Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Omgevingsdienst regio Utrecht

Directiestatuut Omgevingsdienst regio Utrecht

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOmgevingsdienst regio Utrecht
OrganisatietypeRegionaal samenwerkingsorgaan
Officiële naam regelingDirectiestatuut Omgevingsdienst regio Utrecht
CiteertitelDirectiestatuut ODRU
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpDirectiestatuur

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 40 van de Archiefwet 1995

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-12-2015Directiestatuut

10-12-2015

bgr-2022-622

Tekst van de regeling

Intitulé

Directiestatuut Omgevingsdienst regio Utrecht

 

Inleiding

Op grond van artikel 27 lid 1 van de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst regio Utrecht(GR) heeft de Omgevingsdienst een Directeur die onder verantwoordelijkheid van het AB is belast met de leiding van de Omgevingsdienst en met de zorg voor een juiste taakvervulling door de Omgevingsdienst.

Het algemeen bestuur legt instructies van de Directeur vast in een directiestatuut op grond van artikel 27 lid 2 van de GR. Die instructies houden in dat het algemeen bestuur een aantal van zijn taken en bevoegdheden op grond van artikel 21 GR aan de Directeur op draagt, welke taken in dit directiestatuut zijn vermeld. De wettelijke grondslag hiervoor is mandaat in de zin van artikel 10:1 Algemene wet bestuursrecht (Awb), machtiging (artikel 10:12 Awb) resp. volmacht (artikel 3:60 BurgerlijkWetboek (BW)) Aan de uitoefening van die taken en bevoegdheden is een aantal in dit directiestatuut genoemde voorwaarden verbonden.

 

De Directeur is bevoegd om in naam van het algemeen bestuur:

 

  • a.

    besluiten in de zin van art. 1:3 Awb te nemen (mandaat) resp.

  • b.

    (privaatrechtelijke) rechtshandelingen te verrichten (volmacht) en

  • c.

    handelingen te verrichten die noch een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn (machtiging)

 

Behalve de taken en bevoegdheden die door het algemeen bestuur aan de Directeur worden opgedragen kunnen er ook door het dagelijks bestuur aan de directeur taken en bevoegdheden worden opgedragen. In dat geval betreft het taken die in artikel 23 GR zijn opgenomen welke bij GR dan wel krachtens de GR

d.w.z. door ondermandatering door het algemeen bestuur aan het dagelijks bestuur, zijn toebedeeld.

Dit directiestatuut heeft zowel betrekking op de taken en bevoegdheden die door het algemeen bestuur aan de directeur worden opgedragen als op de taken en bevoegdheden die door het dagelijks bestuur aan de directeur worden opgedragen dan wel ondergemandateerd.

De taak en bevoegdheden van de directeur zijn behalve in artikel 27 van de GR en in dit directiestatuut ook omschreven in de functiebeschrijving van de Directeur.

De taken en bevoegdheden in dit directiestatuut moeten worden onderscheiden van de taken en bevoegdheden die de Directeur heeft op basis van mandaat- en machtigingsbesluiten van de Colleges van Burgemeester en Wethouders en de Burgemeesters van de in de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst regio Utrechtdeelnemende gemeenten, waarin de in die besluiten vermelde bevoegdheden zijn toegekend aan de Directeur van de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst regio Utrecht. Zie artikel 18 lid 1 sub b GR waarin staat dat de uitoefening van de bij of krachtens de milieu- en omgevingswetgeving gegeven bevoegdheden per deelnemende gemeente nader worden uitgewerkt in een mandaatbesluit (van die gemeente).

 

Artikel 1. Begrippen

De in dit Directiestatuut opgenomen begrippen hebben de volgende betekenis.

 

AB: algemeen bestuur van de Omgevingsdienst regio Utrecht.

 

DB: dagelijks bestuur van de Omgevingsdienst regio Utrecht.

 

Directeur: de directeur van de Omgevingsdienst, zoals bedoeld in artikel 27 gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienstregio Utrecht.

 

GR: gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst regio Utrecht.

 

Mandaat: de bevoegdheid om in naam van het AB en/of DB besluiten als bedoeld in artikel 1:3 Awb te nemen. Met mandaat wordt in dit directiestatuut gelijkgesteld de bevoegdheid tot het verrichten van (privaatrechtelijke) rechtshandelingen (volmacht) en de bevoegdheid tot het verrichten van handelingen die noch een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn (machtiging).

 

Omgevingsdienst: Omgevingsdienst regio Utrecht.

 

Ondermandaat: de bevoegdheid van personeel van en/of lagere echelons binnen de Omgevingsdienst om namens de Directeur bevoegdheden uit te oefenen die zijn gemandateerd door het AB of het DB.

 

Artikel 2. Mandaat
  • 2.1

    Aan de Directeur worden door het AB en het DB de in de Bijlage 1 beschreven taken en de bevoegdheden in Mandaat opgedragen.

     

Artikel 3. Ondermandaat

3.1 De Directeur kan de aan hem/haar op grond van artikel 2 van dit directiestatuut opgedragen bevoegdheden schriftelijk ondermandateren aan ander personeel en/of lagere echelons binnen de Omgevingsdienst.

 

Artikel 4 Kaders Mandaat
  • 4.1

    Een door de Directeur binnen de grenzen van zijn/haar bevoegdheid genomen besluit of verrichte (privaatrechtelijke) (rechts)handeling geldt als een besluit of een (privaatrechtelijke) (rechts) handeling van het AB resp. DB. Evenzo geldt een door ondergemandateerde binnen de grenzen van zijn/haar bevoegdheid genomen besluit of verrichte (privaatrechtelijke) (rechts)handeling als een besluit of (privaatrechtelijke) (rechts) handeling van de Directeur 1 .

     

  • 4.2

    Het AB en/of DB kan de Directeur per geval of in het algemeen instructies geven ter zake van de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid. Evenzo kan de Directeur per geval of in het algemeen instructies geven ter uitoefening van de ondergemandateerde bevoegdheid.

 

Artikel 5. Informatieplicht

5.1 De Directeur verschaft het AB en/of DB gevraagd of ongevraagd informatie over de uitvoering van de aan hem/haar opgedragen taken.

 

  • 22.

    Het doen van voorstellen aan het DB in de gevallen dat gewenst wordt om van regelingen af te wijken. Deze voorstellen worden voorzien van advies van personeelszaken aan het DB gezonden.

 

Financieel beleid:

  • 23.

    Opstellen en door het AB laten vaststellen van (meerjaren)begrotingen en jaarrekeningen. Binnen de financiële ruimte van de begroting van het lopende dienstjaar flexibel met begrotingsposten omgaan (heralloceren van middelen).

  • 24.

    Regelen van begrotingsbeheer en budgetbeheer van de dienst, rekening houdend met de daarvoor van toepassing zijnde richtlijnen en gericht op het realiseren van het voor het betreffende jaar vastgestelde beleid en/of activiteiten.

  • 25.

    Aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven binnen de daarvoor door het AB vastgestelde begroting, begrotingspost en/of budgetten.

  • 26.

    Doen verkrijgen van subsidies voor door de dienst te realiseren activiteiten.

  • 27.

    Doorberekenen van kosten aan derden met inachtneming van de eventueel daarvoor vastgestelde richtlijnen en tarieven.

 

Beleid inzake de uitoefening van de aan de Omgevingsdienst opgedragen taken:

 

  • 28.

    Het sluiten en uitvoeren van overeenkomsten inzake de levering van diensten door de Omgevingsdienst aan gemeenten zoals bedoeld in artikel 19 lid 1 GR en anderen, of door derden, voor zover deze verband houden met de taken van de Omgevingsdienst als bedoeld in artikel 18 van de GR en binnen de vastgestelde begrotingen passen.

  • 29.

    Doen opstellen van (meerjaren)beleid ten aanzien van door de Omgevingsdienst te (gaan) verrichten activiteiten voor de bij de regio aangesloten gemeenten c.a. en door het AB laten vaststellen van dit beleid, alsmede de richtlijnen ter uitvoering van beleid.

  • 30.

    Doen van voorstellen aan het AB tot wijziging of aanvulling van beleid, of het nemen van maatregelen

  • 31.

    Het nemen van al die besluiten die noodzakelijk zijn ter realisering of uitvoering van door het AB vastgesteld beleid, regelingen of reglementen of andere besluiten die ter uitvoering zijn opgedragen aan de directeur.

  • 32.

    Het nemen van een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb op grond van een WOB-verzoek.

  • 33.

    Het ambtelijk vertegenwoordigen van de Omgevingsdienst naar derden, zowel persoonlijk als schriftelijk met uitzondering van het voeren van rechtsgedingen zoals bedoeld in artikel 23 sub g waartoe het dagelijks bestuur bevoegd is, tenzij de voorzitter van het dagelijks bestuur aan de directeur opdraagt om de Omgevingsdienst in en buiten rechte te vertegenwoordigen, zoals bedoeld in artikel 25 lid 1 sub b GR.

Bijlage 1 bij het directiestatuut

Tot de taken en bevoegdheden van de Directeur behoren:

 

het organisatiebeleid:

  • 1.

    Doen van voorstellen aan het AB ten aanzien van de doelstelling van de Omgevingsdienst en de wijze van realisering daarvan.

  • 2.

    Doen van voorstellen aan het AB ten aanzien van de globale organisatie van de Omgevingsdienst.

  • 3.

    Vaststellen van taakstellingen van teams binnen de financiële kaders van de Omgevingsdienst, inclusief de formatie.

  • 4.

    Binnen de globaal vastgestelde organisatie zo effectief en efficiënt mogelijk organiseren van de werkzaamheden.

  • 5.

    Vaststellen van functies welke worden vervuld binnen de organisatie van de Omgevingsdienst.

  • 6.

    Vaststellen van functie-eisen voor de te vervullen functies.

  • 7.

    Vaststellen welke functies in deeltijd kunnen worden verricht binnen de dienst, alsmede het toestaan van deeltijdarbeid.

  • 8.

    Laten uitbrengen van adviezen door Personeel en Organisatie door het aanbieden van organisatie- en functiebeschrijvingen en het laten vaststellen van de functieniveaus door het DB.

  • 9.

    Opstellen en binnen begroting realiseren van activiteitenplannen.

  • 10.

    Opstellen en binnen begroting realiseren van informatie- en automatiseringsplannen.

  • 11.

    Zodanig beheer van formatieplaatsen van de Omgevingsdienst, op basis van de jaarlijks door het AB via de begroting vastgestelde formatie en daarbij behorende personeelskosten (eventueel inclusief nagestreefde bezuinigingen), dat de werkzaamheden zo optimaal mogelijk worden gerealiseerd.

  • 12.

    Aantrekken van tijdelijk personeel, voor zover de daartoe aan de Omgevingsdienst verstrekte budgetten, alsmede de middelen verkregen uit ad hoc opdrachten dan wel de formatiekosten, dit mogelijk maken (tijdelijk extra personeel, vervanging langdurig zieken, uitzendkrachten e.d.).

 

het personeelsbeleid:

  • 13.

    Het vrijgeven van vacatures binnen de Omgevingsdienst voor zover dit past binnen een verantwoorde bedrijfsvoering.

  • 14.

    De aanstelling of benoeming, schorsing en het ontslag van personeel dat in dienst is bij de Omgevingsdienst, met inachtneming van de door het AB of DB 1  op grond van artikel 28 GR vastgestelde rechtspositie- en arbeidsvoorwaardenregeling.

     

  • 15.

    Zo ook de plaatsing en verplaatsing van personeel.

  • 16.

    Het leidinggeven aan en aansturen van het personeel.

  • 17.

    Het opstellen van een opleidingsplan voor de Omgevingsdienst en het regelen van collectieve opleidingsactiviteiten, dan wel individuele opleidingsactiviteiten, voor zover de daartoe vastgestelde budgetten van de dienst mogelijkheden bieden.

  • 18.

    Het nemen van maatregelen opdat het werkoverleg binnen de Omgevingsdienst goed geregeld is, de informatievoorzieningen samenwerking zich zo optimaal mogelijk voltrekt.

  • 19.

    Het overleggen met de Ondernemingsraad en het Georganiseerd Overleg en het nemen van beslissingen de Omgevingsdienst betreffend.

  • 20.

    Het binnen de Omgevingsdienst toepassen van arbeidsvoorwaarden, voor zover de CAR/UWO, dit directiestatuut, of de door het AB en DB vastgestelde regelingen dit opdragen aan de Directeur.

  • 21.

    Het doen van personele uitgaven, dan wel het aangaan van personele verplichtingen, voor zover deze voortvloeien uit de vastgestelde budgetten en de taken die in dit directiestatuut aan de Directeur zijn opgedragen.

 

Artikel 6. Ondertekening
  • 6.1

    Indien door de Directeur in het kader van de aan hem/haar in Mandaat opgedragen taken en bevoegdheden een besluit wordt genomen bij of krachtens artikel 2 luidt de ondertekening: 'Namens het algemeen bestuur', respectievelijk 'Namens het dagelijks bestuur' gevolgd door 'directeur' en de naam en handtekening van de Directeur. In geval van ondermandaat (artikel 3) wordt na 'Directeur' ingevoegd 'namens deze' gevolgd door de handtekening en de naam van de functionaris.

 

Artikel 7. Slotbepalingen
  • 7.1

    Dit directiestatuut treedt in werking met ingang van de dag waarop dit is bekendgemaakt.

  • 7.2

    Dit directiestatuut wordt aangehaald als 'Directiestatuut Omgevingsdienst regio Utrecht'.

     

     

    Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur op 10 december 2015,

 

J. Post

Secretaris

 

G. F. Naafs

Voorzitter


1

Dit impliceert dat het A B respectievelijk DB dus niet achteraf hoeft in te stemmen met de door de Directeur krachtens het directiestatuut genomen besluiten en/of verrichte (rechts)handelingen

1

Per 10 juli 2015 is in verband met de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen de GR gewijzigd. Tot 10 juli 2015 stelde het AB personele regelingen, waaronder de rechtspositie- en arbeidsvoorwaardenregeting, vast. Met ingang van 10 juli 2015 is dit een bevoegdheid van het DB.