Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Midden-Drenthe

Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Midden-Drenthe 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMidden-Drenthe
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Jeugdhulp gemeente Midden-Drenthe 2022
CiteertitelBeleidsregels jeugdhulp gemeente Midden-Drenthe 2022
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-06-2022nieuwe regeling

17-05-2022

gmb-2022-267341

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Midden-Drenthe 2022

 

Burgemeester en wethouders van Midden-Drenthe,

 

gelet op:

  • artikel 4:81 lid 1 Algemene wet bestuursrecht;

  • de aan het college toekomende bevoegdheden op grond van de Jeugdwet en de Verordening Jeugdhulp Midden-Drenthe 2020;

 

overwegende:

  • dat de Jeugdwet aan het college bevoegdheden en opdrachten geeft tot het helpen en ondersteuning bieden bij opgroei- en opvoedingsvragen en het coördineren en bieden van zorg door het verlenen van jeugdhulp en zo nodig het verstrekken van individuele voorzieningen;

  • dat de Verordening Jeugdhulp Midden-Drenthe 2020 in uitwerking van de wet deze bevoegdheden verder gestalte geeft, zoveel mogelijke afgestemd op de lokale omstandigheden;

  • dat deze taken en bevoegdheden worden uitgeoefend in het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG), en dat medewerkers van het CJG hiervoor zijn gemandateerd;

  • dat met het oog op de juiste uitvoering van de wet en de verordening het wenselijk is enige beleidsregels vast te stellen aangaande deze bevoegdheden;

  • dat de vorm van deze beleidsregels zo kort mogelijk moet zijn, zodat duidelijk is wat de regel is, en deze ook in rechte stand houdt;

  • dat de regels voorzien worden van een toelichting waarin de regels worden geplaatst in het licht van de praktijk, en waaruit ook de werkwijze van het CJG spreekt, namelijk het zoveel mogelijk ondersteuning bieden van ouders en jeugdigen bij vragen en in het zelf oplossen van ondervonden problematiek, zo nodig gesteund door algemene voorzieningen, teneinde de jeugdige in zijn gezin zoveel mogelijk onbezorgd te laten opgroeien;

  • dat de medewerkers van het CJG, uitgaande van hun ervaring en kunde vrij moeten zijn in het beoordelen van wat in de situatie van de jeugdige en zijn naaste omgeving benodigd is, binnen de regels van de wet, de verordening en de jurisprudentie.

  • dat het daarbij te leveren maatwerk zich niet verdraagt met inhoudelijke beperkingen door beleidsregels, waardoor deze beleidsregels beperkt kunnen blijven tot het hoogst noodzakelijke.

 

besluiten:

vast te stellen de volgende beleidsregels:

 

Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Midden-Drenthe 2022

 

 

Artikel 1 De aanvraag van een individuele voorziening (artikel 9 Verordening)

  • 1.

    De aanvraag geschiedt zo mogelijk schriftelijk.

  • 2.

    Een mondelinge aanvraag is gedaan op het moment van de schriftelijke bevestiging van de ontvangst van de aanvraag.

 

Artikel 2 De beschikking (artikel 11 Verordening)

  • 1.

    Ten behoeve van de verlening van zorg in natura wordt in de beschikking het resultaat vermeld zoals die van toepassing is op de voorziening volgens de meest recente versie van de “Handreiking Resultaatgericht Indiceren” van de NMD gemeenten.

  • 2.

    In de beschikking wordt zo specifiek mogelijk omschreven wat de cliënt aan hulp kan verwachten.

  • 3.

    In de beschikking waarin een pgb wordt toegekend, wordt het doel van het pgb gespecificeerd en wordt het pgb in uren toegekend.

 

Artikel 3 Vereisten aan de overeenkomst met een zorgaanbieder (art. 14 lid 7 Verordening)

In de overeenkomst met een professionele zorgaanbieder wordt bepaald dat de klachtenregeling van deze aanbieder van toepassing is.

 

Artikel 4 pgb als financiering (art. 14 lid 1 e.v. verordening)

  • 1.

    Als cliënt aangeeft dat deze een voorkeur heeft voor de verstrekking van een pgb wordt onderzocht wat in het belang van de jeugdige en in zijn situatie de meest passende voorziening is, en of pgb daarvan de meest passende vorm van financiering is.

  • 2.

    In het onderzoek wordt meegewogen wat de betekenis is van de verantwoordelijkheden en taken die verbonden zijn aan het budgethouderschap voor de balans tussen draaglast en draagkracht in het gezin.

 

Artikel 5 Toetsing kwaliteit pgb zorgverlener vooraf (art 11 lid 3, 14 lid 8 en lid 10 verordening)

  • 1.

    Tijdens het onderzoek wordt met de cliënt besproken welke kwaliteitseisen aan de aanbieder van zorg worden gesteld.

  • 2.

    Bij de toetsing of de met een pgb in te schakelen zorg, zowel die betrokken wordt van professionele aanbieders, als die uit het sociale netwerk, veilig, doeltreffend en cliëntgericht zal worden verstrekt, gebruikt het college de bijlage (Kwaliteitskader Jeugdwet en Wmo NMD).

  • 3.

    Bij de toetsing of de met het pgb in te kopen zorg veilig, doeltreffend en cliëntgericht zal worden verstrekt, beoordeelt het college aan de hand van de bijlage (Kwaliteitskader Jeugdwet en Wmo NMD) ten minste of bij de zorgaanbieder aanwezig is:

  • een personeelsbestand met een voldoende opleidingsniveau voor de uit te voeren zorg;

  • een kwaliteitskeurmerk, passend bij de schaal van de onderneming;

  • de mogelijkheid voor cliënt om gebruik te maken van een onafhankelijke klachtencommissie;

  • een recente verklaring omtrent het gedrag voor de ondernemer;

  • recente verklaringen omtrent het gedrag van ieder die cliëntcontact kan hebben met cliënt, specifiek voor de uit te voeren zorgtaken.

  • 4.

    De cliënt zorgt ervoor dat de voor de toetsing benodigde stukken voor het college beschikbaar zijn.

 

Artikel 6 Evaluatie van zorg (art 18c Verordening)

  • 1.

    Met de jeugdige en zijn ouders wordt de gegeven zorg geëvalueerd. Bij de evaluatie wordt tenminste meegenomen:

  • of de zorg subjectief aansluit bij de behoefte van cliënt;

  • of de zorg adequaat is gelet op de te bereiken doelen;

  • of er nieuwe feiten en omstandigheden zijn die vragen om bijstelling van zorg

  • of er andere redenen zijn om de voorziening aan te passen;

  • of de zorg anderszins doelmatig is.

  • 2.

    De kwaliteit van de met het toegekende persoonsgebonden budget ingekochte zorg wordt gemonitord aan de hand van de bijlage (Kwaliteitskader Jeugdwet en Wmo NMD (Drents Kwaliteitskader).

 

Artikel 7 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking de dag na de bekendmaking ervan.

 

 

 

datum: 17 mei 2022

de secretaris de burgemeester

M. Hacking C. Bijl

Toelichting

 

Toelichting Algemeen

 

duiding en vorm

Deze beleidsregels zijn een uitwerking van de bevoegdheden die aan het college zijn gegeven in de Jeugdwet en de Verordening Jeugdhulp Midden-Drenthe 2020.

 

Uit de jurisprudentie blijkt dat als een beleidsregel wordt gebruikt om een aanvraag af te wijzen of op een bepaalde manier te behandelen, de regel duidelijk moet zijn. Om deze reden is gekozen deze beleidsregels niet verhalenderwijs of instructiegewijs op te schrijven maar artikelsgewijs, met een toelichting over de werking van de regels in de praktijk.

 

Waar in deze toelichting over ouders wordt geschreven, wordt daaronder ook verstaan degenen die de zorg hebben voor de jeugdige (ouders in de zin van de Jeugdwet en pleegouders).

 

ruimte

Om het doel van de Jeugdwet zoveel mogelijk te realiseren is in deze beleidsregels van een inhoudelijke invulling van de bevoegdheden zoveel mogelijk afgezien. Inhoudelijke beleidskeuzes kunnen in bepaalde situaties knellen en het bereiken van een oplossing in de weg zetten. Alleen daar waar een nadere invulling van de verordening nodig is voor wat betreft bijvoorbeeld het onderzoek, de beschikking en kwaliteit, zijn regels gesteld.

 

Voor de uitvoering van de Jeugdwet is het dan ook zaak om de ruimte te gebruiken die door de wet, de verordening, de beleidsregels en de jurisprudentie wordt geboden. Waar in de uitvoering behoefte is aan houvast in deze ruimte kan gebruik worden gemaakt van:

  • 1.

    de in het vak gebruikelijke richtlijnen en methodieken;

  • 2.

    bronnen, zoals de toelichtingen op de wet en de verordening;

  • 3.

    jurisprudentie;

  • 4.

    handboeken en

  • 5.

    kennisbanken en adviesorganen zoals Schulinck.

 

Het spreekt vanzelf dat intercollegiaal overleg, intervisie en casusoverleg hierbij een grote rol speelt.

 

maatwerk

De Jeugdwet geeft de opdracht om in die ruimte maatwerk te verrichten. Dit begint bij het duidelijk krijgen van de hulpvraag van de cliënt, en vervolgens het duiden van de onderliggende ondersteuningsbehoefte. Het maatwerk heeft niet de inzet van jeugdhulp tot doel, maar het samen met de ouders en de jeugdige zoeken naar wegen om een gezin te zijn waarin de jeugdige gezond en veilig kan opgroeien, en waarbij de eventuele beperkingen van de jeugdige een plek kunnen hebben.

 

Het antwoord zal zo goed mogelijk aansluiten op de persoonlijke situatie van de jeugdige. Het maakt daarbij niet uit of het antwoord een verwijzing naar bijvoorbeeld maatschappelijk werk is, of het treffen van een uitgebreide individuele voorziening.

 

Om het antwoord op de hulpvraag te kunnen geven zal de medewerker van het CJG samen met de jeugdige, zijn ouders, zijn naasten en eventuele ondersteuners, een zo volledig mogelijk beeld proberen te krijgen van de opgroei- en opvoedingssituatie, de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend van de jeugdige en zijn ouders. Pas als dat beeld duidelijk is, is het mogelijk te bepalen welke jeugdhulp gegeven kan worden.

 

rol van de ouders/ verzorgers

Ouders worden in het onderzoek naar de eigen mogelijkheden (eigen kracht) en het eigen probleemoplossend vermogen gevraagd te omschrijven wat zij doen, en hoe zij het probleem kunnen oplossen, eventueel met hulp van naasten. De ouder is primair verantwoordelijk, hoe moeilijk dat soms ook is in de gegeven omstandigheden. Individuele voorzieningen zijn pas aan de orde als de problemen naar het oordeel van de CJG-medewerker boven de eigen kracht en het eigen probleemoplossend vermogen uitgaan.

 

De criteria daarbij zijn de balans tussen draagkracht en draaglast van het gezin en de vraag welke situatie wenselijk is voor de jeugdige. De jeugdwet verwacht van de ouder dat deze - binnen de eigen mogelijkheden - het belang van de jeugdige vooropstelt. Een individuele voorziening kan ook worden ingezet om die balans te versterken.

 

De balans tussen draagkracht en draaglast kan door de inzet van jeugdhulp direct bereikt worden of in stappen. Door tussentijdse evaluatie en het maken van afspraken wordt dan stapsgewijs een voor de jeugdige en ouders wenselijke en bestendige situatie bereikt. De rol van het gezin is daarin zo groot mogelijk.

 

verslag / hulpverleningsplan

De beschrijving van de situatie zoals de cliënt dat aangeeft en zoals dat wordt geconstateerd door de consulent en eventuele deskundigen, samen met de argumenten van de cliënt waarom iets wel of niet kan, en de behoefte, wordt vastgelegd in het verslag (artikel 8 Verordening). Het verslag is de basis voor de aanvraag en voor het verlenen van een individuele voorziening.

In de verordening wordt het verslag aangeduid als hulpverleningsplan. Ook aanbieders werken met een hulpverleningsplan waarin de te leveren jeugdhulp is beschreven. Als dat laatste het geval is, maken beide plannen deel uit van de beschikking.

 

Artikelsgewijze Toelichting

 

Artikel 1 De aanvraag voor een individuele voorziening

De Verordening Jeugdhulp kent in artikel 9 een aanvraagprocedure die sterk afwijkt van de normale aanvraagprocedure in de Algemene wet bestuursrecht. De Verordening Jeugdhulp spreekt eerst van een melding. Van een melding is sprake als de cliënt een hulpvraag heeft gesteld die aanleiding geeft tot een onderzoek. Pas na afloop van het onderzoek kan een aanvraag worden ingediend.

 

De aanvraag is daarmee in essentie het aanvragen van de individuele voorziening zoals dat in het onderzoek als passend en gewenst is vastgesteld. Om een beschikking te kunnen nemen is wel een aanvraag nodig. In het eerste lid is daarom bepaald dat de aanvraag bij voorkeur schriftelijk is (per brief of per mail).

 

In de verordening is het zo geregeld dat een door cliënt ondertekend verslag van het onderzoek als aanvraag wordt beschouwd (artikel 9 lid 2). Als de ondertekening ontbreekt is er geen aanvraag.

 

In de praktijk komt het voor dat het onderzoek snel gereed is. Het is vanuit efficiëntieoverwegingen en klantvriendelijkheid dan ook wenselijk dat een cliënt mondeling de aanvraag kan doen. In het tweede lid is daarom opgenomen dat een mondelinge aanvraag is gedaan op het moment dat de ontvangst van de mondelinge aanvraag schriftelijk (per mail) wordt bevestigd door het CJG.

 

De aanvraag kan inhoudelijk wel afwijken van de uitkomsten van het onderzoek. Als een aanvraag wordt gedaan die afwijkt van hetgeen in het verslag staat, ligt het voor de hand de afwijking (goed gemotiveerd) af te wijzen op grond van de constateringen in het onderzoek.

 

Artikel 2 De beschikking

De individuele voorziening die wordt omschreven in de beschikking moet zo duidelijk zijn, dat de cliënt zo veel mogelijk weet wat hij kan verwachten: welke zorg kan hij gedurende welke termijn verwachten, eventueel in overleg met de zorgaanbieder. De individuele voorzieningen in natura zijn voor het grootste gedeelte samen met een aantal buurgemeenten ingekocht (Aa en Hunze, Assen, Noordenveld en Tynaarlo). In de contracten met de zorgaanbieders is de afwikkeling van de zorg en de verantwoording in “resultaten” afgesproken. Met het oog op die (financiële) afwikkeling is het belangrijk dat naast de uiteindelijke omschrijving van de individuele voorziening ook het resultaat wordt genoemd in de beschikking.

 

Artikel 3 Vereisten aan de overeenkomst

Het deelnemen aan een klachtenregeling is een verplicht onderdeel waaraan het college toetst Door deze regel wordt de handhaafbaarheid van deze regel geborgd. In de standaard SVB-contracten is dit niet opgenomen. Het is logisch dat, als dit al niet in de algemene informatie is opgenomen, de medewerker van het CJG de cliënt hierop wijst.

 

Artikel 4 pgb als financiering

Als jeugdhulp nodig blijkt te zijn, kan in de omstandigheden het verlenen van een pgb de meest passende vorm van financiering zijn. Dat kan het geval zijn bij zorg die niet of moeilijk binnen zorg in natura is te realiseren, zoals moeilijk planbare zorg of persoonlijke kenmerken van de Jeugdige.

 

De cliënt kan met een pgb de benodigde zorg of voorzieningen inkopen van een derde. Dit geschiedt door het sluiten van een overeenkomst. De cliënt wordt daarmee partij in een privaatrechtelijke overeenkomst (van opdracht of van dienstverlening), met alle risico’s en verantwoordelijkheden van dien. De cliënt is vanuit de overeenkomst zelf aansprakelijk en verantwoordelijk.

 

In artikel 14 van de Verordening Jeugdhulp 2020 zijn daarom een aantal vereisten opgenomen waaraan een ouder minimaal moet voldoen wil pgb verleend kunnen worden. Het eventueel moeten voldoen aan deze vereisten wordt meegenomen in de beoordeling van de balans tussen draagkracht en draaglast.

 

Als de medewerker van oordeel is dat cliënt niet voldoende pgb-vaardigheid heeft, of kan organiseren, dan kan in algemene zin geen pgb worden verstrekt, alleen zorg in natura. Als echter in een bepaalde situatie pgb de vorm van financiering is die het beste aansluit op de zorgvraag, en het gezin de taken die behoren bij het beheer van de PGB niet zelfstandig kan uitvoeren, gezien de balans draagkracht-draaglast, ligt het in de rede te onderzoeken of het beheer van de PGB door een derde van buiten het gezin kan worden uitgevoerd.

 

Artikel 5 Toetsing kwaliteitseisen pgb zorgverlener vooraf

Naast de algemene verantwoordelijkheid van de pgb-houder als partij in een zorgovereenkomst, is het college verantwoordelijk voor de zorgverlening algemeen: de doelmatigheid en de kwaliteit van de zorg (art 2.6 lid 1 onder a Jeugdwet). Dat geldt dus ook voor de met pgb ingekochte zorg, ongeacht of de pgb is verleend door een CJG-medewerker of door een gecertificeerde instelling (GI).

 

In het slot van de onderzoeksfase, als duidelijk is dat pgb de juiste vorm is van financiering, zal de CJG-medewerker of de gecertificeerde instelling daarom samen met de cliënt en de aanbieder de kwaliteit en de doelmatigheid van de met de pgb in te zetten zorg bespreken: wat kan de aanbieder betekenen in de zorg voor de cliënt, en is de aangeboden zorg veilig, doelmatig en cliëntgericht.

 

Voorop staat echter dat de cliënt verantwoordelijk is voor de besteding van het pgb en de inschakeling van een zorgaanbieder. De cliënt moet ook aantonen dat de zorgverlener van zijn keuze zorg van voldoende kwaliteit kan leveren en dat deze zorg aansluit op zijn zorgbehoefte.

 

Duidelijkheid over welke kwaliteit de zorg moet hebben is er pas, als bepaald is welke zorg nodig is in de situatie van de cliënt. Het is voor de CJG-medewerker zaak om dan inzichtelijk te hebben welke eisen er zijn voor levering van die specifieke zorg.

 

De eisen zijn divers. Om te zorgen dat de zorg veilig, doeltreffend en cliëntgericht wordt geleverd zijn in het “Kwaliteitskader Jeugdwet en Wmo NMD (Drents Kwaliteitskader) diverse eisen verwoord. Dit document is in de eerste plaats bedoeld als document voor de aanbesteding van aanbieders van zorg in natura, maar de in het document vervatte vereisten zijn ook leidend bij de beoordeling van de geschiktheid van de zorgaanbieders die met een pgb ingekochte zorg leveren, en de zorgverleners die uit het sociaal netwerkvan cliënt komen. Dat het Drents Kwaliteitskader geschikt is als toetsingskader van de kwaliteit, blijkt uit de uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland van 28 januari 2021 inzake Huize Marjo (RNN nr. LEE 19/2851WMO). Deze uitspraak heeft ook betrekking op de Jeugdwet.

 

Bij dienstverlening (zorgverlening) is naast de eisen die aan de organisatie en de ondernemer moeten worden gesteld, de kwaliteit van de persoon die de zorg daadwerkelijk verleent van belang: die moet over de nodige diploma’s beschikken, integer en klantvriendelijk zijn, en opgeleid zijn in allerlei secundaire voorwaarden als veiligheid en herkenning van symptomen (signaleringsfunctie). Voor zover van toepassing moet deze ook de juiste faciliteiten, apparatuur, instrumenten en spullen kunnen gebruiken en daar ook over kunnen beschikken.

het sociale netwerk

Voor de zorgverleners uit het sociale netwerk van cliënt, gelden de inhoudelijke eisen zoals die worden gesteld aan de verlening van de zorg. Als er opleidingseisen gelden voor het verrichten van bepaalde vormen van jeugdhulp, gelden die ook voor zorgverleners uit het sociale netwerk van de jeugdige of de ouders. Voor het beoordelen van de kwaliteit van de door de het sociale netwerk te betrekken zorg kan gebruik gemaakt worden van het Drents Kwaliteitskader. Bij de toets kan ook gekeken worden naar de andere kwaliteitseisen van het Drents Kwaliteitskader, voor zover deze toepasselijk zijn, waaronder de in dit artikel genoemde eisen, bijvoorbeeld de toepasselijke vog en een Kiwa-keurmerk, als de zorgverlener ook zzp-er is.

professionele zorgaanbieders

Voor de professionele zorgaanbieders zijn in dit artikel de minimumvereisten neergezet waaraan bij de aanvraag wordt getoetst. Het opleidingsniveau van het personeelsbestand waarborgt een doelmatige en doeltreffende zorg. Van de cliënt wordt verwacht dat deze de aanbieder vraagt naar een lijst met functies van de personeelsleden en de bijbehorende opleidingsniveau. Het college kan dat dan beoordelen. Het kwaliteitskeurmerk, zoals het Kiwa keurmerk voor zzp-ers borgt dat een bepaalde kwaliteit wordt behaald en dat integriteitsprocessen in werking zijn. De aansluiting van de ondernemer bij een klachtencommissie zorgt voor cliëntgerichtheid. De verklaringen omtrent het gedrag van de ondernemer en degenen met wie cliëntcontact is, borgen zoveel mogelijk de veiligheid. Het spreekt voor zich dat de verklaringen omtrent het gedrag zijn afgestemd op de zorgtaak. Het is de zorg van de cliënt dat het CJG deze gegevens krijgt.

 

Gedurende de gehele periode van zorgverlening zullen de professionele zorgaanbieders moeten voldoen aan de kwaliteitseisen. Voor de toetsing wordt volgens de Verordening het Drents Kwaliteitskader gebruikt.

 

De kwaliteitscriteria zijn niet uitputtend opgenomen in de beleidsregels, omdat ze per voorziening worden bepaald en afhankelijk zijn van de noodzakelijke voorziening en de omvang van het bedrijf waar de zorg wordt ingekocht. Het is uiteindelijk aan de CJG-medewerker of de GI te bepalen welke eisen bij de beoordeling in de onderzoeksfase gesteld worden, en welke eisen bij eventuele handhaving: het gaat erom dat de zorg veilig, doeltreffend en cliëntvriendelijk wordt uitgevoerd.

 

Artikel 6 Evaluatie van met pgb ingekochte zorg

Dit artikel spreekt voor zich. Het college evalueert regelmatig de doelmatigheid en de kwaliteit van de met het pgb ingekochte zorg. Ook hierbij wordt het Drents Kwaliteitskader gehanteerd. Evaluatie heeft tot doel de vinger aan de pols te houden of voorziening gelet op de persoon van de cliënt nog adequaat is, of de verleende zorg van voldoende kwaliteit is (veilig, doelmatig en cliëntgericht) en of de zorgverlener zelf verbeteringen kan doorvoeren.

 

Artikel 7

Dit artikel spreekt voor zich.