittreding die is opgebouwd uit Frictiekosten en Desintegratiekosten

 

Paragraaf 2.2 Procedure van uittreding

Achter elke stap staat de indicatieve doorlooptijd van dit onderdeel, volgend op het vorige onderdeel.

 

  • 1.

    Het College van de gemeente met het voornemen tot (geheel of gedeeltelijke) Uittreding maakt uiterlijk 1 juni, na verkregen toestemming van de Raad, schriftelijk bij het AB kenbaar uit te willen treden. Dit is het startpunt voor (geheel of gedeeltelijke) Uittreding (nulpunt).

  • 2.

    Het DB bevestigt vervolgens zo spoedig mogelijk schriftelijk dat zij kennis heeft genomen van het voornemen van deze gemeente om uit te treden en zet dit op de agenda van de eerstvolgende vergadering van het AB.

  • 3.

    Na ontvangst van het voornemen tot uittreden, zoals bedoeld in stap 1, vangt de Omgevingsdienst aan met het in kaart brengen van de financiële, personele, juridische en organisatorische consequenties in overeenstemming met deze Uittredingsrichtlijn (2 à 3 maanden).

  • 4.

    Zodra de stappen 3 en 4 zijn afgerond, worden de OR en het GO, voor zover vereist, in de gelegenheid gesteld om hun bevoegdheden uit te oefenen (2 à 3 maanden).

  • 5.

    Het AB neemt een besluit over de financiële, personele, juridische en organisatorische consequenties met inachtneming van de eventuele bijdrage van OR/GO (2 maanden) en kan aan (geheel of gedeeltelijke) Uittreding nadere voorwaarden verbinden.

  • 6.

    De hoogte van de Uittredingskosten, op basis van deze Uittredingsrichtlijn, wordt door het AB per brief bekend gemaakt aan het College van de uittredende gemeente. Deze brief gaat vergezeld van een rapport van feitelijke bevindingen, opgesteld door de accountant van de Omgevingsdienst (2 à 3 weken).

  • 7.

    Het College van de gemeente met het voornemen tot uittreden stemt na verkregen toestemming van de Raad, expliciet in met de voorwaarden en de financiële, personele, juridische en organisatorische consequenties van de (geheel of gedeeltelijke) Uittreding (of trekt zijn voornemen tot Uittreding in). Hierop maakt het College zijn definitieve besluit tot (geheel of gedeeltelijke) Uittreding schriftelijk kenbaar bij het AB (maximaal 6 maanden).

  • 8.

    Het AB besluit met minstens tweederde van het aantal stemmen akkoord te gaan met de (geheel of gedeeltelijke) Uittreding. Vervolgens past de Omgevingsdienst de GR in die zin aan dat de uittredende Gemeente daar geen deel meer van uit maakt nadat tenminste twee derde van de Colleges, na toestemming van hun Raad, daartoe heeft besloten. De aldus gewijzigde gemeenschappelijke regeling wordt ter informatie toegestuurd aan de colleges van de overige deelnemende leden van de GR (3 à 4 maanden).

  • 9.

    De hiertoe door de GR aangewezen gemeente stuurt het hierboven genoemde besluit naar Gedeputeerde Staten ter kennisgeving. De besturen van de deelnemende gemeenten dragen op de gebruikelijke wijze zorg voor de bekendmaking van de Uittreding (1 maand).

  • 10.

    De Omgevingsdienst stuurt een factuur voor de Uittredingskosten, zoals berekend bij stap 5 en bekendgemaakt bij stap 6 van deze paragraaf, die de (geheel of gedeeltelijk) uittredende gemeente ineens binnen 30 dagen dient te voldoen. Eventuele discussies die zich mochten voordoen over de hoogte van de Uittredingskosten worden beslecht op de wijze, zoals opgenomen in de dienstverleningsovereenkomst zonder dat de verplichting tot betaling van de Uittredingskosten zoals bedoeld in deze paragraaf 2.2 stap 6 wordt opgeschort.

  • 11.

    Als datum van (geheel of gedeeltelijke) Uittreding geldt 1 januari van het jaar volgend op de datum waarop het AB met de (geheel of gedeeltelijke) Uittreding, alsmede met de financiële en organisatorische gevolgen daarvan heeft ingestemd of zoveel later als schriftelijk door het AB op verzoek van het College van

 

Paragraaf 2.3 Tussentijdse beëindiging van de procedure van (geheel of gedeeltelijke) Uittreding

Per procedurestap zoals genoemd in paragraaf 2.2 is een doorlooptijd aangegeven. Indien er drie maanden zijn verstreken, zonder dat de betreffende stap is afgerond, behoudt het AB het recht voor om eenzijdig te beslissen tot het al dan niet tussentijds beëindigen van de procedure met betrekking tot (geheel of gedeeltelijke) Uittreding. Bij tussentijdse beëindiging van de procedure is geen sprake van Uittreding, de gemeente blijft deel uitmaken van de GR met de bijbehorende rechten en plichten. In het geval dat de vertraging aan de gemeente die het voornemen heeft tot uittreden, is toe te rekenen, is deze gemeente verplicht de werkelijk gemaakte Frictiekosten aan de Omgevingsdienst te vergoeden. De Omgevingsdienst zal binnen 2 maanden na besluit van het AB tot eenzijdige beëindiging van de procedure van (geheel of gedeeltelijke) Uittreding een factuur voor de Frictiekosten aan de uittredende gemeente, toesturen.

In geval de oorzaak van het niet afronden van een stap bij de Omgevingsdienst ligt, zal het AB zorg dragen voor gepaste acties teneinde een spoedige besluitvorming ten aanzien van de uittreding te bewerkstelligen.

Indien het niet afronden van een stap aan overige oorzaken te wijten is, beslist het AB over de vervolgstappen en aan wie de kosten toegerekend dienen te worden.

 

Hoofdstuk 3 Algemene uitgangspunten berekening Frictie- en Desintegratiekosten

Paragraaf 3.1 Algemene uitgangspunten berekening Uittredingskosten

  • A.

    Frictiekosten komen volledig ten laste van de uittredende gemeente. Desintegratiekosten worden alleen in rekening gebracht als de gemeente definitief besluit tot (geheel of gedeeltelijke) Uittreding.

  • B.

    De Frictiekosten behelzen de interne en externe kosten tengevolge van het in kaart brengen van de financiële, juridische, personele en organisatorische gevolgen op basis van het voornemen tot uittreden, inclusief de eventuele kosten voor een rapport met feitelijke bevindingen door een accountant. Alleen de werkelijk gemaakte Frictiekosten worden in rekening gebracht.

  • C.

    Als basis voor de berekening van de Desintegratiekosten worden de cijfers afkomstig uit de laatste drie door de accountant van de Omgevingsdienst goedgekeurde jaarrekeningen voorafgaand aan het jaar waarin het voornemen tot (geheel of gedeeltelijke) Uittreding kenbaar werd gemaakt, gebruikt.

  • D.

    Desintegratiekosten die direct aan de uittredende gemeente kunnen worden toegerekend, komen integraal voor rekening van de uittredende gemeente voor de duur van maximaal 5 jaar (zie 3.1 sub E).

  • E.

    Desintegratiekosten die niet direct aan de uittredende gemeente kunnen worden toegerekend, zoals investeringskosten, afschrijvingskosten, kantoorhuur , salariskosten en inhuur van personeel etc. komen naar rato - dat wil zeggen op basis van de verhouding “financiële bijdrage van de uittredende gemeente aan de Omgevingsdienst per jaar ” gedeeld door “totaal aan bijdragen van de deelnemende gemeenten inclusief de uittredende Gemeente aan de Omgevingsdienst per jaar” - voor rekening van de uittredende gemeente bij algehele Uittreding. Bij gedeeltelijke Uittreding komen de Desintegratiekosten voor rekening van de uittredende gemeente naar rato van Uittreding. Hierbij worden de volgende looptijden gehanteerd waarover Desintegratiekosten (naar rato) in rekening worden gebracht:

    • Maximaal vijf jaar voor afschrijvingskosten voor materiële vaste activa en huurkosten indien het huurcontract niet tussentijds kan worden opengebroken

    • maximaal vijf jaar voor eventuele (wachtgeld)kosten van boventallige medewerkers (zie verder artikel 3.1 sub J van deze Uittredingsrichtlijn)

    • Maximaal één jaar voor inhuur van personeel. Dergelijke kosten worden alleen (naar rato) doorbelast aan de uittredende gemeente indien

    • a. de betreffende inhuurcontracten niet op de datum van (geheel of gedeeltelijke) Uittreding kunnen worden opengebroken zonder dat er hoge kosten verschuldigd zijn èn

      b. het betreffende personeel niet structureel elders binnen de Omgevingsdienst kan worden ingezet

  • F.

    De Omgevingsdienst zal zich inspannen om de Desintegratiekosten voor de (geheel of gedeeltelijke) Uittredende gemeente zo laag mogelijk te houden.

  • G.

    Eventuele investeringsplannen die zijn goedgekeurd in reeds vastgestelde begrotingen op het moment zoals bedoeld in 2.2 stap 1, worden uitgevoerd conform het investeringsplan. Deze investeringskosten worden naar rato op de wijze zoals bedoeld in 3.1 sub E als Desintegratiekosten in rekening gebracht; daarbij wordt door de Omgevingsdienst de mogelijkheid bestudeerd om de investeringen eventueel op kleinere schaal uit te voeren.

  • H.

    Zolang een gemeente nog niet definitief (geheel of gedeeltelijk) is uitgetreden met inachtneming van met artikel 2.2 stap 11, blijft de gemeente de in de dienstverleningsovereenkomst genoemde vergoeding voor het aantal Gegarandeerde Uren per jaar (volledig) verschuldigd en behoudt deze gemeente alle rechten en plichten als deelnemende gemeente aan de GR.

  • I.

    De (geheel of gedeeltelijk) uittredende gemeente is verplicht om medewerkers die op grond van de regeling werkzaam zijn ten behoeve van de uitvoering van de taken en bevoegdheden voor de betrokken gemeente en die als gevolg van de uittreding boventallig zijn geworden, over te nemen, tenzij de (geheel of gedeeltelijk) Uittredende gemeente en het AB een afwijkende regeling overeenkomen. In het geval dat het personeel door de uittredende gemeente in overleg met de Omgevingsdienst Regio Utrecht niet wordt overgenomen, is deze gehouden om de eventuele (wachtgeld)kosten van geheel of gedeeltelijk boventallige medewerkers die binnen vijf jaar na (geheel of gedeeltelijke) Uittreding mochten ontstaan tot uiterlijk 5 jaar na (geheel of gedeeltelijke) Uittreding zoals bedoeld in 2.2 stap 11 deel als onderdeel van de Uittredingskosten te vergoeden.

  • J.

    Een evenredig deel van het vreemd vermogen, inclusief eventuele toekomstige rentelasten van de Omgevingsdienst, dat is ontstaan ten tijde van de deelname van de (geheel of gedeeltelijk uittredende) gemeente aan de GR, komt ten laste van de die gemeente.

  • K.

    De Desintegratiekosten, die aldus op de wijze zoals genoemd in deze Uittredingsrichtlijn voor ieder jaar na (geheel of gedeeltelijke) Uittreding conform 2.2 stap 11 worden vastgesteld tot maximaal vijf jaar na (geheel of gedeeltelijke) Uittreding, zijn door de uittredende Gemeente verschuldigd met ingang van het jaar van (geheel of gedeeltelijke) Uittreding conform 2.2 stap 11. De Frictiekosten zijn verschuldigd als een gemeente het voornemen tot (geheel of gedeeltelijke) Uittreding kenbaar maakt aan het AB conform artikel 2.2 stap 1.

     

Paragraaf 3.2  

Indien een gemeente besluit tot (geheel of gedeeltelijke) Uittreding, worden de Uittredingskosten met inachtneming van het bepaalde in 3.1 op basis van de netto-contantewaarde berekening contant gemaakt in één bedrag en in rekening gebracht op de wijze, zoals beschreven in 2.2 sub 10. Voor het inflatiepercentage wordt gerekend met het prijsindexcijfer voor gezinsconsumpties van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

 

Voor wat betreft het discontopercentage wordt gerekend met het één maands Euribor tarief plus een opslag van 2%.

 

Hoofdstuk 4 Slotparagraaf

  • Deze Uittredingsrichtlijn treedt in werking voor onbepaalde tijd.

  • Eens in de 5 jaar of zoveel als gewenst is door het AB, zal deze Uittredingsrichtlijn geactualiseerd worden door het AB.

 

Aldus vastgesteld door het Algemeen Bestuur in zijn openbare vergadering van 27 september 2012

De voorzitter

Namens deze,

G.F. Naafs

N. Hanselaar

Secretaris

Namens deze,

Omgevingsdienst regio Utrecht

Bijlage 1 Toelichting op Uittredingsrichtlijn

Hieronder volgt een verduidelijking c.q. nadere uitleg van een aantal bepalingen en termen die genoemd zijn in de Uittredingsrichtlijn.

 

Paragraaf 2.1

Deze Uittredingsrichtlijn is van toepassing op geheel of gedeeltelijke uittreding door een gemeente uit de GR, zoals bedoeld in artikel 38 van de GR. Hiervan is sprake bij (geheel of gedeeltelijke) beëindiging van de deelname in de GR. Indien een gemeente het in de dienstverleningsovereenkomst met de Omgevingsdienst vastgelegde aantal Gegarandeerde uren per jaar met uitzondering van de uren, zoals bedoeld in artikel 8.2 van de dienstverleningsovereenkomst, wenst te verminderen met meer dan 10% en maximaal 99,99% wordt gesproken van een gedeeltelijke uittreding. Indien een gemeente de Gegarandeerde uren met 100% wenst te verminderen, is sprake van gehele Uittreding. In dat geval vervalt de dienstverleningsovereenkomst die de uittredende gemeente met de

Omgevingsdienst Regio Utrecht heeft afgesloten. Dit ligt anders bij een gedeeltelijke Uittreding; in dat geval wordt de dienstverleningsovereenkomst met in achtneming van het verminderde aantal Gegarandeerde uren gehandhaafd evenals de deelname aan de GR.

De ondergrens van 10% geeft aan dat het bij gedeeltelijke uittreding moet gaan om een substantiële urenvermindering. Op basis van de vaste jurisprudentie ten aanzien van de uittreedsom die betaald moet worden bij uittreding uit een gemeenschappelijke regeling is bepaald dat deze uittreedsom gebaseerd moet zijn op de reële schade, die concreet berekend moet worden. Met de ondergrens van 10% wordt beoogd om een substantiële urenvermindering op dezelfde manier te behandelen als een beëindiging van de deelname in de GR. Bij een vermindering van het aantal Gegarandeerde uren ≤ 10% gelden de voorwaarden die zijn opgenomen in de dienstverleningsovereenkomst. Op die situatie is deze Richtlijn dan ook niet van toepassing.

 

Paragraaf 2.2

In deze paragraaf wordt per procedurestap een indicatieve doorlooptijd aangegeven. Dit betekent echter niet dat deze termijn ook geheel afgewacht moet worden, voordat de procedure voortgezet kan worden. Bij een vlotte communicatie tussen partijen en een voortvarende aanpak, zal de procedure binnen een termijn van ca. een half jaar kunnen worden doorlopen . Een gemeente doet er verstandig aan om bij het bekendmaken van haar voornemen tot uittreden rekening te houden met het vergaderrooster van het AB. Zodra het schriftelijke voornemen tot uittreden door de Omgevingsdienst is ontvangen, zal het DB dit op de agenda van de eerstvolgende AB-vergadering zetten. Daarna volgt een periode waarin de financiële, personele en juridische gevolgen in kaart worden gebracht en het OR en het GO al dan niet in de gelegenheid worden gesteld om hun bevoegdheden uit te oefenen. Per situatie moet worden beoordeeld of sprake is van een zodanige inkrimping van de onderneming, dat OR/GO ingeschakeld moeten worden. De stappen 3 en 4 nemen tezamen een periode van minimaal 4 maanden in beslag. Vervolgens neemt het AB een besluit en maakt het AB de hoogte van de uittredingskosten bekend aan het College van de uittredende gemeente. Indien meerdere gemeenten tegelijkertijd willen uittreden, kan het AB aan een besluit tot uittreding nadere voorwaarden verbinden. Dit is bijvoorbeeld het geval als de Belastingdienst in verband met de reorganisatie een boete in rekening zou (kunnen) brengen aan de Omgevingsdienst Regio Utrecht. Voor beide stappen 5 en 6 staat een periode van ongeveer 2,5 maand. Indien mogelijk en gewenst, kan het AB in zijn besluit tot instemming met het voornemen tot uittreden onder nadere voorwaarden tevens onder voorbehoud besluiten tot aanpassing van de GR, zoals bedoeld in 2.2 stap 8. Een en ander laat onverlet dat het aan het College van de uittredende gemeente is om een besluit te nemen over uittreding – de daarmee gemoeide termijn heeft de gemeente zelf in de hand – en dat eveneens besluitvorming nodig is van de colleges van de deelnemende gemeenten met instemming van hun raad. De kennisgeving zoals genoemd in stap 9 vloeit voort uit de Wet Gemeenschappelijke Regelingen.

 

Stap 11 is in overeenstemming met artikel 38 lid 3 van de GR .

 

paragraaf 2.3

-

 

Paragraaf 2.4

-

 

Paragraaf 3.1

 

  • A.

    -

  • B.

    -

  • C.

    In het geval een gemeente geheel of gedeeltelijk uittreedt in de eerste drie jaar na inwerkingtreding van de GR worden als basis voor de berekening van de Desintegratiekosten gebruikt de door de accountant van de Milieudiensten Zuidoost Utrecht en Noord West Utrecht goedgekeurde jaarrekeningen voorafgaand aan het jaar waarin het voornemen tot (geheel of gedeeltelijke) Uittreding kenbaar werd gemaakt.

  • D.

    De periode van 5 jaar vloeit voort uit de jurisprudentie waarin is bepaald dat een dergelijke overbruggingsperiode redelijk is.

  • E.

    -

  • F.

    De Omgevingsdienst is verplicht om zich er voor in te spannen om de Uittredingskosten zo laag mogelijk te houden.

  • G.

    -

  • H.

    Tot het moment van dat de (geheel of gedeeltelijke) Uittreding definitief is, neemt de uittredende gemeente deel aan de GR. Tot aan dat moment zal de overeengekomen vergoeding voor het gegarandeerd aantal uren betaald moeten worden. Bovendien blijft de uittredende gemeente tot aan dat moment lid van AB en regievoerdersoverleg, inclusief het bijbehorende advies- en stemrecht.

  • I.

    Overname van personeel dat op grond van de regeling werkzaam is bij de Omgevingsdienst ten behoeve van de uitvoering van de taken en bevoegdheden voor de betrokken gemeente door de (geheel of gedeeltelijk) uittredende gemeente is de belangrijkste manier om de Uittredingskosten zo laag mogelijk te houden. Dit zal echter lang niet altijd, of slechts voor een gedeelte van het aantal Gegarandeerde Uren, mogelijk zijn. In zoverre door de (geheel of gedeeltelijk) uittredende gemeente geen personeel wordt overgenomen en dit personeel geheel of gedeeltelijk overtallig raakt, zullen:

    • de eventuele wachtgeldkosten die binnen vijf jaar na (geheel of gedeeltelijke) Uittreding mochten ontstaan en/of

    • de salariskosten waarvoor geen dekking meer bestaat als gevolg van de (geheel of gedeeltelijke) Uittreding tot uiterlijk 5 jaar na (geheel of gedeeltelijke) Uittreding zoals bedoeld in 2.2 stap 11 naar rato voor rekening komen van de (geheel of gedeeltelijk) uittredende gemeente. Dit betekent dus dat een uittredende gemeente die weigert om personeel dat (geheel of gedeeltelijk) overtallig raakt, over te nemen, verplicht is om de daaruit voortvloeiende (wachtgeld) kosten te betalen.

  • J.

    De rentelasten tengevolge van aangegane leningen worden naar rato doorberekend aan de uittredende gemeente. Rentelasten van reeds gedane investeringen in Activa worden buiten beschouwing gelaten in de berekening.

  • K.

    -

 

Paragraaf 3.2

Boekhoudkundig worden alle kostensoorten in kaart gebracht om de Uittredingskosten te bepalen. Dit gebeurt door in een berekening alle kostensoorten af te zetten tegen het eerste jaar van (geheel of gedeeltelijke) Uittreding en de relevante volgende jaren daarna. Zo kan de ene kostensoort tot maximaal 5 jaar in de sheet worden ingevuld, terwijl de andere kostensoort maar voor 1 jaar zal worden meegenomen. Uiteindelijk worden alle bedragen per jaar bij elkaar opgeteld en contant gemaakt naar het (voorgenomen) jaar van (geheel of gedeeltelijke) Uittreding. Het totaalbedrag aan Uittredingskosten is door de uittredende gemeente verschuldigd op het moment van (geheel of gedeeltelijke) Uittreding conform artikel 2.2 stap 11 (tenzij anders overeengekomen) en moet door de uittredende gemeente in één keer betaald worden na ontvangst van de factuur van de Omgevingsdienst op de daarin aangegeven wijze. Hierdoor kan de Omgevingsdienst kostenneutraal voor de overblijvende gemeenten blijven functioneren.